Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Ro heeft het woord.
Voorzitter, onlangs heeft de Vlaamse Onderwijsinspectie aan de alarmbel getrokken met betrekking tot de kwaliteit van het Nederlandstalig onderwijs in Brussel. De afgelopen jaren heeft 6 procent van de basisscholen en zelfs 9 procent van de middelbare scholen een ongunstig advies gekregen. Volgens de Vlaamse Onderwijsinspectie zijn de oorzaken onder meer bomvolle schoolgebouwen, onvoldoende ervaren leerkrachten en te weinig pedagogische begeleiding. De inhoud van het rapport zal binnenkort uitgebreid in deze commissie aan bod komen. Daar wil ik nu niet op ingaan. Ik wil me vandaag op een ander element focussen.
Minister, deze commissie heeft reeds meermaals over de capaciteitsproblematiek en over een versterking van het leerkrachtenkorps gedebatteerd. Wat de capaciteit betreft, hebt u recent initiatieven genomen. Wat het andere punt betreft, zijn we nog in blijde verwachting. Bij de derde aangehaalde reden wil ik echter even blijven stilstaan.
In uw antwoord op mijn vraag om uitleg van 12 februari 2015 hebt u verklaard dat het protocol tussen de verschillende pedagogische begeleidingsdiensten (PBD's) in de loop van april 2015 zou worden gefinaliseerd en afgesloten. Gelukkig heeft de commissievoorzitter mijn vraag om uitleg nog op de laatste dag van april 2015 geagendeerd.
Het hoeft geen betoog dat het onderwijsveld en zeker de Brusselse scholen op een concrete invulling van dit samenwerkingsakkoord wachten. Ze willen weten op welke begeleiding ze in de toekomst zullen kunnen rekenen.
In uw antwoord op een andere vraag om uitleg over het vervolg van het project Voorrangsbeleid Brussel hebt u verklaard dat enerzijds meer middelen naar het Onderwijscentrum Brussel (OCB) zullen vloeien en dat anderzijds een gedeelte van de middelen van het Voorrangsbeleid Brussel naar de pedagogische begeleidingsdiensten zullen vloeien. Dit moet de pedagogische begeleidingsdiensten in staat stellen hun werking te versterken. Ook in dat licht is het nieuws van de Vlaamse onderwijsinspectie belangrijk. Dit kan mogelijk een deel van het antwoord op het aangehaalde probleem vormen.
Minister, kunt u ons een stand van zaken geven in verband met het protocol tussen de verschillende pedagogische begeleidingsdiensten? Wanneer zal het protocol worden gefinaliseerd en ondertekend? Wanneer zal hierover ten aanzien van de scholen worden gecommuniceerd? Op welke wijze zal de pedagogische begeleiding van de Brusselse scholen onder meer door dit protocol worden verbeterd? Hebben de pedagogische begeleidingsdiensten u al gemeld hoe ze de bijkomende middelen, die vanuit het Voorrangsbeleid Brussel zullen worden getransfereerd, zullen gebruiken en inzetten?
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, ik ondersteun deze vraag om uitleg. Het dossier heeft een geschiedenis. Het lijkt me niet slecht die geschiedenis even aan de vraag om uitleg te koppelen.
Het gaat om twee organisaties die nagenoeg hetzelfde werk verrichten. Iedereen heeft zich afgevraagd of het niet mogelijk was die organisaties samen te brengen of te laten samenwerken. Dat is op allerlei problemen gestoten. Ik zal niet in detail treden. De argumenten tegen een samenvoeging waren niet altijd inhoudelijk. Ik zal het op die manier samenvatten.
Volgens mij is nu een duidelijke beslissing genomen. Het is een goede zaak dat nu duidelijk wordt wie voor de taalondersteuning Nederlands zal instaan. Dat is de essentie. Allerlei mensen die op dat vlak actief zijn, beschikken over expertise. Het zou jammer zijn indien die expertise ten gevolge van deze operatie verloren zou gaan en indien we ervan zouden uitgaan dat de gewone pedagogische begeleiders dit er en cours de route nog kunnen bijnemen.
Minister, ik ben geïnteresseerd te vernemen hoe u er zeker van kunt zijn dat de continuïteit van de expertise in verband met het Nederlands aanwezig zal blijven. Daar gaat het om.
