Verslag vergadering Commissie voor Brussel en de Vlaamse Rand
Verslag
De heer Doomst heeft het woord.
Minister, ik stel deze vraag niet om het te hebben over uw sinterklaasgehalte of om u de zwartepiet door te schuiven. We zijn er wel van overtuigd dat voor het succes van de vernederlandsing van de Rand een aantal methodieken en voorwaarden belangrijk zijn om het beste resultaat te behalen. Vooral lokale initiatieven, dicht bij de mensen en kleinschalig, zijn de beste garantie om de vernederlandsing zo goed mogelijk over te brengen bij het doelpubliek.
In uw beleidsnota stelt u dat u van de kleinere kruimels af wilt en liever dikke boterhammen hebt waar een dikke beet in kan worden gegeven. Het actieve seizoen is in zicht en wordt voelbaar. Sommige kleinere initiatieven hebben nog geen reactie gekregen dat ze kunnen doorgaan. Welke criteria hanteert u voor de subsidieverlening voor dergelijke initiatieven die het Vlaams karakter in de Rand versterken? Hebt u overlegd met vzw ‘de Rand’, de provincie en gemeentebesturen? In hoeverre past dit in een ruim onthaalbeleid? Het moet meer zijn dan alleen maar documenten en brochures toesturen. Het moet een heel ruim pakkend onthaalbeleid zijn. Welke subsidies zijn er al voor 2015 toegestaan? Welke zijn nog hangende en welke zullen niet meer worden gehonoreerd?
Minister Weyts heeft het woord.
Het Vlaams Randbeleid is gefocust op het versterken van het Vlaams karakter van de Rand. De leefbaarheid en de levenskwaliteit moeten er worden bevorderd en we moeten proberen anderstaligen maximaal te betrekken bij het lokale gemeenschapsleven en het sociaal-cultureel leven. In dat opzicht is er een subsidiesysteem ontwikkeld in de loop der jaren, waarbij is getracht ondersteuning te geven aan verschillende lokale initiatieven. Wat dat betreft, zijn er bemerkingen gekomen vanuit het Rekenhof, dat vond dat het te veel ad random gebeurde en dat het een te ruime appreciatiebevoegdheid was die scherper moest worden afgelijnd.
We willen met zijn allen een zo adequaat mogelijke en gerichte inzet van de schaarse middelen realiseren. Ik wil een scherpere aflijning en de voorwaarden iets doelgerichter formuleren. Uiteindelijk kunnen er – zoals het Rekenhof heeft gedaan bij bepaalde subsidies – vragen worden gesteld bij wat versterkend is voor het Vlaams karakter van de Rand aan een subsidie voor een fuif die anders ook zou doorgaan, aan een subsidie voor een bierbrouwcursus en dergelijke. Heel wat van die activiteiten zouden zonder subsidie ook doorgaan. De administratie wordt enkel aangesproken om een extra subsidietje en middelen te krijgen. Dat moet niet in eerste instantie de bedoeling zijn. We moeten gerichter trachten te werken.
Anderzijds heb ik alle begrip voor de continuïteit. Het klopt dat de aanvragen die tot op heden voor 2015 zijn ingediend, tot voor kort nog geen uitsluitsel hadden gekregen. In functie van de continuïteit wil ik dat er snel een antwoord komt. Daarom heb ik in afwachting van de nieuw aangepaste richtlijnen besloten om alle ontvankelijke aanvragen die tot en met 30 juni werden of worden ingediend bij de administratie, te behandelen volgens de huidige richtlijnen. Ik heb wel de ambitie om in de toekomst meer te focussen en iets selectiever te zijn, net in functie van de oorspronkelijke doelstelling, namelijk de meest efficiënte en effectieve initiatieven ondersteunen ten voordele van het Vlaams karakter van de Rand.
De criteria die tot op vandaag gehanteerd worden, zijn: het initiatief moet plaatsvinden in een van de negentien gemeenten van de Vlaamse Rand, het bevordert de Vlaamse uitstraling in de Rand, het bevordert het gebruik van het Nederlands, het Nederlands is de voertaal, het staat open voor iedereen en bij de promotie en informatie wordt ook het logo van de Vlaamse overheid gebruikt. Dat is onze halve leeuw, de gestileerde leeuw. Ik vind het trouwens een heel mooi logo, veel beter dan het oude.
