Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Bertels heeft het woord.
Voorzitter, dank u dat ik voor de eerste keer in deze commissie het woord mag nemen.
Mijn vraag gaat over een topic dat ons allemaal na aan het hart ligt, namelijk de democratisering van het onderwijs en een belangrijk onderdeel daarvan: de studentenparticipatie. We moeten de ietwat ‘negatieve’ vaststelling maken dat de studentenparticipatie in Vlaanderen weerom in crisis lijkt te verkeren. Een aantal vaststellingen ondersteunen die stelling. Bijna alle studentenraden hebben nog steeds vacante functies, wat toch een probleem is. Op het meest elementaire niveau van studenteninspraak, namelijk de evaluatie van het genoten onderwijs, werden eind februari nog verontrustende berichten de wereld ingestuurd. Zo was bijvoorbeeld aan de KU Leuven de respons met betrekking tot die evaluatie nog nooit zo laag en moet er nog heel wat gebeuren om een respectabele responsgraad te bereiken.
Een andere vaststelling is dat het aantal studentenvertegenwoordigers elk jaar afneemt hoewel de studentenaantallen stijgen. Het omgekeerde zou eigenlijk moeten gebeuren. Het kleinere aantal studentenvertegenwoordigers staat in schril contrast met het bruisende verenigingsleven in het Vlaams hoger onderwijs en het engagement dat studenten tonen in verschillende verenigingen, gaande van studentenclubs tot politieke verenigingen.
Het gevolg van die vaststelling is dat spijtig genoeg de studentenstem in het onderwijsveld steeds stiller klinkt. Dat is toch een jammerlijke vaststelling omdat studenten en hun vertegenwoordigers regelmatig een grote meerwaarde vertonen via participatie, zowel binnen de opleidingen, de faculteiten als de onderwijsinstellingen en ook op het Vlaamse niveau waar studentenvertegenwoordigers en onderwijsvertegenwoordigers mee zorgen voor een goede afstemming en kwaliteit van een opleiding. Via participatie in bestuursorganen bewaken studentenvertegenwoordigers mee het democratisch karakter van ons hoger onderwijs. In de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor) tonen de zetelende vertegenwoordigers hun meerwaarde aan bij de adviezen die finaal bij de overheid en de minister belanden.
De schaarste aan studentenvertegenwoordigers en de lage participatie aan de kwaliteitscontrole moeten ons echt wel zorgen baren. De oorzaken hiervoor laten zich niet onmiddellijk kennen. Een van de redenen zou misschien kunnen zijn dat het een opvallende vaststelling is dat Vlaamse studentenvertegenwoordigers in vergelijking met hun collega’s in de ons omringende landen een vrij beperkt statuut hebben en dat de merites van onderwijsparticipatie misschien wel te weinig bekend zijn en bijgevolg ook onbemind. Er is natuurlijk ook de discussie met betrekking tot de financiering van de studentenkoepels, maar daarover eventueel later meer. Er zijn dus vele pijnpunten en spijtige vaststellingen die al eens aangehaald zijn in het verleden bij vorige evaluaties van de studentenparticipatie.
Minister, mijn vragen in het kader van het vooruitzicht van de evaluatie van het Participatiedecreet zijn de volgende. Welke mogelijkheden ziet u om studentenparticipatie in Vlaanderen te stimuleren, met bijzondere aandacht voor initiatieven die de trend van een dalende betrokkenheid kunnen keren? Welke rol ziet u weggelegd voor de Vlaamse studentenvertegenwoordigers binnen het hoger onderwijs?
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Voorzitter, minister, voor onze fractie is studentenparticipatie uiteraard ook belangrijk. Daarom deel ik de bekommernis van collega Bertels. Ik wilde ook graag horen of u een zicht hebt op de dalende participatie.
Twee dagen geleden was ik aanwezig op een vergadering in mijn eigen alma mater: de Vrije Universiteit Brussel (VUB). Een van de zaken die daar besproken werd, was de dalende studentenparticipatie in de onderwijsevaluatie. Ik schrok er een beetje van. Echt wel steeds minder studenten voelen zich geroepen om mee te werken aan de onderwijsevaluatie. Het verbaast me echt. We hebben er vorige week nog over gesproken. We hadden er toch vertrouwen in dat studenten een belangrijke bijdrage kunnen leveren, maar dan moeten ze het willen doen.