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, de pedagogische begeleidingsdiensten en het OCB moeten zeer dringend dat protocol opstellen. Het is nog niet gefinaliseerd, maar dat moet zeer snel gebeuren. Er is al een eerste overleg tussen het OCB en de pedagogische begeleidingsdiensten geweest. Het OCB heeft de pedagogische begeleidingsdiensten op 30 maart 2015 een voorstel van protocol overgemaakt. Zij moeten nu tot een overkoepelend protocol komen. Ik weet dat alvast een pedagogische begeleidingsdienst zich formeel akkoord heeft verklaard met de tekst van het OCB. Aangezien in dit protocol de vorm en de inhoud wordt bepaald van de samenwerking en van de opdracht die bij de ontvangen middelen hoort, moet het zeer snel gaan.
Ik heb me veeleer terughoudend opgesteld. Ik wil me niet mengen in de wijze waarop de betrokkenen dit willen doen. Het moet echter wel gebeuren. Eén pedagogische begeleidingsdienst heeft zich al akkoord verklaard. Ik verwacht nu snel het akkoord van de anderen. Dit mag geen weken meer aanslepen. Het moet op maximaal twee weken in orde zijn. Dit moet binnen een termijn van twee weken worden opgelost.
Informeel hebben we wel al een eerste ontwerp van protocol kunnen inkijken. Daarin worden duidelijk de ondersteuningsinhouden van het OCB en de PBD’s opgenomen en de manier waarop de samenwerking wordt georganiseerd. Wat voor mij vooral van belang is en wat ook uitdrukkelijk in het ontwerp van protocol opgenomen wordt, is dat de scholen de ondersteuning van de verschillende ondersteuningsinstanties ervaren als één werking die hen begeleidt in het ontwikkelen van kwaliteitsvol onderwijs.
Aan de vacatures wordt er binnen elk van de PBD’s de laatste hand gelegd. De vacatures zullen op zeer korte termijn bekendgemaakt worden.
Ook de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) en het OCB hebben de procedure voor de overheidsexamens opgestart. Op 20 maart 2015 heeft het OCB de medewerkers van het Voorrangsbeleid Brussel (VBB) uitgebreid geïnformeerd over het verdere proces. De bekendmaking van de examens is gepland voor de week van 4 mei. De schriftelijke proef zal plaatsvinden op 30 mei en het interview is gepland op 22, 23 en 24 juni 2015. Daarna volgt dan de beslissing van het college van de VGC.
In het kader van Onderwijsdecreet XXV hebben we beslist om de middelen voor de vzw Voorrangsbeleid Brussel over te hevelen naar het Onderwijscentrum Brussel. Ik zal de discussie en de motivatie daarvoor niet hernemen. Dat is aan bod gekomen naar aanleiding van een vraag om uitleg van mevrouw Gennez over de vzw Voorrangsbeleid Brussel. De scholen gaven aan dat er voldoende aanbod aan ondersteuning is, maar dat ze door het bos de bomen niet meer zagen. Daarom is beslist om het op een andere manier te organiseren.
Hoe de middelen gebruikt zullen worden, wordt decretaal bepaald. De middelen die jaarlijks werden toegekend aan de vzw VBB, namelijk 1.218.000 euro, blijven behouden en worden verdeeld onder de netgebonden PBD’s en het OCB. Zij krijgen jaarlijks dus een subsidie van 609.000 euro. Het bedrag dat de PBD’s toekomt, wordt volgens een decretale verdeelsleutel verdeeld onder de PBD’s op basis van het aantal ambten in Brussel: 32,26 procent voor GO!, 19,72 procent voor Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap (OVSG), 1,87 procent voor Provinciaal Onderwijs Vlaanderen (POV) en 46,15 procent voor Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (VSKO). Het zou kunnen dat het lage aandeel van POV samengevoegd wordt met OVSG.
De oorspronkelijke opdrachten van de vzw VBB worden als volgt geheroriënteerd: ten eerste de competentieontwikkeling ondersteunen voor de implementatie van het M-decreet ten aanzien van de scholen van het basisonderwijs en secundair onderwijs die gelegen zijn in Brussel en ten tweede in een transfer voorzien van de inzichten naar het Vlaamse onderwijs en de ontsluiting van de kennis op het gebied van taalvaardigheidsonderwijs met prioriteit naar de scholen van de Vlaamse Rand realiseren. De pedagogische begeleidingsdiensten zullen daarvoor nauw samenwerken met het Onderwijscentrum Brussel van de Vlaamse Gemeenschapscommissie teneinde deze opdrachten te kunnen vervullen.
