Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Vraag om uitleg over de conceptnota voor windenergie
Vraag om uitleg over de goedkeuring van de conceptnota Fast Lane voor windenergieprojecten in Vlaanderen
Vraag om uitleg over het plaatsen van windturbines
Vraag om uitleg over windenergie, mede in het kader van de conceptnota Fast Lane
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Turtelboom.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik wil u ondervragen over de conceptnota Fast Lane, waarmee u windenergie in Vlaanderen een nieuwe boost wil geven. Wij geloven ook in wind en zon, en als u echt een tand bij wil steken, willen wij uw eerste partner zijn. Toch hebben we enkele vragen.
Op 20 maart 2015 stelde u de conceptnota voor, waarmee u de plaatsing van windturbines wilt versnellen. U kondigt twee werkgroepen aan om Fast Lane te ontwikkelen. Hierbij wilt u enerzijds in kaart brengen hoe de windmolens het best worden ingepland en anderzijds randvoorwaarden creëren om windmolens meer zekerheid te geven en met een grotere maatschappelijke impact te kunnen inplanten. Dat is nu vaak een probleem: er worden heel veel aanvragen gedaan, maar er is veel protest. Op die manier zullen we er zeker niet komen.
Minister, ik wil u eerst vragen naar de ruimtelijke aspecten en initiatieven van andere overheden. U gaat dus in kaart brengen hoe de windturbines het best worden ingepland. Dat is een nuttige en noodzakelijke oefening, die echter al door onder andere de provincie Limburg, Vlaams-Brabant in beperkte mate en zeker ook Oost-Vlaanderen werd uitgevoerd of in uitvoering is. Die oefening moesten de provincies met eigen middelen of met Europese middelen financieren.
Waarom werden de provinciale overheden en andere lokale overheden niet eerder ondersteund bij de opmaak van dergelijke kaarten? Er is al heel wat werk verricht door verschillende lokale en regionale besturen. Sommige lokale en regionale overheden zijn nog bezig met het opmaken van dergelijke plannen. Er is dus nood aan een goede planning en onderlinge afstemming. Zal Vlaanderen deze coördinerende rol op zich nemen en een planning uitwerken waar de lokale en regionale besturen op kunnen aansluiten? Hoe ziet u de samenwerking tussen Vlaanderen en de lokale en regionale overheden voor het in kaart brengen van geschikte locaties voor windturbines?
Zal Vlaanderen zich beperken tot het in kaart brengen van het windpotentieel of zal Vlaanderen ook een actieve rol spelen om windgunstige gebieden te deblokkeren die momenteel nog onder bepaalde beperkingen vallen, zoals de nabijheid van militaire luchthavens of andere militaire installaties, zonder de veiligheid in het gedrang te brengen natuurlijk? Er zijn bepaalde plekken waarvan men nu al weten dat de installatie binnenkort zal stoppen met zijn werkzaamheden. Toch blijft dat gebied onmogelijk voor windmolens tot de site helemaal is ontmanteld. Het zou goed zijn om op dat vlak wat initiatieven te nemen.
Minister, ik wil u ook vragen naar de randvoorwaarden om windturbines met meer rechtszekerheid en met een groter maatschappelijk draagvlak te kunnen inplanten. Waarom verzendt u geen omzendbrief om de voorwaarden uit het Omgevingsvergunningendecreet al toe te passen? Dat zou nu al kunnen voor de inplanting van windturbines.
Burgerparticipatie is nog al aan bod gekomen in deze commissie. Wij zijn ervan overtuigd dat het draagvlak sowieso groter zal worden als we burgers actief bij dit proces betrekken. Dat kan dus via een proces van burgerparticipatie. De minister-president heeft echter in zijn vorige bevoegdheid de participatiewaarborg voor burgers in Oost-Vlaanderen vernietigd. Bent u van plan om burgerparticipatie wettelijk te verankeren in uw beleid, om zo het maatschappelijk draagvlak voor windturbines te kunnen verhogen?
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Minister, ik heb ook een vraag over dezelfde conceptnota, maar met een iets andere insteek, hoewel het wat overlapt. De conceptnota stelt dat het vinden van een geschikte locatie een groot struikelblok is voor bijkomende windenergieprojecten in Vlaanderen. Er bestaan reeds verschillende provinciale windplannen. Enkel de provincie Vlaams-Brabant ontbreekt. Toch heeft Vlaanderen een achterstand opgelopen inzake hernieuwbare energie.
Uw conceptnota, minister, stelt voor om een Fast Lane uit te werken om de plaatsing van bijkomend windenergievermogen te versnellen. Energielandschappen kunnen verschillende vormen aannemen, die uiteraard mee afhankelijk zijn van de technologische waaier aan hernieuwbare energiebronnen zoals zon, wind, waterkracht en biomassa, en een eigen output kunnen hebben zoals elektriciteit, warmte en gas.
Het Vlaams Energieagentschap (VEA) wordt belast met het onderzoeken van de opportuniteiten en mogelijkheden om voor bepaalde van de geselecteerde zones de realisatie van windenergie te tenderen, bijvoorbeeld bepaalde clusters langs een bepaald lijntraject.
Via het systeem van tendering wil de overheid financiële steun genereren voor hernieuwbare energieprojecten. Hierbij neemt de overheid een voorbeeld aan Nederland, Denemarken, Frankrijk en Italië.
Minister, er wordt gesproken over het tenderen van geselecteerde zones voor de realisatie van windenergie. Waarom hebt u gekozen voor de tendering en niet voor andere mogelijke vormen van projectrealisatie zoals zelfrealisatie, medeparticipatie door burgers? Hebt u daar een basis voor?
Zult u deze tender opstellen voor gronden die eigendom zijn van de Vlaamse overheid? Of is de tender meer gericht op het realiseren van projecten op private gronden?
In de conceptnota worden verschillende scenario’s besproken inzake capaciteit die ook een verschillende impact zullen hebben op het mogelijke draagvlak bij de bevolking. Hoe zult u met deze conceptnota tijdig voor een draagvlak zorgen zodat burgers niet vanaf de publicatie van de eerste bevindingen hun protesten opstarten zoals we hebben gezien bij de provinciale plannen?
