Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, over de opleidingsvergoeding hebben we intussen zeven à acht maanden geleden al een vraag gesteld. We kennen dus allemaal de problematiek.
In de vorige legislatuur is er een verzoekschrift geweest, en een hoorzitting. In het regeerakkoord staan er ook een paar zinnen over. In deze commissie voelen we, denk ik, allemaal aan dat daar het best een oplossing voor komt. In de dagelijkse praktijk zien we daar immers toch nog heel wat onrust over, vooral bij kleine clubs. Misschien is ‘onrust’ niet het juiste woord, maar kleine clubs wijzen erop dat ze misschien een beetje te weinig worden gehonoreerd voor de goede jeugdwerking die ze hebben. Jonge talentvolle spelers – en het gaat over altijd maar jongere spelers – gaan naar grotere clubs.
In andere gemeenschappen van dit land is er al een sluitende wetgeving. Ook de regeling van de Fédération Internationale de Football Association (FIFA) heeft de deur opgezet voor een mogelijke vergoeding.
Minister, de vorige keren, tijdens de hoorzitting en naar aanleiding van andere parlementaire vragen, hebt u gezegd dat men moest proberen naar een zekere mate van zelfregulering te gaan. Op zich is daar natuurlijk geen probleem mee. Ook wat de discriminatie op de arbeidsmarkt betreft, om nu even uw andere bevoegdheid te vernoemen, zeggen we dat de sectoren zelf iets moeten doen qua zelfregulering. Op zich lijkt dat me in eerste instantie een juiste houding, maar we moeten er natuurlijk over waken dat die zelfregulering er ook komt. We mogen ook niet ongeduldig worden. We moeten iedereen de tijd geven om tot een oplossing te komen. De basketbalfederatie is een mooi voorbeeld ter zake, maar de andere takken aarzelen wat. Daarom rijst nu de vraag of de overheid geen tandje moet bijsteken om een ander, meer dwingend kader te bouwen voor die zelfregulering.
Minister, zijn er resultaten van de consultatieronde die twee jaar geleden werd gestart? Wat verwacht u van die resultaten? Hebt u ondertussen al overleg gehad met de kinderrechtencommissaris over deze materie? Wordt deze problematiek ook meegenomen in de bijsturing van het Federatiedecreet? Wat is uw standpunt met betrekking tot zelfregulering?
De heer Wynants heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Van den Heuvel, in eerste instantie heb ik een opmerking. U stelde in de schriftelijke versie van uw vraag dat kleine clubs met een goede jeugdwerking hun jonge talentvolle spelers zien verdwijnen naar grote clubs die niet investeren in een eigen duurzame jeugdopleiding. U zou verstomd staan wat grotere clubs in de voetbalwereld investeren in de jeugdopleiding. In het basketbal heeft men een apart systeem, een poolsysteem. Men heeft er ook een bonus voor iedereen die speelt, maar een ploeg uit eerste klasse die geen jeugdopleiding heeft, die krijgt ook niets. Daar is het dus al gereguleerd. Daar moet u ook een beetje over nadenken.
Natuurlijk gaat de tijd tegenwoordig steeds sneller. Ik wil u geen verwijt maken, maar in het decreet van 24 juli 1996 staat duidelijk dat elke jeugdspeler vrij is, dat hij als niet-professionele sportbeoefenaar de vrije keuze heeft. Dat is ook de reden waarom destijds uw collega’s, de heren Martens en Van den Brande, dit decreet hebben goedgekeurd, en terecht. Dat was eigenlijk een gevolg van het Bosmanarrest. Ondertussen zijn we enkele jaren verder. Ik blijf er voorstander van de zelfregulering toch in stand te houden.
Ik heb gisteren in de voetbalwereld gevraagd, en heb er de toestemming voor gekregen, dat het profvoetbal een fonds op jaarbasis zou aanleggen. Achteraf zullen we dan nog bespreken over welke sommen het gaat. Het profvoetbal is dan wel de Pro League, maar daarbij moet ik wel terugvallen op de Vlaamse ploegen alleen. Ik kan de Waalse ploegen immers natuurlijk niet verplichten om mee te storten. Ze zijn bereid om elk jaar voor vijf of tien jaar een bepaalde som te storten, die volledig naar de Voetbalfederatie Vlaanderen (VFV) gaat, voor de jeugdopleiding. Dat wil dan ook zeggen dat de jeugdopleiding door dat fonds wordt gesponsord. Ze zijn dus bereid een bepaalde som daarin te storten, en dan zal de VFV ten behoeve van de amateurs zelf mogen beslissen hoe dat wordt verdeeld. Ik heb daar een kleine opmerking bij. Voor mij is een jeugdwerking vooral gerelateerd aan goede trainers, en niet eventueel aan een goede accommodatie en dergelijke. Wie dan immers per toeval van de gemeente een stadion, een kunstgrasveld krijgt, die heeft dan zogezegd een goede jeugdwerking. Dat heeft daar niets mee te maken. Dan moet ik misschien terugkeren naar het federale. Misschien kunnen we onze trainers een ander statuut verlenen en dergelijke. Ik verwijs naar het statuut van semi-agorale medewerker. Ik blijf dus pleiten voor zelfregulering in de liga’s. In het basketbal is het ook zo’n beetje. Minister, ik laat het echter aan u over om uw denksporen te presenteren.