Die voorwaarden bieden veel ruimte en het resultaat is een lijst van gesubsidieerde initiatieven die onder vuur kwam te liggen, ook door het Rekenhof, vanwege de al te ruime appreciatiebevoegdheid. Er werden ook vragen gesteld bij de effectiviteit en efficiëntie van de ondersteuning. Ik wil daar iets strenger en selectiever in zijn, net om ervoor te zorgen dat we maximaal effect kunnen realiseren met de beperkte middelen die ons eigen zijn.
De heer Doomst heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
We moeten rekening houden met het Rekenhof, maar we moeten onze berekening toch maken in functie van datgene wat we met die projecten bedoelen. Een cursus bier brouwen en een fuif organiseren, zijn niet de prioriteit. Het zou wel eens nuttig zijn om af te wegen welke de criteria zijn waarop we ons baseren. Om te beginnen, lijken ze me lokaal te moeten zijn – zo dicht mogelijk bij de mensen – en voor mij mag het wel kleinschalig zijn. We moeten ook durven te evalueren wat er de vorige jaren is gebeurd. We moeten niet bang zijn om daar een duidelijke evaluatie van te maken. Voor de mensen op het terrein is het heel belangrijk om te weten welke de criteria zijn. Het is een debat waard in de commissie om te weten waaraan het zal worden getoetst en waar wij zullen op inzetten, rekening houdend met de beperkte middelen. Kleinschaligheid op het terrein, dicht bij de realiteit, zou dan een heel belangrijke factor zijn.
Ik vind het de moeite waard om er in deze commissie eens een discussie over te hebben.
Mevrouw Maes heeft het woord.
Minister, wij delen uw visie dat de middelen zo efficiënt mogelijk moeten worden ingezet. Hebt u al een timing wanneer u dat naar voren zou kunnen brengen? Ik begrijp dat de collega ongeduldig is, maar we hebben er alle belang bij dat ze zo goed mogelijk worden gebruikt.
De heer Van Eyken heeft het woord.
Minister, na de vraagstelling van de heer Doomst blijf ik wel een beetje op mijn honger zitten. U zegt dat u de voorwaarden voor de subsidiëring zult veranderen. Voor 2015 blijft het dus bij het oude, zelfs voor de projecten die worden ingediend tot 30 juni. Vanaf 2016 zullen de subsidies volgens andere criteria worden toegekend.
U zegt dat het Rekenhof opmerkingen heeft gegeven over het organiseren van een fuif enzovoort. Kunt u duidelijker zijn en zeggen welke initiatieven volgens het Rekenhof uit de boot zouden moeten vallen?
Hoe is de stand van zaken voor 2015? Welke initiatieven voor de Rand zult u voor 2015 subsidiëren?
Vorige week is uit de presentatie van de heer Van Vaerenbergh dezelfde bezorgdheid als die van de heer Doomst gebleken, namelijk het belang van kleinschalige evenementen voor het bevorderen van integratie. Taalpromotie zou volgens mij dus een belangrijk criterium moeten zijn en grootschaligheid is niet per se efficiënter dan kleinschaligheid.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik ben het met die laatste bemerking absoluut eens. Het gaat vooral over efficiëntie en effectiviteit.
30 juni, of alleszins voor het parlementaire reces, is een goede timing wat het formuleren van nieuwe criteria betreft.
Voor 2015 blijft alles bij het oude, in functie van de continuïteit, maar we willen wel tot een efficiënter systeem voor ondersteuning komen.
Het Rekenhof is een instelling van het parlement. Het advies is publiek beschikbaar op de website.
De heer Van Eyken heeft het woord.
Minister, kunnen we beschikken over de lijst van toekenningen voor 2015?
Ik zal de lijst bezorgen aan het commissiesecretariaat.
De vraag om uitleg is afgehandeld.