Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
De heer Anseeuw heeft het woord.
Minister, tijdens deze regeerperiode beoogt de Vlaamse Regering een minimale schaalgrootte voor de sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM) van duizend sociale woningen in een al dan niet aaneengesloten werkingsgebied. Verschillende sociale huisvestingsmaatschappijen denken mee in dit traject en denken ook na over hun mogelijkheden om samen te werken.
We stellen vandaag vast dat, indien er meer dan één sociale huisvestingsmaatschappij actief is op een werkingsgebied, het al te vaak gebeurt dat gezinnen zich moeten aanmelden bij verschillende wachtlijsten. Fusies zijn één manier om dat op te lossen en ervoor te zorgen dat gezinnen zich maar één keer moeten aanmelden.
Na de fusiebeweging bestaat de kans dat er twee grote SHM’s overblijven in één gemeente. Ook de omgekeerde situatie kan bestaan: sommige SHM’s zullen gemakkelijk aan de duizend wooneenheden geraken of hebben die al bereikt. Ze vragen zich af of ze nog verder op zoek moeten gaan naar partners.
Minister, overweegt u om de programmatie van nieuwe wooneenheden in het kader van het bindend sociaal objectief (BSO) mee te tellen bij het berekenen van het schaalniveau van de SHM’s? Acht u het opportuun om binnen één gemeente of werkingsgebied het behoud van maar één SHM te stimuleren, ook al is het minimale schaalniveau reeds bereikt? Overweegt u om ook de sociale huisvestingsmaatschappijen die zich enkel focussen op sociale koop uit te nodigen en te betrekken in de fusieoperatie met gemengde en huur-SHM’s?
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Anseeuw, u vraagt of ik overweeg om de programmatie van nieuwe wooneenheden in het kader van het BSO mee te tellen bij het berekenen van het schaalniveau van de SHM’s. U refereert aan het regeerakkoord en de beleidsnota waarin staat dat tegen 2019 elke SHM minimum over duizend huurwoningen moet beschikken. Dat is voor iedereen duidelijk. Momenteel zit een derde van om en bij de honderd SHM’s onder die schaalgrootte. Ze hebben dus op dit ogenblik geen duizend woningen. Het zijn vooral die maatschappijen die goed moeten nadenken over de manier waarop ze de minimale schaalgrootte kunnen bereiken. Fusies zijn een middel, maar dat hoeft niet het enige te zijn. SHM’s kunnen trachten om autonoom dat objectief te bereiken. Dat kan alleen door het bijbouwen van meer sociale huurwoningen.
Zal ik SHM’s sanctioneren die op 1 januari 2019 slechts 990 sociale huurwoningen in beheer hebben? Dat hangt een beetje af van de geleverde inspanningen. Als er op dat moment al een zeer doorgedreven fusie is die nog niet volledig is afgerond, lijkt het me niet billijk om de betrokken SHM’s daarvoor te sanctioneren. Is er bijvoorbeeld al veel bijgebouwd maar zitten nog enkele projecten in de pijplijn die redelijk snel zullen worden opgeleverd na 1 januari 2019, dan zullen we daar ook rekening mee houden en moeten we niet per definitie onmiddellijk overgaan tot het sanctioneren van de maatschappijen.
U vroeg of het opportuun is om binnen één gemeente het behoud van maar één SHM te stimuleren, ook al is het minimale schaalniveau reeds bereikt. De SHM’s hebben momenteel al werk genoeg om een aantal doelstellingen te bereiken, zoals de minimale schaalgrootte en het bindend sociaal objectief bereiken samen met de gemeenten waar ze actief zijn. Ze staan voor grote uitdagingen. Dat kan niet een van de doelstellingen zijn. Een SHM per gemeente is niet goed. Er zijn voorbeelden genoeg dat ze kunnen samenwerken en dat het in iets grotere gemeenten en steden nodig is dat er meer dan één SHM actief is.
U hebt het in uw vraag over gezinnen die zich moeten inschrijven op verschillende wachtlijsten als in een gemeente meerdere SHM’s actief zijn. Dat aspect wordt meegenomen in de ronde van de visitatiecommissies. Er bestaan al goede praktijken in verschillende gemeenten waar er één centraal inschrijvingsregister bestaat en waar verschillende SHM’s actief zijn. In Antwerpen zijn ze daarin al heel ver gevorderd. De drie maatschappijen, namelijk Woonhaven, ABC en De Ideale Woning zijn van plan om één centraal inschrijvingsregister te hebben. Voor de kandidaat-huurder is het redelijk lastig om zich elke keer te moeten verplaatsen. Ook is er dikwijls niet echt een afstemming tussen de wachtlijsten. Om te kunnen tellen, is het niet altijd duidelijk hoeveel mensen nu concreet op de wachtlijsten staan. Soms zijn er dubbeltellingen omdat men op verschillende wachtlijsten staat. Men probeert die eruit te halen, maar er blijven mankementen in zitten. Uw bekommernis is terecht. Het is overbodig werk dat men zich bij verschillende SHM’s moet inschrijven op de wachtlijsten. Dat moet echter niet per definitie worden opgelost door maar één SHM actief te laten zijn in een gemeente. SHM’s kunnen zelf ook afspraken maken om tot een centraal inschrijvingsregister te komen.
U vraagt tot slot of ik overweeg om ook de sociale huisvestingsmaatschappijen die zich enkel focussen op sociale koop, te betrekken in de fusieoperatie. Sociale huisvestingsmaatschappijen die zich enkel focussen op sociale koop, bevinden zich in een zeer specifieke situatie. Ze hebben geen vast sociaal patrimonium want alles wat ze hadden, hebben ze verkocht. Het is nogal moeilijk om te zeggen dat ze duizend woningen moeten hebben want ze hebben eigenlijk niets in beheer omdat de woningen worden verkocht. Deze fusieoperatie staat niet in het regeerakkoord of de beleidsnota. Het zou niet billijk zijn om de schaalgrootte van duizend woningen ook aan hen op te leggen.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Mijn belangrijkste vraag was de eerste vraag. Ik denk dat een aantal SHM’s een beetje gerustgesteld zullen zijn omdat u de nodige pragmatiek aan de dag wilt leggen, zonder dat u de ambitie van de efficiëntieoefening laat varen.
Mijn tweede en derde vraag passen een beetje in hetzelfde kader. Het gaat mij vooral om de efficiëntie van de schaalgrootte, op niveau van overheadkosten, op niveau van besturen. Het is misschien nuttig om de SHM’s niet onmiddellijk te belasten met een extra fusieoefening om te komen tot één SHM, maar we zouden dit wel in de verdere toekomst kunnen onderzoeken om consequent de efficiëntie van de sociale huisvestingssector te verhogen.
Mijn derde vraag is ook gericht op zo veel mogelijk efficiëntie en zo weinig mogelijk overheadkosten bij de organisatie van de sociale huisvestingsector. Daarom heb ik de vraag gesteld naar de sociale koopsector. In een volgende stap kunnen we dit misschien wel mee in rekening brengen. Ik volg u als u zegt dat we niet alles in één keer moeten doen. Het is belangrijk dat wat nu op stapel staat, op een goede manier kan gebeuren. Het zou al heel wat zijn als we dit deze legislatuur klaar krijgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.