Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
De heer Caron heeft het woord.
Voorzitter, minister-president, collega’s, de metaaldetectoristen vormen een onderdeel van het onroerenderfgoedbeleid. Het is een goedbedoelde, amateuristische vorm van onderzoek en archeologie. De voorbije tijd kreeg ik echter enkele verontrustende mails. U krijgt die ongetwijfeld ook, minister-president, dus u weet waarover het gaat. Alvorens mijn vraag in te dienen, heb ik wel nog wat specialisten geraadpleegd over de ernst en de zwaarwichtigheid van de materie. De vraag is immers of het uit één hoek komt of niet.
De verontrustende signalen die ik krijg, gaan over de gulheid waarmee metaaldetectoristen een erkenning en de bijhorende badge kunnen krijgen. Binnenkort moet je immers een erkenning als metaaldetectorist hebben. Die erkenning wordt toegekend door de administratie. De voorwaarden, die in de regelgeving vermeld staan, zijn niet zwaar en zeker niet onoverkomelijk. Ik wil hier niet meteen pleiten voor zware regels. Mijn vraag is een echte vraag om uitleg en informatie, maar tegelijk met een politieke kant, omdat ik toch een beetje ongerust ben.
Behalve dat je meerderjarig moet zijn en geen veroordelingen mag hebben, moet je ook een soort basiskennis hebben over archeologische erfgoedzorg en de vastgestelde code van goede praktijk. Laat ons eerlijk zijn: dat is moeilijk af te dwingen en moeilijk te controleren. Het systeem is zo gemakkelijk, dat het bij wijze van spreken op een erewoordachtige manier werkt, zoals mijn ouders indertijd gewoon hun rijbewijs konden gaan ophalen toen dat werd ingevoerd. Als je zei dat je met de auto kon rijden, kreeg je een rijbewijs.
Nu, metaaldetectoristen zijn heel gedreven hobbyisten. Op tv-zenders als Discovery Channel en National Geographic kun je trouwens geregeld programma’s zien over hoe een aantal Amerikaanse metaaldetectoristen aan de slag gaan, wat ze zoeken, en wat die passie voor hen betekent.
Het zijn gedreven mensen die het goed menen, maar er zitten ook een aantal cowboys tussen, die de regels met betrekking tot erfgoedzorg niet zo ernstig nemen. Zij krijgen wellicht ook een erkenning. De vraag is hoe we daarmee moeten omgaan.
Ik kan u een concreet voorbeeld geven. Recent was er in Limburg nog een heel grote bijeenkomst van metaaldetectoristen, waar een populaire Britse collega was uitgenodigd. Dat was een heel evenement. De vraag is zelfs of dat evenement wel legaal is.
Je vindt op het internet al tal van mensen die met die badge pronken. Ik wil niemand zijn hobby ontnemen, maar hier kom je toch tot de merkwaardige paradox dat straks aan de ene kant de erkenning van archeologen aan strenge regels onderworpen zal zijn – dat doen we omdat de administratie dan niet elk onderzoek op zich moet valideren – maar dat aan de andere kant de hobbyisten met hun metaaldetector ook het land doorploegen.
Er zijn dus twijfels over de wijze waarop we daarmee omgaan, minister-president. Ik heb dan ook enkele vragen voor u. Erkent u dat de erkenningsvoorwaarden voor metaaldetectoristen wel bijzonder laagdrempelig zijn? Moet daar niet wat bijgestuurd worden? Acht u het opportuun om nu al al die erkenningen en insignes uit te reiken, ook al mogen ze op dit moment nog niet worden gebruikt? Erkent u dat hierdoor vroegtijdig gebruik of misbruik gefaciliteerd wordt en dat er ten onrechte legitimiteit gegeven wordt aan de dragers van zo’n insigne? Moet ook hier niet bijgestuurd worden? Wanneer verwacht u te kunnen aankondigen vanaf wanneer het gebruik van de erkenningen toegelaten wordt? Hoeveel erkenningen werden er al uitgereikt? Komt dat overeen met het verwachte aantal, of verwacht u daar nog een evolutie?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Collega Caron, het klopt dat de erkenningsvoorwaarden voor metaaldetectoristen laagdrempelig zijn. Dat is geen vergissing, maar is heel bewust zo geregeld. Het gaat immers, zoals u zelf opmerkte, om hobbyisten. Het zijn meestal geen professionele archeologen, maar amateurs met een passie voor archeologie.
Wij zijn van mening dat het niet nodig is om die mensen hun hobby te ontnemen of te bemoeilijken door heel hoge eisen te stellen voor een erkenning als metaaldetectorist. Weliswaar zullen zij die hobby moeten uitoefenen binnen een gereglementeerd kader. U kent het decreet. Het doel van de erkenning is om te weten wie er actief is als detectorist en die mensen bewust te maken van de bestaande regelgeving, de standaarden en de richtlijnen binnen de archeologische erfgoedzorg.
Ik bespeur enig wantrouwen in uw vraag, mijnheer Caron. Ik ga uit van vertrouwen in de mensen. De regelgeving is nog niet van start gegaan en toch uit u al een zekere vrees dat dit geheel of gedeeltelijk uit de hand zou lopen. Ik weet dat er hier en daar wat stoere uitspraken zijn gedaan op internetfora, maar ik denk niet dat we de meerderheid van de hobbyisten daarvoor moeten straffen met een nodeloos ingewikkelde reglementering.
