Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, door het uitvallen van verschillende kerncentrales dreigden deze winter reeds diverse black-outs in België. Wanneer in de toekomst een substantieel deel van het wagenpark elektrisch wordt, zal het op piekmomenten opladen van elektrische wagens de energievraag vergroten. Daarom heeft de KU Leuven een studie gedaan naar slimme autobatterijen. Deze batterijen drijven niet alleen de auto aan, ze kunnen ook fungeren als buffer en opslagsysteem dat energie en elektriciteit kan leveren aan het net.
Volgens de studie van de KU Leuven zouden een miljoen dergelijke wagens op een uur evenveel stroom leveren als een kerncentrale. Bovendien bevatten de batterijen een systeem dat, met behulp van de netbeheerder, het optimale moment berekent om de auto’s op te laden. Met andere woorden, in dalmomenten, wanneer de windmolens draaien en er een overschot aan elektriciteit en weinig vraag is, kunnen die wagens beter worden opgeladen dan op piekmomenten.
Opdat deze technologie en andere baanbrekende projecten zouden kunnen ontwikkelen en doorbreken, is het noodzakelijk dat de Vlaamse overheid een ambitieus beleid voert. Ook het decretaal kader en de regelgeving zullen mee moeten worden aangepast om die werkwijze toe te laten. Zo is het momenteel nog niet toegestaan dat auto’s stroom op het net zetten.
Ook is er op 4 maart in de wijk Lombok in Utrecht een project van start gegaan dat het concept test. Het zogenaamde Vehicle 2 Grid (V2G) energieopslagsysteem is het eerste in Europa. Het maakt deel uit van een serie smartgriddiensten die de steden Utrecht en Amersfoort in samenwerking met de Nederlandse netbeheerder aan het testen zijn.
Minister, wat vindt u van de bovengenoemde ontwikkelingen? Bent u op de hoogte van de smartgridontwikkelingen in Nederland? Hoe past het bovengenoemde onderzoek van de KU Leuven in uw visie, meer specifiek in de rol die u ziet voor de opslag van energie met autobatterijen? Welke decretale en reglementaire veranderingen zijn er nodig om verschillende technieken van energieopslag mogelijk te maken?
Minister Turtelboom heeft het woord.
Op dit moment is het aandeel elektrische voertuigen in Vlaanderen en België nog te beperkt om veel invloed te hebben op het energiesysteem. Het eindverslag van de proeftuin Elektrische Voertuigen spreekt over 3715 elektrische voertuigen in België in 2014. Het cijfer groeit traag maar gestaag. Het is net om deze groei te versnellen dat ik hard werk aan een actieplan ‘schone brandstoffen in transport’ om de toepassing van alternatieve transportbrandstoffen te versnellen. Het gaat dan zowel over elektrische voertuigen als compressed natural gas (CNG), liquefied natural gas (LNG) en waterstof. Ik verwijs hiervoor naar onze besprekingen daarover in deze commissie op 28 januari van dit jaar.
Het is niet omdat de problematiek op dit moment niet aan de orde is dat we bij het uitrollen van toekomstig beleid geen rekening zouden moeten houden met de mogelijke impact, zowel gunstig als potentieel risicovol, op ons elektriciteitssysteem. Ons beleid moet future-proof zijn. Het actieplan ‘schone brandstoffen in transport’ waar ik aan werk bevat acht pijlers. Eén van deze pijlers is precies de wederzijdse impact tussen de beoogde groeiende vloot elektrische voertuigen enerzijds en het elektriciteitssysteem anderzijds. We volgen dan ook binnen- en buitenlandse projecten hierover van nabij op.
Deze week is een overleg gepland met de federale overheid en de andere gewesten in België omdat ook op Belgisch niveau aan een actieplan wordt gewerkt. Over enkele weken is er een overleg op Benelux-niveau waarop onder meer de Nederlandse collega’s hun plannen op dit vlak zullen toelichten.
Een grootschalige toepassing van elektrische voertuigen kan, indien goed gecoördineerd, een positieve rol spelen in de balancering en stabilisering van ons energiesysteem. Elektrische voertuigen die worden opgeladen tijdens momenten van een groot aanbod aan elektriciteitsproductie van bijvoorbeeld wind- of zonne-energie of van lage elektriciteitsvraag tijdens de daluren, kunnen helpen een overaanbod van elektriciteit op te vangen.