Er bestaan al verschillende provinciale windplannen. Hoe situeert u het mogelijke Vlaamse beleid ten opzichte van de provinciale plannen? Is een verdere verbetering of uitbreiding ten opzichte van de provinciale plannen noodzakelijk?
De heer Vandaele heeft het woord.
Ik had mijn vraag eigenlijk gesteld aan minister Schauvliege omdat ik had gekozen voor de invalshoek Ruimtelijke Ordening. Ik begrijp dat er intussen een aantal werkgroepen aan de slag zijn. De ene werkgroep moet geschikte locaties zoeken, de andere moet een versneld vergunningentraject uitstippelen.
Tijdens de vorige legislatuur hebben we al werk gemaakt van enerzijds de omgevingsvergunning en anderzijds de complexe projecten. Wat die vergunningen betreft, is er dus wel al wat werk verzet. We weten intussen ook dat met name de provinciebesturen ook al werk hebben verzet voor wat de zoekzones voor windturbineparken betreft.
Minister, ik neem aan dat minister Schauvliege u helemaal op de hoogte heeft gebracht van deze materie.
Waarin verschilt de voorgestelde fast lane van de huidige werkwijze die we al kennen?
Waar zit precies de behoefte aan een nieuw extra vergunningentraject bovenop wat we al hebben?
De heer Bothuyne heeft het woord.
De vorige vraagstellers hebben al duidelijk gemaakt waar het over gaat. De conceptnota is vorige week goedgekeurd om een ambitie te halen die we allemaal delen: tegen 2020 moet 10,5 procent van de totaal verbruikte energie in Vlaanderen uit hernieuwbare bronnen komen. Windenergie kan daar een belangrijk aandeel innemen. Vorig jaar is hierover de Vlaamse subdoelstelling vastgelegd: 2094 kilowattuur in 2020. De bedoeling van de toenmalige Vlaamse Regering was ervoor te zorgen dat er minimaal elk jaar een bijkomend geïnstalleerd vermogen zou zijn van 80 megawatt.
In 2014 zijn er in totaal 59 turbines geïnstalleerd in Vlaanderen, goed voor 127 megawatt. Eigenlijk was 2014 dus niet eens zo’n slecht jaar voor windenergie in Vlaanderen. Er is een versnelling merkbaar op het terrein voor wat de installatie van windturbines betreft. De Vlaamse Regering wil echter nog verder gaan met deze conceptnota. Er zijn twee werkgroepen geïnstalleerd: een planningswerkgroep en een juridische werkgroep. Minister, misschien kunt u nog wat toelichting geven bij de verwachtingen ten aanzien van die werkgroepen en over de timing. Wanneer kunnen de eerste resultaten worden verwacht en geïmplementeerd?
Ik heb daarnet verwezen naar de subdoelstellingen. Is het de bedoeling van de Vlaamse Regering om die subdoelstelling te wijzigen en ambitieuzer te zijn dan de doelstellingen die vorig jaar zijn vastgelegd over windenergie? Wanneer zou u dan die doelstelling wijzigen?
U hebt overleg gepland met de federale overheid om een aantal problemen op te lossen, voornamelijk over luchtvaart en defensie. Ook dat is een klassiek probleem. Twee jaar geleden hebben we hier nog de mensen van de Belgocontrol en Defensie in de commissie ontvangen. Zij hebben omstandig uitgelegd waarom ze bepaalde negatieve adviezen geven over de plaatsing van windturbines. Ik ben heel nieuwsgierig of hun standpunt intussen is gewijzigd dan wel of de technologie intussen is verfijnd zodat er in Vlaanderen meer windturbines kunnen worden geïnstalleerd.
Een aantal provincies hebben al heel wat initiatieven genomen. Hoe zult u daar rekening mee houden? Hoe kunt u die initiatieven inpassen in het werk van de Vlaamse Regering? Hoe kunt u ook gemeenten en lokale besturen betrekken bij het werk dat u vandaag zult doen met die conceptnota en de uitwerking daarvan in die twee werkgroepen? Uiteindelijk komen de vragen van ontwikkelaars ook op dat niveau terecht.
In de conceptnota gaat het over grote windturbines met een minimale hoogte van 100 meter. Ziet u dan geen potentieel in kleine of middelgrote windturbines? We stellen vast dat de ontwikkeling daarvan ook traag verloopt in vergelijking met andere landen in Europa. Zijn er problemen of hindernissen die u wilt wegwerken om de ontwikkeling daarvan te stimuleren?
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
De vorige sprekers hebben al duidelijk gemaakt dat er nog wat vragen bestaan over die conceptnota. Ik wil daar nog een vraag aan toevoegen.
Vanuit mijn gemeente ben ik gemandateerd om heel intensief de werkgroepen op te volgen vanuit Oost-Vlaanderen Energielandschap, die zijn bijeengekomen van oktober 2011 tot eind 2014. Minister, ik heb begrepen dat de Vlaamse Regering het project Oost-Vlaanderen Energielandschap heeft verlengd als strategisch project. Ik was als bevoegd schepen altijd aanwezig bij die werkgroepen, voor de opmaak van twee provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen, een uitvoeringsplan Maldegem-Eeklo en een uitvoeringsplan langs de E40. Op de slotdag van Oost-Vlaanderen Energielandschap was ook u aanwezig voor een toespraak.
Voor de collega’s die nieuw zijn in het Vlaams Parlement wil ik een korte tekst voorlezen uit een nota van toenmalig bevoegd minister Muyters. Die nota dateert van juni 2010 en heeft als titel Ruimtelijk beleidskader hernieuwbare energie.
Daarin staat: “Er wordt voorgesteld een proces te starten in de schoot van de Windwerkgroep om proactief locaties te zoeken voor grootschalige windmolenparken. De Vlaamse Regering kan een aantal van deze locaties selecteren. Belangrijk in het proces is de verdere betrokkenheid van de provincies, aangezien men op dit niveau reeds gebieden geselecteerd heeft. Een planningsproces dat op zoek gaat naar voldoende grote gebieden zal op zeker moment immers abstractie moeten maken van de minder dwingende uitsluitingscriteria zoals opgenomen in de omzendbrief. Deze criteria werden wel gehanteerd in de provinciale beleidskaders. Rond deze gebieden wordt best een planningsproces gevoerd met het oog op het bekomen van een maatschappelijk draagvlak.”
