Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, op 23 februari jongstleden overhandigde het Trimbos-instituut zijn nota ‘Stategische Verkenning Uitgangsdrugs 2015’ aan staatssecretaris Martin van Rijn. De vaststellingen van het Trimbos-instituut zijn verontrustend. Het gebruik van uitgaansdrugs is sterk verbonden aan het uitgaansleven, meer specifiek dancefestivals en -party’s, waardoor drugsgebruik voor een grote groep mainstream jongeren een realiteit is geworden.
Het gebruik van die uitgaansdrugs ligt bij de groep jongeren van 16 tot 24 jaar relatief hoog in Nederland. Onderzoek in Nederland toont aan dat het gebruik van xtc onder frequente party- en clubbezoekers rond de 60 procent ligt. Het taboe om zichtbaar onder invloed te zijn van drugs lijkt steeds minder groot te zijn, door het feit dat het gemakkelijk te verkrijgen is en de kostprijs van uitgangsdrugs, in het bijzonder xtc, vrij laag is. Drugs zijn met andere woorden genormaliseerd. De gemiddelde dosering MDMA in xtc-pillen is de laatste jaren ongekend hoog. Bijna de helft van de tabletten bevat een dosering van meer dan 150 milligram MDMA, maar er zijn ook tabletten met meer dan 300 milligram, waardoor de gezondheidsrisico’s uiteraard aanzienlijk toenemen. Het Trimbos-instituut besluit dat deze ontwikkelingen voldoende argumenten geven om het Nederlandse preventiebeleid bij te sturen.
Het Trimbos-instituut zocht een aantal mogelijke verklaringen voor het gebruik van uitgaansdrugs. Ik haal er enkele verrassende uit. Uitgaansdrugs worden gebruikt om te ontsnappen aan de hoge maatschappelijke druk om te presteren in de huidige maatschappij. Ouders zijn te veel vriend geweest voor hun kinderen en te weinig opvoeder, en daardoor hebben ze te weinig regels gesteld. Jongeren zijn te weinig geïnformeerd over de gevaren van uitgaansdrugs en zien ze als onschuldige middelen.
Opvallende voorstellen van bijsturing van het preventiebeleid van het instituut zijn: de kennis van jongeren vergroten over de gezondheidsrisico’s van uitgaansdrugs, de verleende informatie beter onderbouwen om zo geloofwaardiger over te komen bij de jongeren, handvatten aanreiken aan jongeren om de risico’s terug te dringen, communiceren over normen over het gebruik van drugs en – opvallend – ook ouders handvatten aanreiken om het gebruik van uitgaansdrugs bij hun kinderen te voorkomen.
Een recent artikel in Knack laat ons zien dat de resultaten van de verkenning van het Trimbos-instituut ook gelden voor Vlaanderen. Uit dat artikel blijkt dat een xtc-pil 2 euro kost, dat ouders en grootouders weten van het druggebruik en dat aanvaarden en dat gebruikers hun toevlucht zoeken tot uitgaansdrugs om de stress van hun drukke professionele leven af te schudden.
Ook in Vlaanderen stijgt het gebruik van middelen. In 2013 bleek uit een enquête van de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen (VAD) bij uitgaanders dat ruim 90 procent alcohol dronk en 60 procent illegale drugs had gebruikt, waaronder cannabis, xtc en cocaïne. Ten slotte blijkt ook de gestegen dosis MDMA in xtc in Vlaanderen een trieste realiteit te zijn. Vandaag zien we al dat er organisaties zijn als Quality Nights, die aan ‘harm reduction’ doen door in clubs en bij danceparty’s te voorzien in gratis water, airco en een chill-out, om zo de schadelijke gevolgen van uitgangsdrugs en alcohol te beperken.