Batterijen van elektrische voertuigen die elektriciteit terugleveren aan het net op momenten van piekvraag zijn momenteel nog minder vanzelfsprekend, maar de batterijtechnologie evolueert snel, dus ook daar zijn doorbraken te verwachten. Cruciaal is uiteraard dat dit proces wordt aangestuurd door slimme oplaadstrategieën die gebruikers toelaten zonder verlies van comfort en gebruikszekerheid hun wagen te gebruiken enerzijds en anderzijds het opladen en eventueel terugleveren van elektriciteit op het voor het elektriciteitssysteem meest optimale moment te laten gebeuren.
Ook op dit vlak wordt er heel wat vooruitgang geboekt. Ik vermeld hier even een Vlaams doctoraatsonderzoek naar innovatieve, grootschalige oplaadstrategieën voor elektrische voertuigen dat heel wat aandacht kreeg in de internationale pers. Het is net omdat ik geloof dat elektrische voertuigen een heel belangrijke rol kunnen spelen in het energiesysteem van de toekomst dat steeds meer zal steunen op de productie van hernieuwbare energie, dat ik mijn schouders wil zetten onder een actieplan dat de uitrol van elektrische voertuigen moet versnellen.
Op dit moment zijn we, in overleg met de netbeheerders, aan het bekijken welke wijzigingen aan het reglementaire kader nodig en nuttig zijn om een grootschalige uitrol van elektrische voertuigen te faciliteren. Mijn administratie heeft daarover nog deze week een overleg met de netbeheerders. Daarnaast is het uiteraard ook noodzakelijk dat de distributienetbeheerders en de elektriciteitsleveranciers hun interne procedures, contracten, prijsformules afstemmen op een toenemende uitrol van elektrische voertuigen en de impact hiervan op het elektriciteitssysteem.
Overleg daarover verloopt binnen het overlegplatform Atrias, waar netbeheerders en leveranciers rond de tafel zitten over processen, dataverkeer en procedures van de energiemarkt. Ook de Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG) volgt dit proces van dichtbij.
Samenvattend kan ik zeggen dat het nog wat vroeg is om bij de huidige marktaandelen van elektrische wagens te spreken van een reële impact. Bij het uittekenen van het toekomstige beleid en bij de versnelling die we willen doorvoeren, moeten we daar wel rekening mee houden, alsook met de troeven die dit systeem heeft. Op dit ogenblik is de impact nog te beperkt door het kleine aantal elektrische wagens, maar we hebben de vaste wil en ambitie om tot een versnelde uitrol te komen.
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, het is goed te vernemen dat een en ander in werking wordt gezet. Wanneer de verschillende overlegmomenten plaatsvinden met de belanghebbende partijen, kan het nuttig zijn om aan te stippen dat batterijsystemen die terug elektriciteit aan het net kunnen leveren, al wel degelijk bestaan. Dat is de reden waarom ik specifiek naar dat Nederlandse onderzoek heb verwezen. In dat onderzoek kunnen wagens met batterijen stroom aan het net leveren. Daarnaast zullen we het aantal elektrische wagens kunnen verhogen door te blijven inzetten op onderzoek en ontwikkeling van de batterijtechnologie, niet alleen voor elektrische wagens maar voor het verduurzamen van ons energiesysteem.
U bent ook minister van Begroting en Financiën, en ik weet dat er momenteel niet echt veel middelen voorhanden zijn. In de meerjarenplanning van de regering staat wel dat er over een aantal jaren meer middelen kunnen worden vrijgemaakt voor onderzoek en ontwikkeling. Ik pleit ervoor dat een deel van die middelen aan duurzame mobiliteit en energieopslag wordt besteed.
U zegt dat we ons systeem zowel regelgevend als infrastructureel moeten voorbereiden op die ontwikkelingen zodat ze, wanneer ze zich voordoen, niet worden tegengehouden door de Vlaamse overheid of door een gebrek aan de nodige infrastructuur. Ik denk daarbij aan de slimme meters. Daar is momenteel veel over te doen. De netbeheerders zijn daar ook volop mee aan de slag. De vraag wat die slimme meters nu wel en niet moeten kunnen, hoort daar ook in thuis. Ook de sociale component speelt daar een rol in. We moeten de vinger aan de pols blijven houden en een visie daarop ontwikkelen. We moeten de netbeheerders een duwtje in de rug geven om tot een finaal concept te komen van wat deze slimme meters moeten kunnen. Het zou dan jammer zijn indien we dit soort van technologieën daarbij over het hoofd zouden zien.
De vraag om uitleg is afgehandeld.