Men is al enkele jaren intensief bezig met het zoeken naar een goed beleidskader op ruimtelijk vlak voor het realiseren van hernieuwbare energie.
Minister, mijn vragen kwamen hier al aan bod. Verschillende provincies hebben al stappen ondernomen. Heel specifiek staat Oost-Vlaanderen al heel ver, met twee RUP’s die momenteel in de valideringsfase zitten. Kunt u nog eens de rol van de provincies toelichten in het kader van de conceptnota en van de geplande werkgroepen?
Ik heb u al eens een vraag gesteld over de participatie. Toenmalig minister Bourgeois heeft in Oost-Vlaanderen een deputatiebesluit vernietigd omdat één dwingende manier van participatie werd opgelegd. In de conceptnota vind ik niet direct iets weer over participatie. Minister, wordt de participatiemogelijkheid meegenomen in de verdere besprekingen in de werkgroepen?
De heer Schiltz heeft het woord.
Minister, zoals veel collega’s hebben wij ook wel eens dezelfde goede ideeën. Uw plan in de conceptnota om zones in te richten waar windenergie wel kan, in plaats van de uphill battle voor vergunningen en kijken waar het niet kan, is een heel goede zaak. U keert de dynamiek om en geeft een positief signaal aan de sector.
Er zijn echter een aantal bezorgdheden die hier vandaag al fragmentarisch werden aangestipt. De participatie blijft een heikel punt. De manier waarop burgers participeren, creëert inderdaad meer draagvlak, maar we moeten toch opletten voor de risico’s die ermee verbonden zijn. Wie aandeelhouder is van een windmolen, heeft niet meteen een geldkoe in de tuin staan. Als de windmolen stilvalt door onderhoud of een gebrek, is men, op zijn Antwerps gezegd ‘gesjareld’. Ik zou dus toch behoedzaam zijn met de manieren waarop participatie opgelegd of bekeken wordt. Ze moet voldoende ruim en zeker worden benaderd. Een overleg met de sector kan daar een goed instrument zijn.
Uiteraard is de samenstelling van de werkgroepen die u hebt voorgesteld voldoende divers om te beletten dat het de foute kant opgaat. Het lijkt me nuttig om met enkele bedrijven uit de sector te gaan samenzitten. Ze zijn doorgaans zeer open om een gedeeltelijke kapitaalsparticipatie voor de omwonenden toe te staan.
Verder merk ik dat er gekeken wordt naar het stimuleren van de inplanting van windmolens rond de lijninfrastructuur en in clusters. Dat lijkt in eerste instantie heel evident omdat zo infrastructuren worden gekoppeld en de open ruimte zo veel mogelijk wordt gevrijwaard. Een windmolen binnen een cluster is echter vaak minder rendabel. Men moet op de windrichting letten. Plaatst men tien windmolens achter elkaar, dan staan de laatste vier in de slipstream van de andere. Daar moeten we heel erg mee opletten.
Daarmee kom ik bij het punt dat ik nog mis in de conceptnota. Bij het aanduiden van windzones moet men een evenwicht vinden tussen de natuurbezorgdheden – momenteel is er een groot probleem met het aanboren van agrarisch gebied en zijn er discussies over de natuurwaarde daarvan –, het draagvlak bij de bewoners en het rendement. U bent minister van Energie, u moet waken over de subsidies, dat mag niet uit de hand lopen. Het lijkt me evident dat bij de afbakening van windzones gekeken wordt naar het rendement zodat de Vlaamse overheid spaarzaam met de subsidies kan omspringen om de windmolenprojecten rendabel te krijgen.
Andere collega’s kaartten de verhouding met de andere overheden al aan. Graag had ik daarover een stand van zaken van u gekregen. Wat is uw wedervaren met de federale overheid? Ik hoop dat Belgocontrol zijn radars al iets fijner kan afstellen. Hoe zit het met de provincies? Daar ben ik eerlijk gezegd van geschrokken. Ieder beleidsniveau tracht natuurlijk zoveel mogelijk invulling te geven en bestaansrecht te creëren. Dat hebben we onder andere gemerkt in Oost-Vlaanderen.
Ik denk dat de vernietiging van het Windplan, zij het dat het maar op één element was, u toch ruimte geeft om ervoor te zorgen, samen met de minister van Ruimtelijke Ordening, dat we niet in een verknipt landschap verzeild geraken. Het zou dom zijn als verschillende regels en verschillende strategieën worden gehanteerd in de verschillende provincies. Het zou goed zijn dat er een algemene Vlaamse Fast Laneprocedure komt voor windenergie.
Ik heb nog een punctuele vraag. In uw nota, in punt 2, over het aanboren van het windenergiepotentieel spreekt u niet alleen over het plaatsen van nieuwe turbines, maar ook over ‘repowering’. Zit er in die Fast Laneprocedure nog een ‘faster’ onderdeel? Als een bestaande windmolen met andere woorden wordt uitgerust met een nieuwe turbine, wordt daar dan een aparte vergunning voor gevraagd? Of zal dat automatisch gebeuren? Een nieuwe turbine heeft uiteraard vaak een groter vermogen en mogelijks ook andere technische karakteristieken zoals geluidshinder en slagschaduw en dergelijke.
Wat zal er gebeuren met de subsidies voor gerepowerde windmolens? Deze vraag stipt misschien eerder de zijkant van de Fast Laneprocedure aan, maar in het geheel van het stimuleren van windenergie via een gecoördineerde aanpak, is ze wel op haar plaats. Ik kijk uit naar uw antwoord.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Zoals velen onder u hebben gemerkt, heeft de conceptnota Fast Lane Windenergie een nauwe link met Ruimtelijke Ordening. Ik wil minister Schauvliege uitdrukkelijk bedanken voor de vlotte samenwerking om tot deze nota te komen. We willen en moeten de doelstellingen en ambities op het vlak van hernieuwbare energie halen. Ik heb het over ‘moeten’ en dat is niet alleen omwille van Europa. Het moet ook omdat we het zelf willen. De ambities van de minister van Energie kunnen alleen maar lukken door een goede samenwerking.