Een ander punt is, maar ik weet niet of dat voor alle universiteiten geldt, dat ook meisjes minder deelnemen aan die participatie. Ik zie aan de VUB een ondervertegenwoordiging van meisjes in de studentenraad. Ook dat is een aandachtspunt voor mij.
De heer Daniëls heeft het woord.
Voor onze fractie en voor mezelf is dat geen onbelangrijk punt. Ik ben zelf jaren studentenvertegenwoordiger geweest in alle mogelijke raden die er zijn aan de universiteit, tot plezier van sommige proffen en tot minder plezier van sommige rectoren. Ik wil in het debat brengen dat het probleem niet nieuw is. Minister, in welke mate hebt u er een zicht op dat er veel is gewijzigd in de cijfers? Vergeef me de bewoordingen, maar ook in mijn tijd – dat is al een beetje geleden maar nog niet zo lang geleden – was het ook niet altijd evident om mensen te vinden om in een permanente onderwijscommissie te zetelen en dat ook vol te houden. De sociale raad op vrijdagavond was ook niet altijd een topper om veel mensen voor te vinden, tenzij de ‘usual suspects’. Minister, welke evolutie ziet u daarin?
Ook is het de vraag hoe we studenten kunnen motiveren. Ik denk aan Turnhout, waar in de opleidingen Verpleegkunde en Vroedkunde de studenten eigenlijk zelf een vorm van visitatie met alumni, het werkveld en zorgvragers hebben opgezet om concrete actiepunten te maken in hun opleiding. Uiteraard blijft de autonomie van de hogeronderwijsinstellingen. Het is dus niet meteen onze vraag om ter zake decretaal werk te verrichten. Minister, ziet u dus een evolutie ter zake en ziet u een mogelijkheid om stimulansen te geven?
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, zonder dat ik daar mijn persoonlijke mening over geef, weet u uiteraard dat studentenparticipatie een belangrijk aspect is van ons hele onderwijsbeleid. Dan bedoel ik zowel het onderwijsbeleid van de overheid, dus van mezelf en al mijn diensten, als het beleid van de instellingen zelf. Er is dus sprake van een dubbel niveau. De regelgeving met betrekking tot studentenparticipatie is in 2004 tot stand gekomen in het Participatiedecreet, dat nu is geïntegreerd in de Codex Hoger Onderwijs. Die regelgeving wordt ook regelmatig geëvalueerd. Dat bewijst het feit dat er met betrekking tot het stimuleren van studentenparticipatie in 2013, dus vrij recent, via Onderwijsdecreet XXIII nog een aantal wijzigingen zijn doorgevoerd.
Die jongste wijziging is gebeurd op basis van een evaluatierapport van de regeringscommissarissen én op vraag van de studenten zelf. De participatie op het niveau van de opleidingen, het niveau dat het dichtst bij de student staat, werd verplicht en is niet langer vrijblijvend. Dat is niet onbelangrijk. De instellingen zelf moeten nu in samenspraak met de studentenraad een statuut uitwerken voor de studenten die in opleidingsraden en andere bestuursraden zetelen. Die maatregelen zijn er gekomen vanaf het academiejaar 2013-2014 en hebben als doel om enerzijds de studenten nog beter te beschermen, maar anderzijds ook om hun participatie te stimuleren. Zowel de instellingen als de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) werden nauw bij de uitwerking van die nieuwe maatregelen betrokken. U weet dat wellicht, maar er waren al instellingen die een apart statuut voor studentenvertegenwoordigers hadden. Andere instellingen hebben dat moeten ontwikkelen. Zo’n statuut is wel belangrijk, omdat het kan bepalen dat vertegenwoordigers van studentenraden bijvoorbeeld een aantal vrijstellingen krijgen. De instellingen zijn daar vrij in, maar moeten dit wel verplicht samen met de studenten invullen.
Ik vind dus dat de regels met betrekking tot studentenparticipatie in het algemeen wel oké zijn. Dit is niet vrijblijvend. Dit is in 2013 nog eens aangepast, en ik sta daar ook volledig achter. Decretaal is bepaald dat er om de vijf jaar een evaluatie moet gebeuren. De aanpassingen via OD XXIII naar aanleiding van de vorige evaluatie zijn eigenlijk nog maar net van kracht, sinds vorig jaar.
