Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Nevens heeft het woord.
De Vlaamse Regering keurde op 3 april een voorontwerp van decreet goed om de procedures voor het opmaken van RUP en MER om te vormen tot één geïntegreerd planningsproces. Het voorontwerp van decreet geeft honderd procent uitvoering aan de Europese richtlijn met betrekking tot de milieubeoordeling van plannen. Ik denk dat dat een heel goede zaak is, en we zullen er in de commissie vermoedelijk snel op kunnen terugkomen.
Mijn vragen gaan vooral over de verplichte inspraak bij projecten met gewestgrensoverschrijdende effecten voor mens of milieu. In de Vlaamse regelgeving werd op meerdere plaatsen uitvoering gegeven aan artikel 7 van de Europese richtlijn van 27 juni 1985 en van 13 december 2011 betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten. Zo bevat het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM) in artikel 4.3.4, §5, de verplichting om de kennisgevingsnota over het project-MER voor advies naar andere lidstaten van de Europese Unie of andere gewesten door te sturen indien het project een aanzienlijk effect kan hebben op mens of milieu in de andere lidstaat of het andere gewest. Gelijkaardige bepalingen zijn opgenomen in artikel 19bis van het VLAREM-besluit (Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning) inzake de milieuaanvraag en artikel 6/1 van het besluit van de Vlaamse Regering over het openbaar onderzoek bij aanvragen tot stedenbouwkundige vergunningen.
Bij vergunningsaanvragen waarbij negatieve of significante effecten op het milieu van een ander gewest of EU-lidstaat kunnen optreden, moet verplicht advies worden gevraagd en kunnen de belanghebbende inwoners van het betrokken gewest of EU-lidstaat ook bezwaren en opmerkingen formuleren tijdens het openbaar onderzoek over de vergunningsaanvraag.
Concreet in Vlaanderen betekent dit dat de vergunningverlenende overheid in deze gevallen het dossier van de vergunningsaanvraag samen met de project-MER voor advies moet overmaken aan het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en/of het Waalse Gewest indien het project zich situeert in de buurt van de gewestgrenzen.
Minister, op welke manieren werd deze EU-richtlijn betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten vertaald in regelgeving in de andere gewesten, namelijk Wallonië en Brussel? Op welke manier gebeurt de inspraak bij projecten met gewestgrensoverschrijdende effecten voor mens of milieu in de praktijk? Wie wordt hierover bevraagd? Welke Vlaamse administraties worden hierbij betrokken? Komen deze dossiers met gewestgrensoverschrijdende impact op de tafel van de Vlaamse Regering? Worden deze dossiers met gewestgrensoverschrijdende impact besproken op het intergewestelijke overleg?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Nevens, dank voor uw vraag. Het is iets waarover wij vaak vragen krijgen.
Uw eerste vraag heeft betrekking op hoe het is geregeld. We hebben natuurlijk het Verdrag van Espoo, u allen bekend. Dat bepaalt de modaliteiten voor het behandelen van milieueffectenrapportage in grensoverschrijdende verbanden. Dat is omgezet in de EU-richtlijnen inzake de milieueffectenbeoordeling. Op die manier moeten de lidstaten dat implementeren. Dat is ook bij ons gebeurd.
In de richtlijnen staat dat bij dergelijke projecten de aangrenzende bevolking op dezelfde manier in het openbaar onderzoek moet worden betrokken als de eigen bevolking. Als je bijvoorbeeld een openbaar onderzoek hebt, moeten die op dezelfde manier daarbij worden betrokken.
De Vlaamse regelgeving inzake de milieueffectenrapportage voorziet daar ook in, alsook de Brusselse en Waalse regelgeving. De praktische uitvoering daarvan is geregeld door middel van een informele samenwerkingsafspraak tussen de verschillende gewesten, en dan vooral de contactpunten, over hoe de informatie wordt uitgewisseld en de procedures. Ook met omliggende landen zijn er dergelijke concrete afspraken gemaakt. Als er grensoverschrijdende milieueffecten zijn, worden die ook op die manier aangepakt.
We moeten een onderscheid maken tussen vergunningen waarvoor al of niet een project-MER moet worden opgemaakt. Wanneer de dienst-MER vaststelt dat voor een bepaalde milieueffectenrapportage de grensoverschrijdende procedure moet worden toegepast, dan stuurt men in eerste instantie de kennisgevingsnota naar het afgesproken contactpunt in Wallonië, het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, Frankrijk of Nederland. Deze instanties worden ook verder in het MER-proces betrokken. Voor projecten in Frankrijk, Nederland, Wallonië en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest met mogelijke grensoverschrijdende milieueffecten bij ons, moeten deze landen dus ook het Vlaamse Gewest contacteren. Voor milieuvergunningen waarvoor geen project-MER moet worden opgemaakt, bepaalt artikel 19bis van VLAREM hoe de uitwisseling van informatie moet gebeuren.
