Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Mijn vraag dateert van 11 maart. We hebben het in deze commissie al eerder over dit onderwerp gehad.
In oktober vorig jaar was er enige commotie ontstaan over de betwisting van de resultaten van het toelatingsexamen voor arts en tandarts waarbij een tachtigtal studenten uiteindelijk toch de opleiding mocht aanvatten, niet omdat ze beter scoorden maar omdat een aantal vragen waren weggevallen wegens een beroepsprocedure.
Minister, we hebben die problematiek hier toen besproken en u bent een aantal engagementen aangegaan zoals het oprichten van een begeleidingscommissie. Deze commissie bestaande uit vertegenwoordigers van de faculteiten, de studenten, het secundair onderwijs en de overheid kwam in december een eerste maal samen om aanbevelingen te ontwikkelen om betwistingen en het schrappen van vragen na het afleggen van het toelatingsexamen te vermijden.
Op 13 februari werden via ministerieel besluit de voorzitter, secretaris en andere leden van de examencommissie die belast zijn met de organisatie van het toelatingsexamen benoemd.
Begin deze maand vernamen we via de media dat het toelatingsexamen op een aantal punten al licht is aangepast. Zo zou men gaan van zestig naar tachtig vragen. Wanneer er dan een vraag wordt geschrapt, is het effect minder groot. Het praktische deel zou iets minder vragen bevatten.
Minister, dit hebben wij uit de media vernomen. Zijn dit nu de concrete aanpassingen of zijn er nog?
Hoe verloopt de samenwerking en het overleg tussen de nieuwe begeleidingscommissie en de examencommissie? Komen zij op regelmatige basis samen? Wat doen zij dan, wat staat er concreet op de agenda?
Zal het nieuwe toelatingsexamen na de twee examenmomenten opnieuw worden geëvalueerd? Zo ja, met welke vragen?
Mevrouw Soens heeft het woord.
Ik heb onlangs een schriftelijke vraag ingediend met betrekking tot het rapport van de ombudsman en over de aanbevelingen die hij daarover heeft gedaan. Er zijn drie aanbevelingen. De ombudsman beveelt de Vlaamse Regering aan om de toepassing van artikel 20, paragraaf 3 van het examenreglement te begrenzen. Hij aanvaardt de stapsgewijze omgang met het inzagerecht. Eerst moet er uitleg worden gegeven maar als de vraag tot inzage blijft leven, dan moet ze ook worden ingewilligd. Tot slot stelt hij voor om de kandidaten het jaar nadien vrij te stellen van het inschrijvingsgeld. In mijn schriftelijke vraag vroeg ik u of u gevolg geeft aan die aanbevelingen.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, ik zie dat er in de commissie vertegenwoordigers zijn van de faculteiten, de studenten en het secundair onderwijs. Zijn dat voor het secundair onderwijs dan een aantal leerkrachten of gaat het over iemand van de pedagogische begeleidingsdienst?
Voor vandaag had ik een vraag ingediend over de bekwaamheidsbewijzen voor het lesgeven in de natuurwetenschappen fysica, biologie enzovoort. Ik ben heel erg bezorgd over de kwaliteit van de lessen wetenschap in ons onderwijs en over de kansen die onze leerlingen vervolgens maken om te slagen voor het toelatingsexamen geneeskunde.
Minister, hoe is die commissie precies samengesteld? Komt die op regelmatige basis samen? Hoe verlopen de zaken voor het opstellen van het toelatingsexamen?
Behoort het fundamenteel herbekijken van het toelatingsexamen ook nog tot de mogelijkheden of wil men met dezelfde formule verder gaan mits een aantal lichte aanpassingen?
Minister Crevits heeft het woord.
De situaties die bij de vorige sessie zijn ontstaan, hebben te maken met het schrappen van vragen die op basis van de antwoorden niet valide bleken. Dergelijke schrappingen zijn bij meerkeuze-examens gebruikelijk. Dat gebeurt op basis van een wetenschappelijk onderbouwde itemanalyse en vooraleer de resultaten definitief worden vastgelegd. Indien er na de deliberatie echter nog bijkomende vragen in twijfel worden getrokken, dan rijzen er problemen omdat er dan mogelijk extra geslaagden zijn. Dat is de vorige keer gebeurd, met alle gevolgen van dien. Die situatie is zeker niet voor herhaling vatbaar.
