Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Segers heeft het woord.
Twintig jaar geleden werd voor de uitvoering van het Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland de Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland (CVN) opgericht. Die commissie had tot taak toe te zien op de uitvoering van het verdrag, alle kansen en belemmeringen voor samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland aan de bevoegde ministers van Vlaanderen en Nederland te melden en die samenwerking ook te stimuleren. Dat was de opdracht van de CVN.
Die commissie heeft altijd al, en vooral in de afgelopen jaren, een vrij woelig bestaan gekend. Met de hoop op een nieuwe start werd in 2012 de commissie opnieuw samengesteld. De hoop was echter van korte duur. Op de hoorzitting van de Interparlementaire Commissie van de Nederlandse Taalunie van 9 maart 2015, werd duidelijk dat de Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland haar 21e verjaardag niet zal halen. Voorzitter Onno Hoes van de commissie kondigde tijdens de zitting aan dat de commissie had beslist om haar opdracht neer te leggen.
Dat nieuws was een behoorlijk koude douche voor iedereen die de culturele samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland een warm hart toedraagt. Minister-president, ik reken u zeker bij die mensen. Het was bovendien ook bijzonder cynisch nieuws, want uitgerekend dit jaar viert het Cultureel Verdrag Vlaanderen-Nederland zijn 20e verjaardag. Dat werd onlangs in Den Haag uitgebreid gevierd. De fine fleur van Vlaanderen en Nederland was daar aanwezig. Daar werd duidelijk dat iedereen die samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland op het culturele vlak best belangrijk vindt.
Die koude douche was niet geheel onverwacht, want die commissie die daarvoor speciaal werd opgericht, mocht haar eigen 20e verjaardag niet organiseren. Het feit dat deze viering werd uitbesteed aan deBuren en DutchCulture, bevestigde het aanvoelen van de commissieleden dat de beide overheden af willen van de CVN. Het was voor de commissie de druppel die de emmer heeft doen overlopen. Daarop hebben de leden beslist om hun opdracht neer te leggen. De vrees dat het feit dat de commissie haar opdracht had neergelegd, door de Vlaamse Regering zou worden aangegrepen om de commissie dan maar gewoon op te doeken, werd jammer genoeg bewaarheid op 20 maart. Toen heeft de Vlaamse Regering beslist om het secretariaat van de CVN uiterlijk op 31 december 2015 op te heffen en de samenstelling en de werking van de CVN te heroriënteren.
Minister-president, we hebben er onlangs over gepraat in het Vlaams Parlement, maar ik kom nu terug met mijn vraag en mijn vrees. Wat is uw reactie op het neerleggen van de opdracht door de commissie? Vindt u het nuttig om een adviesorgaan te behouden dat toekijkt op de samenwerking inzake cultuur tussen Vlaanderen en Nederland? Wie zal de leegte die de CVN achterlaat, invullen? Welke oplossing ziet u om de uitvoering van het verdrag voortaan vorm te gegeven? Wat gebeurt er met de middelen van de CVN? Welke middelen plant u in de komende jaren voor de uitvoering van het verdrag en voor de CVN in het bijzonder? Wat zal er gebeuren met de medewerkers van de CVN?
De heer Van Overmeire heeft het woord.
Zoals iedereen in deze commissie, deel ik – hopelijk en vermoedelijk – de bekommernissen van mevrouw Segers. Het gaat over het instrument waarmee uitvoering wordt gegeven aan het verdrag. Ik wil de doelstellingen van dat verdrag eens in herinnering brengen. In het verdrag komen Vlaanderen en Nederland overeen om zo nauw mogelijk met elkaar samen te werken op het gebied van cultuur, onderwijs, wetenschap en welzijn; een beleid te voeren dat rechtstreekse samenwerking op deze gebieden tussen overheden, personen en instellingen bevordert; te streven naar onderlinge coördinatie; voorafgaand overleg te zullen plegen over in te nemen standpunten in Europese en multilaterale fora; het stimuleren van uitwisseling van informatie en documentatie; en ten slotte het aanmoedigen van de uitwisseling van experts.