Vooraleer we nu weer nieuwe initiatieven nemen, moeten we eerst eens bekijken wat het effect is op de studentenparticipatie in het bestuur van de instellingen van de maatregelen van OD XXIII. We hebben daar wel al contact over gehad met de VVS. Heel binnenkort komt er ook overleg over de meest geschikte manier om te bekijken hoe we eventueel kunnen bijsturen. Persoonlijk vind ik dit niet iets waarmee je vijf jaar moet wachten. Ook als overheid moet je immers eigenlijk permanent in dialoog staan met de studenten. Ik moet eerlijk bekennen dat ik in de paar maanden dat ik nu bezig ben, een vrij intens contact met de studentenvertegenwoordigers heb. We ontmoeten die bij alle beslissingen op alle niveaus. Zo was ik gisteren bijvoorbeeld bij de Vlaamse Universiteiten en Hogescholen Raad (VLUHR), om er in debat te gaan met de rectoren en de directeurs van hogescholen. Ik ga buiten, en wie zit daar in de gang te wachten? Bram Roelant, de voorzitter van de VVS, die daar een uiteenzetting ging krijgen over de evaluatie van het Financieringsdecreet, die nog niet af is, maar waar men aan bezig is. Je ziet hen dus wel. Mijnheer Bertels, het zijn meestal wel dezelfde mensen die zeer actief zijn: dat moet ik wel zeggen. (Opmerkingen van de heer Koen Daniëls)
Nu kom ik tot wat de heer Daniëls heeft gezegd. Ik merk dat ook bij mijn eigen kinderen, die ook rondlopen in de gremia van ons Vlaams hoger onderwijs: het is inderdaad een groep die zeer actief is, maar die dan weer minder bekend is bij een groep die minder actief is ter zake. Die match lijkt te ontbreken. Het is niet zo dat men denkt: dat is nu onze vertegenwoordiger. Het is niet zo dat iedereen die kent. Dat doet geen afbreuk aan de kwaliteit van de vertegenwoordiger, integendeel. Er zijn ook verscheidene instellingen. Als het gaat over participatie in Vlaanderen, is men dus zeer actief. Dat zijn inderdaad mensen die we ook vrij goed kennen, die ik na een aantal maanden ook vrij goed ken. Hetzelfde geldt voor de Vlaamse Scholierenkoepel. Zeker die nieuwe voorzitster is hyperactief. Het is dus een kleine groep zeer geëngageerde mensen die je ontmoet. Daarmee heb je natuurlijk niet die hele laag, maar wel de officiële laag die representeert.
Uit de regelgeving blijkt duidelijk dat studenten een cruciale rol spelen in het hoger onderwijs. Dat geldt ook voor mijn eigen beleid. Ik vind de VVS een belangrijke gesprekspartner. We delen ook vaak dezelfde bekommernissen. Wel neem ik ook een vrij hoge activiteitsgraad waar bij de eigen studentenvertegenwoordigers van de diverse universiteiten. Dat merk je aan hun studentenmagazines en zo. Als het gaat over voorbeelden: recent moest ik spreken op een studiedag over oriëntering. Daar zag ik ook dat de vertegenwoordigers van de studenten kwamen luisteren en actief participeren. De studenten maken ook deel uit van de taskforce die het nieuwe systeem van kwaliteitszorg heeft uitgewerkt. Ze zullen ook zeer nauw worden betrokken bij het uitwerken van die nieuwe kwaliteitszorg. Als we kwaliteitszorg willen bieden in het hoger onderwijs, dan doen we dat immers voor de studenten. Dit is onderwijs en opleiding voor hen, dus moeten ze ook mee deel kunnen uitmaken van de beoordeling van de algemene kwaliteitszorg binnen een instelling. Dat lijkt me zeer verrijkend. Ik vind dat men hen niet genoeg kan betrekken.
In de instellingen zelf zijn studenten betrokken op bijna alle bestuursniveaus. Het model verschilt van instelling tot instelling. Sommige kiezen resoluut voor medebestuur en nemen dus studenten op in hun formele bestuursorganen. Andere zetten in op medezeggenschap, waarbij studenten zelf geen bestuurders zijn, maar wel gehoord worden. De kern van de zaak is dat ze actief moeten worden betrokken bij het onderwijsbeleid.
