Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Caron heeft het woord.
Minister, collega's, in uw beleidsnota besteedt u veel aandacht aan het toegankelijk maken van media voor mensen met een sensoriële beperking. Het gaat dan over ondertiteling voor slechthorenden en gesproken ondertiteling of audiodescriptie voor slechtzienden. Het is een zaak die in deze commissie al dikwijls aan bod is gekomen. Bij deze hulpmiddelen denken we uiteraard in eerste instantie aan tv-uitzendingen. Op dat vlak is al een hele weg afgelegd, zowel bij de openbare als bij de commerciële omroepen, hoewel er nog werk valt te verrichten.
In uw beleidsnota hebt u het ook over de rol die kan weggelegd zijn voor het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF). U pleit ervoor om producenten die een beroep doen op middelen van het VAF aan te zetten om audiodescriptie aan te bieden. “Een gesprek met het VAF en de audiovisuele producentenverenigingen dringt zich hieromtrent op”, zo schrijft u. Uiteraard is daar niets mis mee, integendeel. Maar het is opvallend dat u het niet hebt over ondertiteling. Daar wil ik het over hebben.
Het VAF legt de verplichting op om langspeelfilms die worden aangeboden op dvd, te voorzien van ondertitels in het Nederlands, Frans en Engels. Voor de bioscoopversies geldt dit echter niet. Nochtans zou het ondertitelen van Vlaamse bioscoopfilms drempels wegwerken voor het bioscoopbezoek door slechthorenden, zonder dat dit – in tegenstelling tot bijvoorbeeld audiodescriptie – als storend kan worden ervaren door de andere bioscoopbezoekers. Een film op groot scherm kunnen bekijken, is toch nog steeds een andere ervaring, hoe groot het tv-scherm in je huiskamer ook is. Het Vlaams Parlement kan overigens nog iets leren van de tv-schermen van Telenet, zo bleek vorige week tijdens ons werkbezoek daar. Ze zijn monsterlijk groot.
Een doelgroep die hierbij wel eens uit het oog wordt verloren, zijn de slechthorende kinderen. Buitenlandse films of animatiefilms voor kinderen worden vaak gedubd in het Vlaams of Vlaams-Nederlands. Voor slechthorende kinderen zijn deze films ontoegankelijk. Hierover nam ik al eens contact op met de mensen van Studio 100, toch een van de topspelers op de markt van Vlaamse kinderfilms. Zij kiezen niet voor ondertiteling om twee redenen: de kostprijs en de veronderstelling dat de doelgroep nog niet voldoende vlot leest. Het tweede argument klopt niet helemaal. Dove en slechthorende kinderen worden door de band immers veel vroeger dan hun leeftijdsgenoten vertrouwd gemaakt met vlot lezen, precies omdat lezen een compensatie kan zijn voor hun beperking. De ondertiteling van pakweg een K3-film zou onbewust trouwens ook kunnen bijdragen tot vlotter leren lezen, door alle beginnende lezertjes. Om nog maar te zwijgen over taalverwerving door anderstaligen.
Om het eerste argument te counteren, dat van de kostprijs van ondertiteling, moeten we uiteraard kijken naar de overheid. We kijken dan naar u en dan vooral naar het VAF, in de mate dat Studio 100 een beroep doet op het VAF, want dat gebeurde in het verleden niet altijd.
Dat is maar een voorbeeld. Mijn vraag gaat niet over Studio 100 maar over het geheel van die ondertiteling. Dat probleem geldt trouwens ook voor andere commerciële kinderkanalen. Zelfs ons eigen Ketnet zorgt niet voor 100 procent backing via de teletekstpagina’s 888.
Minister, bent u, zoals u aankondigde in uw beleidsnota, al gaan praten met het VAF en de audiovisuele producentenverenigingen over de toegankelijkheid van de mediaproducties? Zo ja, had u het daarbij enkel over audiodescriptie of ook over andere drempelverlagende toepassingen? Leverde dat overleg al iets op? Welke afspraken werden er gemaakt? Zo niet, wanneer plant u dit overleg? Zult u het daarbij ook hebben over ondertiteling?
Hoe wilt u specifiek werken aan de toegankelijkheid van onze media – bioscoopfilms en diverse tv-zenders – voor slechthorende kinderen? Welke rol ziet u weggelegd voor de openbare en commerciële omroepen? Welke rol kan en moet het VAF daarin spelen? Moeten en zullen hiervoor extra middelen vrijgemaakt worden?
