Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, in het kader van het Vlaams Energierenovatieprogramma 2020 (ERP 2020) is het de bedoeling om tegen 2020 volgende doelstellingen te verwezenlijken in de sociale woningen in Vlaanderen: alle daken isoleren, alle enkel glas te vervangen door isolerend glas en verouderde verwarmingsketels verbannen en vervangen. Deze inspanningen moeten ervoor zorgen dat elke Vlaming tegen 2020 in een energiezuinige woning terechtkan.
In 2010 voerde de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) een patrimoniumenquête inzake de energetische kenmerken van sociale woningen uit bij alle sociale huisvestingsmaatschappijen om de stand van zaken in het sociaal woonpatrimonium in kaart te brengen. Uit de bevraging van 2010 bleek dat ongeveer de helft van de bestaande sociale woningen één of meerdere ingrepen zou moeten ondergaan om te voldoen aan de doelstellingen van ERP 2020. Met andere woorden: om het sociaal woningbestand op energetisch vlak op het geplande niveau te krijgen, zijn grote inspanningen nodig.
Om na te gaan in hoeverre er sinds 2010 vooruitgang geboekt werd en hoe de huidige energetische situatie van het sociaal woonpatrimonium er uitziet, werd de patrimoniumenquête opnieuw uitgevoerd. Deze bevraging zal ook in de toekomst om de twee jaar herhaald worden om zo de situatie te blijven opvolgen en de evolutie op dit vlak te blijven monitoren.
Ik heb hierover al eens een vraag gesteld, maar toen ging het over tussentijdse resultaten. Het was toen wachten op de nieuwe bevraging die inmiddels is afgelopen. Minister, wat zijn de belangrijkste resultaten van de recente patrimoniumenquête? Welke evoluties zijn er waar te nemen ten opzichte van de vorige patrimoniumenquête in 2010? Voldoet dit aan de vooropgestelde verwachtingen? Zijn er in de resultaten grote verschillen waar te nemen tussen de provincies en/of tussen het soort woongelegenheden, namelijk tussen huizen of appartementen? Zo ja, welke en wat is hier volgens u een mogelijke verklaring voor? Plant u op basis van de resultaten van de patrimoniumenquête nieuwe maatregelen te implementeren of bestaande te wijzigen? Heeft dit gevolgen voor de budgetten?
De heer Anseeuw heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, wij delen de bekommernis van mevrouw Taeldeman. Het is belangrijk dat een aantal engagementen worden genomen om tegemoet te komen aan de resultaten van de patrimoniumenquête. Als ik me niet vergis, minister, hebt u vorige week in antwoord op een vraag van mevrouw Coppé gezegd dat men tegen de tweede visitatieronde van de SHM’s in 2016 zou moeten beschikken over een goede inventaris van het eigen patrimonium en over een meerjarenplanning voor renovatie.
We hebben het vorige week ook gehad over de concrete invulling van de energiecorrectie. Ook deze oefening zou ten goede moeten komen van deze bekommernis.
We delen dus de bezorgdheid van mevrouw Taeldeman. Er zijn inderdaad verschillende pistes die we zouden kunnen bewandelen.
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Taeldeman, u hebt een zeer interessante vraag gesteld, maar u vraagt veel cijfers. Ik heb een voorbereiding met vijf tabellen, maar sta me toe dat ik ze niet letterlijk ga aflezen. Ik zal de cijfers bezorgen.
U vroeg wat de belangrijkste resultaten zijn van de meest recente patrimoniumenquête. Algemeen beschouwd, kunnen we vaststellen dat er een redelijke substantiële verbetering is van de energetische toestand van het patrimonium tussen de periode 2010-2014. Waar in 2010 nog bijna de helft van de woningen – 48 procent – een of meerdere ERP-knelpunten vertoonde – dakisolatie, enkel glas, verouderde verwarming –, daalde dit aandeel naar 33 procent. Het is natuurlijk nog altijd veel te veel. Ik ben niet tevreden met 33 procent, maar het is toch een verbetering van 15 procent op vier jaar tijd.