Het voorgestelde traject van de Fast Lane bestaat uit een integrale aanpak om het windenergiepotentieel van Vlaanderen niet alleen in kaart te brengen maar ook zo goed mogelijk in de praktijk te realiseren. Mevrouw Taeldeman verwees naar de nota van minister Muyters, maar die verschilde van mijn tekst in die zin dat ze over de hele grote windparken ging. De Fast Lane kan ook over kleinere projecten en plaatsen gaan die men wel detecteert en die ons op de markt zet. In zekere zin is de invalshoek dus wel verschillend, al had de nota ook haar verdienste.
We willen zoveel mogelijk realiseren met zo weinig mogelijk hinder en zo’n groot mogelijk draagvlak, zo snel en goedkoop mogelijk. Ik heb gemerkt bij de reis naar Duitsland dat bij tendering de prijs daalt. We hebben al gesproken over groepsaankopen van zonnepanelen. Als we tenderen, kunnen we de concurrentie laten spelen en naar een lagere prijs gaan.
Hiervoor wordt maximaal gebruik gemaakt van beschikbare tools en informatie, van bestaande instrumenten en trajecten en van de aanwezige capaciteit en expertise. We hebben twee transversale werkgroepen opgericht: een planningswerkgroep, die op zoek gaat naar de geschikte locaties en een juridische werkgroep, die zal nagaan hoe het plaatsen van windmolens verder kan worden gefaciliteerd. De voorgestelde aanpak vertrekt vanuit de vaststelling dat er in Vlaanderen een draagvlak is voor hernieuwbare energie.
In het kader van de opmaak van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen werd bijvoorbeeld duidelijk dat de Vlaming het behoud van de openbare open ruimte belangrijk vindt. We moeten dus omzichtig omgaan met het aansnijden van nieuwe open ruimte, maar hij zegt ook dat hernieuwbare energie ruimte en ontwikkelingskansen moet krijgen.
Het is dan ook niet toevallig dat binnen het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen wordt nagedacht waar en op welke manier energielandschappen kunnen ontstaan. Energielandschappen kunnen verschillende vormen aannemen. Voor windenergie betekent dit belangrijke clusters van windturbines in windparken. Mijnheer Schiltz, daarbij moeten we uiteraard rekening houden met de plaatsing van de windmolens: niet te dicht bij elkaar, in de juiste windrichting enzovoort. Zo kan het rendement van de windmolen hoog blijven.
Naast windmolenparken is er binnen het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen aandacht voor een tweede spoor, namelijk het plaatsen van windturbines langsheen lijninfrastructuur zoals autosnelwegen en in havengebieden. Recent zijn er vijftien windmolens opgestart op Linkeroever, maar dat park zal binnen een paar jaar uitgroeien tot dertig à veertig windmolens. Ook op Rechteroever plant men een windmolenpark, van vijftig à zestig windmolens op termijn. Dat zijn natuurlijk de ideale plaatsen, waar er geen Raad van State-procedures zijn. Waarom? Als je de locaties heel goed kiest, kun je een combinatie maken tussen het behouden van de open ruimte en het detecteren van de goede locaties.
Naast autosnelwegen en havengebieden, zijn er nog de grote bedrijventerreinen. Ik denk dat iedereen in zijn provincie plaatsen kent van grote bedrijventerreinen. Ik heb recent nog zes windmolens geopend. Vorige week was dat in Olen, Geel. Het gaat om een groot industrieterrein. Er was geen enkele procedure bij de Raad van State, al merken we wel dat de doorlooptijd voor een vergunning ook dan nog altijd lang is.
Deze Fast Lane richt zich op de grote windturbines. De kleine en middelgrote windturbines hebben een andere finaliteit, vaak het zelfvoorzienend maken van een bedrijf, zoals die in Olen. Ze hebben ook een andere kostenefficiëntie en zijn relatief duurder dan de grote turbines. Zij komen in deze Fast Lane dus niet aan bod.
In de praktijk blijkt het niet altijd evident te zijn om nieuwe windprojecten te realiseren in Vlaanderen. Eventuele obstakels houden verband met de beperkte en versnipperde ruimte of met ruimtelijke voorschriften of zijn het gevolg van parameters inzake impact op de mens – geluid en slagschaduw – en natuur – vogels en vleermuizen.
Tussen de verschillende windmolenontwikkelaars is er de nodige concurrentie voor deze locaties. Dat leidt onder andere tot nogal wat procedures tijdens het vergunningenproces. Soms zijn meerdere windmolenontwikkelaars kandidaat om bepaalde projecten te ontwikkelen en zijn er procedures door die concurrentie tussen hen. Via dat tenderen hopen we daarop een antwoord te bieden, zodat je naar de laagste prijs kunt gaan. Hopelijk kunnen we dat op die manier verbinden.
Het is ook zo dat er bij windturbines ook wel een sterk nimby-gevoel heerst. Mensen zijn voorstander van hernieuwbare energie in het algemeen en windenergie in het bijzonder, maar zien de turbines toch liever op een andere plaats staan dan dichtbij hun woonomgeving.
Ook de eisen die Defensie en de luchtvaartautoriteiten opleggen, bemoeilijken de windenergieontwikkeling. Een aantal collega’s hebben dit al aangehaald.
Voor het traject van de Fast Lane willen we de oefening eigenlijk omdraaien. In plaats van vast te stellen waar windturbines allemaal niet kunnen, willen we de plaatsen aanduiden waar ze wel kunnen. Daarbij willen we rekening houden met de parameters waarmee we rekening moeten houden en waar het in de procedures vaak misloopt. We willen dat doen door een afweging te maken tussen de verschillende parameters. Is er hinder van geluid en slagschaduw voor de omwonenden? Is er invloed op habitatzones of trekzones voor vogels of fourageergebieden van vleermuizen?
Daarnaast brengen we ook andere factoren in kaart die van belang zijn voor de inplanting van de turbines. Daarbij kan het bijvoorbeeld gaan over het windpotentieel – zie de vraag van de heer Schiltz – of de aansluitbaarheid op de bestaande netwerken. Dat laatste is niet onbelangrijk. We moeten geen windmolenparken aanleggen op de plaats waar de capaciteit van het net het op dit moment niet aankan.