De heer Vandaele heeft het woord.
De toegankelijkheid van media is zeker een van onze stokpaardjes. De openbare omroep en de commerciële omroepen hebben inderdaad al een hele weg afgelegd, bijvoorbeeld wat ondertiteling betreft. Ook de commerciële omroepen spelen een rol, zij krijgen daar ook subsidies voor.
Wat de openbare omroep betreft, moeten wij streven naar een maximale ondertiteling, zowel op het tv-scherm als op de websites. We hebben dat hier al op tal van gelegenheden gezegd. Ook voor kinderen en jongeren is die ondertiteling belangrijk hoewel men zich natuurlijk kan afvragen of dat onder de 7 à 8 jaar zinvol is.
Mijnheer Caron, de ondertiteling van bioscoopfilms is dan weer iets helemaal anders, vrees ik. Uiteraard is het altijd nuttig om rond de tafel te gaan zitten met het VAF en bijvoorbeeld met mensen van Studio 100. Overleg kan altijd tot oplossingen leiden, maar of men dat vanuit de overheid moet opleggen of subsidiëren, daar heb ik vragen bij als het gaat over bijvoorbeeld producties van Studio 100.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Ik was niet van plan om te reageren op de vraag van de heer Caron omdat ik het een heel goede vraag vind, die ik alleen wil ondersteunen. Maar wat de kanttekeningen van de heer Vandaele betreft, wil ik benadrukken dat de producties die worden gemaakt met de steun van het VAF, betaald worden met publieke middelen. Behalve de privésector aanmanen om werk te maken van toegankelijkheidsinitiatieven, is het uitgerekend daar dat men die bepaling zou kunnen opnemen. Ook de ouders van blinde en gehoorgestoorde kinderen betalen belastingen, het zijn volwaardige burgers. Wij moeten er dan ook voor zorgen dat iedereen mee is. Ik verwijs dan naar de openbare omroep en naar de producties die worden gemaakt met publieke middelen. Met de privésector moeten we gaan praten in de hoop dat zij de noodzaak van ondertiteling ook inzien.
Minister Gatz heeft het woord.
Het gebrek aan ondertiteling van bioscoopversies van Nederlandstalige kinderproducties werd bij mijn weten nog niet eerder aangekaart, noch bij mijn kabinet, noch bij mijn administratie, noch tijdens gesprekken met de doelgroepen. Dat is ook de reden waarom ik in mijn beleidsnota aangeef dat ik gesprekken zal voeren met het VAF en de audiovisuele producentenverenigingen, om ook de producties die medegefinancierd worden door het VAF of het Mediafonds toegankelijk te maken door middel van audiodescriptie, en ik minder de nadruk leg op ondertiteling.
Tot vandaag heb ik dat gesprek met het VAF nog niet gevoerd, maar uw vraag zal me daar zeker toe aanzetten. Ik kan erin komen dat het voor bioscoopversies die medegefinancierd worden door het VAF of het Mediafonds, mogelijk moet zijn om ook voor een Nederlandstalig gesproken productie in Nederlandstalige ondertiteling te voorzien. Kostprijsgewijs zou dit, althans op het eerste gezicht, geen noemenswaardige extra kosten met zich mee mogen brengen aangezien de langspeelversie op dvd toch al moet worden ondertiteld.
Ik zal dit onderwerp zeker ter sprake brengen in de gesprekken die ik, zoals ook vermeld in mijn beleidsnota, zal opstarten met het VAF, maar ook in een breder kader.
De beleidsnota is een document voor de hele legislatuur. Ik wil de items die ik naar voren breng ook stapsgewijs en met een realistische timing aanpakken.
Wat de bioscoopfilms betreft, zal ik de eerste verkennende gesprekken met het VAF starten. Wat de tv-producties betreft, staat in mijn beleidsnota 2014-2019 dat er de komende regeerperiode verder zal worden gewerkt aan de maximale toegankelijkheid van het kwaliteitsvol media-aanbod dat in Vlaanderen aanwezig is voor personen met een sensoriële handicap en ouderen.