De hamvraag is: gaat het over 16 miljoen Nederlanders en 6 miljoen Vlamingen of creëren we een gemeenschappelijke ruimte met 22 miljoen Nederlandstaligen en is dat één natuurlijk gebied waar je interactie kunt hebben die in andere taalgebieden normaal en vanzelfsprekend is? Welk instrument dan wordt gecreëerd om uitvoering te geven aan die doelstellingen, dat is één zaak.
Minister-president, ik luister met belangstelling naar uw antwoord. Maar ik krijg toch graag van u de doelstelling bevestigd. Misschien is dit een overbodige vraag, maar ik hoor het toch nog eens graag, want ik maak me zorgen. Wie de globale trends bekijkt, ziet dat het de andere richting uitgaat, en dat het draagvlak voor de samenwerking en de gemeenschappelijke ruimte afneemt en dat we van elkaar weg dobberen.
Zowel de Vlaamse als de Nederlandse overheid heeft daarin een belangrijke rol te spelen, om ervoor te zorgen dat de gemeenschappelijke ruimte van 22 miljoen Nederlandstaligen in Europa blijft bestaan en dat de contacten nog in intensiteit toenemen. Dat is niet meteen de bevoegdheid van het verdrag. Het gebruik van de standaardtaal, veeleer dan een desinteresse, zal leiden tot een desintegratie van die gemeenschappelijke ruimte.
Het instrument is een zaak, maar de doelstelling hoor ik graag bevestigd. Ook de signalen vanuit Nederland hoor ik graag van u. Wat is uw inschatting van de Nederlandse interesse om aan dit verdrag uitvoering te geven?
De heer Kennes heeft het woord.
In de commissie en de plenaire vergadering hebben we de ontwikkelingen van de CVN kunnen bespreken. Mevrouw Segers heeft de laatste verwikkelingen geschetst, de heer Van Overmeire heeft de doelstellingen van het verdrag in herinnering gebracht. De bekommernis die ik in de plenaire vergadering heb geuit, is vooral dat dit verdrag, anders dan andere, niet uitsluitend rond een ambtelijke structuur draait, maar dat ook het middenveld, de levende krachten uit de samenleving die actief zijn in cultuur, onderwijs, wetenschap en welzijn, een belangrijke plaats heeft. Dat was een verworvenheid van dit verdrag en daarin was het, los van een aantal doelstellingen, origineel.
Dat zijn zaken die mijn partij na aan het hart liggen, ook al hangen we niet vast aan een structuur. Ik begrijp dat er af en toe structuren in vraag worden gesteld, al is dat misschien net op die twintigste verjaardag wat vervelend, maar daar gaat het niet over. Het feit dat de opvolging via die commissie een originele invulling had gekregen, was voor ons erg belangrijk. Hoe gaat het daarmee verder?
Er was een secretariaat aan verbonden. Hoe zal het sociaal passief van die personeelsleden worden opgevangen, als de commissie haar werkzaamheden stopzet? Hoe zit het met de rechtspersoonlijkheid die ze had? Gaat die dan verloren of blijft het behouden?
De laatste jaren is er in de cultuursector, onder andere in de samenwerking in de Taalunie, gesnoeid. Vooral Nederland heeft daar het voortouw genomen. Omdat het vaak om paritaire financiering gaat, is Vlaanderen gevolgd. Wellicht was dat een welkome bezuiniging. Hoever gaat dat? Elke vorm van samenwerking heeft een bepaalde prijs. De collega’s hebben het belang van deze vorm van samenwerking, die anders is dan andere, genoeg in de verf gezet.
Minister-president, hoe zit het met de concrete invulling van het middenveld? Is er gestreefd naar veel pariteit, een ambtelijk middenveld Vlaanderen-Nederland? Hoe zit het met het sociaal passief? Wat zijn de middelen die in de toekomst ter beschikking blijven voor deze samenwerking? Wat is de houding van Nederland? Daar krijgen we weinig zicht op. Er gebeurt van alles. Minister-president, u zult nu een standpunt geven van de Vlaamse Regering, maar het is bij uitstek een materie die twee regeringen aanbelangt. Het interesseert me heel erg om te weten welke standpunten de Nederlandse partner heeft ingenomen, wat hun grootste bekommernissen zijn, waar zij voor willen gaan en welke vorm van samenwerking ze via dit verdrag nog willen realiseren.
De heer Caron heeft het woord.