Op basis van die informatie kunnen dan, bijvoorbeeld via de berekening van de quotiënt, de meest geschikte locaties worden aangeduid. Een dergelijk gebiedsdekkend onderzoek naar het windpotentieel van Vlaanderen is vernieuwend. Ook nieuw is het onderzoek naar de mogelijkheden om bepaalde randvoorwaarden voor de plaatsing van windturbines aan te passen om verschillende ambitieniveaus te kunnen bereiken, weliswaar zonder ongewenste impact zodat het draagvlak voor windenergie behouden blijft of versterkt wordt.
Deze oefening zal ons dus leren hoeveel windturbines we in Vlaanderen kunnen plaatsen afhankelijk van de gestelde randvoorwaarden. Zijn het er 500, 700, 750 of misschien wel meer dan 1000? Ik zou zeggen: hoe meer hoe liever. Maar door de redenering om te draaien, willen we proberen een virtueel debat te vermijden. We zouden kunnen zeggen dat we er 1000 moeten plaatsen, maar als er geen locatie is om er 1000 te plaatsen, is dat in onze doelstellingen en subdoelstellingen voor hernieuwbare energie eigenlijk een virtueel debat. We proberen na te gaan welk potentieel Vlaanderen aankan in een maximumscenario. Ik denk dat er nog heel veel potentieel is, maar op dit moment weten we dat eigenlijk niet. Bij zonnepanelen is dat hetzelfde. We plaatsen zonnepanelen, maar de omgekeerde redenering – stel dat we alle daken of de helft van de daken in Vlaanderen volleggen – maken we niet. Ik denk dat we dat voor zonne-energie ook eens moeten doen. Wat is het potentieel aandeel dat je kunt realiseren in je doelstellingen voor hernieuwbare energie? Op die manier kun je het debat meer naar een finaliteit leiden.
Die informatie is cruciaal om tot een onderbouwde energievisie te komen. Ik heb het al vaak gezegd: ik ben ervan overtuigd dat we heel goed zijn in zeggen wat we niet willen, maar we moeten ook eens zeggen wat we wel willen. Ik hoop dat dit een bijdrage kan brengen om te zeggen: “We hebben de capaciteit voor x aantal windmolens. We zullen die ook realiseren. Als we alles hebben gerealiseerd, is dat de maximale doelstelling die we kunnen realiseren voor wind.” Het is interessant om het op die manier te weten. Stel dat we het niet kunnen halen met wind, noch met zon, moeten we toch kijken naar andere installaties, waarvan we nu misschien minder grote fan zijn, maar die we toch wel nodig hebben in een gebied als Vlaanderen, dat geografisch een klein en dichtbevolkt gebied is. Op die manier willen we tot een voluntaristisch, maar realistisch ambitieniveau komen.
De juridische werkgroep zal nagaan op welke gronden en op welke manier een tendering kan worden georganiseerd. Het is de eerste keer dat we dat zullen doen, bijvoorbeeld voor het plaatsen van windturbines langsheen de E40. Ik ben ervan overtuigd dat die tendering niet alleen voor een belangrijke tijdswinst kan zorgen, maar ook voor een kostenbesparing. We moeten eigenlijk gewoon een tenderingproces uitschrijven. Op zich is dat analoog met een openbare aanbesteding die je moet doen voor een gebouw. Maar hier zit je toch met de specificiteit, bijvoorbeeld ook wat betreft de locaties waar je die turbines kunt zetten.
Met het oog op de realisatie onderzoekt de juridische werkgroep verschillende andere pistes. Ik geef een aantal voorbeelden. Kan er worden gewerkt met publieke erfdienstbaarheid, zoals dat in Wallonië gebeurt? Is er een ruimtelijke overdruk nodig en hoe groot moet die zijn? Is, naar analogie met de historisch permanente graslanden, een na publieke bevraging vastgestelde kaart een piste? We doen dat bijvoorbeeld voor de graslanden. We zeggen welke gebieden graslanden zijn. Dat is onze doelstelling. Kunnen we dat ook doen? Het zijn open vragen, maar ik denk dat het interessante pistes zijn om te onderzoeken.
Zoals u in de conceptnota kunt lezen, willen we dat deze oefening niet alleen een onderzoek is, maar dat we het ook kunnen uitvoeren. We willen eigenlijk – heel ambitieus – al voor de zomervakantie een eerste indicatie van de resultaten krijgen. We zouden heel graag hebben dat de volledige oefening tegen het einde van het jaar is afgerond. U zult misschien zeggen: “Dat kan toch niet moeilijk zijn? Leg verschillende kaarten van ruimtelijke ordening op elkaar en kijk wat er natuurgebied is en wat woonuitbreidingsgebied.” Zo eenvoudig is het echter niet. Dat is de theorie, maar als je met de technici spreekt, blijkt dat in de praktijk toch een stuk complexer te zijn. Net als bij het Renovatiepact, leggen we ons wel een ambitieuze tijdsdoelstelling op. Als we op een bepaald moment locaties kunnen detecteren, kunnen we starten met het proces. We hoeven niet te starten met een eerste test totdat de hele kaart van Vlaanderen af is. Als we een heel goede locatie vinden waarvan iedereen vindt dat het daar zou kunnen of dat het onbegrijpelijk is dat het daar nog niet is gebeurd, zouden we daar eigenlijk zo snel mogelijk gewoon mee willen starten.
We willen zoveel mogelijk gebruikmaken van beschikbare instrumenten en ander voorbereidend werk. Verschillende collega’s hebben verwezen naar de provincies. Zij hebben inderdaad al veel voorbereidend werk gedaan. Zij zijn vragende partij.
We plannen ook een vergadering met de gouverneurs en de betrokken gedeputeerden om te bekijken hoever zij staan. Zij zijn daarvoor zelf ook vragende partij. We moeten dat nog verder formaliseren. Weet ook dat recent de vergunning vanaf vijf windmolens naar Vlaanderen is verhuisd. Dat is een besluit van minister Schauvliege van een maand of twee, drie geleden. Die samenwerking moet toch worden verscherpt. Bovendien is er met de provincies een efficiëntieoefening bezig, al valt dit daar niet onder.
Wij willen daar dus gebruik van maken, maar wij willen ook dat die transversale werkgroep alle beschikbare informatie en tools samenbrengt, zodat de puzzel snel kan worden gelegd. Ook de windmolenontwikkelaars hebben tools om sites te detecteren. Dat is, vanuit hun commercieel oogpunt, natuurlijk niet onlogisch. Het is nuttig om dat allemaal in het verhaal te betrekken en om zo te bekijken wat mogelijk is.