De problematiek van grensoverschrijdende effecten voor mens en milieu wordt voorgelegd aan de Vlaamse Regering, wanneer ze betrekking heeft op dossiers waarin de Vlaamse Regering ook de beslissingsbevoegdheid heeft. Dat is niet het geval voor de bijzondere procedure voor de stedenbouwkundige vergunningen. In deze dossiers wordt het resultaat van het betrekken van aangrenzende staten en regio’s opgenomen.
Het akkoord dat is afgesloten tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, heeft betrekking op het instellen van het Informatieforum Ruimtelijke Ordening. Dat richt zich heel specifiek op ruimtelijke planningsprocessen. Dit akkoord verwijst onder meer naar volgende opdrachten voor het Informatieforum. Eerst en vooral is dat het identificeren van de ruimtelijke planningsprocessen die minstens twee gewesten aanbelangen. Als dat zo is, zal ieder gewest erop toezien dat planningsprocessen voor nieuwe ruimtelijke plannen met mogelijk aanzienlijke gewestgrensoverschrijdende effecten, worden meegedeeld aan het Informatieforum. Verdere opdrachten zijn het faciliteren van het overleg, het instaan voor het organiseren en faciliteren van gegevensuitwisseling, het ter beschikking stellen van de resultaten van het overleg aan alle gewesten en het formuleren van voorstellen tot het gezamenlijk financieren van studies om te beschikken over de gegevens die nodig zijn voor gezamenlijke acties. Op het intergewestelijke informatieforum staan momenteel geen discussies met betrekking tot specifieke dossiers op de agenda.
Collega, u ziet dat dit ook geregeld is voor ruimtelijke ordening. Het gaat op die manier in zijn werk. Wij hebben heel nauwkeurig en nauwgezet de Europese verplichtingen en het internationale Verdrag van Espoo geïmplementeerd in Vlaanderen en hebben ook goede afspraken gemaakt met de andere gewesten.
De heer Nevens heeft het woord.
Minister, ik dank u. Ik ben blij dat er goede en duidelijke afspraken zijn gemaakt tussen onze verschillende gewesten en ook met onze buurlanden. Dat is belangrijk, zeker voor de projecten die invloed zouden hebben op de leefkwaliteit van de buren. Men zegt altijd: beter een goede buur dan een verre vriend.
Maar stel dat er morgen een project is dat in aanmerking zou komen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, waarvan men zegt dat het de grens van het Brusselse Gewest zou kunnen overschrijden en de impact zodanig groot is dat Vlaanderen daarvan hinder zou ondervinden, begrijp ik het dan goed dat dan het Brusselse Gewest iemand in Vlaanderen contacteert? Wie is dat dan? U spreekt van een contactpersoon. Is dat een bepaalde dienst? Bent u dat zelf persoonlijk of is er iemand aangesteld die dan de bal aan het rollen brengt en het openbaar onderzoek dat gevoerd wordt in het Brusselse Gewest, gaat overdoen in Vlaanderen? Beperkt zich dat tot een bepaald deel of kan men in heel Vlaanderen bezwaar indienen tegen dat bepaald project in een buurland of in een ander gewest? En omgekeerd, wie is het hier in Vlaanderen? Ik veronderstel dat het misschien de MER-cel is die zegt dat een project een grotere draagkracht heeft dan onze eigen gewestgrenzen en ook een impact zal hebben in een ander gewest of in een van onze buurlanden. Misschien kunt u een verduidelijking geven over wie als contactpersoon in welke situatie fungeert, enerzijds wanneer het zich situeert in een ander gewest en anderzijds indien het zich situeert in Vlaanderen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer Nevens, het uitwisselen van informatie die toekomt, gebeurt via de dienst MER. Als er een grensoverschrijdend effect is, dan gaat dat in openbaar onderzoek zoals alle andere openbare onderzoeken. Dan kan elke belanghebbende reacties formuleren op het project dat is opgestart over de gewestgrens. Dat is de manier waarop het verloopt.
De heer Nevens heeft het woord.
Minister, dank u wel. Concreet zou ik graag verwijzen naar een dossier over een nieuwe asfaltcentrale.
Is er voor een dergelijk dossier overleg geweest tussen Vlaanderen en Brussel? Heeft de komst van deze asfaltcentrale volgens u een invloed op de plannen en de afspraken met Brussel over het optimaliseren van de ring? Dat is een concreet voorbeeld waarbij we vermoeden dat er een grensoverschrijdende problematiek zou kunnen ontstaan door het bouwen van een asfaltcentrale dicht tegen de gewestgrens.
Mijnheer Nevens, dit was uw slotbemerking. Een bijkomende vraag kan normaal gezien niet in een slotbemerking worden gesteld. U vraagt daarin ook naar een specifiek, concreet dossier, wat iets is voor een schriftelijke vraagstelling. Als u hierover een schriftelijke vraag stelt, dan kunt u een uitgebreid antwoord ontvangen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.