Merkwaardig genoeg ben ik het eens met de vragen en de teneur ervan. Ik sluit me dan ook aan bij de bekommernissen. Minister-president, we hebben veel supporters van dit thema, dat zou u moeten plezieren.
Ik heb een dubbel gevoel, minister-president. U hebt vorige week een beslissing genomen met betrekking tot de opvolgingscommissie voor het Cultureel Verdrag en de toewijzing van de budgetten. Dat heb ik gelezen in een uittreksel van de regering. Het is goed dat u een beslissing neemt, maar het is niet zo’n gemakkelijke.
Ik maak een korte voorbeschouwing. De viering van het verdrag, de oproep om projecten in te dienen en het programma dat werd opgesteld bewijzen dat er in Vlaanderen en Nederland een grote belangstelling bestaat voor culturele samenwerking. Bekijk het programma van de start in Rotterdam, waar u wel en ik niet aanwezig was – ik heb dat al twee keer moeten horen. Mea culpa mea maxima culpa, maar kijk, dingen gebeuren nu eenmaal. Een mens is ondeelbaar, zeker in mijn geval. Ik ga op 19 april naar de heropening van De Brakke Grond in Amsterdam. Ik hoop dat ik u daar mag tegenkomen.
Er is belangstelling voor op het veld. Die gedeelde culturele belangstelling moeten we warm houden en zelfs stimuleren. Minister-president, de beslissing die u in de regering hebt genomen, bedroeft mij een beetje. U hebt beslist om de commissie te reduceren tot ambtelijk overleg, en dat terwijl wij expertise hebben, ook in instellingen en organisaties op het veld, die volgens mij heel belangrijke aanjagers kunnen zijn van die samenwerking. Denk aan de Taalunie, die niet voor niets straks samen naar Frankfurt gaat, denk aan deBuren, De Brakke Grond, de twee letterfondsen die vandaag al zeer nauw met elkaar samenwerken. Waarom hebt u die niet in die commissie opgenomen? Ik heb niets tegen administratie, maar dat zijn de aanjagers. De administratie staat bij wijze van spreken onder uw gezag, terwijl de experten vanuit de materie vertrekken, en in de materie van de samenwerking de potenties zien. Volgens mij kunnen zij veel meer leven, veel meer vlees en bloed geven. Zij kunnen beter als antennes fungeren en detecteren waar de belangstellingsvelden zijn. Moet er in het theater geïnvesteerd worden? Kan er iets met het gezamenlijke letterenbeleid gebeuren? Er zijn zoveel aspecten, ook buiten het talige, waar we dingen kunnen doen. Waarom hebt u de commissie beperkt tot het ambtelijke? Ik denk dat u wel één plaatsje voorziet aan beide zijden van de grens voor één vertegenwoordiger van het zogenaamde middenveld, maar ik zou graag hebben dat ze als aanjagers kunnen meedoen en de inzet maximaliseren.
Minister-president, u hebt wel beslist om het budget te blijven inzetten voor Vlaams-Nederlandse samenwerking. Het magere budget dat nog overblijft, en dat minder bedraagt – sorry dat ik er even over nadenk maar ik wil het even in perspectief plaatsen – dan de gemeentelijke bijdrage van gemeenten als Harelbeke en Wevelgem aan hun respectieve E3-Prijs en Gent-Wevelgem. Het gaat dus over kleingeld en niet over een ernstige inzet.
Ik begrijp uw positie, minister-president, maar dit stoort mij het meest. U brengt het geheel onder in Buitenlands Beleid. Dat is niet fout, maar het is wel fout dat Cultuur daar geen essentieel onderdeel van is. Door de toepassing van de vorige commissie was het verdrag al ingeperkt tot cultuur. Waar de expertise aanwezig is in de overheid, zet u de cultuur er niet bij. Dat is jammer. De Vlaams-Nederlandse samenwerking staat ook in de beleidsnota van minister Sven Gatz. Hij is dan weer bevoegd voor de Nederlandse Taalunie, de andere verdragsrechtelijke organisatie waarin wij samenwerken met Nederland. Volgens mij ontbreekt dat hier. Als ik het wat oneerbiedig mag zeggen: ik heb het gevoel dat u een alibi-oplossing hebt gekozen om het verwijt te vermijden dat u er niets voor doet. Dit is geen fundamentele oplossing. Dit is niet met een stevige brandstofinjectie of zelfs een ontploffingsmotor die trein weer volle bak vooruithelpen. Het is veeleer een ondergrondse parkeerplaats.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, dit is een beetje een overdoen van het kleine debatje, als ik het zo mag noemen, dat we al hebben gevoerd in de plenaire vergadering naar aanleiding van de actuele vragen van dezelfde collega’s als hier nu.