Minister, een aantal van de richtlijnen van het Trimbos-instituut lijken ook interessant voor Vlaanderen. Zult u die meenemen in de nieuwe gezondheidsdoelstelling en het daaraan verbonden actieplan met betrekking tot tabak, alcohol en drugs? Een verontrustende vaststelling is de normalisatie van het gebruik van drugs bij grote groepen jongeren. Zult u daaraan aandacht besteden bij het opstellen van uw actieplan en uw preventiestrategie? Interessant waren ook een aantal verklaringen die het Trimbos-instituut gaf voor het gebruik van uitgaansdrugs, zoals het ontsnappen aan de druk en de stress van het professionele leven. Meer en meer blijkt die stress vanuit de professionele activiteit Vlamingen parten te spelen. Misschien is dit geen onderwerp voor de gezondheidsdoelstelling tabak, alcohol en drugs, maar bent u het ermee eens dat dit een uitdaging is die ook Vlaanderen in zijn preventiebeleid moet meenemen?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik vind dit een terechte en goede vraag. Afgelopen dinsdag hebben we hier over de gezondheidsdoelstellingen gesproken. Men gaf toen al vrij algemeen aan dat de preventie en de ondersteuning zich richten op de fase waarin ouders kleuters en kinderen van lagereschoolleeftijd hebben. Dan is het allemaal nog redelijk te managen, al is het ook niet eenvoudig. Men zou ook meer aandacht geven aan de ouders van pubers, waar men met een ander soort jongeren werkt en heel andere problematieken voorgeschoteld krijgt. Die groep van ouders en jongeren zou men ook nauwer gaan betrekken. Ik hoop dat dat mee kan tegemoetkomen aan de problematiek die mevrouw Saeys hier terecht op de agenda plaatst.
De heer Anseeuw heeft het woord.
Het is inderdaad een heel interessante vraag over een heel interessant onderwerp. Als het klopt dat het gebruik van xtc hoe langer hoe meer sociaal aanvaard wordt, vrees ik dat we terechtkomen in hetzelfde verhaal als bij cannabis. Het gebruik van cannabis is sociaal een stuk meer aanvaard, maar net daardoor is het lange tijd bergop fietsen geweest om problematische gebruikers van cannabis bijvoorbeeld toe te leiden naar de hulpverlening.
Eén op de tien gebruikers van cannabis wordt een problematische gebruiker, maar vindt de weg naar de hulpverlening niet, net door het feit – hoe paradoxaal het ook mag klinken – dat het gebruik van cannabis sociaal aanvaard was en eigenlijk voor een groot stuk ook is.
Als we dezelfde richting uitgaan met xtc, komen we van de regen in de drop, en nog erger dan dat, met alle risico’s op ernstige schade van dien, zowel op het niveau van het individu als op het niveau van de directe omgeving van die gebruikers, maar ook op het niveau van de gemeenschap, de maatschappij in het algemeen. Het moet ons dus wel zorgen baren als we die richting uitgaan.
We kunnen onszelf inderdaad de vraag stellen op welke manier we het best aan preventie kunnen doen. Het kan bijzonder nuttig zijn om met jonge kinderen en hun ouders aan de slag te gaan, al was het maar omdat ze een aantal sterke sociale vaardigheden moeten kunnen ontwikkelen, in het bijzonder op jonge leeftijd. Die sociale vaardigheden moeten hen dan ook voldoende wapenen om bijvoorbeeld nee te zeggen tegen drugs. Dat moet uiteindelijk de bedoeling zijn.
Ik denk dat we het ook eens ruimer moeten bekijken. Welk signaal geven we eigenlijk met het drugbeleid dat vandaag in ons land wordt gevoerd? Ik weet dat u niet voor alles bevoegd bent. Integendeel: een belangrijk stuk, het stuk van repressie, dat wat ons betreft geen eindpunt moet zijn, zit bijvoorbeeld op het federale niveau. We moeten met alle niveaus samen bekijken welk signaal we geven rond druggebruik in het algemeen, niet alleen over cannabis, maar ook over xtc.
Waarom zeg ik dat? Mevrouw Saeys refereert in haar vraagstelling aan harm reduction en haalt het voorbeeld van Quality Nights aan. Op zich heeft Quality Nights zijn waarde en verdienste. Ik zal daar geen afbreuk aan doen. Maar ik denk dat het ook belangrijk is om het debat te voeren rond harm reduction in het algemeen. Dat is natuurlijk geen gemakkelijk debat. Niemand heeft problemen met harm reduction. De discussie gaat altijd over hoe breed of hoe eng we harm reduction definiëren. Waar eindigt harm reduction en begint het faciliteren van het gebruik? Of op zijn minst: waar eindigt harm reduction en geven we het signaal dat gebruiken op zich niet zo’n groot probleem is of soms misschien zelfs helemaal geen probleem?
