Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over de hervorming van de energiesubsidies
Verslag
De heer de Kort heeft het woord.
Minister, uit het groot woononderzoek blijkt dat er ondanks energieprestatiecertificaten, toch te weinig inspanningen worden gedaan om de kwaliteit van woningen op het vlak van energie te verbeteren. Ik had verwacht dat die energieprestatiecertificaten tot een betere woningkwaliteit zouden leiden. Uit het onderzoek blijkt dat 37 procent van de Vlaamse woningen, ongeveer 1 miljoen woningen, van ontoereikende kwaliteit is volgens de screening van het Grote Woononderzoek 2013. Op het vlak van energie zien we meer specifiek dat vloerisolatie in 60 procent van de woningen niet aanwezig is. Bij muurisolatie is dat 44 procent, bij leidingenisolatie 35 procent, bij dakisolatie 22 procent en bij isolerend glas 11 procent.
Tegenover 2005 zien we slechts een beperkte vooruitgang. Het aantal woningen zonder vloerisolatie daalt met 9 procent. Bij muurisolatie is dat 5 procent, bij dakisolatie 8 procent en bij isolerend glas 5 procent. Bij leidingenisolatie zien we zelfs een achteruitgang: het aantal woningen zonder leidingenisolatie stijgt met 2 procent. Verder zien we dat de woning beter geïsoleerd is wanneer het inkomen hoger ligt.
– Tinne Rombouts treedt als voorzitter op.
Uit het onderzoek blijkt dan ook dat er nood is aan een algemeen renovatieplan met duidelijke doelstellingen en verantwoordelijkheden.
Verder werd in de beleidsaanbevelingen aangedrongen op overheidscommunicatie inzake sensibilisering, begeleiding en vorming: “De overheid moet erop toezien dat basiskwaliteit voor iedereen aanwezig is en alle nodige acties daartoe ondernemen.” Daarnaast werd het belang van juridische en financiële instrumenten benadrukt.
Minister, het lijkt me in dit kader dan ook wenselijk dat u samen met de ministers van Leefmilieu en Wonen de handen in elkaar slaat om een goede sensibiliseringscampagne over energiekwaliteit van woningen op te zetten. Het lijkt me ook een goed idee om een pact af te sluiten met de energie-intercommunales om een thermografiekaart aan te bieden aan de lokale besturen. Eandis overweegt dit en wil eventueel thermografie aanbieden aan de gemeenten in combinatie met een energievraagkaart, een budgetmeterkaart of een kaart van premies.
Minister, zullen u en uw collega’s de handen in elkaar slaan om een sensibiliseringscampagne op te zetten over de energiekwaliteit van woningen? Zult u samenwerken met de energie-intercommunales om thermografiekaarten aan te bieden aan lokale besturen?
De heer Gryffroy heeft het woord.
Mijn vraag gaat over hetzelfde onderwerp en de besluiten zijn ook dezelfde, als we puur kijken naar het rapport. Het kan ook niet anders, anders zou het een slecht rapport zijn. In het Grote Woononderzoek heeft men de effectiviteit van de verschillende premiestelsels eens volledig onderzocht. Men ziet bijvoorbeeld dat er een hardnekkige groep is van 22 procent in het woningpatrimonium waar er geen maatregelen worden getroffen en nog geen dak-, muur- of vloerisolatie aanwezig is. Dat is een kwart van het woningpatrimonium. Meer zelfs, 13 procent van het woningpatrimonium heeft structurele ingrepen nodig om weer bouwtechnisch in orde te zijn.
Als men subsidies initialiseert en er ook reclame rond maakt, zie je op een bepaald moment een verhoging van een aantal activiteiten. Dat is gebeurd met de dakisolatie en met de spouwmuurisolatie. Het Vlaams Energieagentschap (VEA) zegt dat er in maart 2050 spouwmuren zouden zijn geïsoleerd. Voor dakisolatie hebben we blijkbaar een piek bereikt en is er nu een kleine dalende trend. De energiesubsidies hebben te maken met het zien van het bos door de bomen en met de klemtonen die er worden gelegd.
Er is een klein verschil tussen de vraag van de heer de Kort en die van mezelf. De vragen zijn eerder aanvullend, maar de heer de Kort bekijkt het vooral vanuit de vraag hoe we nog meer onderzoek kunnen gaan doen, terwijl ik meer opteer om te bekijken waar we meer kunnen uitvoeren. Diezelfde discussie was er ook in verband met de energiescans, de 170.000 woningen enzovoort. Als je al zo veel onderzoek hebt gedaan, moet je tot actie kunnen overgaan.