Minister Muyters heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer Wynants, ik denk dat we goed moeten beseffen dat u ongelooflijk goed nieuws brengt. Dat lijkt me een element van een doorbraak vanuit de Pro League.
Ik zal heel eerlijk zijn: ik wist het net voor ik binnenkwam, ervoor niet. Ik vind het zelf heel goed nieuws dat dit daadwerkelijk gebeurt. Over die semi-agorale arbeid hebben we nu ondertussen met twee federale ministers contact gehad. Ik hoop dat we ook op dat vlak enigszins een doorbraak krijgen, ook omdat de drie gemeenschappen ondertussen aansturen op wat wij vragen. Ik hoop dat we ter zake een stap kunnen zetten, maar ik ben blij dat u dat aankaart.
Collega Van den Heuvel, ik wil een kleine kanttekening maken bij de wetgeving die in de andere gemeenschappen bestaat. U hebt dat aangehaald in uw inleiding. In een andere gemeenschap is er effectief een passage over een opleidingsvergoeding die wordt toegestaan. Maar het principe dat daar gehanteerd wordt, is evenredigheid met de aantoonbare opleiding. Ik snap dat wel, maar dat heeft wel situaties gecreëerd die helemaal ingaan tegen het arrest-Bosman en tegen ons decreet op de niet-professionele sportbeoefenaar. Ik daag u uit om eens te gaan kijken wat dat bij de vrije overgang van amateursporters al heeft teweeggebracht. Als je gewoon de wetgeving bij de Franstalige collega’s bekijkt en het bondsreglement van de Koninklijke Belgische Voetbalbond (KBVB) dat alleen op Franstalige clubs van toepassing is, dan zie je dat een gewone amateurspeler van 15 jaar, die van de ene amateurclub naar de andere gaat, al snel meer dan 1000 euro kost. Ik ga ervan uit dat dat niet is wat wij willen realiseren, niet nu en niet in de toekomst. Laat ons dus de wetgeving van de collega’s in de andere gemeenschappen niet als voorbeeld nemen. U hebt hier geen vraag over gesteld, maar ik kon het niet laten om daar toch iets over te zeggen.
Ik kom tot de consultatieronde. De Vlaamse Sportfederatie (VSF) heeft een aantal federaties rond de tafel gebracht om van gedachten te wisselen. De bedoeling is tot een gezamenlijk standpunt te komen. Enkele dagen geleden hebben we daar een eerste discussienota van ontvangen. U mag het me niet kwalijk nemen, maar ik wil deze discussienota ook wel ten gronde kunnen bekijken.
Ik wil u ook de twee hoofdprincipes meegeven. Het eerste is dat men een wettelijk kader vraagt voor een solidariteitsfonds. De heer Wynants is daar al op ingegaan. Wat ik belangrijk vind, is dat ze een solidariteitsfonds willen dat losgekoppeld wordt van de overgang van spelers. Het is een soort opleidingsfonds, dat los staat van het feit of een speler van club verandert, maar wel voor het verder groeien van een speler, in of buiten die ploeg, dat maakt niet uit. Een tweede punt is dat ze ook willen kijken naar de fiscale wetgeving rond de vrijstelling van de doorstorting van de bedrijfsvoorheffing. Maar u weet dat dat geen bevoegdheid is van mij. Het gaat ook verder dan waar wij in het regeerakkoord in hadden voorzien. Het vraagt zeker verdere discussie met de VSF over wat ze juist willen. Ik wil dat graag samen bekijken, maar ik heb daar nog wel wat discussie rond nodig.
Ik wil ook opmerken dat sportfederaties vandaag al kunnen opteren voor het invoeren van een jeugdsportfonds. Sommigen denken, omdat het niet in het decreet staat, dat het niet mag. Dat is verkeerd. Het staat niet in het decreet, dus laat het decreet het toe. Ik wil dat voor alle duidelijkheid en voor iedereen zeggen: het starten van een jeugdsportfonds kan wel op basis van het huidige decreet op de niet-professionele sportbeoefenaar, want het wordt niet verboden. Alles wat niet verboden wordt, kan. Ik heb niet eens een wijziging van het decreet nodig om de wens van de VSF rond het sportfonds te realiseren. Ik kom straks op een klein detail terug.
