Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Turan heeft het woord.
Mijn vraag om uitleg gaat over het prijsbeleid inzake rusthuizen. Eigenlijk had ik een vraag om uitleg gesteld over het prijsbeleid tout court aan de minister van Economie. Ik dacht dat er een algemeen prijsbeleid zou zijn, met een aantal accenten. Minister Muyters heeft echter gezegd dat er is beslist om dit naar de verschillende ministers door te sturen. Vandaar deze vraag om uitleg, minister Vandeurzen.
Sinds de zesde staatshervorming is Vlaanderen bevoegd voor het controleren van de prijzen in de materies die onder zijn bevoegdheid vallen. De regering kan dus gebruikmaken van instrumenten zoals het verplichten van specifieke sectoren om een aanvraag of kennisgeving in te dienen wanneer zij hun prijzen wensen aan te passen, te verhogen of het vaststellen van sectoriële of individuele maximumprijzen.
De bedrijfsactiviteiten waarbij voorheen de federale overheid – via de Prijzendienst – tussenkwam in de prijsvorming en nu dus de deelstaten kunnen tussenkomen, zijn grofweg taxivervoer, ouderenopvang, waterdistributie en -levering en teledistributie. Dit lijstje is niet limitatief, aangezien Vlaanderen in principe alle prijzen kan controleren die verbonden zijn met zijn bevoegdheden.
De federale overheid is op dezelfde manier bevoegd gebleven om in het kader van haar eigen bevoegdheden een prijsbeleid te voeren, bijvoorbeeld inzake geneesmiddelen en olieprijzen. De federale overheid blijft ook bevoegd voor maatregelen inzake prijsbeleid die tot doel hebben om de inflatie tegen te gaan of de mededinging te vrijwaren.
De bevoegdheid betreffende het prijsbeleid inzake oudereninstellingen werd toegewezen aan het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Gezien de algemene tendens van stijgende ligdagprijzen en de indexsprong die ook in de pensioenen wordt doorgevoerd, wil ik een aantal vragen stellen.
Minister, aangezien de federale regelgeving blijft gelden totdat Vlaanderen zelf regelgevend optreedt, wil ik u vragen hoever u staat met de Vlaamse regelgeving voor het prijsbeleid inzake ouderenopvang. Wanneer verwacht u dat dit regelgevingsproces rond zal zijn?
Het ministerieel besluit van 12 augustus 2005 bepaalt dat prijsstijgingen volgens de indexprocedure enkel ter kennis moeten worden gegeven vanuit het federale niveau. Prijsstijgingen hoger dan de index moeten worden aangevraagd en goedgekeurd. Bent u bereid dit besluit aan te passen, zodat elke prijsstijging die corrigeert voor de inflatie moet worden aangevraagd?
Wat zult u doen om de betaalbaarheid van de rusthuizen te garanderen, aangezien de pensioenen onderworpen worden aan een indexsprong, maar de rusthuisprijzen wel geïndexeerd worden? Bent u van plan om de instrumenten van het prijsbeleid te gebruiken om verhogingen van ligdagprijzen te temperen? Mijn laatste vraag ten slotte gaat over de controle. Ik was vooral in deze vraag geïnteresseerd bij minister Muyters. Kwestie van prijsbeleid voor de verschillende sectoren kunnen de ministers misschien wel een bijdrage leveren. Ik had gehoopt dat de controle op de toepassing daarvan misschien algemeen vanuit Vlaanderen zou worden georganiseerd. Hoe zult u de controle op de toepassing van het prijsbeleid zelf uitvoeren? Of is dit al besproken geweest in de regering? Het is mij niet duidelijk. Minister Muyters heeft mij gewoon doorverwezen naar de verschillende ministers, zonder daar zelf verder op in te gaan.
Collega’s, sinds 1 januari 2015 is Vlaanderen bevoegd voor het voeren van de controle op de dagprijzen van de woonzorgcentra, de centra voor kortverblijf, de centra voor dagverzorging en de groepen van assistentiewoningen. De controle op de toepassing van het prijzenbeleid in de individuele ouderenzorgvoorzieningen is de bevoegdheid van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, afdeling Zorginspectie.
De Vlaamse regelgeving stipuleert dat de bevoegde minister bepaalt welke prijselementen minimaal deel moeten uitmaken van de dagprijs, alsook voor welke extra diensten en leveringen er een extra vergoeding kan worden aangerekend en, in voorkomend geval, onder welke voorwaarden die mogen worden aangerekend en welke uitgaven als voorschotten ten gunste van derden moeten worden beschouwd.