Dat geldt zeker voor het studentenbeleid. Decretaal is voorzien dat de stuvoraad voor de helft uit studenten moet bestaan. Die raad beslist over de besteding van de middelen voor studentenvoorzieningen. Dat is 44 miljoen euro voor alle hogescholen en universiteiten samen. Ook over het faciliteren van de participatie van studenten op dat niveau is het decreet formeel: “De studenten die deel uitmaken van de stuvoraad genieten van de nodige faciliteiten om hun mandaat naar behoren te kunnen vervullen. Ze mogen op geen enkele wijze nadelen ondervinden of sancties krijgen door de instelling voor daden die ze stellen bij de uitoefening van hun mandaat.” Instellingen moeten dit zeer ernstig opvatten en in die raden ook echt samen beleid voeren met de studenten.
De deelname van studenten aan raden van bestuur, academische raden en stuvoraden is het meest zichtbaar, maar bijna nog belangrijker is hun impact op het microniveau van de opleidingen. De participatie op dat niveau is sinds OD XXIII decretaal geregeld en ze is ook zeer belangrijk voor kwaliteitszorg. We maken momenteel de transitie naar een systeem waarbij de instellingen zelf meer verantwoordelijkheid krijgen voor de kwaliteit. Er komt daarover nog een decreet in de commissie. Tot nu toe waren er visitatiecommissies per opleiding, en die telden steeds ook één student. Als we nu overgaan naar het systeem van instellingsreview, dan is het cruciaal dat de studenten daar nog steeds een belangrijke rol in spelen. Nog altijd zal er dus een student lid zijn van de commissie die de instellingsreview doet, maar bovendien zullen de instellingen ook moeten aantonen, om de kwaliteitstoets te doorstaan, dat ze voor de interne kwaliteitszorg met betrekking tot hun opleidingen ook de studenten en de alumni blijven betrekken. Dat staat ook expliciet in het decreet en is ook hernomen in de memorie van toelichting bij het decreet over de aanpassing die we nu aan het voorbereiden zijn.
We hebben in Vlaanderen een goede traditie als het gaat over studentenparticipatie. Die is decretaal zeer stevig verankerd. Dit werd recent nog geüpdatet en wordt door de hogescholen en universiteiten ernstig opgenomen. Er kunnen regels zijn, maar we moeten studenten ook goesting doen krijgen om aan participatie te doen. De nieuwe regels voor kwaliteitszorg waarbij instellingen daadwerkelijk de betrokkenheid van studenten zullen moeten aantonen, kunnen aanleiding geven tot meer zin van studenten om te participeren aan het beleid. Dat is ook voor hen cruciaal en belangrijk.
De opmerking dat dit van alle tijden is, is juist. Misschien is het nu iets beter zichtbaar doordat er zoveel decretale garanties zijn ingebouwd. Misschien zitten we in een overgangsfase, net omdat de regels voorzien in nog meer uitgebreide participatie. Ik zeg dit vanuit mijn positieve ingesteldheid. We kunnen nagaan hoe we studenten kunnen stimuleren, maar zij moeten goesting hebben om het mandaat op te nemen. Uit persoonlijke ervaring vind ik dat de rechten en vergoedingen goed zijn geregeld. Er wordt geprobeerd om hindernissen weg te werken.
De heer Bertels heeft het woord.
Minister, het laatste dat u hebt verteld, onder meer uit uw persoonlijke ervaring, is belangrijk. We moeten studenten stimuleren om goesting te krijgen. U noemt het een probleem van alle tijden dat misschien nu beter zichtbaar is vanwege de overgangsperiode, maar er is wel een probleem. Daar moeten we wat aan doen en vanuit het beleid incentives geven die moeten vermijden dat we binnen x aantal jaren dezelfde vaststelling opnieuw moeten maken. Het gaat om een klein groepje usual suspects, zoals de heer Daniëls zegt. Er zijn problemen inzake vertegenwoordiging, zoals met betrekking tot meisjes, beursstudenten, studenten met een functiebeperking of allochtone achtergrond. Er is een – potentieel – representativiteitsprobleem, en daar moet iets aan gebeuren.