Ondertussen heeft de regering een beslissing genomen. Mijnheer Segers, u hebt terecht de zaak opnieuw op de agenda geplaatst.
Ik wil in de eerste plaats herhalen wat ik in de plenaire vergadering heb gezegd. Ik heb mijn dankbaarheid uitgesproken aan het adres van de leden van de ontslagnemende commissie. Zij en hun voorgangers hebben in de loop van die twintig jaar goed en mooi werk geleverd. Zij hebben dat eervolle ontslag aanvaard. In de plenaire vergadering heb ik ook gezegd dat sinds de CVN er tal van instrumenten zijn bijgekomen, die zorgen voor een zeer intense samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland. Daardoor is het gamma van instrumenten waarover we beschikken fors toegenomen. Het is, zeker in aanwezigheid van mevrouw Segers, een beetje delicaat om te zeggen, maar ik zei het ook in de plenaire vergadering: het was voor de commissie niet altijd gemakkelijk om haar weg te vinden in het geheel van de aanwezige instrumenten. Mevrouw Segers, de commissie heeft een adviserende, niet een operationele taak. Zij is dus ook niet diegene die het feest kon organiseren want zij heeft een puur adviserende taak. Het was niet altijd gemakkelijk om tussen de diverse fora en instrumenten de weg te vinden, ook niet voor de adviezen.
Dit is geen verwijt maar een vaststelling: het is niet zo geweest dat de verleende adviezen gemakkelijk hun weg naar het beleid vonden. Dan druk ik het wat eufemistisch uit. Mijnheer Caron, ik heb u in de plenaire vergadering gezegd dat ik persoonlijk met betrekking tot het advies over de Groote Oorlog vond dat dit nauwelijks iets bijdroeg aan het beleid dat we al hadden ontwikkeld en aan de informatie die je al kunt vinden op een aantal websites. Dit is absoluut geen verwijt want je kunt niet in alles deskundig zijn. Ik wijs enkel op de moeilijkheid om daar een toegevoegde waarde in te creëren. Als dit een verwijt zou zijn, zou het ook een verwijt zijn voor de beleidsmakers. De wisselwerking daaromtrent was – hoe zal ik het zeggen – suboptimaal. Er waren minder vragen vanuit de overheid. Ik kan dus begrijpen dat de adviserende commissie daarover haar bezorgdheid uit.
Ik wil ingaan tegen de teneur van wat vooral de heer Caron zegt: het is absoluut niet de bedoeling om de culturele samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland terug te schroeven. Integendeel, we zoeken daar naar een nieuw elan. De contacten die ik tot nu toe had met de Nederlandse beleidsmakers, zowel collega Rutte als de minister van Buitenlandse Zaken, Koenders, getuigen van een gemeenschappelijke wil om samen met ons te kiezen voor een voluntaristisch beleid. Ik heb dat kunnen vaststellen, ook op het openingsevenement van het 20-jarig bestaan van de CVN. Mijnheer Caron, ik was daar inderdaad aanwezig.
Het ontslag van de commissie valt natuurlijk op een moment dat er een viering is van 20 jaar, maar ook op het moment dat er een evaluatie aangekondigd was. Ik had dat ook in mijn beleidsnota aangekondigd. Dat was ook de vraag vanuit Nederland. De conclusie van de evaluatie was dat we een relatief zware structuur hadden met een commissie en een secretariaat, en dat het wenselijk was dat we meer op het terrein aanwezig zouden zijn, dat we een lichtere en meer wendbare structuur zouden krijgen. De commissie, collega’s, is een instrument. Het doel is een beleid te ontwikkelen en te voeren. Het is dus niet ongebruikelijk dat je na twintig jaar onderzoekt of het ingezette instrument het meest optimale is. Ik wijs erop dat we niet raken aan het verdrag. Er is geen enkele bedoeling, noch vanuit Nederland noch vanuit onze kant, om op dat verdrag terug te komen of om het te wijzigen of terug te schroeven. Integendeel, we proberen een nieuw elan te creëren, met een grotere betrokkenheid van het levende Vlaanderen en het levende Nederland. Ik had het gevoel dat die betrokkenheid groter kan zijn.