We zullen uiteraard gebruik maken van het voorbereidende werk dat de provincies leverden in de vorm van windplannen, energiepotentiekaarten of energielandschappen. Waar nodig, zoeken we manieren om eventuele verschillen in aanpak of visie weg te werken. Mij lijkt het bijvoorbeeld aangewezen dat een plaats waar nu al een draagvlak is voor een windturbine, ook in de toekomst voor windenergieontwikkeling in aanmerking zou komen. Mijnheer Schiltz, die zogenaamde ‘repowering’ wordt nu soms uitgesloten. Ik ken het voorbeeld van een al vergunde windmolen in de buurt van Gent, die daar al heel lang staat en waar men vindt dat men er een nieuwe windturbine zou moeten plaatsen, maar waarvoor je vandaag geen vergunning meer zou krijgen. Die vergunning werd ooit afgeleverd. Je moet daar toch bekijken wat de reden is waarom een ‘repowering’ niet meer kan. Misschien is er een logische reden voor, maar we moeten dat toch onderzoeken.
Hetzelfde geldt voor het overleg met de federale diensten. Defensie en de luchtvaartveiligheid leggen restricties op. Ik kan alleen maar vaststellen dat sommige van die restricties in de ons omringende landen niet gelden of zijn weggewerkt doordat men gebruik maakt van de beste beschikbare technieken. Zo is in Nederland de perimeter voor de aanvliegroutes smaller. Wij moeten bekijken waarom dat zo is. De perimeters voor Zaventem, Deurne en Oostende zijn breed. Er zijn buffergebieden voor defensie. Er zijn nog wat andere gebieden die niet kunnen. Zo versmal je de cirkel voortdurend. Met de juridische werkgroep willen we bekijken op welke manier we de perimeter of de potentiële perimeter kunnen verbreden.
Verschillende onderzoeken tonen ook aan dat het draagvlak voor windturbines sterk verhoogt wanneer burgers of bedrijven kunnen participeren. Ik merk dat overal waar ik windturbines ga openen. Het moet gaan om een participatiemodel op vrijwillige basis. Ik ben er geen voorstander van om het verplicht te maken, want dan zou het zelfs een extra drempel kunnen zijn. Dan ga je de verplichte participatie gebruiken voor een verkeerd doel.
We zijn een participatiedraaiboek aan het maken. Tegen het eind van dit jaar moet het klaar zijn. Ik probeer ondertussen overal zoveel mogelijk goede voorbeelden te gebruiken.
Bij nogal wat mensen valt het protest weg wanneer ze zien dat ze door met een aandeel te participeren een goed rendement kunnen hebben, zeker nu de rentevoeten zo ongelooflijk laag staan. Zo kunnen ze een economische winst boeken. Of een deel van de stroom kan aan hen worden gealloceerd, waardoor hun buurt voor een deel energieonafhankelijk wordt. Ook die elementen komen in de werkgroep aan bod.
Dit is dus een ambitieus plan, waarmee we zo snel mogelijk willen starten op locaties waar we dit kunnen testen en waar we kunnen bekijken of de tendering effectief lukt. Ik heb al verschillende keren in deze commissie gezegd waarom ik in zonne- en windenergie geloof: omdat de leercurve van de technologieën maakt dat steun vanuit de overheid kleiner wordt. Wind en zon zijn er altijd – in tegenstelling tot sommige andere hernieuwbare energiemodellen van bijvoorbeeld afval of houtbevoorrading, die kwetsbaarder zijn. Maar je moet wel onderzoeken wat je effectief kunt realiseren. Ik zie heel interessante plannen. Zo stelden bijvoorbeeld onlangs nog de Bond Beter Leefmilieu en Greenpeace dat we zoveel windturbines moeten plaatsen. Inhoudelijk ben ik het daarmee helemaal eens. Laat dit nu de praktische invulling zijn om te onderzoeken of we überhaupt de doelstellingen die we graag zouden realiseren ook effectief kunnen realiseren.
Ik hoop dat we voor de zomer eerste indicaties hebben en dat we tegen het eind van het jaar tot een volledige kaart kunnen komen. Dat betekent dat we nog drie maanden hebben.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, dank u voor uw uitgebreide antwoord. Ik ben blij dat de ambitie er is om van windmolens een echte vorm van hernieuwbare energie te maken waarin we in Vlaanderen hopelijk het voortouw kunnen nemen.
U hebt op heel wat van mijn vragen geantwoord. Ik ben blij te horen dat de afstemming met de provincies en andere lokale overheden wordt opgenomen. Ik hoop dan ook dat dit zal plaatsvinden. Ik neem aan dat wat u voorstelt niet verhindert dat de bestaande initiatieven van provincies die windmolens – ook ruimtelijk – mogelijk maken snel kunnen gaan. Dat zou ik toch nog graag eens van u willen horen.
Minister, u verwijst in uw conceptnota naar het Omgevingsvergunningendecreet, dat weliswaar nog niet in werking is. Waarom verzendt u geen omzendbrief om de voorwaarden uit dat decreet nu al toe te passen? Dat zou toch al kunnen? Zo zouden windmolens nu al mogelijk kunnen worden gemaakt in gebieden waar dat ruimtelijk gezien minder problematisch is.
Ik heb nog een punctuele vraag waarop u misschien schriftelijk of een volgende keer zult kunnen antwoorden. Er is al een paar keer verwezen naar de provincie Oost-Vlaanderen, die al heel ver staat met haar Energielandschap Wind. De provincieraad aldaar heeft eind december 2014 een aantal Provinciale Ruimtelijke Uitvoeringsplannen (PRUP’s) goedgekeurd om 91 windmolens – althans in principe – mogelijk te maken in de zone Eeklo-Maldegem en langs de E40 tussen Aalter en Aalst. Ik heb begrepen dat de Vlaamse Regering nog altijd niet heeft beslist om die PRUP’s te valideren. Dat is toch problematisch? Dit lijkt toch een gedragen proces te zijn, waarbij op vrij korte termijn een aantal windmolens kunnen worden goedgekeurd. Dat blijft nu achter en daar maak ik mij zorgen over. Ik vind het jammer dat deze goede praktijk blijkbaar op de een of andere manier wordt gefnuikt. Ik zou graag weten wat daar achter zit.
