Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, mijn vraag gaat over de onderwijsloopbaan, over de pensioenplannen van de Federale Regering en de gevolgen voor ons Vlaams onderwijzend personeel. Minister, we hebben allemaal de intenties van de Federale Regering kunnen volgen om de leeftijd om met vervroegd pensioen te kunnen gaan, op te trekken en de diplomabonificatie voor overheidspersoneel af te schaffen. Ik vertel niets nieuws als ik zeg dat dit een vlaag van ongerustheid door het Vlaamse onderwijslandschap en zijn personeelsleden heeft gestuurd, omdat mensen in de onzekerheid verkeren over de datum van hun pensioen.
Onderwijzend personeel zou tot maar liefst zes jaar langer voor de klas moeten staan, volgens sommige berichten. Minister, mijn vragen zijn eigenlijk heel concreet. Bevestigt u de geciteerde cijfers, namelijk dat de helft van de onderwijzers tegen 2019 twee tot vier jaar langer zal moeten werken als gevolg van de federale beslissingen? Wat is uw visie op de eindeloopbaan voor het onderwijzend personeel? Een tijd geleden kondigde u – ik denk in de plenaire vergadering, en ook in de pers – “kleine maatregelen” aan, die als aanloop zouden kunnen dienen voor het loopbaandebat. Welke zijn die maatregelen en zullen die volstaan om leerkrachten daadwerkelijk en gemotiveerd tot 63 jaar en misschien zelfs langer voor de klas, desgevallend voor een kleuterklas, te laten staan?
Een tijd geleden had u het hier in de commissie – naar aanleiding van een vraag van collega De Meyer, denk ik – over het overleg dat u zou hebben met de federale minister van Pensioenen, om overgangsmaatregelen te bepleiten voor onderwijzend personeel. Tot nader order werd daar weinig nieuws over vernomen, althans niet in de sector, niet bij de vakbonden, maar ook niet in deze commissie. Welke verdere stappen zult u zetten om bepaalde onderwijsopdrachten eventueel als zwaar beroep te laten erkennen, om flexibele onderwijsloopbanen te garanderen, om de zij-instroom te bevorderen en om de voorziene forse verhoging van de pensioenleeftijd haalbaar te maken voor de betrokken onderwijzers en leerkrachten?
De heer Daniëls heeft het woord.
De pensioenen houden heel veel mensen bezig. Waar ik het moment moeilijk mee heb, is het geven van een concreet antwoord als mensen de concrete vraag stellen wanneer ze met pensioen mogen gaan en hoeveel ze zullen verdienen. Het wordt dan helemaal wat lastig als sommige vakbonden zeggen dat ze dat kunnen uitrekenen en het werkstation dat niet zou kunnen uitrekenen of zeggen. Vandaar, minister, heel expliciet mijn vraag aan u: kunt u de werkstations de opdracht geven om mensen die informatie willen, toch een concreet antwoord te kunnen geven? Immers, als een vakorganisatie het kan, dan moet het werkstation het zeker kunnen, omdat het op zijn minst over diezelfde info en zelfs over meer kan beschikken. Dat lijkt me toch wel zeer belangrijk voor een dienstverlenende overheid, dat zij rechtstreeks informatie kan geven.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, we hebben gelezen dat u recent ook contact hebt gehad met de onderwijsvakbonden. Is er ook over eindeloopbaan en over de eventuele invulling daarvan gesproken?
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, ik dank u voor de vraag. Het klopt dat er heel wat onzekerheid is over de vraag tot wanneer men nu moet werken, ook in het onderwijs. Het is natuurlijk zo dat mijn eigen administratie ook moet samenwerken met de federale Pensioendienst voor de Overheidssector (PDOS). We zijn ook enigszins afhankelijk van hun bereidheid om P-data te berekenen. U weet dat in het onderwijs, doordat die diplomabonificatie er is, ingrijpen op die bonificatie ook betekent dat men ingrijpt op de P-datum. Dat heeft de voorbije maanden al heel wat turbulentie teweeggebracht. Als men echt correcte info wil geven, dan moet men er immers voor zorgen dat alles definitief is beslist, maar we zijn zo ver nog niet.