Ik heb hierover geen specifiek contact gehad met de Kinderrechtencommissaris. De Kinderrechtencommissaris is wel sterk betrokken bij het netwerk ethisch sporten. Ik heb daar vorige week in de plenaire vergadering naar aanleiding van een actuele vraag van Peter Wouters nog over gesproken. De mensen van het Kinderrechtencommissariaat zijn ook gekomen naar de eerste effectieve vergadering van het netwerk ethisch sporten. Daar gaf de kinderrechtencommissaris een toelichting over aandachtspunten, vragen en meldingen die zij detecteren en die we ook kennen van de jaarverslagen. Maar specifiek hieromtrent hebben we daar geen contact over gehad. Ik weet niet of we dat echt specifiek hieromtrent moet hebben, maar ik ben er altijd toe bereid. Ik ben ervan overtuigd dat zij weten waar we mee bezig zijn en ze kunnen dat ook in de volgende bijeenkomsten van het netwerk ethisch sporten zeker aan bod brengen.
Het derde punt gaat over het Federatiedecreet. Als ik kijk naar de opleidingsvergoeding, dan moet ik eerlijk zeggen dat ik vind dat dat meer thuishoort in het decreet van 24 juli 1996 over het statuut van de niet-professionele sportbeoefenaar. Ik wil het daar houden en het niet in het Federatiedecreet meenemen. Het stond niet in het oude, en ik wil het ook niet in het nieuwe meenemen.
Wat betreft de zelfregulering, kan het grootste deel van de problematiek door zelfregulering worden opgelost binnen de bestaande wet- en decreetgeving. Ik zag daarnet iemand al de wenkbrauwen fronsen, maar misschien blijft er mogelijk een klein knelpunt over, namelijk de overgang van het niet-professionele naar het professionele statuut. Strikt genomen zou dat ook met een opleidingsfonds kunnen worden opgelost, maar als dat niet zo is, ben ik altijd bereid om het regeerakkoord effectief uit te voeren. Ik denk dat jullie het regeerakkoord kennen. Ik wil dit eerst, zoals het regeerakkoord zegt, verder bespreken met de VSF en zien wat en hoe.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Voorzitter, ik wil de minister danken voor het antwoord en wil ook de heer Wynants danken voor het antwoord. Het begint me een beetje te dagen. Wanneer de heer Wynants me enkele weken geleden vroeg om deze vraag na de paasvakantie te agenderen en niet ervoor, had hij wat meer tijd om het werk op het veld verder te laten evolueren.
Op zich vind ik die zelfregulering een goede zaak. Ik heb dat ook in mijn inleiding gezegd. Ik heb verwezen naar discriminaties op de arbeidsmarkt. Als een sector zichzelf kan organiseren met een kwaliteitscontrole en de overheid enkel het kader moet bewaken, dan vinden wij dat de ‘first-best’ oplossing.
Als, voor alle duidelijkheid, de sector ook in deze problematiek een goed kader kan organiseren, dan juichen wij dat toe. Ik ben dan blij van de heer Wynants te vernemen dat in de Pro League daartoe nu initiatieven worden genomen. Dat vinden wij een goede evolutie en wij willen die dan ook alle kansen geven. De vraag is er een week of zes geleden gekomen omdat het een beetje stil was op dat vlak.
Minister, in uw vorige antwoord maakte u zelf een allusie op de kinderrechtencommissaris. Daarom vragen we nu of daar iets uit is voortgekomen.
Voor het Sportfederatiedecreet is er nu een uitvoeringsbesluit. Ook daarom is het niet zo’n vreemde vraag.
Ik besluit. Wij zijn ook voor zelfregulering. Maar als de sector na geruime tijd niet tot een resultaat komt, vinden wij dat de overheid initiatieven moet nemen. Ik ben blij te horen dat er binnen de Pro League initiatieven zijn die de goede richting uitgaan. Dan is dat voor ons ook een ‘first best’-oplossing.
De heer Wynants heeft het woord.
Mijnheer Van den Heuvel, ik heb dat gisteren mee goedgekeurd. U weet dat het bij de Pro League niet zo eenvoudig is. Zij zullen ongeveer in dezelfde zin voorstellen formuleren. Die moeten hier dan worden besproken. Dat is geen probleem.
De vraag om uitleg is afgehandeld.