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Minister, dank u voor uw zeer uitgebreide antwoord. Een van mijn vragen was of er plaats was alleen voor tendering of ook voor zelfrealisatie. Ik vroeg ook of dat zou gebeuren op private gronden. En ik vroeg naar het draagvlak. Uiteindelijk wordt het draagvlak dat u zoekt bij de burgers gezocht samen met zelfrealisatie en participatie. Dat kan dus buiten de tendering om. Als gevolg daarvan is het ook mogelijk dat het zal gebeuren op private gronden. Daar kreeg ik geen eenduidig antwoord op. Als ik het op deze manier goed samenvat, heb ik het goed begrepen.
Kunt u een voorbeeld geven van hoe de criteria anders liggen dan ze nu al gelden in sommige provinciale plannen? Het is me niet duidelijk hoe de conceptnota de criteria anders legt dan in de provinciale plannen.
Vermits we gaan naar tendering waarbij de kosten verlagen, zal er nog in groenestroomcertificaten worden voorzien? Zullen ze verminderen of afgeschaft worden? Wat is uw beleid ten aanzien van de groenestroomcertificaten wanneer we ze combineren met tendering?
De heer Bothuyne heeft het woord.
Er zit wel degelijk een potentieel bij de middelgrote turbines waar we verder mee kunnen gaan, maar dat debat moeten we nu niet voeren.
Met betrekking tot de doelstelling begrijp ik dat het de bedoeling is om na dit proces de subdoelstelling voor windenergie aan te passen en eventueel daaruit voortvloeiend andere technologieën inzake hernieuwbare energie.
Ik ben blij dat u overleg pleegt met de andere bestuursniveaus en gebruikmaakt van de kennis van de provincies. De lokale besturen zijn ook een belangrijke groep in deze. Misschien is het goed dat u in de werkgroepen ook vertegenwoordigers van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten uitnodigt. Die stond nog niet in de lijst van uit te nodigen instanties, maar het kan interessant zijn.
Het idee van tendering is niet nieuw. We hebben dat jaren geleden ook al onderzocht. Een van de grootste problemen is dat er al veel vastgestelde rechten zijn op gronden en terreinen. Hoe zult u daarmee omgaan en de tendering daar inpassen?
Mevrouw Taeldeman heeft het woord.
Minister, in de vorige legislatuur werd het principe van de clichering ingevoerd in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. Dat maakt het mogelijk om in buitengebied, agrarisch gebied en landschappelijk waardevol agrarisch gebied een stedenbouwkundige aanvraag te doen voor het plaatsen van windturbines. Die clichering heeft tot veel onrust en vragen geleid bij veel lokale besturen. In mijn regio zagen we dat door de clichering plots tien tot twaalf stedenbouwkundige aanvragen werden ingediend voor het bouwen van windturbines in eenzelfde gemeente. Ik ben er zeker voor te vinden dat de overheid sturend werkt, dat er een planmatige aanpak komt om na te gaan wat het potentieel is en waar er gebundeld tewerk kan worden gegaan om windenergie te stimuleren.
Dit weekend hebben twee Oost-Vlaamse gemeenten het burgemeestersconvenant voor klimaat ondertekend. Steeds meer lokale besturen sluiten dat convenant af. In voorbereiding tot het ondertekenen heeft de Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek ons ondersteund om een nulmeting op te maken, namelijk om te zien hoe onze gemeente scoort op vlak van hernieuwbare energie en waar de grootste CO2-uitstoot zit. Die nulmeting was erg interessant. Steeds meer lokale besturen gaan de uitdaging van de convenant aan en zijn geïnteresseerd naar het energiepotentieel op hun grondgebied. Ze willen weten wat mogelijk is op vlak van hernieuwbare energie. Ik ben ervan overtuigd dat ze daaraan willen meewerken. De klok terugdraaien is geen optie. Daarom ben ik te vinden voor het voorstel om lokale besturen te betrekken in de werkgroepen.
Minister Turtelboom heeft het woord.
De omgevingsvergunning vroeger in werking laten treden, heb ik niet voorgesteld en ook niet aan mijn collega gevraagd omdat dit eigenlijk niet het probleem is: het probleem is de locatie. Er moet eerst een goede locatie met een goed draagvlak zijn. De omgevingsvergunning vroeger in werking laten treden, is geen oplossing.
Er wordt gevraagd naar het verschil met de provinciale plannen. Die plannen vertrekken van de vraag waar het nu kan op vlak van ruimtelijke ordening. Wij willen vertrekken van de vraag waar er weinig hinder is. Soms zijn er plaatsen waar er weinig hinder is, maar waar het nu niet kan als gevolg van een juridische of technische reden, bijvoorbeeld het buffergebied van Defensie of de zone waarvan Belgocontrol zegt dat het niet kan.
Maar stel dat we juist aan de rand van zo’n zone een zeer goede locatie hebben, dan staan we veel sterker in een onderhandeling. Nederland werkt bijvoorbeeld maar met een bepaalde diameter rond de luchthavens. Als we die zouden gebruiken, hebben we daar misschien potentieel voor windmolens. Dat zijn nu ook de plaatsen waar weinig is gebouwd en weinig andere projecten mogelijk zijn.
We draaien de redenering om. De oefening loopt voor een deel parallel met wat de provincies doen. We gaan natuurlijk ook op hetzelfde uitkomen: waar weinig hinder is, dat zijn ook plaatsen waar het nu kan volgens de provincies. Dat is het nieuwe dat we willen uittesten met deze conceptnota. Ik hoop dat we niet binnen een halfjaar moeten vaststellen dat we omgekeerd hebben geredeneerd maar eigenlijk tot dezelfde uitkomst zijn gekomen. We hopen dat het omgekeerd redeneren wat meer ontwikkelingsmogelijkheden geeft. We draaien dus het proces om. We gaan zien of dat ons veel extra marge geeft of niet. Het is een open vraag, maar goed, het is nuttig om het te doen.
Mijnheer Danen, uw tweede vraag gaat over een bevoegdheid van minister Schauvliege zelf, het is geen bevoegdheid van de regering. Er kan uiteraard nog een eigen ontwikkeling gebeuren op private grond. Wij gaan naar zones waar we tenderen. Maar als er nu al vastgestelde rechten zijn op plaatsen en de private ontwikkelaar gaat verder, laten we dat uiteraard zeker gebeuren.