Minister, u hebt al verschillende keren aangekondigd om definitief een beslissing te nemen over de afbouw van de subsidie tijdens de eerste helft van dit jaar. We zijn bijna zo ver. Zult u dan rekening houden met de bevindingen van het Grote Woononderzoek bij de hervorming van uw subsidies?
Dan is er de hardnekkige groep, waar niets gebeurt. Het is niet dat men niet wil, het gaat soms gewoonweg om de oudere generatie die zich afvraagt waarom ze nog structurele aanpassingen zou doen aan haar woning, want men blijft er misschien nog vijf jaar wonen en laat ze dan over aan een volgende generatie of aan de kinderen. Het gaat dus niet over slechte wil, maar over oude mensen of mensen die het geld niet hebben en dergelijke meer. Hoe zult u dat aanpakken? Dakisolatie is op de terugtocht, de spouwmuurisolatie piekt nu. Een differentiatie van de subsidies blijkt dus goed te werken. Dat betekent dan ook dat als u een nieuw subsidieprogramma op poten zou zetten, dat het gedifferentieerd moet worden opgebouwd en afgebouwd. Dat zou volgens mij een goede methodologie kunnen zijn. Hoe staat u daartegenover?
Er is nood aan een globaal renovatieplan, met duidelijke doelstellingen en verantwoordelijkheden. U werkt reeds aan een Renovatiepact en u denkt na over BEN-renovatie (bijna-energieneutraal). Hoe en bij wie wilt u de verantwoordelijkheden concreet vastleggen zodat we op lange termijn naar een energiezuinig woningpatrimonium kunnen evolueren? Ik denk dat het noodzakelijk zal zijn om een samenwerking te hebben met de commissie Wonen en de minister van Wonen.
Is het relevant om nog premies voor energiebesparende investeringen te geven aan woningen die structurele problemen vertonen en beter uit de markt zouden verdwijnen? Ik weet dat dat een lastige vraag is. Ik zie soms in mijn buurt woningen waarvan ik denk: begin er toch niet meer aan. De kostprijs om die woning te kopen is enorm, en dan komt er nog de volledige renovatie bij. Waarmee is men bezig? Ik kom dan tot de link met de energieprestatiecertificaten (EPC’s). Eigenlijk zouden die certificaten veel beter moeten zijn zodat, als je een oude woning koopt en je moet nog veel kosten doen, je bijvoorbeeld kunt zien of het nog wel zin heeft om die woning te renoveren.
De heer Schiltz heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik wil de insteek van mijn uiteenzetting bundelen rond enerzijds een opmerking van de heer de Kort over de scans en anderzijds een belangrijke conclusie uit het Grote Woononderzoek, namelijk dat energiearmoede en gebrekkige huizen eenzelfde zaak zijn.
Minister, u hebt aangekondigd dat u volop wilt inzetten op renovatie en energiebesparing. Het Renovatiepact dat we nog zullen bespreken, beantwoordt al aan een groot deel van de vragen die door mijn collega’s zijn opgeworpen. Ik heb ook gezien dat de activiteiten voor de voorbereiding van dit Renovatiepact op volle snelheid zijn. Ik ben dus hoopvol.
Vaak zien we dat mensen die zich aan de sociaal-economische onderkant van de maatschappij bevinden, vooral huurders zijn. Ze huren vaak huizen die energetisch niet efficiënt zijn. Ze betalen dus hoge facturen voor elektriciteit en gas. Het is niet eenvoudig om de eigenaars te bewegen om over te gaan tot een grondige renovatie want zij betalen niet de energierekening. Ze hebben niet de return on investment. Ze kunnen dan de huur misschien wat verhogen, maar bij een langdurig huurcontract is dat niet zo evident. Een andere vaststelling is dat volgens de regeerverklaring het de intentie is van de regering om meer panden in de private huurmarkt te krijgen. Dat is zeer belangrijk om het tekort dat er momenteel is, te verminderen. Die twee dingen moeten we aan elkaar proberen te koppelen. U hebt met de beslissingen in verband met het schenkingsrecht een stukje vergroening ingezet en ervoor gezorgd dat de onroerende goederen sneller in de huurmarkt komen.