Mevrouw Segers, in die zin wil ik absoluut niet spreken van een leegte. Ik heb er in de plenaire vergadering al op gewezen dat een hele reeks organisaties inhoud geeft aan die samenwerking: deBuren, De Brakke Grond, CODART Dutch and Flemish art in museums worldwide, de Nederlandse Taalunie, de GENT-akkoorden (Gehele Europese Nederlandse Taalgebied) inzake onderwijs. Onderwijs is een van de pijlers van de CVN. Maar ondertussen zijn er de GENT-akkoorden, met een zeer uitgewerkte samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland.
Ik denk aan het feit dat ik in een voorvorige periode ervoor heb gezorgd dat de secretarissen-generaal van Vlaanderen en Nederland elkaar jaarlijks ontmoeten. Ik overdrijf niet als ik u zeg dat er wekelijkse contacten op ambtelijk niveau zijn tussen Vlaanderen en Nederland. Die contacten zijn zeer intens. Ik moet hier niet de lof zingen van onze algemene vertegenwoordiging in Den Haag. Die verricht uitstekend werk en zorgt op het terrein voor bijzonder intense contacten. Ze heeft ook heel sterk meegewerkt aan de totstandkoming van de Scheldeverdragen.
We hebben ambities met het nieuwe elan dat we willen geven. We hebben beslist om de commissie een nieuwe samenstelling te geven. We gaan dat doen volgens een dubbele pariteit: Vlaams-Nederlands en ambtelijk-niet ambtelijk. De commissie zal in de toekomst bestaan uit ambtenaren, de secretarissen-generaal of hun gemandateerde vertegenwoordigers van de Vlaamse en de Nederlandse ministeries van Cultuur en Buitenlandse Zaken. Daarnaast gaan we voor vier experten, twee Nederlandse en twee Vlaamse, zodat we de vier domeinen – Cultuur, Onderwijs, Welzijn, Wetenschap – kunnen bestrijken.
Een verdragswijziging is niet aan de orde. Wij zullen de commissie vragen om te starten met een duidelijke taakomschrijving. De commissie evalueert, overeenkomstig het verdrag, de uitvoering ervan. Dit zal de vorm aannemen van een jaarlijks rapport. Aan Vlaamse zijde zal het rapport worden bezorgd aan de regering en het parlement, waar vervolgens elk gepast initiatief kan worden genomen. Daarnaast, en dat is nieuw, zal er driejaarlijks een staten-generaal worden georganiseerd over de beleidsvelden waarover het verdrag gaat. Hier zullen we voortbouwen op het succes van BesteBuren, waarbij de relevante actoren uit de samenleving maximaal werden betrokken. Het Departement internationaal Vlaanderen zal dit coördineren in samenspraak met de overige betrokken departementen van de Vlaamse en Nederlandse overheden.
Het Departement internationaal Vlaanderen zal een aanspreekpunt worden voor vragen en suggesties van Vlaamse spelers in het veld met betrekking tot de Vlaams-Nederlandse verdragsgerelateerde samenwerking. Het Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken zal een gelijkaardig aanspreekpunt vormen in Nederland. Collega’s, volgens mijn informatie zal de Nederlandse regering binnenkort de beslissing nemen die de tegenhanger zal zijn van de beslissing die wij hebben genomen.
Vlaanderen en Nederland stellen op dit ogenblik elk jaarlijks 132.000 euro ter beschikking als subsidie. We zullen dit bedrag, dat, mijnheer Caron, inderdaad niet overdreven groot is, maximaal aanwenden en heroriënteren om te komen tot Vlaams-Nederlandse culturele initiatieven in derde landen. Het is bijzonder belangrijk dat we aan die culturele diplomatie, aan die publieksdiplomatie in het buitenland vorm geven. Ik heb daartoe ooit samen met de heer Frans Timmermans de aanzet gegeven. We hebben samen opgetreden onder de noemer The Low Countries. Met succes. Het is de bedoeling om daarmee door te gaan. U weet dat we in de rand van de Frankfurter Buchmesse de ambitie hebben om meer initiatieven te nemen. Ik zeg dat niet met enige beperkende connotatie. De Frankfurter Buchmesse zou op zich fantastisch zijn. We zullen proberen om daarbij nog meer bijkomende culturele publieksinitiatieven te nemen. In 2016 zijn we daar gezamenlijk gastland. We zullen daarbij ook mikken op een samenwerking tussen de algemeen afgevaardigde van de Vlaamse Regering en de Nederlandse diplomaten in het buitenland. De ervaring wijst uit dat dit een belangrijke voorwaarde is voor succes en alleszins een middel om tot succes te komen.