De vooruitgang is het meest uitgesproken op het niveau van dakisolatie. Voor de huizen gaat het om bijna een halvering van het aantal huizen zonder dakisolatie. In absolute cijfers werden in de periode 2011-2014 11.269 huizen van dakisolatie voorzien. Ik zal u het bijbehorende tabelletje met allerlei percentages bezorgen.
Zoals reeds aangestipt, is de vooruitgang bij de huizen groter dan bij de appartementen. De verklaring daarvoor is vrij logisch. In huizen kan men immers op een gemakkelijker manier quick wins realiseren. Appartementsgebouwen vergen een meer totale aanpak.
Er zitten behoorlijk wat verschillen tussen de provincies. West-Vlaanderen, met een historisch groter aandeel huizen dan appartementen in het sociale woonpatrimonium, realiseerde een halvering van het aantal woningen zonder dakisolatie en centrale verwarming. Gezien de grote aantallen is dat een hele prestatie.
In de provincies Antwerpen en Vlaams-Brabant werd meer ingezet op totaalrenovaties en vervangingsbouw van appartementsgebouwen. Dat is niet zo abnormaal, aangezien de provincie Antwerpen historisch gezien veel meer appartementsgebouwen dan woningen heeft. De provincies Limburg en Vlaams-Brabant staan er relatief het beste voor, omdat ze redelijk beheersbare renovaties achter de rug hebben.
De provincie Oost-Vlaanderen, mevrouw Taeldeman, loopt sterk achter en is eigenlijk de slechtste leerling van de klas, met nog bijna 30 procent van de woningen zonder dakisolatie. Dat heeft natuurlijk ook te maken met de grote concentratie aan appartementsgebouwen in steden als Gent. Dat is dezelfde problematiek als in Antwerpen.
Ook hiervan heb ik een tabelletje, mevrouw Taeldeman, met percentages van wat er per provincie gebeurd is.
U vroeg ook of ik nieuwe maatregelen plan op basis van de resultaten van de patrimoniumenquête, maar daar zijn we eigenlijk vorige week al op ingegaan bij de vraag om uitleg van mevrouw Coppé. Ik zal de belangrijkste zaken nog eens herhalen. Sinds midden 2014 werden er twee nieuwe initiatieven genomen om de renovatie van het patrimonium, waaronder ook de energetische aspecten, op een meer gestructureerde manier aan te pakken. De VMSW heeft in samenwerking met het agentschap Wonen-Vlaanderen een opleiding georganiseerd voor de sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s) om de minimale kwaliteitsnormen nog meer onder de aandacht van de maatschappijen te brengen. Die cursus omvatte zowel een theoretisch luik als een praktisch luik. Ik heb vorige week al het voorbeeld van de demowoning in Antwerpen aangehaald. Dat is een goed voorbeeld van hoe je sociale huisvestingsmaatschappijen bewust kunt maken van deze problematiek.
De SHM’s kregen zo meer inzicht in de vereisten van de normen en kunnen er rekening mee houden in hun renovatieplannen. Daarnaast wordt er gewerkt om de renovatiebehoeften systematischer in beeld te brengen, en dat op een manier dat die vergelijkbaar is tussen de SHM’s, zodat er echt volgens prioriteiten middelen kunnen worden toegewezen. Daarom nam de VMSW samen met de Vereniging van Vlaamse Huisvestingmaatschappijen (VVH) het initiatief om een aantal SHM’s samen te zetten en samen na te denken over hoe een sociale huisvestingsmaatschappij met een renovatieplanning zou moeten beginnen.
Die werkgroep zal de inventaris van het patrimonium nu systematisch en structureel aanpakken, zodat het een instrument is dat nog vele jaren kan meegaan. Het is goed dat we nu een instrument ontwikkelen dat we enige jaren kunnen blijven gebruiken, in plaats van elk jaar te moeten vaststellen dat het systeem ontoereikend is en telkens iets nieuws te moeten uitvinden. De bedoeling is om een lijst op te stellen met criteria en kenmerken van de woningen die bekeken zouden moeten worden als een SHM een inventaris van zijn patrimonium maakt.