Ik had begrepen dat er een clausule komt voor een korting op schenkingsrechten wanneer het huis voor lange termijn, negen jaar, in de verhuurmarkt wordt gezet. Die twee zaken aan elkaar gekoppeld, kunnen tegemoetkomen aan de noden die in het woononderzoek naar voren worden gebracht. Ik vrees echter dat dat te weinig is. De vraag dringt zich steeds meer op of dergelijke tax shift die u hebt doorgevoerd, zich niet verder zou moeten doorzetten in de woonfiscaliteit, net om eigenaars meer incentives te geven, misschien eerder door een fiscale stimulans dan door een subsidie, om op die manier vlotter hun huis in de huurmarkt te zetten en energiezuinig te maken. Wat zijn de mogelijkheden op dat vlak om misschien niet op korte termijn, maar toch tijdens deze regeerperiode rond de woonfiscaliteit ook naar een gelijkaardige tax shift te bewegen?
Bent u verder op de hoogte van de sociale problemen die zich vaak voordoen? Worden er op dat vlak nog extra demarches ondernomen? Dat zal misschien samen met uw collega van Wonen moeten gebeuren. De energiearmoede moet zeker worden meegenomen als belangrijk incentive bij het realiseren van het Renovatiepact.
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
In afwachting van de gedachtewisseling rond de stand van zaken van het Renovatiepact wil ik toch even ingaan op deze vragen om uitleg.
Als je kijkt naar de laatste zes maanden ben ik van oordeel – en de collega’s waarschijnlijk ook – dat er zich gelijktijdig een aantal interessante ontwikkelingen voordoen. We zitten met de grote opstart van het Renovatiepact in de werkgroepen die uit de startblokken zijn gekomen en al enig werk hebben verzet. We zitten ook met het groot woononderzoek. De studie is vóór het paasreces toegelicht door het Steunpunt Wonen. Het is een zeer interessante studie met een aantal zeer krachtige beleidsaanbevelingen die volgens mij thuishoren bij de werkgroepen van het Renovatiepact. Dan is er een zeer goede conceptnota rond de integratie van diverse attesten bij de verkoop of verhuur van een woning.
In het paasreces kwam ook het nieuws over een knip in de energiepremies, vooral wat de spouwmuur- en dakisolatie betreft. Er zouden meer dan 10.000 aanvragen minder zijn dan verleden jaar. Er zijn dus een aantal heel opvallende trajecten opgestart, met heel interessante beleidsaanbevelingen vanuit administraties. Ik hoop dat 2015 een transitiejaar wordt waarin alle info gebundeld wordt, zodat dat leidt tot één duidelijk traject voor diegenen die zouden willen verbouwen of renoveren vanaf 2016. Ik ga ervan uit dat dat uiteindelijk zal worden gekoppeld aan één grote campagne rond sensibilisering en informatie voor diegenen die in 2016 effectief van start willen gaan met renovatie of duurzaam verbouwen.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Het Vlaamse regeerakkoord stelt expliciet een topprioriteit te maken van de grondige renovatie van ons Vlaamse gebouwenbestand. Een grondige en snelle verbetering van de energieprestatie van het Vlaamse woningenbestand is nodig om op die manier het energieverbruik van de huishoudens substantieel te verminderen, maar ook om positieve gevolgen te hebben voor ons leefmilieu, de bescherming van de koopkracht van de gezinnen, de woonkwaliteit, de bevoorradingszekerheid en de strijd tegen de energiearmoede dienaangaande.
Op 16 december 2014 hebben een dertigtal stakeholderorganisaties een engagementsverklaring ondertekend om mee te werken aan het Renovatiepact. Luc Peeters zal straks de stand van zaken van de werkzaamheden van het Renovatiepact toelichten. Zij hebben zich geëngageerd om op een heel actieve en constructieve manier bij te dragen in verschillende werkgroepen om uiterlijk 30 juni 2015 – zodanig dat de politiek nadien de beslissingen kan nemen – met een concreet actieplan te komen.
Op 30 maart is door de Renovatiepactcoalitie in een eerste stuurgroepvergadering de voortgang in de werkgroepen besproken. Een eerste werkgroep zal de BEN-definitie (bijna-energieneutraal) voor een bestaande woning uitwerken. Het doel is het energieprestatieniveau vast te leggen dat op termijn door alle woningen moet kunnen worden gerealiseerd. De definitie moet ambitieus, maar natuurlijk ook wel pragmatisch en realistisch zijn. Er ligt een voorstel op tafel, waar nog niet finaal op is afgeklopt. De stakeholders zijn hierover nog aan het discussiëren en debatteren. De verwachting is dat men tegen half mei de BEN-definitie zou kunnen afronden. Hopelijk kan dat tegen half mei; het zou ten laatste in juni moeten gebeuren.