Ik vat samen. We zullen de middelen verschuiven van een adviserende structuur, van het meer commissionele vergaderwerk, naar gezamenlijke concrete projecten op het terrein. Dat staat ten andere als dusdanig nu al in het verdrag zelf als een van de doelstellingen.
De nieuwe werking impliceert dat er geen vast secretariaat meer zal zijn. Dat heeft inderdaad repercussies voor het personeel. De secretaris-generaal en zijn Nederlandse tegenhanger nemen daarvoor initiatief en gaan in dialoog met de betrokken medewerkers om tot een oplossing te komen voor elk van hen en te bekijken wie daar of op een andere plaats aan het werk kan blijven en dergelijke meer. Men probeert te komen tot een oplossing op maat.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister-president, dank u wel voor uw antwoord. Uw antwoord stemt me enigszins hoopvol. U bevestigt dat het niet de bedoeling is om het verdrag an sich in de koelkast te stoppen. De beslissing van de Vlaamse Regering leek daar volgens mij fel op. We moeten te allen prijze vermijden dat we vanuit Vlaanderen het signaal geven aan Nederland dat we de samenwerking met onze noorderburen niet belangrijk zouden vinden.
Anderzijds ben ik teleurgesteld dat u de werking van de CVN via zijn nieuwe samenstelling eigenlijk heel sterk terugbrengt naar een ambtelijke verankering. U stapt er de facto van af om de samenwerking concreet te laten verwerkelijken via de leden binnen de commissie, die allemaal heel sterke persoonlijkheden waren met een heel sterk netwerk binnen dat culturele en welzijnsveld in Vlaanderen en Nederland en die vanuit hun eigen expertise heel veel dingen kunnen doen bewegen. Collega Caron wees erop dat er in Vlaanderen en Nederland effectief veel wil tot samenwerking is, getuige de ruime belangstelling voor BesteBuren. Maar die is niet evident. Ook al delen we een belangrijke noemer, de Nederlandse taal, toch ligt die niet zo voor de hand. We moeten daar constant aan blijven werken.
Het klopt dat er de afgelopen twintig jaar al een breed instrumentarium is ontstaan dat vorm geeft aan die samenwerking op het terrein. Maar de CVN moet, zoals u het net opnieuw bevestigde, geen operationele taak vervullen en wilde dat ook niet meer in de nieuwe samenstelling, maar moet net de beleidsmakers aanjagen en voorstellen uitwerken op beleidsniveau. U zegt dat de bestaande organisaties op operationeel vlak veel doen, maar dat overkoepelende beleidsniveau zal enkel nog via de nieuw samengestelde commissie worden vormgegeven. Maar dat zal sowieso op een veel meer ambtelijk niveau zijn. De meerwaarde lag net in het feit dat ze vanuit de praktijk visionair konden nadenken over dat beleidsniveau. Ik geef de gemengde nieuwe samenstelling het voordeel van de twijfel, maar ik twijfel of er voldoende enthousiasmering, begeestering en aansluiting bij het veld zal zijn.
Over mijn vraag hoe u concreet dat nieuwe elan wilt geven, blijf ik op mijn honger. U zegt dat de nieuwe leden een rapport zullen maken en dat er driejaarlijks een staten-generaal zal zijn. Daarom zal ik u blijven ondervragen. Ik blijf een beetje met de vrees zitten dat de CVN nu binnen de ambtenarij wordt gestoken en dat iedereen dan snel die commissie vergeten zal zijn. Dat zou ik bijzonder betreuren.