Anderzijds hebben wij ook geen gedoogbeleid. Vroeger was er geen reglementering, geen erkenning; nu gaan we over tot een minimale erkenning. Tot nu toe kan men dit enkel doen in het kader van een archeologische vergunning, wat niet de bedoeling is. En daarom leggen wij liever de voorwaarden vast.
Ik ben niet van mening dat we nu al moeten bijsturen; alles moet nog in werking treden. We hebben in het regeerakkoord aangekondigd dat we het decreet en heel de nieuwe regelgeving zullen evalueren halverwege 2017, wat heel vroeg is. Het decreet bepaalt dat de effectiviteit van het archeologiehoofdstuk jaarlijks moet worden geëvalueerd. Ik denk dat het goed is om dat niet halsoverkop te vervroegen, maar dat we ons best houden aan de toch al zeer vroege evaluatie van het decreet, dat nauwelijks 1,5 à 2 jaar in werking zal zijn op het moment van de evaluatie.
Ik zie ook geen reden om die bewijzen nu niet te bezorgen. Hoofdstuk 3 van het decreet is in werking getreden, en de actoren die het archeologieluik uitvoeren, kunnen nu al worden erkend. Dat geeft hun het voordeel dat zij bij de inwerkingtreding onmiddellijk aan de slag kunnen gaan en dat er geen overgangsperiode is. Die mensen worden ook op de hoogte gebracht dat zij zullen worden uitgenodigd op een informatiesessie.
Het agentschap laat duidelijk weten aan de aanvrager dat de erkenning nog niet kan worden gebruikt. Indien daar nu misbruik van gemaakt zou worden, dan kan het agentschap optreden en de erkenning schorsen of intrekken. Ik denk niet dat er op dat vlak al enige bijsturing moet gebeuren.
Wat het gebruik van de erkenning betreft, verwijs ik naar mijn beleidsnota. Daarin staat dat de inwerkingtreding van de bijkomende uitvoeringsbepalingen gepland is in 2016, en daar houd ik me ook aan.
Vandaag zijn er 253 erkenningen uitgereikt en zijn er 77 aanvragen in behandeling bij het agentschap. Het was heel moeilijk om te voorspellen hoeveel mensen die aanvraag zouden indienen. Top op vandaag is het een illegale activiteit, en dus kon dat moeilijk worden ingeschat. Het agentschap schatte het aantal op een 300-tal in een eerste golf en op langere termijn op een 600-tal.
Het is positief dat heel wat mensen zich nu spontaan melden en een aanvraag indienen, wat betekent dat zij zich engageren om binnen dat laagdrempelige kader te werken met een erkenning. Wie echt een illegale activiteit wil uitoefenen, zal niet onmiddellijk een aanvraag indienen bij het agentschap.
De heer Caron heeft het woord.
Minister-president, tot vandaag was er inderdaad geen regeling, al was er natuurlijk wel een aangifteplicht. Wanneer men waardevolle vondsten deed, moest men dat ook in het verleden al melden. Het is niet mijn bedoeling dat daar met een soort van politionele houding op wordt toegezien maar wel dat er geen oneigenlijke dingen gebeuren, gelet op het grote verschil in eisen tussen erkende archeologen en metaaldetectoristen.
Het coachen, het ondersteunen en het vormen van die metaaldetectoristen zou ook kunnen helpen. Ik heb veel ervaring in het sociaal-cultureel werk, waarin dat soort van verenigingsmodel vaak mensen heeft geholpen om een soort van gedragscode aan te nemen zonder dat daarvoor een regeling moet bestaan. Ik ben ook geen vragende partij om per se regelingen te maken, maar er moet toch zoiets als een vorming zijn, waardoor de sociale controle zo sterk wordt dat de cowboys of de mensen die het systeem misbruiken, eruit gaan.
Heb ik enig wantrouwen? Wel, ik heb geprobeerd mijn vraag niet tendentieus te maken. Ik kan u volgen wanneer u zegt dat u het systeem zult evalueren en dat die periode is vastgelegd in het decreet. Ook het technologieluik moet van nabij worden gevolgd. Voor mij is dat voldoende, maar ik wil er wel op wijzen dat mede door televisie-uitzendingen, vooral op Amerikaanse zenders, een golf van belangstelling daarvoor is ontstaan. Dit wordt nu sterk gestimuleerd. Het mag ook niet leiden tot een handeltje in vondsten die niet worden aangegeven en waar men geld uit kan slaan.
Het is een hobby. Voor mijn part moet die niet strak worden gereglementeerd, maar we moeten het toch opvolgen. Ik denk ook dat de mensen die dat doen, er belang bij hebben dat ze enige vorming krijgen, of toch gemakkelijk toegang tot vorming krijgen, zodat de kwaliteit van hun werk behoorlijk is. De meeting waarnaar ik even verwees, vond plaats in Meeuwen-Gruitrode. Op 25, 26 of 27 april of zo, een goede week geleden, was er daarover een heel verhaal in de pers. Er werd daarbij ook verwezen naar die erkenningen, de niet-erkenningen enzovoort. Het is dus een tendens die opkomt. We moeten er toch even op toezien dat dit in goede banen wordt geleid. Dat is mijn enige bekommernis.
De vraag om uitleg is afgehandeld.