De Federale Regering heeft dus beslist dat leerkrachten die tot ten laatste op 1 januari 2015 het recht hadden om vervroegd te stoppen met lesgeven, maar dat niet hebben gedaan, hun rechten kunnen behouden. Mevrouw Gennez, we hebben er zelf op moeten aandringen om die overgangsmaatregel te krijgen. De Federale Regering heeft dan beslist hun studiejaren mee te laten tellen voor hun vervroegd pensioen. Met het systeem van terbeschikkingstelling konden kleuterleiders op 1 januari 2015 echter nog uitstappen op vier jaar voor hun vroegst mogelijk pensioendatum, meestal was dat op 56 jaar, en alle andere leerkrachten nog op twee jaar, meestal op 58 jaar. Door de nieuwe pensioenregels dreigden die leraren, die zo kort voor hun uitstapdatum stonden, plots langer te moeten werken. Dankzij de interventies en ook een goed sociaal overleg betekent deze overgangsmaatregel concreet dat de oude pensioenregeling voor ruim 6100 leerkrachten wordt gevrijwaard. Leerkrachten die ervoor hebben gekozen om actief te blijven, behouden door deze beslissing ook hun rechten en worden niet benadeeld. Dat was cruciaal, maar dat heeft ook een hele tijd voor onzekerheid gezorgd.
In het federale regeerakkoord is ook opgenomen dat de regering in overleg met de sociale partners specifieke pensioenmaatregelen zal nemen voor zware beroepen in de privésector en de openbare sector, op basis van een aantal principes. Er zullen objectieve criteria worden opgesteld op basis waarvan een voor herziening vatbare lijst met zware beroepen en preferentiële tantièmes zal worden opgesteld. Ook zullen voordeligere modaliteiten inzake loopbaanvoorwaarden voor het vervroegd pensioen en de berekening van het pensioen mogelijk zijn. Federaal is de wetgeving in opmaak tot oprichting van de Nationale Pensioencommissie. Er is nu een advies van de Raad van State. De timing is nog steeds dat de Nationale Pensioencommissie midden juni zal zijn opgericht, en dat men dan zal starten met de dossiers van de zware beroepen en het deeltijds pensioen. Samen met de sociale partners van de private en publieke sector moet ook worden gezocht naar een aantal objectieve criteria waarmee de zwaarte van het beroep zal kunnen worden getoetst. Het is de bedoeling om een subcommissie op te richten die ook de problemen van die overheidspensioenen zal analyseren.
Wat zijn nu de verdere stappen? Samen met de sociale partners in Vlaanderen volg ik uiteraard het effect van de pensioenmaatregelen van dichtbij op, zowel qua inhoud als qua timing. We gaan ook na op welke manier in Vlaanderen bijsturingen aan de regelgeving nodig zullen zijn. Als personeelsleden op termijn langer moeten werken, is het van het grootste belang aandacht te hebben voor een loopbaan die langer werken ook aantrekkelijker maakt. Dat zal een belangrijk deel uitmaken van het sociaal overleg over de loopbaan in deze legislatuur.
De vorige Vlaamse Regering heeft op 14 april 2014 een principiële beslissing genomen over de geldelijke anciënniteit van de zijinstromers. U weet dat de Raad van State daar opmerkingen bij had. We hebben dan gezegd dat we dat zouden herbekijken. We moeten ons ook grondig beraden over de verdere opvolging van deze regelgeving. De bestaande regelgeving blijft onverkort van kracht tot er iets nieuws is. Zeker die onzekerheid met betrekking tot de situatie van startende leerkrachten die er vandaag is, is voor mij een groot probleem. Ik wil dan ook daarop focussen, zeker als we beginnen met het loopbaandebat. Ik heb dat vanmorgen gezegd.
Hoe maken we die verhoging van de pensioenleeftijd haalbaar? Die verhoging zal geleidelijk gebeuren, omdat de diplomabonificatie ook maar geleidelijk wordt afgebouwd. Er zijn een aantal overgangsmaatregelen opgenomen in de ontwerpen van federale wetgeving. Daarnaast wordt de afschaffing van de tbs-regeling, waartoe de vorige Vlaamse Regering heeft beslist, nu natuurlijk wel voelbaar op het terrein. Het is mijn evidente bedoeling om in het kader van het verlengen van de loopbaan het werk werkbaar te houden. Mijnheer De Meyer, daarover zijn we de voorbije dagen nog niet concreet samengekomen, maar het is de bedoeling om dat nu in de komende weken actief te gaan opvolgen.