Een tweede werkgroep heeft goede actievoorbeelden, lokaal en in andere landen, geïnventariseerd. De resultaten van die werkzaamheden zouden vijftig good practices, goede actievoorbeelden, moeten zijn die in overzichtelijke fiches zullen worden gepubliceerd op de website van het Vlaams Energieagentschap en als input kunnen dienen voor de werkzaamheden van de andere werkgroepen.
Een derde werkgroep werkt aan de contouren van het geïntegreerd beleidskader voor een Renovatiepact. Het is correct dat heel wat andere beleidsvelden linken hebben met deze maatschappelijke uitdaging, denken we maar aan woonkwaliteitsbeleid, innovatiebeleid, ruimtelijke ordening, erfgoed, materialenbeleid enzovoort. De werkgroep geïntegreerd beleidskader stelt zich als doel te komen tot een inventaris van mogelijke beleidsinstrumenten in andere beleidsvelden en op verschillende beleidsniveaus die een mogelijke hefboom kunnen zijn voor het verhogen van de renovatiegraad.
Een vierde werkgroep zal acties uitwerken op het vlak van financiële ondersteuning en financiering. Daarin zit dus alles van premies, energieleningen, ESCO-financiering, een businesscase om renovatieleningen van kredietinstellingen te versterken, enzovoort.
De vijfde werkgroep zal voorstellen uitwerken voor maatschappelijk aanvaardbare verplichtingen. De voornaamste discussies gaan over de energetische eigenschappen van een woning. Daarbij wordt er gefocust op twee instrumenten: het EPC-kengetal (energieprestatiecertificaat) dat de situatie ‘as is’ weergeeft en het renovatieadvies. Dat is een gedetailleerd stappenplan dat nodig is om het vereiste minimale energieprestatieniveau te bereiken.
Voor dit renovatieadvies zullen wij ons baseren op het plan van professor Aelbrecht over de renovatieaudit. Ik heb op dit punt al uitleg gegeven op vragen om uitleg van de heer Gryffroy en mevrouw Taeldeman. Ook de conceptnota voor de integratie van attesten voor woningen en gebouwen bij nieuwbouw, renovatie en overdrachten wordt in dit verband mee bekeken, maar hier wordt op dit moment werk gemaakt van een studie. Het is de bedoeling om deze gegevens uit het energieprestatiecertificaat en renovatieadvies digitaal ter beschikking te stellen als een elektronisch dossier van de woning. Bij de verkoop van de woning krijgt de nieuwe eigenaar toegang tot deze gegevens.
Ten slotte werkt een laatste werkgroep een marketingplan uit voor positieve communicatie over de doelstellingen en de implementatie van het Renovatiepact. De werkzaamheden van deze werkgroep kunnen dus resulteren in een grootschalige sensibiliseringsactie die de Vlaamse overheid samen met de betrokken sectoren opzet. Het idee om in dit marketingplan gebruik te maken van thermografische kaarten kan ook in deze werkgroep aan bod komen. Bij de inventarisatie van de goede actievoorbeelden is deze actie niet aangebracht door de betrokken organisaties. Waarschijnlijk is dit te wijten aan het feit dat de opmaak van een thermografische kaart vrij duur is. Bovendien is aanvullend dan ook een omkaderend project nodig om de thermografische gegevens correct te interpreteren.
Bepaalde lokale besturen overwegen de opmaak van een thermografische kaart. Ik heb contact opgenomen met Infrax en Eandis om na te vragen wat de interesses zijn van de lokale besturen. Uit hun antwoorden blijkt dat die vandaag vrij beperkt is. De gemeenten die dit wel al hebben overwogen, hebben vaak afgehaakt door de kostprijs. Ook het werkvolume achteraf en de communicatie aan de geïnteresseerden blijkt een bottleneck te zijn, want een kaart is natuurlijk geen statisch gegeven. Je moet ze goed interpreteren en er een goede communicatie over voeren.
Ook in dit geval gaan we met de distributienetbeheerders verder bekijken of hier een meerwaarde kan zijn voor de gemeentebesturen. Ik ben het helemaal eens met de collega’s. Wanneer we in de beleidsnota en het regeerakkoord hebben gezet dat we het premiesysteem willen hervormen, dan is dat net omdat er op sommige vlakken een dalende trend was. In de beleidsnota zie je in 2012, 2013 en 2014 een dalende trend. Nu merken we wel een enorme stijging van het aantal spouwmuren. Het beeld is gemengd. Soms zien we een daling van het aantal dossiers, maar wel een stijging van de bedragen die worden gebruikt. Wij monitoren dat systematisch.