De Vlaamse quota en subsidies voor toegankelijkheid van televisiediensten vinden hun decretale grondslag in artikel 151 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie. In uitvoering daarvan keurde de Vlaamse Regering op 14 december 2012 een uitvoeringsbesluit goed dat een tijdspad en quota bevat voor het toegankelijk maken van omroepprogramma’s en dat het verstrekken van subsidies regelt. Dit besluit is niet van toepassing op de VRT. De uitwerking van artikel 151, paragraaf 1, van het Mediadecreet is voor de VRT geregeld in de beheersovereenkomst die de Vlaamse Regering met de VRT heeft gesloten.
Wat de quota en het groeipad inzake toegankelijkheid van programma’s op de private televisieomroepen betreft, gaat het besluit van 14 december 2012 uit van het principe dat hoe groter het marktaandeel van een omroep is, hoe meer verplichtingen er worden opgelegd. Het belang van ondertiteling voor jonge kijkers wordt daarbij zeker niet over het hoofd gezien. Het is goed dat kinderen al van jongs af aan aangemoedigd worden om ondertiteling te leren volgen, om ook op deze manier bij te dragen tot het verbeteren en zelfs tot het aanleren van de taal in het algemeen en van het Nederlands in het bijzonder. Het heeft echter geen zin om dit al te doen voor programma’s die gericht zijn op kinderen die nog onvoldoende leesvaardig zijn. De ondertitelingsverplichtingen voor private televisieomroeporganisaties gelden bijgevolg niet voor kinderprogramma’s die voornamelijk gericht zijn op kinderen jonger dan 8 jaar. De VRT gaat daarin iets verder, door alle Ketnet-programma’s die het label ouder dan 6 jaar krijgen te ondertitelen. Gelijkaardige afspraken bestaan ook in Nederland en de Scandinavische landen. Om dezelfde reden worden programma’s voor jonge kinderen doorgaans ook eerder gedubd dan ondertiteld en uitgezonden in de originele taal. Het speerpuntprogramma van de VRT is trouwens Karrewiet, dat al vanaf de eerste uitzending werd ondertiteld en ook sinds enkele jaren wordt voorzien van Vlaamse gebarentaal. Bovendien wordt momenteel de laatste hand gelegd aan de ondertitels op het web voor Karrewiet en wordt er daarnaast veel moeite gedaan om semi-live-evenementen zoals de intrede van de Sint op Ketnet te ondertitelen. Het is de bedoeling dat in 2015 op alle websites van de VRT ondertiteling wordt aangeboden.
Voor de commerciële omroepen is er artikel 151 van het Mediadecreet en het uitvoeringsbesluit Toegankelijkheid Televisieprogramma’s, dat nog tot minstens eind 2022 van toepassing is. Over de nieuwe beheersovereenkomst met de VRT moet nog onderhandeld worden. Daarin zal vanzelfsprekend ook aandacht besteed worden aan de voortzetting en de verdere uitbouw van het bestaande toegankelijkheidsluik. Momenteel is het nog te vroeg om al voorafnames te doen op het definitieve resultaat.
Zowel audiodescriptie als ondertiteling kan technische en financiële consequenties hebben en vereist dan ook nader onderzoek. Daarbij zal het VAF enkel een rechtstreekse impact kunnen hebben op producties die het ondersteunt. De Studio 100-films waarnaar u verwijst, komen zelden tot stand komen met financiële steun van het VAF.
Naast een tijdspad en quota bevat het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2012 ook de mogelijkheid om subsidies toe te kennen aan particuliere televisie-omroeporganisaties voor het toegankelijk maken van televisiediensten door middel van audiodescriptie, gesproken ondertiteling, ondertiteling en Vlaamse gebarentaal. De subsidieregeling, die tien jaar geldt maar wel kan worden verlengd, is in overeenstemming met de Europese regels inzake staatssteun. Subsidies voor toegankelijkheid kunnen worden aangevraagd door particuliere – private en regionale – televisieomroeporganisaties maar niet door de VRT. De kosten die volgen uit de VRT-verplichtingen met betrekking tot de toegankelijkheid maken, net als de verplichtingen zelf, deel uit van de dotatie waarin voorzien is in de beheersovereenkomst.