We kijken hoe we participatie kunnen meenemen in de tendering. Kan het een element zijn naast de prijs, voor een bepaald percentage? Maken we het verplicht? Dat moeten we bekijken. Strikt genomen zou het kunnen verschillen van plaats tot plaats. Het zou kunnen dat je op bepaalde plaatsen een grote participatie hebt. Ik merk trouwens dat er voor heel veel windmolens die ik op dit moment open, al participatie is, via de bedrijven of de omgeving. Dat neemt verschillende vormen aan. Dat is het werk ook van de juridische werkgroep. Een participatiemodel zal anders zijn in een havengebied dan in een bedrijventerrein dat dicht bij een woonkern ligt. Dat is een kwestie van zoeken.
Ook de vastgestelde rechten zijn een onderdeel van de juridische werkgroep. Er zijn nu inderdaad veel plaatsen waarop vastgestelde rechten zijn. Hoe kunnen we dat integreren? Moeten we een juridische oplossing vinden? Is er iets mogelijk? Ik heb daarjuist opgemerkt dat je private grond kunt hebben waar publieke erfdienstbaarheid op komt. Wallonië werkt zo voor windmolenontwikkeling. Wij gaan kijken of dat bepaalde dossiers zou kunnen deblokkeren. Eigenlijk willen we naar alle aspecten kijken: wat blokkeert het nu en wat kunnen we doen om het te deblokkeren?
In het regeerakkoord staat dat we de groenestroomcertificaten herbekijken. Misschien willen we gaan naar investeringssteun met eventueel een flexibele productiesteun erbij. Daar werken we volop aan. Maar we zitten ook nog met het dossier van de historische schulden, dat we de komende weken volledig hopen te deblokkeren. We hopen naar een oplossing te gaan. Onmiddellijk daarna moeten we starten met de investeringssteun en de groenestroomcertificaten en moeten we kijken op welke manier we dat willen vormgeven. Strikt genomen zouden we kunnen zeggen dat we voor de tendering van een windmolenpark of -parkje niet naar groenestroomcertificaten, maar bijvoorbeeld naar investeringssteun gaan. Dat zou een eerste test kunnen zijn, of het daar werkt of niet.
Er zijn nog heel veel vragen. Ik beken dat. Ik heb het nu overlopen: publieke erfdienstbaarheid, participatie in de tendering, investeringssteun, vastgestelde rechten. De essentie van de conceptnota is dat we willen vertrekken van waar het kan. Dan willen we kijken wat de remmen zijn die er nu op zitten. Vervolgens kijken we welke remmen we kunnen wegnemen, op een legitieme wijze, en welke remmen juridisch of maatschappelijk niet oké zijn om weg te nemen. Dat zal voor een deel maatwerk zijn. Ik ben ervan overtuigd dat we gebieden zullen vinden waarop geen vastgestelde rechten zijn. Ik denk aan de zone van Belgocontrol en Defensie. Of zijn daar wel vastgestelde rechten? Ik zie u knikken, ja goed, ook dat nemen we mee.
We willen heel praktisch kijken waar er drempels zijn en hoe we ze kunnen wegwerken. Ik moet dat uiteraard met minister Schauvliege bekijken. Ik ben daarom heel blij dat we heel goed en intensief met haar kunnen samenwerken. Het is echt een project dat we samen doen. Zij moet ook kijken wat het effect is op andere ontwikkelingen. Er zijn veel vragen, maar ik merk in het buitenland dat deze manier van denken toch een aantal zaken heeft gedeblokkeerd. Ons gebied is klein en dichtbevolkt. Ik weet niet wat er bij ons kan worden gedeblokkeerd, maar het enige dat we kunnen verliezen, is de tijd die we erin steken. En hopelijk hebben we winst en kunnen we meer windmolens realiseren. Dat is de oefening die we doen.
De heer Danen heeft het woord.
Bedankt voor de discussie, het was heel interessant. Zoals u zelf aangeeft, zijn nog heel wat dingen onduidelijk. Ik hoop dat die de komende maanden duidelijk worden, zodat we in Vlaanderen heel wat windkracht kunnen realiseren.
Voor de ruimtelijke aspecten is minister Schauvliege bevoegd. Ik had de vraag aan beide ministers gesteld. Ik weet niet of dat een gangbare procedure is, maar ik zal haar die vraag alsnog stellen. Als er plaatselijk, lokaal of provinciaal goede initiatieven zijn, zou het jammer zijn dat die wegens allerhande beslommeringen worden stilgelegd.
We leggen niets stil op dit moment. Alles wat loopt, blijft lopen. Alle projecten, privé-initiatieven en participatie-initiatieven, blijven lopen. We stimuleren die met plezier. We zijn wel op zoek naar andere locaties.
Heel wat landen zoals Duitsland staan al heel ver met burgerparticipatie. Misschien moeten we eens kijken hoe zij in heel wat projecten een groot aandeel burgerparticipatie realiseren. Iedereen zal daarbij winnen.
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw toelichting. We zullen dit project begeleiden en op die manier samen uitkomen waar we willen uitkomen.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Dit dossier wordt ongetwijfeld vervolgd.
Het is essentieel dat er een groot draagvlak bestaat. Dat zit soms in kleine dingen. Zo kunnen voor een landbouwer die merkt dat de locatie voor een winturbine midden in zijn gebied ligt, de zaken economisch minder rendabel worden. Dat zijn kleine zaken waarbij mensen dan een bezwaar indienen tegen een project. Die kleine details worden soms over het hoofd gezien, maar zijn essentieel om een oplossing te vinden. Ook de lokale besturen spelen daar een belangrijke rol. Ik heb het dan bijvoorbeeld over de aanleg van toegangswegen, het aankoppelen op het netwerk. Zo moet men soms straten opengooien die misschien net zijn aangelegd. Het is dan ook belangrijk om samen met de mensen op het terrein te bekijken welke impact een project heeft, los van het feit dat we natuurlijk allemaal voorstander zijn van windenergie. Het draagvlak moet worden vergroot zodat we meer windmolens kunnen plaatsen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.