De samenstelling van de dagprijs, de extra vergoedingen en de voorschotten die ten gunste van derden worden aangerekend in de woonzorgcentra werden bepaald bij ministerieel besluit van 9 december 2009.
Op 9 januari 2015 keurde de Vlaamse Regering het besluit goed dat de prijsbepaling in de ouderenzorg door het Agentschap Zorg en Gezondheid regelt. Het besluit bevat een aantal aanpassingen aan het federale ministerieel besluit van 12 augustus 2005 houdende bijzondere bepalingen inzake prijzen voor de sector van de instellingen voor bejaardenzorg. Dit besluit doet een aantal aanpassingen aan de manier waarop prijsmededelingen of prijsverhogingen moeten gebeuren. Het wijzigt de inhoud van de beoordeling van de prijsverhogingsaanvraag niet. Het beperkt zich tot de procedure omdat we een regeling moesten treffen voor de continuïteit daaromtrent.
Wat is er gebeurd? De termijn voor evaluatie van de prijsmededeling is verhoogd van tien naar dertig dagen, de aanvragen mogen nu elektronisch gebeuren in plaats van via aangetekende brief en er is een ontvankelijkheidscriterium toegevoegd voor prijsverhogingen, namelijk het verslag van de gebruikersraad waarin de aanvraag tot verhoging van de prijzen wordt toegelicht. Dit extra criterium houdt in dat het verslag van de bewonersraad, waarin de aanvraag tot verhoging van de prijzen wordt toegelicht, mee moet worden ingediend bij de prijsverhogingsaanvraag. Het Agentschap Zorg en Gezondheid hanteert momenteel, zoals gezegd en op basis van het regeerakkoord, dezelfde criteria als de Prijzendienst van de FOD Economie.
In overleg met de sector worden op dit ogenblik de door de federale overheid gehanteerde uitgangspunten en criteria geactualiseerd en geoptimaliseerd. Inhoudelijk blijven deze in de lijn liggen van de bestaande criteria en bestaande regelgeving. Het is de bedoeling om de beoordeling van de prijsbepaling meer transparant, uniform en efficiënt te maken. De residentiële woonzorgvoorzieningen zullen hierover omstandig worden geïnformeerd zodra het overleg hierover met de vertegenwoordigers van de sector is afgerond. De toepassing van deze bestaande evaluatiecriteria beschouwen we als een tijdelijke overgangsperiode in afwachting van de ontwikkeling van een nieuw financieringsconcept voor de ouderenzorg.
In het kader van de Vlaamse sociale bescherming zullen we in overleg met de sector en op basis van een maatschappelijk debat een persoonsgericht financieringsmodel uitwerken. Ook de dagprijzen van de residentiële ouderenzorgvoorzieningen zullen hierin een plaats krijgen. Tot dan blijven we ons baseren op de regels die van toepassing zijn conform de federale regelgeving en de manier waarop ze door de FOD Economie werden toegepast.
Dagprijzen kunnen op twee manieren worden verhoogd, namelijk via een indexering of via een aanvraag tot prijsverhoging. Een ouderenzorgvoorziening gaat over tot een indexering van de dagprijzen wanneer de verhoging gebeurt op basis van de index van de consumptieprijzen. De bestaande regelgeving, die van het federale niveau is overgekomen, stelt dat het volstaat hiervoor een mededeling te doen van de nieuwe prijzen door de voorziening aan het Agentschap Zorg en Gezondheid.
Daarnaast kan de uitbater van een ouderenzorgvoorziening een verhoging van de dagprijs aanvragen op basis van andere geobjectiveerde en beargumenteerde elementen, zoals een investering in de infrastructuur. In dit geval is een goedkeuring van de minister – vroeger de minister van Economie, nu de Vlaamse minister van Welzijn – vereist.
Ook in de toekomst is het niet de bedoeling om een aanvraagprocedure voor de prijsindexering uit te werken, maar, zoals gezegd, blijven we tot aan de financieringswijziging van de woonzorgcentra de bestaande mededelingsprocedure behouden.
Het is in ieder geval de bedoeling dat de Vlaamse overheid toezicht blijft houden op het prijzenbeleid van de residentiële ouderenzorgvoorzieningen. Bij het voeren van dit beleid zullen steeds twee perspectieven in ogenschouw worden genomen: enerzijds de betaalbaarheid van het woonzorgaanbod voor de cliënten, en anderzijds de financiële leefbaarheid van de initiatiefnemers.
