Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
Mevrouw Coppé heeft het woord.
De Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen (VMSW) en het agentschap Inspectie RWO (Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed) ontwikkelden een nieuw meetinstrument om de financiële gezondheid van sociale huisvestingsmaatschappijen op eenduidige manier in kaart te brengen. Men spreekt over een Financiële Gezondheidsindex (FiGi). Via die index kan de financiële toestand van sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM’s) op een correcte manier met elkaar vergeleken worden. Voordien hanteerde elke instelling een eigen methode. De hamvraag achter deze nieuwe index is: zijn de Vlaamse SHM’s financieel gezond? Hoe is die financiële gezondheid de laatste jaren geëvolueerd? Dat interesseert me natuurlijk uitermate, aangezien ik zelf voorzitter ben geweest van een sociale huisvestingsmaatschappij in Midden-West-Vlaanderen. Wij wilden vooral de doelstellingen realiseren, namelijk meer inzetten op sociale woningbouw, maar na twee à drie jaar zagen we toch dat onze eigen middelen volledig op waren. We kregen minder huurinkomsten binnen doordat het patrimonium in een centrumstad natuurlijk behoorlijk wat kost. Vandaar moesten we als het ware aan de alarmbel trekken. Wij waren daarin niet de enige. Er werd een nieuw instrument, namelijk de FS3 uitgeprobeerd om te zoeken hoe de financiële gezondheid met het inzetten op meer sociale woningbouw kon worden verzekerd. Daarom hecht ik belang aan deze vraag.
Ik had nog genoteerd dat de FiGi wordt berekend op basis van tien financiële ratio’s. Deze ratio’s omvatten de vier belangrijkste aspecten van de financiële gezondheid van een onderneming: liquiditeit, rentabiliteit, solvabiliteit en kostenbeheersing. De resultaten van de ratio’s worden berekend voor de drie recentste boekjaren. Hierdoor worden dertig ratio’s berekend. De uiteenzetting daarover zal ik overslaan. Ik denk dat iedereen de stukken heeft kunnen nalezen. Uiteindelijk werd dat systeem voorgesteld op het recentste Woonforum.
De FiGi wordt voor de VMSW, de Visitatieraad en het agentschap Inspectie RWO de basis om de financiële gezondheid van SHM’s te bekijken. Elk van de drie partijen zal naargelang haar specifieke taak de resultaten analyseren en gebruiken als basis voor verder onderzoek van de financiële situatie. Ook de SHM zelf zal de index kunnen gebruiken om de evolutie van haar financiële toestand jaar na jaar op te volgen. Ik denk dat dat heel belangrijk is in het kader van het realiseren van meer sociale huurwoningen. Via de prestatiedatabank zal de SHM haar situatie kunnen vergelijken met die van de andere collega-SHM’s.
Minister, kunt u een toelichting geven bij de resultaten van de berekening van de FiGi, zowel voor de sociale koop- als de huursector? Zijn de Vlaamse SHM’s vandaag financieel gezond? Hoeveel maatschappijen scoren respectievelijk goed, dat wil zeggen een score tussen 40 en 60, voldoende, dat wil zeggen een score tussen 20 en 40, of zijn er nu reeds maatschappijen gekend die volgens de nieuwe berekeningswijze in een problematische financiële situatie zijn geraakt? In welke maatregelen voorziet u om de SHM’s met een problematische financiële situatie terug financieel gezond te maken? Hoe is de financiële toestand van de SHM’s de laatste vijf jaren geëvolueerd? Zien we effectief dat door de invloed van het Grond- en Pandendecreet, waarbij we ervoor kiezen om meer sociale huurwoningen te bouwen, de financiële toestand erop achteruitgegaan is? Is er een correlatie tussen de financiële toestand en de schaalgrootte van SHM’s? We hebben in het beleidsplan een schaalgrootte van minimum duizend sociale woningen genoteerd. Zien we ook dat grotere SHM’s financieel gezonder zijn? Beoogt u een gelijkaardige oefening of studie voor de sociale verhuurkantoren (SVK's)?
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Coppé heeft al geschetst hoe het in zijn werk gaat. Ik ga dat dus niet herhalen. Tijdens het Woonforum is dit instrument ook heel goed en uitvoerig toegelicht en gepresenteerd. Mevrouw Coppé heeft dan ook nog eens de belangrijkste zaken aangehaald.
Mevrouw Coppé, u hebt concreet gevraagd naar een aantal resultaten voor de huur- en de koopwoningen. Voor alle duidelijkheid, die resultaten zijn samengevoegd in de cijfers die ik ga geven. Ik kan wel zeggen dat het merendeel, namelijk 94 procent van de SHM’s, in behoorlijke tot zeer goede financiële gezondheid verkeert. De FiGi gaat wel over de boekjaren 2011-2013, want boekjaar 2014 van de SHM’s is nog niet afgerond. Het zijn dus de meest recente cijfers die ik heb en die ik zal meegeven.
De FiGi van de boekjaren 2011-2013 geeft aan dat 44 procent, of 44 van de 100 SHM’s, een goede financiële gezondheid hebben, en dus een score halen tussen de 40 en 60 op maximaal 60. 50 van de 100 SHM’s , waarvan twee koopmaatschappijen, scoren tussen 20 en 40, wat aangeeft dat de financiële situatie van deze SHM’s voldoende, dus eigenlijk goed is. 5 huurmaatschappijen hebben een onvoldoende, dus een score lager dan 20, gekregen.