De extra ondersteuning van het OCB richt zich op inhoud eigen aan de Brusselse situatie, meer bepaald op taal en meertaligheid, ouder- en buurtbetrokkenheid, omgaan met diversiteit en armoede, brede school en breed leren. Ook met betrekking tot de ondersteuning van deze inhouden worden tussen de PBD en het OCB afspraken gemaakt. Ik hoop jullie binnen één tot maximaal twee weken het protocol te kunnen bezorgen om het inhoudelijk te bekijken.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, er is hier al een protocol aan bod gekomen om binnen de PBD’s, in navolging van het Samenwerkingsverband Netgebonden Pedagogische Begeleidingsdiensten (SNPB), de begeleiding op te vangen en er afspraken over te maken. Ik heb het specifiek over Brussel gehad, maar de Brusselse scholen zijn natuurlijk ook Vlaamse scholen. Dat protocol is bij mijn weten ook nog niet afgesloten en we naderen het einde van het schooljaar.
Bij het SNPB zit alles met betrekking tot het M-decreet. De PBD’s zijn het aan zichzelf en vooral aan de leerkrachten verplicht om zo snel mogelijk duidelijkheid te bieden. Ik weet niet of dezelfde timing geldt als voor dit protocol.
Eind mei moeten de algemene begeleidingsplannen voor de PBD’s klaar zijn. Daar moet dat allemaal inzitten. Het protocol moet er wel vroeger zijn. Ik had het eigenlijk al gehad willen hebben.
Daar denken we hetzelfde over.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dat protocol is de sleutel om dit op te lossen.
U had het daarnet in uw opsomming over ‘meertaligheid’. Dat gaat toch om de meertalige omgeving om daar maximaal in te zetten op Nederlands? (Instemming)
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
We moeten de fundamentele discussie niet opnieuw voeren. Het waren wel allemaal netoverschrijdende samenwerkingsverbanden om problematieken aan te pakken die voor alle netten dezelfde waren. Het VBB deed meer dan taalondersteuning, zoals het omgaan met diversiteit, differentiëring, ouderbegeleiding enzovoort. Dat zijn taken die netoverschrijdend dezelfde zijn. Die verbanden waren net opgericht om de efficiëntie te verhogen en om de expertise en de krachten te bundelen. Er is beslist om de netoverschrijdende samenwerking af te schaffen en over te hevelen naar de aparte netten. Op zich is dat voor mij een spijtige zaak. We moeten nu wel zeker zijn dat de expertise niet verloren gaat. Het gaat om Brussel, waar de nood zeer hoog is.
Het tweedelijns inclusienetwerk werd in de schoot van het SNPB uitgerold. Dat betekende qua ondersteuning heel veel voor de scholen. Er was nood aan. Ook daar is blijkbaar nog geen duidelijkheid over. De protocollen waren beloofd tegen eind april. Ondertussen is het eind mei. Het is niet alleen uw taak, maar desalniettemin is het de taak van de overheid en de minister van Onderwijs om erop toe te zien dat de cruciale expertise niet verloren gaat. Alles wat met gelijke onderwijskansen, goed onderwijs en begeleiding van het M-decreet te maken heeft, is wel degelijk uw verantwoordelijkheid. Het wordt dringend.
Mevrouw Meuleman, eind mei was steeds de timing voor de algemene plannen. Wat de expertise betreft, deel ik uw zorg. Momenteel lopen de aanwervingsprocedures. Ik leg nadruk op het protocol, dat duidelijk moet maken dat men geen structuur nodig heeft om goed samen te werken. Ik hoop zo snel mogelijk een algemene go te krijgen met betrekking tot dat protocol. Dan zijn we een stap verder en kan er in vertrouwen worden gewerkt aan de toekomst.
En het tweedelijns inclusienetwerk?
Dat zit in de algemene begeleidingsplannen. Dat komt niet in het protocol. Het wordt behandeld in de plannen voor de komende drie jaar. Die moeten er zijn tegen eind mei.
De vraag om uitleg is afgehandeld.