Ik verwacht de cijfers van de eerste kwartalen van dit jaar zo snel mogelijk te kunnen bekijken en te interpreteren. Die worden nu afgerond en de eerste resultaten zijn al binnen, maar ze moeten nog worden geïnterpreteerd om te zien wat er verandert. 19 procent van de daken is niet geïsoleerd, maar het aantal dossiers daalt. Er is geen logica. Het rendement op een spaarboekje is nog geen halve procent, terwijl het rendement van een dakisolatie gemakkelijk 4 tot 5 procent is met een terugverdientijd van een paar jaar.
Net daarom dat een van de zes werkgroepen een marketingwerkgroep is. Als heel veel mensen dit verdedigen en verkopen, dan zijn er soms stijgingen. Ik merk dat ook bij de energieleningen. Ik ben dan ook blij met het Renovatiepact, dat Luc Peeters straks zal toelichten. Er hebben veel werkgroepen en stakeholders aan deelgenomen. Het betekent dat op het moment dat de resultaten politiek worden geïmplementeerd, architecten, aannemers, Bond Beter Leefmilieu – nu doe ik oneer aan alle 27 andere organisaties die erbij betrokken zijn – betrokken zijn bij het proces en dus ook exact weten wat er is besproken.
Die komt er dus. De bedoeling is dat we met het premiesysteem komen na het afronden van het Renovatiepact. Dan kan ik snel de politieke bespreking starten, en kunnen we zo snel mogelijk overgaan naar het premiesysteem. Waar er dalingen zijn, kunnen we dat dan terug opkrikken.
In het najaar zit ik samen met minister Homans om een actieplan over energiearmoede op te stellen. Voor haar zit er een heel belangrijk luik in over sociale huisvestingsmaatschappijen. Er zijn veel moeilijke markten, maar de moeilijkste is de verhuurmarkt, die heel atypisch is. Dat is de reden waarom we heel bewust de vergroening van de schenkingsrechten hebben vereenvoudigd en heel bewust de energetische component hebben ingevoerd. We hebben er vooral voor gezorgd dat mensen die nadien verhuren in een langdurig huurcontract van negen jaar waaraan een conformiteitsattest is verbonden, in de tweede trap van de verlaging zitten.
Zo probeer ik samen met minister Homans uit te zoeken hoe we die huizen – als ze dan toch worden geschonken – bij verhuur minstens conform kunnen maken zodat ze dat conformiteitsattest hebben. De derde groep in het actieplan zijn dan de eigenaars met energiearmoede, sociale huisvestingsmaatschappijen en de verhuurmarkt.
Die drie aspecten zijn minister Homans en ik nu aan het uitwerken. In het najaar komen we dan met een plan, zodat er nog tijd is om dat in deze legislatuur uit te werken. We hebben een heel goede beslissing genomen om de energiecomponent aan de schenkingsrechten toe te voegen, want het is niet alleen de energiefactuur, maar ook het leefmilieu en de woonkwaliteit die er wel bij varen.
Dit antwoord overlapt met het Renovatiepact, dat straks aan bod komt, waarvoor mijn excuses. Maar ik kan niet anders, want de hervorming van die premies is gekoppeld aan het Renovatiepact. Straks zal de heer Luc Peeters hier gedetailleerd op ingaan.
De heer de Kort heeft het woord.
Minister, vertrekkende vanuit het regeerakkoord is het duidelijk dat prioriteit wordt gegeven aan de renovatie van die woningen. Dat hebt u ook uitgewerkt in uw beleidsnota. Het afsluiten van het Renovatiepact met de sector is zeer goed. Alleen was het jammer dat de sociale huisvestingssector er in het begin niet bij betrokken was. Uit het Grote Woononderzoek blijkt toch dat er bij sociale huisvestingsmaatschappijen er nog heel wat renovatiewerk moet gebeuren voor de verhoging van de kwaliteit van de woningen.
Minister, u hebt ook aangegeven dat de thermografische kaarten misschien niet de juiste manier zijn om de sensibilisering op te zetten. Ik wil mee nadenken over dit probleem. Mensen zijn wel bezig met energie als ze aan nieuwbouw doen – wat ook te maken heeft met de regelgeving – maar voor het bestaand patrimonium is het veel moeilijker de mensen bewust te maken van de inspanningen die ze beter zouden doen. Je krijgt gemakkelijk de vraag van burgers – zeker als men senior is – waarom ze hun bestaande woning nog zouden renoveren. Het is dus zoeken op welke manier we dat kunnen doen. Het is niet alleen goed voor de portemonnee van de mensen, maar ook voor het klimaat. Ik hoop dat die link naar de beleidsdomeinen Wonen en Leefmilieu elke keer mee kan worden gemaakt.