Vijf huurmaatschappijen hebben een onvoldoende gekregen, dus een score lager dan 20. Ik zal u volledigheidshalve zeggen welke maatschappijen dat zijn, de andere wil ik u schriftelijk bezorgen, om ze niet alle honderd te hoeven opsommen. De vijf maatschappijen zijn: Woonhaven, Woonpunt Mechelen, de Voorkempen, Samenwerkende Maatschappij voor Goedkope Woningen en Inter-Vilvoordse Maatschappij voor Huisvesting. Van één huurmaatschappij, Vitare, zijn er nog niet voldoende gegevens beschikbaar om een soortgelijke oefening te maken.
Ik kom tot uw vraag over de evolutie van de financiële toestand van de SHM’s de laatste vijf jaar. Nogmaals, het gaat over de periode 2009-2013 omdat het boekjaar 2014 nog niet is afgerond. De gemiddelde score op 60 daalt lichtjes in deze periode. Het aantal SHM’s met een goede score van minstens 40 neemt af van 53 naar 44. Het aantal SHM’s met een voldoende score tussen 20 en 40 neemt toe van 40 naar 50. Dat is dus goed nieuws. Het aantal SHM’s met een op te volgen financiële situatie, die dus lager zitten dan 20, is gedaald van 6 naar 5. Dat is ook positief nieuws, maar het kan natuurlijk allemaal nog beter.
U vraagt of er een correlatie is tussen de financiële toestand van SHM’s en de schaalgrootte. Ik heb u de vijf opgesomd. Er zijn er grote bij. Woonhaven is de grootste. Ik denk dat de financiële situatie weinig te maken heeft met de schaalgrootte, maar eerder met het profiel van de huurders die ze hebben. Voor de volledigheid van dit debat en omdat ik dacht dat het ook wel nuttig was, heb ik de gemiddelde huurprijzen per SHM laten oplijsten. De gemiddelde huurprijs bij Woonhaven Antwerpen is 237,96 euro, terwijl bijvoorbeeld de gemiddelde huurprijs voor de Samenwerkende Maatschappij voor Goedkope Woningen 337,12 euro is, of nog beter, bij Sociaal Wonen arro Leuven bedraagt die 364,78 euro. Als je 374,78 euro afzet tegen 237,96 euro van Woonhaven – dus een verschil van ongeveer 85 euro – en als je weet dat Woonhaven 18.000 woningen heeft, dan betekent dat behoorlijk wat aan inkomsten per maand. Ik denk niet dat de financiële situatie veel met de schaalgrootte te maken heeft. Woning Gent bijvoorbeeld is ook een zeer grote maatschappij met 9000 woningen en die heeft wel een goede FiGi. Daar heeft het dus niets mee te maken maar wel met het profiel van de huurders.
De maatschappijen die slecht scoren zijn ook maatschappijen die beschikken over een zeer verouderd patrimonium, ze moeten zeer veel investeren in het energetisch zuinig maken van het patrimonium en ze moeten heel veel renovatieprojecten doen. Dat is ook zeer belangrijk. Veel van de maatschappijen die een slechte FiGi hebben, hebben wel een goed visitatierapport gekregen. Dat wil dus niet zeggen dat die maatschappijen niet goed functioneren en geen goede zaken doen, maar als je een bepaald profiel van huurder aantrekt, dan vertaalt dat zich in de huurinkomsten en in de totale inkomsten van de maatschappij.
Uw vraag of ik bereid ben die oefening door te trekken naar de SVK-sector, vind ik een zeer goede suggestie. We gaan dat inderdaad doen. In de loop van 2015 zal een soortgelijk project worden opgestart voor de SVK-sector. Zodra een index ontwikkeld is – we moeten rekening houden met een aantal andere parameters – worden alle stakeholders hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte gebracht. Ik denk dat de FiGi op zich een zeer waardevol instrument is en dat we ook onze SVK-sector, die we nog altijd willen uitbreiden, hier zeker bij moeten betrekken.
Mevrouw Coppé heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het uitgebreid antwoord. Het is goed dat we het uitbreiden naar de SVK-sector omdat dan de SVK’s zichzelf kunnen vergelijken met andere SVK’s en zien hoe ze scoren tegenover de collega’s.
Het verwondert me niet wat u zegt over de gemiddelde huurprijs, want daarover gaat het natuurlijk. Als men heel veel bouwactiviteiten heeft, maar de huurinkomsten zijn niet navenant de investeringen die gebeuren, dan heeft dat uiteraard een grote invloed op de financiële toestand.
U zegt dat er een goed visitatierapport is en dat de activiteiten goed zijn van de SHM’s die heel veel werken, wat uiteindelijk de doelstelling is die we zelf hebben afgebakend, namelijk inzetten op meer sociale huurwoningen. Maar het verouderd patrimonium speelt ook een rol. Alle redenen die u aangeeft, herken ik. Als men een verouderd patrimonium heeft, moet men investeren en eenmaal de bouwwerken af zijn, zijn de huurkomsten niet navenant, aangezien er een sociale correctie wordt toegepast. U hebt enkele gemiddelde huurprijzen gegeven van vooral Gent, Antwerpen en Brussel. Ik kan ook wel zeggen dat voor Midden-West-Vlaanderen de gemiddelde huurprijs ook niet zo hoog ligt, namelijk 280 euro. Bijgevolg speelt dit mee voor alle SHM’s als men investeert in nieuwbouw.
Het belangrijkste is dat de ene SHM zich kan vergelijken met de andere. Anderzijds speelt het geen rol bij de visitaties die gebeuren. Ik denk dat het goed is dat deze FiGi werd ingevoerd. Ik dank de minister voor haar antwoord.
De vraag om uitleg is afgehandeld.