De heer Van Overmeire het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw antwoord. Ik onthoud vooral dat de Vlaamse Regering nog eens de doelstellingen van het verdrag bevestigt en ook vanuit Nederland de bevestiging heeft dat men aan dit verdrag gehecht blijft en er verder uitvoering aan wil geven. Dat lijkt me heel belangrijk.
Een tweede element dat mij tevreden stemt, is dat alle fracties duidelijk op dezelfde lijn zitten en dezelfde bekommernis hebben. Mevrouw Segers, mocht het zo zijn dat het nieuwe elan er niet komt en het niet zal zijn wat we er op dit moment van verwachten, dan denk ik dat alle collega’s klaar staan om dit onderwerp zeer geregeld opnieuw in de commissie en in de plenaire vergadering te brengen. Het is heel goed dat alle fracties op dat vlak dezelfde bekommernis delen.
De heer Kennes heeft het woord.
Voorzitter, ik sluit me aan bij de bezorgdheid over de verambtelijking van het geheel. In die zin is de wending niet zo positief. Wij hadden graag blijvend een grotere betrokkenheid van het middenveld en de levende krachten van de samenleving gezien.
Ik stel me ook vragen over de heroriëntering van het budget. Als dat in de richting gaat van gezamenlijk optreden in het buitenland, dan heb ik daar principieel niets tegen, maar ik dacht dat dit verdrag er vooral op was gericht om tussen noord en zuid veel meer integratie, uitwisseling, expertise, ervaringsuitwisseling en beleving mogelijk te maken. Nu gaan oriënteren naar wat er rondom ons ligt, vind ik nogal ingrijpend. Ik hoop dat het ene niet ten koste gaat van het andere.
De heer Caron heeft het woord.
Minister-president, ik ben het met u eens dat er nood was aan een evaluatie van de huidige werking. Dat zal niemand ontkennen. Natuurlijk was een hervorming van de commissie en de toepassing van het verdrag noodzakelijk. Ik denk dat niemand dat ontkent. Het voorbeeld dat u al twee keer hebt gegeven, illustreert dat, maar er kunnen er andere worden gegeven.
We hebben een niet zo goed functionerende commissie door allerlei omstandigheden, deels door de verantwoordelijkheid van de commissie, van het secretariaat maar ook van de Vlaamse overheid. Dat mogen we niet vergeten. De overheid heeft de commissie nooit gerespecteerd, heeft haar nooit adviezen gevraagd, en als er waren, heeft ze die in de wind geslagen. U gaf een voorbeeld van een minder goed advies. Ik denk dat de verantwoordelijkheid echt bij meerdere partijen ligt. We draaien die pagina om.
Ik betrap u op een zeer merkwaardige en leuke uitspraak. U zegt: het is een klein bedrag, maar we zullen het maximaal aanwenden. Dat is beter dan een maximaal bedrag dat u minimaal zou aanwenden. Ik pleit ervoor om dat bedrag aan levende activiteiten te geven. U geeft daar min of meer een antwoord op.
Over die verambtelijking wil ik het volgende zeggen. Het is het enige verdrag dat Vlaanderen heeft waar een apart secretariaat en een aparte commissie aan toegevoegd is. Nu wordt dat bij wijze van spreken gelijkgesteld met verdragen die we hebben met Birma en Noord-Korea. Ik overdrijf, want ik denk niet dat we daar verdragen mee hebben.
Merkwaardig dat u die landen kiest. Als dat de eerste landen zijn die naar boven komen... (Opmerkingen. Gelach)
We hebben verdragen met heel veel landen waar we niet zo veel energie in stoppen. Die zijn min of meer slapende. Bij momenten komt er dan iets boven, dan worden we allemaal wakker en doen we dingen. Maar dit is een verdrag waar meer dynamiek in moet zitten. Uw dubbele pariteit is een zekere stap in die richting, maar het secretariaat zal ambtelijk zijn en het ritme zal dus ook politiek-ambtelijk worden bepaald. Ik had liever gehad dat het ritme door de levende krachten uit de samenleving werden bepaald en geïnspireerd. Maar dat is misschien een nobele wens.
Ik ben geen romanticus als het over die samenwerking gaat, maar een pragmaticus. Ik ben ook niet naïef, we delen ook vele dingen niet met onze noorderburen, die we misschien wel met onze zuiderburen delen. Elke vorm van samenwerking die onze blik verruimt en de blik van culturele actoren en van mensen verruimt, is zinvol. Daarvoor doen we het.