Om die problemen in de toekomst te vermijden, heb ik dus een begeleidingscommissie samengesteld die adviezen formuleert om het examen beter te maken. Dat is geen formele commissie. Ik heb de samenstelling niet bij me omdat die vraag niet was gesteld, maar ik kan die u gerust bezorgen, mevrouw Brusseel. Ik heb die commissiezelf samengesteld, en ik heb daar ook geen goedkeuring aan de regering voor gevraagd. Ik heb gewoon gezocht naar de nodige expertise om een en ander te begeleiden en om snel en efficiënt te kunnen werken.
Die begeleidingscommissie kan adviezen formuleren om het examen beter te maken, maar zij beslist niet echt. Het gaat meer over een soort van backoffice.
Sommige ingrepen zijn mogelijk op korte termijn, andere vragen wat meer onderzoek en soms ook een decretale wijziging. Voor de volgende editie van het examen, in de zomer van 2015 dus, zijn er een aantal wijzigingen. Zo zal er een taalscreening plaatsvinden op alle onderdelen van het examen, met vooral de focus op een eenvoudig en voor de kandidaat helder taalgebruik. De bedoeling is om te vermijden dat vragen achteraf zouden worden betwist omdat ze niet eenduidig waren. Onduidelijke vragen hebben trouwens ook als nadeel dat niet zozeer de wetenschapskennis van de kandidaat wordt getest maar wel zijn of haar vermogen om een moeilijke formulering te ontcijferen. Dat komt al voor een deel tegemoet aan de vaststelling in het onderzoek van de VUB dat het examen nogal ‘talig’ zou zijn en bijvoorbeeld daarom een extra drempel zou betekenen voor kandidaten met een andere taalachtergrond. Dat is dus de eerste wijziging.
Het aantal vragen van het gedeelte Kennis en Inzicht in de Wetenschappen (KIW) wordt verhoogd van veertig naar zestig. Voor het gedeelte Informatie Verwerven en Verwerken (IVV) wordt het aantal vragen verminderd van negentig naar zestig. De verhoging van het aantal vragen voor het KIW-gedeelte is nodig om de impact op de score van de kandidaten bij een eventuele schrapping van een vraag na itemanalyse te beperken. Nu liggen de resultaten voor het onderdeel KIW zodanig dicht bijeen dat iedere schrapping grote gevolgen heeft. Zo zijn er bijvoorbeeld nu meteen tachtig extra geslaagden.
Meer vragen verhoogt de spreiding. Het effect van één vraag zal dus voor minder kandidaten het verschil betekenen tussen geslaagd of niet geslaagd. Het is niet zo leuk om te vernemen dat je pas in de tweede of derde ronde geslaagd bent. Het academiejaar was immers voor die laatste ronde al een eindje gestart.
Om de validiteit van de vragen naar kennis en inzicht in de wetenschappen (KIW-vragen) te verhogen, werd de examencommissie uitgebreid tot vijftien leden. Mevrouw Brusseel, dat heeft niets te maken met de begeleidingscommissie. Bij die vijftien zijn er, in de plaats van telkens één expert in de vorige commissies, twee experten per wetenschappelijke discipline: twee voor biologie, chemie, fysica en wiskunde. Ik zal de samenstelling van de commissie overmaken.
In tegenstelling tot de vorige examensessies zullen de vragen voor het KIW-gedeelte niet meer door de leden van de examencommissie zelf worden opgesteld, maar door een kleine groep van externe vraagopstellers met expertise op het vlak van de vakinhoud en toetsconstructie. De leden van de examencommissie zullen uit de set van ontwikkelde vragen de vragen voor het examen kunnen selecteren op basis van een inschatting van de validiteit. Een pregroep maakt vragen. Dan haalt de examencommissie de vragen uit een groter geheel. Met deze voorscreening is er dus sowieso meer kwaliteitscontrole en wordt het risico kleiner dat er achteraf nog vragen moeten worden geschrapt.
