Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer De Loor heeft het woord.
Onlangs kregen de lokale besturen te horen dat de opbrengsten uit de aanvullende personenbelasting (APB) voor het inkomstenjaar 2015 pas laat naar de gemeenten doorgestort worden. De inkohieringen van de personenbelasting voor het aanslagjaar 2014 zullen dit jaar pas later van start kunnen gaan.
Vorig jaar hebben we tijdens de begrotingsbesprekingen, zowel in de commissie als in de plenaire vergadering, ook al over dit probleem gediscussieerd. Zowat alle gemeenten kregen toen te horen dat ze fors minder zouden ontvangen wegens een foute inschatting van de inkohiering. Dat heeft toen, onder meer naar aanleiding van twee actuele vragen, geleid tot een geanimeerd debat in de plenaire vergadering van 19 november 2014.
Minister, over de partijgrenzen en zelfs over de grenzen van meerderheid en oppositie heen werd u toen aangemaand om over deze problematiek een overleg te hebben met de federale minister van Financiën, Johan Van Overtveldt. Meer in detail vroeg dit parlement u als belangenbehartiger van de Vlaamse steden en gemeenten, om de aloude vraag te herhalen van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) om een structureel voorschottensysteem te bepleiten bij de federale overheid. U antwoordde toen: “Het is niet ik of deze regering die bepalen wanneer de voorschotten door de federale overheid worden betaald. Ik wil dat uiteraard bespreken met de federale minister van Financiën. Ik heb al aangekondigd dat ik contact met hem heb gehad en we zullen rond de tafel gaan zitten. Hier wordt nu één problematiek aangehaald die een impact heeft op de financiële situatie van de lokale besturen, maar er zullen er wellicht nog zijn. Het is zeker zinvol om rond de tafel te gaan zitten om na te gaan welke federale maatregelen welke invloed hebben op de financiële situatie van de lokale besturen.”
Minister, hebt u het systeem van structurele voorschotten in de aanvullende personenbelasting besproken met de federale overheid of met de federale minister van Financiën? Hebt u diezelfde federale overheid of minister kunnen overtuigen in het belang van de Vlaamse steden en gemeenten?
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Voor een keer ben ik heel blij met de vraag van de heer De Loor. Ik weet uit ervaring dat het moment dat die brief binnenkomt met daarop het bedrag van de personenbelasting, voor heel wat stress zorgt bij de lokale besturen. Een aantal maanden geleden hebben we daar inderdaad een debat over gevoerd in de plenaire vergadering. Heel wat gemeentebesturen, ook dat van mij, hebben de laatste keer een serieuze streep door de rekening gekregen.
Ondanks de talrijke vragen die ik daarover al heb gesteld aan de betrokken administratie is het voor mij nog altijd niet duidelijk wat de reden is voor die minderinkomsten. Ik vraag me vandaag nog altijd af of het ligt aan een ander ritme van inkohieren waardoor we een inhaalbeweging aan het maken zijn of dat we in het verleden gewoon op te grote voet hebben geleefd.
De heer De Loor reikt nu een oplossing aan om daaraan tegemoet te komen, maar ik wil nog een stap teruggaan. Ik wil graag weten wat de oorzaak daarvan is en wanneer wij zicht krijgen op de toekomst. Hoe zullen wij daar in de toekomst mee omgaan zodat we geen problemen meer hebben met onze beleids- en beheerscyclus?
De heer Doomst heeft het woord.
Ik ben altijd blij met een vraag van de heer De Loor. Minister, ik wil er bij u op aandringen om figuurlijk al uw gewicht in de weegschaal te leggen. Voor de lokale besturen is het dikke miserie dat er telkens wanneer het begrotingswerk klaar is, een wit konijn uit de hoed wordt getoverd dat via ander gegoochel moet worden opgelost. Naar ik verneem, heeft dit te maken met de manier van aanpakken, vooral van de administratie. Ik wil er dan ook op aandringen dat u uw goede relaties met de overkant benut om daar eindelijk iets aan te doen.
Minister Homans heeft het woord.
Het klopt dat deze problematiek al meermaals is besproken in dit parlement. Ik onderschrijf de zorg van wellicht iedereen hier aanwezig dat het voor de Vlaamse lokale besturen redelijk lastig is om telkens rekening te moeten houden met verschillende ramingen en met een latere doorstorting van de opbrengsten. Dat heb ik toen tijdens de plenaire vergadering ook heel duidelijk erkend.
Mijnheer De Loor, ik heb toen beloofd contact te zullen opnemen met federaal minister Van Overtveldt om hem te vragen hoe hij deze problematiek zal oplossen. Uiteraard heb ik dat ook gedaan en meer dan een keer. Ik heb hem ook duidelijk gemaakt dat dit vervelend is voor de Vlaamse lokale besturen. Minister Van Overtveldt heeft beloofd daaraan te werken. Hij heeft nog voor de zomer van dit jaar een initiatief beloofd. Dat gebeurt voor de zomer omdat de lokale besturen ongeveer begin september beginnen met hun budgetopmaak. Het zou dan ook goed zijn indien er een duidelijke raming zou zijn die deze keer net iets waarheidsgetrouwer is dan deze uit het verleden.
Ik deel de zorg van deze commissie. Ik heb gedaan wat ik had beloofd te zullen doen. Ik kan alleen afwachten of minister Van Overtveldt zijn engagementen ten aanzien van de Vlaamse Regering en van mijzelf als minister nakomt. Indien hij dat niet doet, zal ik opnieuw aan de alarmbel trekken.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik ben verrast door de beknoptheid van het antwoord. Ik dank u voor het feit dat u al contact hebt gehad met minister Van Overtveldt en dat u er bij hem op aangedrongen hebt om werk te maken van dat kader. U bent de belangenbehartiger van de Vlaamse steden en gemeenten, we verwachten dat dus ook van u zoals ook in het kader van de beleids- en beheerscyclus van de lokale besturen mag worden verwacht dat de budgetten tijdelijk en degelijk worden opgemaakt. Maar daarvoor is natuurlijk wel degelijk cijfermateriaal nodig. Ramingen en voorschotten zijn daarbij belangrijk.
U hebt verwezen naar de zomer omdat die periode heel cruciaal is. In mijn gemeente Zottegem wordt al in augustus begonnen met de opmaak van de budgetten. Het lijkt me noodzakelijk, minister, dat er een stabieler kader komt voor de gemeentebegroting zodat we die verrassingen die de heer Doomst een wit konijn noemt – ik zou eerder spreken van een zwart konijn – in de toekomst kunnen uitsluiten. Vandaar ook mijn vraag om zeker de timing te respecteren en dus niet af te wachten voor u aan de alarmbel trekt bij de federale minister van Financiën, maar proactief op te treden. Ik wil u dan ook vragen, en ik hoop dat de collega’s me daarin bijtreden, om nu al opnieuw contact op te nemen met de vraag naar een stand van zaken. Een stabieler kader is immers echt noodzakelijk voor de gemeentebegroting.
De vraag om uitleg is afgehandeld.