Ten slotte mag het verdrag er niet alleen zijn om samen naar buiten te komen. Mevrouw Segers heeft het ook gezegd. We gaan samen naar Frankfurt, maar we gaan niet samen naar Avignon met het theater, want daarin verschillen we te veel. Laat ook dat verschil zijn betekenis hebben. Maar laat ook de interactie tussen Vlaanderen en Nederland, in Vlaanderen en in Nederland, deel zijn van de activiteit. Ik denk niet dat u dat uitsluit, maar u hebt al in twee sessies de nadruk gelegd op dat gezamenlijk buitenlands optreden, en dat maakte mij wat ongerust.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Ik wil echt nog eens beklemtonen – wie mij kent, weet dat ik het ook meen – dat het absoluut niet de bedoeling is om die werking terug te schroeven, maar integendeel, om te focussen op twee zaken: een grotere betrokkenheid van het leven in Vlaanderen en een grotere betrokkenheid van het leven in Nederland met de driejaarlijkse staten-generaal. Ik denk dat we daar nog enorm veel terrein kunnen winnen. Met alle respect voor de commissieleden en voor de mensen die daar nu al intens bij betrokken zijn, maar ik denk dat we nog veel meer naar buiten kunnen treden en nog veel meer kunnen zorgen voor betrokkenheid. Het is niet de bedoeling om dat ambtelijk te begraven.
Ik heb gezegd dat het paritair wordt: ambtenaren en experten. Bovendien zullen de Nederlandse ambassadeur in Brussel en onze Vlaamse vertegenwoordiger in Den Haag betrokken zijn als waarnemer bij die commissie. Dat wordt dus geen ambtelijke bedoening, maar echt een samenwerking met de bedoeling om zaken te capteren en initiatieven te initiëren.
Ik heb zelfs de stille hoop dat dit ertoe zal leiden dat er meer doorstroming zal komen naar het beleid. De analyse is gemaakt. Ik voeg er ook aan toe dat er ondertussen geëigende kanalen zijn. Eigenlijk is de focus nu hoofdzakelijk gericht op Cultuur, dat moeten we beamen. Welzijn is buiten het blikveld, voor Onderwijs zijn er de GENT-akkoorden. Ik denk dus dat vooral Cultuur overblijft, en daar is het de bedoeling om via die staten-generaal en wederzijdse activiteiten grensoverschrijdende samenwerking, ontmoetingen en ontdekkingen te organiseren, en om gezamenlijk op te treden in het buitenland met die culturele diplomatie, zij het uiteraard niet overal, mijnheer Caron. De Frankfurter Buchmesse met bijgevoegde activiteiten is daar een mooi voorbeeld van. Ik denk dus dat er zich een opportuniteit voordoet.
Ik beschouw de vragen als uitingen van steun voor een zo goed mogelijke samenwerking. Ik ben blij dat er hier parlementsbreed een invalshoek bestaat om dit verdrag te ondersteunen. Ik wil wel onderstrepen, collega’s, dat het verdrag de twee componenten bevat: de samenwerking Vlaanderen-Nederland, maar ook de gezamenlijke werking in derde landen. Dat is een nieuwe dimensie die ik wil ontwikkelen. Ik denk dat die ook aansluit bij ons ambitieuze buitenlandbeleid.
De heer Caron heeft het woord.
Ik zou het fijn vinden dat we bijvoorbeeld over zes maanden van die nieuwe commissie die het verdrag trekt, een soort intentieverklaring of visienota krijgen, zodat we zien wat ze van plan zijn en we de voortgang van de werkzaamheden kunnen volgen. Ik zou graag hebben dat u hen dat vraagt.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Minister-president, ik hoor u graag zeggen hoe belangrijk u het culturele verdrag blijft vinden. Ik hoop samen met u dat dit effectief een mooi nieuw elan geeft, maar ‘the proof of the pudding is in the eating’. Ik vind het een bijzonder goede suggestie van de heer Caron om over enkele maanden een eerste zicht te krijgen op de plannen die er zijn. U ziet dat we met alle fracties verenigd zijn om nauw toe te kijken op de verdere ontwikkelingen. Ik kijk ze met veel belangstelling tegemoet.
De vraag om uitleg is afgehandeld.