Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Innovatie en Wetenschapsbeleid
Verslag
De heer Beenders heeft het woord.
De vraag gaat over de gescomaatregelen waarover de regering heeft beslist ze af te bouwen. Op 19 maart heeft uw collega-minister Muyters gesteld dat ook de projectgesco’s zouden worden geregulariseerd, in aansluiting op de reeds eerder genomen beslissing om dat te doen voor de contingentgesco’s bij de lokale besturen.
Voor een specifieke groep van gesco’s, de gesco’s doelgroep en omkadering, in het kader van de subsidiëring voor de voormalige sociale werkplaatsen, is er echter nog geen duidelijkheid. Nu de Vlaamse Regering heeft beslist de gescomaatregel af te bouwen en te regulariseren, ontstaat er voor deze groep een groot probleem. De loonkost voor vele doelgroepmedewerkers en bijhorende omkaderingsleden zal fors stijgen. De financiering binnen het Maatwerkdecreet zal dat niet opvangen, waardoor heel wat ondernemingen in financiële moeilijkheden kunnen komen. Indien er geen oplossing is binnen het beleidsdomein Sociale Economie op het moment van het opheffen van het gescostatuut, zal het voortbestaan van heel wat sociale werkplaatsen in het gedrang komen.
Gelet op de impact van het opheffen van de gescomaatregel voor de sociale werkplaatsen, had ik graag volgende vragen voorgelegd. Bent u zich bewust van de impact van de afbouw van de gescomaatregel op de financiering en de tewerkstelling binnen de voormalige sociale werkplaatsen? Kunt u bevestigen dat er ten gevolge van de afbouw van de gescomaatregel een probleem is voor de gesubsidieerde doelgroepmedewerkers en omkaderingsleden in voormalige sociale werkplaatsen? Hoeveel doelgroepwerknemers en omkaderingsleden worden gevat door deze beslissing? Hoe zult u de afbouw van de gescomaatregel opvangen voor deze gesco’s in die specifieke sociale werkplaatsen? Op welke manier zult u het wegvallen van de RSZ-korting regulariseren?
Minister Homans heeft het woord.
Niettegenstaande het feit dat ik deze bekommernis met u deel, mijnheer Beenders, denk ik dat uw vraag iets te vroeg komt, omdat er eigenlijk nog geen beslissing is genomen. Er bestaat wel een conceptnota die collega Muyters aan de Vlaamse Regering heeft voorgesteld. Dat is juist. Het is ook juist dat er al een beslissing is genomen over de gesco’s voor de lokale besturen, omdat zij vanaf 1 januari 2016 mee zullen worden ingekanteld in het Gemeentefonds, maar dat gaat over andere gesco’s.
Ben ik me bewust van de mogelijke impact op het vlak van de sociale economie mocht die beslissing worden genomen? Ja, absoluut. Ik vind uw vragen terecht, maar ik zal onmiddellijk op de tweede vraag antwoorden, want die is relevant voor mijn eigen bevoegdheid. Ik deel uw bezorgdheid. Als de afbouw inderdaad doorgaat, als er in de tweede plaats een beslissing over valt, en als ze ten derde ook wordt toegepast in het domein van de sociale economie, dan deel ik absoluut uw bekommernissen. Om te weten hoever het staat met die plannen richt u zich echter het best tot mijn collega Muyters. Ik heb niet echt de neiging om een paraplu op te steken, maar het is echt niet mijn bevoegdheid. In het antwoord op uw tweede vraag zal ik er wel iets dieper op ingaan.
Ik wil wel nog even duidelijk maken dat de tussenkomst die momenteel in het kader van de zogenaamde gesco-sociale economie bestaat, uit twee delen bestaat, de zogenaamde loonpremie en de RSZ-korting doelgroepvermindering. De RSZ-korting doelgroepvermindering komt boven op de structurele RSZ-korting die wel federaal is gebleven. Enkel de RSZ-korting doelgroepvermindering is overgekomen naar Vlaanderen. De loonpremie voor de gesco’s binnen de voormalige sociale werkplaatsen is al in 1998 overgekomen naar Vlaanderen en werd toen reeds ingebed in de structurele financiering van de voormalige sociale werkplaatsen. Wat dat betreft, zijn er dus geen problemen. Waar u wel concreet naar verwijst, is de befaamde RSZ-korting doelgroepvermindering die met de zesde staatshervorming inderdaad recent ook is overgekomen en die zoals gezegd onder de bevoegdheid van collega Muyters valt. Ik kan wel concreet zeggen dat de oefening momenteel bezig is. Ik heb al verwezen naar een conceptnota. Ik heb ook gezegd dat er inderdaad al een beslissing is genomen over de lokale gesco’s. Momenteel maakt minister Muyters echter een oefening. Er wordt opgelijst voor welke groepen het wel zou gelden en voor welke niet. Ik kan u wel zeggen dat ik binnen de regering al verschillende keren heb aangedrongen, ook bij mijn collega Muyters, om sociale economie buiten de oefening die hij nu maakt, te houden. We kunnen het nadien beter opnemen in het kader van een eenheidsstatuut binnen de huidige maatwerkbedrijven. Dat is misschien een betere oplossing.