Het lijkt mij belangrijk om niet alleen het debat te voeren over preventie, de behandeling die daarop kan aansluiten en hoe het repressieve luik zoveel mogelijk kan worden gebruikt richting die hulpverlening. Het is ook belangrijk om het debat te voeren welk signaal we geven aan de gebruikers en potentiële gebruikers in alles wat we uitstippelen van dat drugbeleid in ons land en hoe we dat concreet uitwerken.
Ik wil het debat opentrekken. Deze vraag leent zich daar misschien niet toe. Het is belangrijk om in de toekomst het debat te voeren over het beleid in het algemeen, niet alleen over harm reduction. Het gaat er niet alleen over wat we doen en wat de resultaten zijn, maar ook over welk signaal we geven aan de gebruikers en potentiële gebruikers.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, de vragen die u stelt, zijn heel pertinent. Het is misschien wat moeilijk om in een bestek van een kort antwoord heel het debat op een evenwichtige manier te benaderen.
U bent allemaal vertrouwd met de materie. Preventie is natuurlijk een gelaagd begrip. Er zijn groepen waarvoor je een algemene preventieve boodschap moet organiseren en andere groepen met verhoogde risico’s. Je hebt gebruikers die begonnen zijn en waarbij het de ambitie moet zijn om te stoppen. Dat weten we.
Ik denk dat de heer Anseeuw het juist heeft gesitueerd. Het is altijd wat balanceren op een koord. Op welk moment zit je effectief in een strategie van gedragsverandering naar verstandige keuzes en wanneer zit je in een normaliseringsverhaal? Dat is altijd het moeilijke met dat soort zaken, zeker als je probeert dat preventief beleid ook naar bepaalde groepen te voeren en de primaire, secundaire en tertiaire preventie wilt organiseren.
Tot op heden gaan wij in Vlaanderen en België – want het heeft een gemeenschappelijke achtergrond – uit van de redenering dat je, als je beleid voert met betrekking tot verslavende producten, een ontradend beleid moet voeren. Dat is de basis. Dat is al jaren zo. In de jaren negentig – 1996, 1997 – is er op dat vlak in Vlaanderen en op federaal niveau al heel wat gebeurd. Dat heeft geleid tot het samenwerkingsakkoord rond het drugbeleid en de Algemene Cel Drugsbeleid waarbij de overheden, het luik repressie, het luik hulpverlening en het luik preventie, geïntegreerd proberen te werken.
Als je het vanuit die algemene beschouwingen probeert in te passen, is het natuurlijk wat breder dan xtc, waar er een echt issue is in termen van het uitgaansleven. U voegt er cannabis aan toe. Maar alcohol is in termen van gezondheidsschade een veel groter probleem. Dat is een drug die veel socialer aanvaard is dan die andere, die zich in het illegale circuit situeren. Zo is er ook het roken en zijn er nog andere zaken. Wat dat betreft, zullen we een wat bredere discussie moeten organiseren.
U weet dat we bezig zijn met het voortraject voor een nieuwe gezondheidsconferentie die eind 2016 plaatsvindt. We zullen op dezelfde methodologische manier te werk gaan als er gisteren tijdens de gedachtewisseling is gezegd over voeding en beweging. We zullen starten met een stand van zaken van de epidemiologische gegevens en de problemen op het terrein. Het rapport van Trimbos zal hierbij worden meegenomen.
Bij het formuleren van een nieuw actieplan zullen we uiteraard moeten onderzoeken of en welke acties er kunnen worden ondernomen naar de uitgaanssector. In het huidige actieplan worden alle relevante sectoren geïntegreerd, ook de vrijetijdssector, waaronder specifiek het uitgaansleven. Het aanreiken van de juiste informatie, de tools om erover te communiceren en het vroeg detecteren en interveniëren, worden nu ook al in het Vlaamse actieplan opgenomen en uitgevoerd.