Mevrouw Gennez, mijnheer Daniëls, dat er wat turbulentie is over die P-datum, ligt aan het feit dat de maatregelen ook nog niet definitief zijn. Die lijst van zware beroepen moet nog worden verduidelijkt. Je kunt dus veel uitrekenen, maar de parameters die men hanteert, liggen nog niet definitief vast. Dat maakt dat er inderdaad wat onzekerheid is. We proberen zo goed mogelijk alle dossiers van alle mensen die vragen hebben op te volgen, maar pas als alles definitief is beslist, zal tot op de dag kunnen worden uitgerekend welke de effecten precies zijn.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
U verwijst naar de lijst van zware beroepen en deeltijds pensioen die federaal wordt opgesteld. Is er bij de onderwijspartners of het beleid al enig idee van welke onderwijsberoepen men het wenselijk acht dat ze eventueel op die lijst terechtkomen?
De heer Daniëls heeft het woord.
Wil dat dan eigenlijk zeggen dat, als mensen een antwoord krijgen van hun vakorganisaties, dat antwoord per definitie niet juist kan zijn? U zegt: wij kunnen u niet concreet antwoorden omdat we noodzakelijke info niet hebben en bepaalde zaken niet zeker zijn. Ofwel kan niemand dan concreet antwoorden, of als er dan wel concreet wordt geantwoord, dan wil dat eigenlijk zeggen dat dit onder het grootste voorbehoud moet zijn.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik heb net gezegd dat er een aantal onzekerheden zijn. Zolang de pensioenmaatregelen niet zijn goedgekeurd, weet je het eigenlijk niet zeker, maar natuurlijk tikt de tijd weg en moet men wel keuzes waren. Zo dacht ik dat er nog een datum was om met terbeschikking te kunnen gaan. Op een bepaald moment heb ik zelf gezegd: laat ze maar gaan. Je zit in een overgangsperiode, wat inderdaad wel wat problemen geeft.
PDOS was aanvankelijk zeer defensief: die wou geen P-data meer behandelen tot alles definitief was goedgekeurd. Dat is natuurlijk totaal onhoudbaar, dus nu begint die dienst opnieuw dossiers te behandelen, allemaal in de veronderstelling dat een bepaalde regeling definitief zal worden goedgekeurd. Mijnheer Daniëls, u weet echter dat die nog niet is goedgekeurd. Zolang er niet over is gestemd, werkt men met veronderstellingen, maar mensen moeten wel een aanvraag kunnen doen, dus je moet hun wel een vooruitzicht kunnen geven. PDOS geeft al weer data. Dat is al positief. Er zijn echter nog situaties waarbij het niet mogelijk is om dat te berekenen. Het hangt er enigszins van af hoe je loopbaan precies is. De vakorganisaties moeten er dan ook de voorwaarden bij zetten waarmee ze rekening houden. Zolang iets niet is goedgekeurd, is men niet helemaal zeker. Ik denk dat we het daarover eens zijn.
Mevrouw Gennez, er circuleren lijsten met zware beroepen. Daar is ook overleg over. Er zijn de kleuteronderwijzers. Er zijn de lagereschoolleerkrachten. We moeten nog onderhandelen over die lijsten. Dat zal ook gebeuren in de comités federaal. Ik kan daar uiteraard geen voorafnames op doen. U weet dat we bijvoorbeeld met betrekking tot tbs een andere regeling hadden voor kleuterleidsters, wegens de rugbelasting en zo. Uw partij zat ook mee in de regering. Ook dat debat moet dus nog worden gevoerd. Het is vooral van belang dat het onderwijs als groep mee wordt betrokken als de lijsten worden opgesteld. Daar waken we nu toch wel over, ook al is dat iets waarover natuurlijk federaal moet worden beslist.
De vraag om uitleg is afgehandeld.