Minister, de koppeling die u hebt gemaakt tussen de schenkingsrechten en renovatie en verhuring, is goed. De maatregelen die u verder nog zult uitwerken, moeten we telkens zien in het licht van dit soort stappen in de goede richting.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Gisteren had ik een gesprek met de vaste vertegenwoordiger van Oostenrijk in België. Hij stelde dat we in contact zouden moeten komen met Oostenrijkse bouwfirma’s en regelgevers, want zij zijn de specialist in passief bouwen. Oostenrijk, Zwitserland, het zuiden van Duitsland en de Scandinavische landen staan ook verder in het bouwen van woningen met een betere energieprestatie.
Dan moet men zich afvragen hoe dat komt. Is het omdat ze alleen hebben gesensibiliseerd en daarover campagnes hebben gevoerd? Of is het omdat ze een ander karakter hebben dan wij? Het gaat uiteraard ook over een andere huismarkt. Iedereen hier heeft zijn eigen baksteen, maar daar heb je iemand die hopen bakstenen heeft en die verhuurt. Of ligt het aan de afdwingbaarheid? Vraag is natuurlijk hoever je kunt gaan in die afdwingbaarheid. Wanneer men bijvoorbeeld het E-peil naar beneden bijstelt, dan kunnen woningen daar blijkbaar nog altijd aan voldoen. Architecten en aannemers gaan dan beginnen na te denken over compacter bouwen, het gebruik van meer isolatie en de toepassing van andere technieken. Door de afdwingbaarheid kan men meer maatregelen nemen. Ik weet niet welke methode daarvoor de beste is. De heer Schiltz had het over woonfiscaliteit, en dat is daar inderdaad een vorm van. Men kan de fiscaliteit zodanig aanpassen dat het voor mensen financieel aantrekkelijk wordt om daar iets mee te doen. Een veel slechtere afdwingbaarheid zou zijn dat morgen plots de gas-, elektriciteits- en fuelprijzen zouden worden verdrievoudigd. Dat is ook een afdwingbaarheid, maar die hebben we niet in de hand.
We kunnen ook werken aan de woonkwaliteitsnorm. Zo zullen woningen zonder dakisolatie vanaf 2020 een boete moeten betalen.
Ik zal nog een ander voorbeeld geven. Wie in Luxemburg een winkel opent, moet voldoen aan de strengste eisen, waardoor de technische installatie tot tweemaal duurder is dan in België. En toch investeert men daar. Toch bouwt H&M daar nog altijd een winkel. Als zij het niet doen, neemt iemand anders de markt over, en dus passen zij zich aan aan de regelgeving in Luxemburg, die nog zoveel strenger is dan in België. Dat is wat ik bedoel met afdwingbaarheid. Door uitsluitend te sensibiliseren zullen we er niet komen. Vraag is natuurlijk in welke mate in een renovatiepact waarin men een aantal voorstellen doet, er aanbevelingen zullen worden opgenomen in functie van afdwingbaarheid, eventueel in overleg met de andere ministers.
De heer Schiltz heeft het woord.
Ik zie bij de heer Gryffroy eerder de stok en bij de heer de Kort eerder de wortel. Minister, zoals ik in mijn initiële vraag aangaf, zit de fiscaliteit daar mooi tussen of kan zij beide toch verzoenen. Het spreekt voor zich dat de energienormen voortdurend moeten worden aangepast aan de evoluerende technologie. Ik heb er alle vertrouwen in dat het Renovatiepact voldoende overlegmomenten inbouwt. Ik heb de lijst gezien met alle werkgroepen en ben er dan ook heel gerust in dat dit goed komt, maar op een bepaald moment moeten we wel een tandje bij steken. Mijnheer Gryffroy, de vergelijking met Zwitserland en Duitsland is niet zo evident omdat er daar vooral nieuwbouw is terwijl wij een veel ouder patrimonium hebben dat jarenlang niet gerenoveerd is. Dat is een bijkomende moeilijkheid. Ook de grotere stedelijke clusters vormen een bijkomende uitdaging. Ik kijk uit naar de toelichting over het Renovatiepact om daar verder onze initiatieven op bot te vieren.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.