Mensen die regelmatig uitgaan, blijven een belangrijke doelgroep voor preventie van alcohol en drugs omdat het gebruik beduidend hoger ligt dan bij de algemene bevolking. Daarover bestaat geen twijfel.
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de Vlaamse jongeren het gebruik van xtc normaal vinden of dat ze het massaal gebruiken. Uit de leerlingenbevraging weten we dat in het schooljaar 2012-2013 2,3 procent van de leerlingen van het zesde middelbaar aangaf ooit xtc te hebben gebruikt. Een heel kleine groep van ongeveer 0,1 procent zegt regelmatig te gebruiken. Als je de evolutie van de laatste tien jaar bekijkt, zie je bovendien dat het ooit-gebruik daalt – van 4,2 procent naar 2,3 procent. Het regelmatig gebruik blijft constant. Aandacht blijft dus nodig, vooral ook in de uitgaanssector, maar wij zien in Vlaanderen op de korte termijn geen acute verontrustende evolutie.
Wij zijn al een tijdje bezig met acties rond de bevordering van geestelijke gezondheidzorg. De weerbaarheid tegen stress is daarbij een van de belangrijke dimensies. U kent wellicht de methodiek ‘Fit in je hoofd – goed in je vel’. Voor jongeren tussen 12 en 16 jaar is er het op maat gemaakte Noknok. Deze initiatieven zijn nuttig en blijven nodig. Op de website www.geestelijkgezondvlaanderen.be zijn een aantal initiatieven terug te vinden. Er wordt onder meer aandacht geschonken aan stress, overspannenheid en burn-out. Mensen leren omgaan met stress, ook opgenomen in het Vlaams Preventiedecreet, overstijgt inderdaad de gezondheidsdoelstelling rond het gebruik van tabak, alcohol en drugs. Anderzijds moet ook de link tussen stress en gebruik aan bod komen in de aanloop naar de nieuwe gezondheidsconferentie.
Dit brede fenomeen wijst er natuurlijk op dat de aandacht voor geestelijke gezondheid in het algemeen in onze samenleving alleen maar aan belang zou moeten winnen in alle levensdomeinen: de vrijetijdssector, maar ook de gezinnen, de werkplek, het onderwijs… Aandacht voor dit soort zaken is in verschillende sectoren nodig. Wij zullen een aantal preventieve elementen rond mentale gezondheidzorg kunnen ontwikkelen. Maar u zult het met mij eens zijn dat als je dat echt wilt doen, een preventief gezondheidsbeleid met betrekking tot mentale fitheid, je dat alleen kunt als alle domeinen in de samenleving investeren in welzijn en geestelijke gezondheid.
Wij hebben een factsheet van de VAD, onze partnerorganisatie die cijfers heeft van het voorbije decennium over de omvang van het gebruik van xtc en amfetamines in Vlaanderen en België. U kunt dit terugvinden op de website van de VAD. Het is heel duidelijk dat én de wereld van het uitgaan én de analyses die het Trimbos-instituut maakt mee zullen moeten in de voorbereiding van het traject naar de nieuwe gezondheidsconferentie.
Minister, dank u wel. U hebt enkele interessante zaken opgesomd. Er is ook vaak een gecombineerd gebruik, bijvoorbeeld alcohol samen met drugs en met roken. Dat zorgt voor nog meer gezondheidsschade. Er worden ook al op school coping-mechanismes aangeleerd.
U zegt dat alle domeinen moeten samenwerken. Dat klopt. Als er echt geen mentaliteitsverandering komt, zullen de mentale problemen alleen maar toenemen. We zien nu al een enorme toename van depressie, burn-out, middelenmisbruik. We moeten zeker opletten dat we niet naar situaties gaan zoals in Japan. We moeten de toenemende stress ergens kanaliseren. Vaak gebeurt dat door middelenmisbruik. Vanuit Welzijn moeten we daar absoluut aandacht aan besteden en in overleg gaan met andere domeinen.
Minister, uw antwoord bevredigt mij.
De vraag om uitleg is afgehandeld.