De voorzitter en twee leden van de examencommissie maken deel uit van de begeleidingscommissie. Alle aanbevelingen worden binnen de examencommissie besproken en onderzocht op hun haalbaarheid. De startvergadering van de begeleidingscommissie vond plaats op 19 december 2014. De begeleidingscommissie is al driemaal samengekomen. Een vierde bijeenkomst is gepland voor eind mei van dit jaar.
Na elk toelatingsexamen volgt altijd een uitgebreide evaluatie van beide examensessies door de examencommissie. Zoals gezegd, zal de begeleidingscommissie ook nog voorstellen doen voor aanpassingen die pas ingaan bij een volgende editie. Ik heb geprobeerd nu al maximaal dingen die verbeterbaar waren, te verbeteren.
Iemand vroeg of we dat dan nog helemaal zouden kunnen herzien. Wij werken nu met een examen waar je ofwel geslaagd voor bent ofwel niet geslaagd. Er zijn gesprekken aan de gang. Minister De Block bekijkt hoe je de instroom kunt beperken, zeker omdat er in Wallonië een groter probleem is. Daar denkt men aan een numerus fixus: de zoveel besten van het examen mogen starten. Ik heb voorlopig geen plannen in die richting, maar ik ben wel benieuwd hoe het debat zich zal voortzetten. Het systeem werkt vrij goed. De test waar men door moet, is vrij zwaar. Maar ik wil niet nog eens de farce tegenkomen dat je na je examen niet één maar zelfs twee keer moet vragen toelaten. Die instroom zet natuurlijk ook druk op de afgestudeerden. Binnen zoveel jaar zijn er zoveel extra. We zitten daar al met de dubbele cohorte van zeven naar zes jaar. Zoals het nu gelopen is, is het niet zo handig.
Mevrouw Soens, het minder schrappen van vragen is oké doordat er nu een betere kwaliteitscontrole is. Inzagemomenten zijn al mogelijk. Het Agentschap voor Kwaliteitszorg in Onderwijs en Vorming (AKOV) doet er alles aan om al informatie te geven. Ik ben niet ingegaan op het vrijstellen van het inschrijvingsgeld. Het gaat hier over een probleem uit het verleden, en ik vind het dan ook heel raar om de groep die komt, nu vrij te stellen voor iets uit het verleden. Ik begrijp de suggestie van de ombudsman, maar ik zie geen reden waarom ik daarop zou moeten ingaan. Ik ben dus op twee van zijn drie suggesties positief ingegaan.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, ik ben blij om te horen dat er daarin nu eindelijk een ‘doef’ wordt gegeven, om het zo maar eens te zeggen. Zo kunnen we die pijnlijke situaties vermijden, want dat was het toch in het begin van dit academiejaar, voor de studenten, voor de ouders, maar ook voor de geloofwaardigheid van toelatingsproeven, ingangsproeven, oriënteringsproeven en dergelijke.
Dat mogen we toch niet vergeten, het zijn zeer interessante en belangrijke instrumenten. We moeten daar zeer omzichtig mee omgaan. Dan moeten we er ook voor zorgen dat we de poten niet vanonder onze stoel zagen.
U zegt dat er een taalscreening van de vragen komt om na te gaan of ze juist zullen worden begrepen. Een van de opmerkingen was dat de studenten die het Nederlands minder machtig zijn, moeilijkheden hadden met het examen. Daar wil ik een randbemerking bij maken. Daar mogen we niet te veel in meegaan. Ik verklaar me nader. Een arts, in al zijn specialiteiten, zal natuurlijk veel contacten hebben met verschillende mensen. Daar moeten we bewaken dat het therapeutisch gesprek, zoals bepaald in de welzijnswetgeving, te allen tijde optimaal kan gebeuren. We mogen van de kandidaten toch verwachten dat ze het Nederlands voldoende beheersen? Ik denk niet dat u iets anders hebt gezegd, maar ik wil het wel nog eens onderstrepen.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Ik dank u voor uw antwoord, minister. Ik ben er heel tevreden mee.