Op die manier hoop ik te kunnen beschikken over een instrument dat de staat van het patrimonium kan monitoren op een manier die vergelijkbaar is voor alle SHM’s. Die criteria kunnen dan dienen om een renovatieplanning uit te tekenen en om de juiste prioriteiten te bepalen, zodat de middelen voor renovatie zo rationeel mogelijk worden gebruikt, verdeeld en ingezet.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Minister, ik wil u danken voor uw uitgebreid antwoord en de tabelletjes, waar ik zeker inspiratie uit kan putten.
U zegt dat er een verbetering wordt vastgesteld. In 2010 kampte 48 procent van de woongelegenheden nog met knelpunten. Deze enquête dateert van 2014. We vallen terug op 33 procent. Er is wel degelijk een verbetering merkbaar in vier jaar. Volgens het Energierenovatieprogramma 2020 is het de bedoeling om in 2020 geen enkele woongelegenheid meer te hebben met knelpunten. Hoe schat u die situatie in? Acht u dat haalbaar? Kunnen de knelpunten worden weggewerkt in een periode van vijf jaar?
U zegt dat er een grote verbetering is in het segment van de woningen. Die is gerealiseerd door quick wins. Waarschijnlijk heeft dat te maken met de REG-premies (rationeel energiegebruik) die ter beschikking staan van de sociale huisvestingsmaatschappijen. We zien dat de REG-budgetten heel goed worden gebruikt.
Maar dat betekent dat wat nu nog overblijft, werken zijn die een totale renovatie en vervangingsbouw inhouden. Het gaat waarschijnlijk nog om een segment waarvoor grondige werken nodig zijn, terwijl de voorbije vijf jaar de quick wins werden gerealiseerd. De vorige keer werd er ook een raming gemaakt van de resterende kostprijs om het Energierenovatieprogramma 2020 te halen. Is die raming ook gemaakt in het kader van de grootschalige patrimoniumenquête?
Het is ook al eens aangekaart in de commissie dat de REG-premies een enorm grote stimulans zijn voor de sociale huisvestingsmaatschappijen. Op die manier worden heel veel quick wins gerealiseerd. Maar we zitten ook met het budget van het Vlaams Klimaatfonds. De sociale huisvestingsmaatschappijen hebben al aangekaart dat die vier voorwaarden die moeten worden vervuld, moeilijk haalbaar zijn. Zit daar al enige beweging in? Mogen we daar iets verwachten?
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Taeldeman, in het kader van het Energierenovatieprogramma 2020 is het inderdaad de bedoeling dat geen enkele woning nog een van die gebreken zou vertonen. U verwijst terecht naar het Klimaatfonds. Enkele weken geleden hebben we die problematiek hier ook besproken. Toen heb ik gezegd dat een van de grote struikelblokken is dat het over grondige renovatieprojecten moet gaan. Veel sociale huisvestingsmaatschappijen vinden het heel ingewikkeld. Het zou beter zijn als ze het ook gedeeltelijk zouden kunnen aanwenden, in plaats van verplicht voor één groot renovatieproject.
De middelen van het Klimaatfonds zijn in de schoot van de Vlaamse Regering, ondanks mijn veelvuldig aandringen, nog steeds niet verdeeld. Misschien kunt u mij helpen, door minister Schauvliege op deze noodzaak te wijzen. Maar ik ben er zeker van dat zij zich bewust is van de problematiek. We moeten snel overgaan tot een verdeling van de middelen van het Klimaatfonds.
Tegelijk is het nodig om te sleutelen aan de voorwaarden waaraan de sociale huisvestingsmaatschappijen moeten voldoen om middelen uit dat fonds te kunnen krijgen voor renovaties. Ik ben het volledig met u en de sociale huisvestingsmaatschappijen eens dat het vaak te complex is en om te grote projecten gaat.
De REG-premies zitten inderdaad in de lift. De sociale huisvestingsmaatschappijen worden zich meer en meer bewust van het feit dat dit instrument ook kan worden gebruikt bij renovaties. Ik denk dat er nog veel aanvragen bij zullen komen en dat die dus ook goed kunnen worden ingezet in de toekomst.
De raming is nog niet opgemaakt. Zodra we die hebben, zal ik die u ook onmiddellijk bezorgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.