Vandaag worden vanuit het mediabeleid subsidies toegekend op basis van artikel 151 van het Mediadecreet en het uitvoeringsbesluit Toegankelijkheid Televisieprogramma’s aan Particuliere Televisieomroeporganisaties. De steun aan de Vlaamse regionale televisieomroeporganisaties is dan weer tot en met 2016 geregeld via de meerjarige samenwerkingsovereenkomsten.
Tot nog toe blijft de steun aan de particuliere en regionale televisieomroeporganisaties, gezien de beperkte middelen op de mediabegroting en de steeds groeiende ondertitelingsverplichtingen, louter beperkt tot ondertitelingssteun. Gezien het huidige financiële klimaat ziet het er momenteel niet naar uit dat de beschikbare middelen voor deze doeleinden zullen kunnen worden opgetrokken. Maar anderzijds wordt er ook niet bespaard op de bestaande budgetten. U zult daar wellicht geen vrede mee nemen, al hoop ik natuurlijk van wel.
De huidige beheersovereenkomst met het VAF over het Mediafonds loopt voor de periode 2014-2016. De beheersovereenkomst met het VAF over het Filmfonds loopt nog tot eind 2018. Voorlopig is er niet meteen zicht op een mogelijke verhoging van deze middelen. Ik wil eerst het gesprek met het VAF zelf aangaan.
De heer Caron heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw duidelijk antwoord. Ik heb geduld, deze legislatuur is nog maar goed gestart. Ik ga er wel van uit dat dit een aansporing is om met het VAF en de productiesector overleg te plegen.
Mijnheer Vandaele, ik vind het vanzelfsprekend dat er ondertiteling is wanneer er VAF-steun is via het Mediafonds of via het Filmfonds. We zetten daar publieke middelen voor in, waar we een redelijke voorwaarde aan verbinden. We hebben het in die wereld altijd over redelijke aanpassingen, en dit lijkt me toch een goed voorbeeld.
Voor Studio 100 en andere die meestal buiten de VAF-middelen blijven, gaat het om de eigen verantwoordelijkheid. Ik herinner me uit het verleden dat Studio 100 en afgeleiden inzake fysieke toegankelijkheid niet altijd de beste leerling van de klas waren. Dat betreur ik een beetje, maar ik zal dat hier verder niet behandelen want dat is niet onze bevoegdheid.
De VRT ondertitelt op Ketnet programma’s voor kinderen vanaf 6 jaar. Dat heeft niet alleen te maken met de leesvaardigheid van het kind dat op dat moment kijkt, maar ook van die van de broertjes en zusjes die misschien wat ouder zijn en meekijken, in de veronderstelling dat tv-programma’s nog altijd in gezinsverband worden bekeken.
Minister, ik waardeer dat u niet hebt bespaard op die middelen. Ik hoop dat we stapjes vooruit kunnen zetten.
Mijnheer Vandaele, in het verleden was u samen met uw fractie medestander en medetrekker van dit dossier over de erkenning van de Vlaamse gebarentaal en audiodescriptie en ondertiteling.
Ik zal over een halfjaar of een jaar nog eens een opvolgingsvraag stellen over dit dossier.
De heer Vandaele heeft het woord.
Als ik de reacties van de heer Caron en mevrouw Segers hoor, denk ik dat ik me daarnet misschien wat onzorgvuldig heb uitgedrukt. Wat ik wil zeggen, is dat het misschien niet zinvol is om speciale subsidies te geven aan bijvoorbeeld de Studio 100’s van deze wereld, hoewel er misschien kanalen zijn die zij kunnen aanboren indien zij dat wensen. Dat is echter niet echt nodig. Het zijn ook sterke bedrijven die waarschijnlijk wel kunnen worden overtuigd van het nut om te ondertitelen. Ik ga akkoord met de andere sprekers dat als er toch al steun komt, bijvoorbeeld via het VAF, daar een extra voorwaarde aan wordt gekoppeld. Ik zou dat dan wel doen in goed overleg met de betrokkenen zodat we goed weten wat kan en niet kan. De minister zei daarnet dat dit wellicht tegen een heel lage prijs kan. Dat is mogelijk, maar misschien is het toch niet zo eenvoudig. Ondertiteling op zich is niet goedkoop, maar als men het toch al doet, kan men er een extra dimensie aan breien. Ik denk dat we het dan ook eens zijn met elkaar, collega’s.
De vraag om uitleg is afgehandeld.