Ik denk dat het een goede zaak is om moeilijke multiplechoicevragen tegen het licht te houden om er zeker van te zijn dat er niet al te veel twijfel ontstaat bij de kandidaat-student. Ik denk niet dat het erom gaat, mijnheer Daniëls, dat de kandidaten onvoldoende Nederlands zouden kennen, bijvoorbeeld om later te communiceren met hun patiënten.
Het gaat om een correcte evaluatie. Hoe zaai je het minst mogelijk verwarring als je zo’n examen opstelt? Dat is vooral van belang als degenen die het examen opstellen, niet gewend zijn aan de evaluatie van leerlingen in het secundair onderwijs. De evaluatie in het secundair onderwijs in altijd zo helder mogelijk omdat de pedagogische begeleiding en de inspectie daarop staan.
Het toelatingsexamen kent dan voor de kandidaten plots een heel andere formule, moeilijke formuleringen en/of jargon. Dat was een van de bevindingen van de VUB: dat er al een behoorlijk medisch jargon in zit. Leerlingen die in de familie een arts hebben, kennen de terminologie al een beetje. De moeilijke taal benadeelde dus niet alleen de anderstalige leerlingen maar ook leerlingen uit kansarme gezinnen met een minder sterke woordenschat.
Het is zeer belangrijk om correcte en moeilijke wetenschappelijke vragen te stellen, maar ze moeten helder zijn. Een leerkracht die in het secundair onderwijs geen heldere vragen stelt, krijgt bemerkingen. Het is correct dat er meer vragen over wetenschap worden gesteld en iets minder over het tweede luik. Dat plaatst de zaken terug in de juiste verhouding. Daar ben ik zeer blij mee.
De experten die de grote groep vragen opstellen waaruit dan geselecteerd wordt door de examencommissie, daarvan vraag ik me af of zij lesgegeven hebben in het secundair. Dat vind ik heel belangrijk.
De mensen die de Olympiades maken, bereiden dat examen voor. Wat u zegt over de taal, is helemaal in de roos. De taal die men gebruikt, is die van het secundair onderwijs. De organisatoren van het toelatingsexamen kiezen uit de voorbereide vragen van degenen die de Olympiades maken.
Dat is een zeer grote stap vooruit. ‘Pour la petite histoire’, mijn moeder heeft vroeger als lerares fysica met haar leerlingen deelgenomen aan de Olympiades. Het is niet omdat er leerlingen van haar deelnamen aan de Olympiades dat zij niet mocht meedoen aan het opstellen van de vragen. Ze heeft daar altijd aan meegewerkt. De vraag van het veld was vaak om daar eens een oogje op te mogen werpen. (Opmerkingen van minister Hilde Crevits)
In Wallonië is de context helemaal anders. Een numerus fixus lijkt mij voor de Vlaamse studenten niet nodig. Dat zou mij geen goede zaak lijken.
Ik ondersteun uw laatste opmerking, mevrouw Brusseel. Wij hebben in onze regio de cijfers gekregen van het aantal huisartsen dat de volgende jaren met pensioen gaat. Dat is gigantisch. Er is bij ons in de regio echt een grote bekommernis of wij straks nog voldoende huisartsen zullen hebben om de problemen op te vangen die zich op gezondheidsvlak zullen voordoen. We moeten daar zeer voorzichtig in zijn.
Voorzitter, ik wil nog even het woord nemen. Er zijn heel veel vragen gesteld over het huidige systeem, maar je zou ook een nog meer basic vraag kunnen stellen: is het inrichten ervan nog nodig? Ik heb twintig jaar geleden debatten gevoerd als studentenvertegenwoordiger, niet omdat ik geneeskunde studeerde, maar omdat men toen dacht dat ik iets mondiger was dan de gemiddelde studentenvertegenwoordiger uit die groep. En alle voorspellingen van toen komen uit: de vervrouwelijking van het beroep, minder patiënten per arts, de groepspraktijken, de vergrijzing. Ook het weggaan naar Nederland, zeker in de Kempen en aan de noordgrens, is uitgekomen.