Om af te sluiten, uw vragen over hoeveel werknemers er zouden kunnen worden gevat en dergelijke meer, zijn een beetje voorbarig. Ten eerste is er nog geen beslissing genomen, en ten tweede kondig ik duidelijk aan dat ik uw bezorgdheid deel als dit een impact zou hebben op het werkveld van de sociale economie. Ten derde hoop ik u toch eventjes gerust te kunnen stellen door te zeggen dat ik er in de Vlaamse Regering en bij mijn collega Muyters absoluut voor zal pleiten om buiten die totale oefening te vallen met mijn bevoegdheid sociale economie omdat dit een aanzienlijke doelgroep is die aandacht nodig heeft, en soms ook heel specifieke aandacht, en die aandacht ook verdient.
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, wat ons betreft, hebt u duidelijk geantwoord. U hebt eigenlijk ook gezegd wat we wilden horen. Ik verklaar mij nader. Het komt erop neer dat uw collega gesteld had dat alle gesco’s reguliere werknemers zouden moeten worden. Einde verhaal. Die uitspraak sloeg natuurlijk in als een bom bij de sector. Daarom is het terecht om die vraag in deze commissie te stellen. We willen duidelijkheid krijgen. Als het inderdaad betekent dat alle gescostatuten reguliere tewerkstellingen worden, hebben we echt een probleem. U erkent dat. We appreciëren het vooral dat u zegt dat u die specifieke groep uit de regularisering zult houden. Daarin hebt u uiteraard onze steun. Het is ook juist dat het voor de andere antwoorden inderdaad misschien nog wat te vroeg is. We vinden het wel belangrijk dat de sector dat antwoord nu krijgt en dat de specifieke gesco’s geen angst moeten hebben om naar reguliere tewerkstelling te moeten evolueren. U weet beter dan wie ook dat het dan financieel echt een drama wordt. We kijken uit naar het vervolg van de conceptnota en naar de regeling die u gaat treffen voor die specifieke groep. We hechten eraan dat u die uit de regularisering houdt.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Beenders, ik heb aangekondigd dat ik uw bezorgdheid meer dan deel en ik zal mijn uiterste best en al mijn invloed aanwenden om die groep buiten de oefening te houden.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Misschien vergis ik me, maar ik dacht dat minister Muyters voor wat de regularisatie van de gesco’s betreft, altijd had gezegd dat voor de projectgesco’s advies zou worden gevraagd aan de bevoegde minister, aan u dus, over de manier waarop een normale tewerkstelling kan worden ingebed. Dan lijkt het me logisch dat het in dit geval volledig wordt ingebed in het Maatwerkdecreet of in de lokale diensteneconomie.
Minister Homans heeft het woord.
Ik kan alleen spreken voor mijn eigen bevoegdheid. Ik heb gepleit en ik zal blijven pleiten voor het beleidsdomein Sociale Economie. Ik weet dat dit ook van toepassing is op andere beleidsdomeinen. Het is natuurlijk niet mijn bevoegdheid ervoor te pleiten om dezelfde piste te bewandelen als ik. In dat geval moet u de vraag aan minister Muyters stellen, ik kan alleen spreken voor Sociale Economie.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Wat bizar is, is dat minister Muyters naar u verwijst. Hij zegt dat hij advies vraagt aan de betrokken ministers.
Ik heb mijn advies gegeven en heel duidelijk gezegd dat dit een zeer kwetsbare doelgroep is en dat ik opteer voor een andere piste dan deze die hij collectief zal voorleggen aan de Vlaamse Regering.
Bij de regularisatie zijn er drie keuzes. U adviseert een inbedding in de sociale economie.
Mijn pleidooi zal altijd zijn dat ik geen van de drie pistes wil bewandelen en dat ik buiten de oefening wil worden gehouden. Dat lijkt me het beste voor de sociale economie.
De vraag om uitleg is afgehandeld.