Op dit ogenblik beschikken we over twee werkzame instrumenten in het kader van de betaalbaarheid van de ouderenzorg. Er is de zorgverzekering die ertoe bijdraagt dat elke persoon die wordt opgenomen in een woonzorgcentrum maandelijks een uitkering ontvangt van 130 euro. En er is de tegemoetkoming voor de hulp aan bejaarden die ook op termijn volledig onder de Vlaamse bevoegdheid valt. Deze tegemoetkoming is zorgzwaarte én inkomensgerelateerd.
De Vlaamse Sociale Bescherming zal als hefboom dienen om een geïntegreerd en coherent financieringsconcept te ontwikkelen, dat ons in staat stelt de financiering van het zorgaanbod te relateren aan inkomen en zorgzwaarte, zodat de betaalbaarheid ervan verder kan worden gewaarborgd. Dit bevindt zich nog in een eerste stadium. Er is nog heel wat overleg en studiewerk nodig om het te integreren in het nieuw financieringsconcept.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik leid eruit af dat we op dit ogenblik in een fase zitten waarbij de federale maatregelen worden voortgezet als overgangsfase naar de ontwikkeling van een nieuw financieringsmodel. Als we meer bevoegdheden vragen, moeten we die ook gebruiken. Ik zou niet weten waarom we het zelf niet veel beter zouden doen. Als minister van Welzijn verwacht ik van u dat u van dit instrument gebruikmaakt om de ligdagprijzen voor de ouderenzorg een beetje onder controle te houden. Ik verwacht ook dat de procedure voor de aanpassing van de prijs – ook al is het in het kader van inflatie en index – wordt aangepast. Ik merk dat u dat vandaag nog niet hebt gedaan. Ik hoop ten zeerste dat u dat bij het nieuwe financieringsmodel dat u samen met verschillende actoren ontwikkelt, zult meenemen.
Minister, wanneer zal het nieuwe financieringsmodel ontwikkeld zijn? U hebt ook gezegd dat u sinds 9 januari 2015 al een lichte aanpassing hebt doorgevoerd en het verslag van de bewonersraad als criterium hebt toegevoegd. Welke waarde wordt er aan dat verslag gegeven? Is het een advies of een effectief te volgen verslag?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het verslag is een ontvankelijkheidsvereiste. Dat wil zeggen dat je moet tonen dat je uitleg hebt gegeven aan de bewonersraad.
We nemen via de staatshervorming inderdaad een aantal bevoegdheden over. We hebben het besluit moeten wijzigen, al was het maar om het postadres te veranderen. We hebben er ook een vormelijke vereiste aan gekoppeld.
Het ontwikkelen van een nieuw financieringssysteem is een werk van lange adem, al was het maar omdat een aantal belangrijke vragen moeten worden beantwoord. Het gaat over de rob- en rvt-forfaits; het gaat over de financiering in functie van de zorgzwaarte. We zijn ermee bezig. We gaan na hoe we het gaan aanpakken. We hebben experten bij elkaar gebracht. Het regeerakkoord zegt dat we dat doen vanuit het perspectief van de Vlaamse Sociale Bescherming.
Vroeger werd je zorg gefinancierd door het RIZIV. Je was in België verzekerd in de verplichte ziekteverzekering. Je kwam in een woonzorgcentrum terecht en je kreeg een forfait in functie van je zorgprofiel – rob of rvt – omdat je verzekerd was in de Belgische ziekteverzekering. Dat is uit de ziekteverzekering gehaald. Wij moeten dat nu financieren met algemene middelen of andere ontvangsten zoals de zorgpremie. Wij gaan die financieringsstroom laten verlopen via de zorgverzekering die een volksverzekering wordt. Dat is de redenering die wij gebruiken. Het regeerakkoord geeft duidelijk aan dat we naar een soort van vraaggestuurd systeem moeten gaan waarbij we moeten bepalen op welke manier de zorg wordt gefinancierd. Het is een vrij omvangrijke oefening die we voorbereiden, maar waarvan ik echt niet kan zeggen dat ze op de korte termijn zal worden gefinaliseerd.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Minister, bedankt voor deze aanvulling. Ik hoop dat de Vlaamse sociale bescherming geen neverending story gaat worden waarbij de mensen die vandaag in moeilijkheden zitten en wachten op de Vlaamse accenten van het financieringsmodel, op hun honger blijven zitten. Ik wil u alle tijd gunnen om het grondig te doen, met verschillende actoren, maar de betaalbaarheid en de kwaliteit van de rusthuizen moet altijd vooropstaan. Ik hoop dat u er werk van maakt, zodat we op het einde van de legislatuur niet blijven zitten met Vlaamse bevoegdheden waarmee we niets hebben gedaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.