Het is gevoelige materie, en het is ook federale materie, maar ik denk wel dat het ook iets voor de minister van Onderwijs is, om samen met de andere collega’s eens die fundamentele vraag te stellen of we er belang bij hebben om drempels in te bouwen. Het klopt dat het een dure opleiding is, maar geneesheren en tandartsen opleiden duurt heel lang, en er is een noodzaak bij mensen die dringende hulp nodig hebben. We hebben het gisteren in de commissie Brussel nog over de huisartsen gehad. Je moet er wel voldoende hebben.
Ik ben een beetje verrast door wat u nu zegt, collega De Ro. Ik ben bij Maggie De Block geroepen, die mij de prognose toonde na de twee keer tachtig studenten die ik toegelaten heb. Daardoor zullen we er in de toekomst veel te veel hebben, werd mij gezegd. (Opmerkingen)
Er zijn er zesduizend die deelnemen aan het toelatingsexamen. Moeten we die allemaal laten starten? Zo doet men het in Wallonië: iedereen die zin heeft, mag starten. Dan zie je bij de uitstroom dat men weigert om nummers te geven. Ik denk dat we toe zijn aan een opwaardering van het beroep van huisarts. Er zijn enorm veel specialisten en specialisaties. Dat vereist ook een grondig debat.
Maar de aantrekkingskracht van het beroep is fenomenaal. Elke consultatie bij een arts heeft een impact op onze sociale zekerheid. Een kleine maatregel als het afschaffen van het verplichte doktersbriefje betekent een uitgave minder voor de sociale zekerheid. Ik heb zo nog al een aantal suggesties in die zin gekregen. In feite worden mensen verplicht om sowieso naar de dokter te gaan.
Het is een moeilijk debat, ik weet het, maar nu zeggen dat we dat toelatingsexamen gaan afschaffen? (Opmerkingen van de heer Jo De Ro )
Ik ben bij uw collega geroepen, eigenlijk met min of meer de vraag om naar een numerus fixus te gaan, als we Wallonië willen meekrijgen. Ik geef maar mee dat de teneur van de gesprekken helemaal anders is. Misschien heeft de aantrekkingskracht van het beroep ook net te maken met het toelatingsexamen. Maar zesduizend studenten laten starten, dat gaat niet. Wat ik wel positief vind, is dat de doorstroomcijfers zeer hoog zijn. Het heeft dus in elk geval effect. De mensen die het kunnen, komen erin terecht en raken er doorgaans ook zeer goed door.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik wil nog een ander element inbrengen. Wij zijn al heel lang vragende partij voor een artsenkadaster. Dat is voor mij het cruciale: waar zijn er nog actieve artsen? De artsen in uw streek die 85 jaar zijn, staan immers nog altijd ingeschreven als actieve arts, maar die zijn niet actief. Dat is een vraag die we aan de vorige minister Onkelinx uitentreuren hebben herhaald, of ze eindelijk eens een artsenkadaster kon opstellen. Op basis daarvan zouden we effectief kunnen kijken waar er welke noden zijn.
Ik treed de minister volledig bij. Wat in Wallonië gebeurt, is een volledige ondergraving van het systeem. In Vlaanderen werd jaar na jaar de befaamde lissagetechniek toegepast, maar op een bepaald moment kregen we dat nog moeilijk uitgelegd. Maar daar kan alles. Het gevolg was dan dat onze studenten in Luik geneeskunde gingen studeren. Maar goed, iedereen moet daar maar zijn verantwoordelijkheid in nemen.
Dat van het artsenkadaster lijkt mij in elk geval cruciaal om nog even mee te nemen.
Dat kadaster is een grote prioriteit voor de huidige minister van Volksgezondheid, want zij zou zelf ook een aantal jaren haar beroep als huisarts niet meer kunnen uitvoeren. Dat is er dus weer een die wegvalt, weliswaar voor een tijdelijke periode. Ook in Wallonië zit men daarvoor te pushen. Het is dus vreemd dat het er nog niet is, want het had er eigenlijk al kunnen zijn, maar er zullen wel wat problemen mee zijn. Je hebt dat nummer ook voor het leven. Als je het eenmaal hebt, loopt het door, ook al ben je met rust. Ik heb de indruk dat daar nu hard aan gewerkt wordt en dat het er zeer binnenkort komt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.