U verwijst terecht naar de decretale verankering en de verplichting van de onderwijsinstellingen inzake studentenparticipatie. Ik vraag u om een aantal zaken mee aan te sturen of best practices naar voren te schuiven zodat de kwaliteitstoets en de kwaliteitszorg door iedereen kan worden doorstaan. Het gaat dan over vorming van potentiële studentenvertegenwoordigers, het al dan niet aanstellen van studentencoaches en het invoeren van een soort valorisatie voor studentenvertegenwoordigers via een opleidingsonderdeel. Dat wordt al toegepast in sommige hogescholen en zou verbreed moeten worden.
Ik ken het voorbeeld van de ‘verpleegstersschool’ in Turnhout zeer goed. Die voorbeelden moeten worden bekendgemaakt zodat er een beter kader komt voor studentenparticipatie in de ruime zin, breder dan studentenparticipatie zoals het is opgenomen in het decreet.
Minister, ik zou u willen oproepen om een aantal voorbeelden bekend te maken en stimulansen te geven om studenten ‘goesting’ te doen krijgen in die studentenparticipatie in de ruime zin.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Minister, ik ben tevreden met uw antwoord. Ik deel uw mening dat er inderdaad niet meer regels nodig zijn, maar ik dacht wel aan sensibilisering of de VVS helpen bij het opzetten van een campagne om het contact tussen vertegenwoordigers en de studenten te verbeteren zodat studenten weten wie er voor hen opkomt. Ik wist eigenlijk destijds ook niet altijd even goed wie mijn studentenvertegenwoordiger was. Er is misschien nog werk aan de winkel, maar niet met extra regels, maar wel met sensibilisering. Misschien kan dat ook aan bod komen in de contacten met de VLIR en VLHORA zodat de universitaire gemeenschap kan meewerken om een campagne op te zetten.
De heer Daniëls heeft het woord.
Op dit moment wordt er bij de visitaties in het hoger onderwijs telkens een student meegenomen. Hun bijdragen geven telkens een frisse kijk. In het verleden heb ik zelf actief mogen participeren. We moeten ervoor zorgen dat die frisse kijk blijft bestaan en naar waarde wordt geschat.
De heer De Meyer heeft het woord.
Minister, ik vind dat u vanmorgen een heel belangrijk signaal aan de studenten hebt gegeven. Het krachtigste signaal dat het beleid kan geven, is de appreciatie van de minister voor die studenten die vandaag reeds betrokken zijn. Op die manier kunnen ook meerdere studenten worden gestimuleerd om hun verantwoordelijkheid op te nemen. Minister, ik druk mijn waardering uit voor de woorden die u daarnet hebt uitgesproken.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik heb weinig toe te voegen aan uw aanvullende opmerkingen. De suggesties voor sensibilisering neem ik mee. Affiches zullen minder effect hebben dan het lokale beleid dat elke instelling voert. Men zou bij wijze van spreken bijna moeten vechten om in een instelling in een bestuursorgaan te kunnen zetelen of om mee het kwaliteitsbeleid te mogen beoordelen. Ik zal nagaan wat ik kan doen, maar ik ga geen campagne om de campagne voeren om te tonen dat ik ermee bezig ben. Maar ik denk ook niet dat dat uw vraag was.
Ik vind ook dat we de VVS moeten ondersteunen bij hun inspanningen om bijvoorbeeld lokale raden op te richten in kleine instellingen waar participatie minder is ingeburgerd. Ik weet dat de VVS hiervoor inspanningen doet, wat niet altijd even makkelijk is. Het vraagt een beetje maatwerk.
Mijnheer Daniëls, het siert u dat u het in verleden mee de kwaliteitszorg hebt bewaakt. In mijn zeer dichte omgeving is er ook iemand die zich nogal intens bezighoudt met de kwaliteit. Het is zeer verfrissend om met hem te discussiëren. Er is geen sprake van dat studenten geen plaats zouden innemen in het toekomstige kwaliteitsbeleid van hoger onderwijs – ik zou thuis niet meer binnen mogen.
De heer Bertels heeft het woord.
Ik onthoud de appreciatie voor de huidige studentenvertegenwoordigers. Niemand stelt die in vraag. We roepen enkel op dat er meer zouden zijn.
Minister, we moeten sensibiliseren en daarvoor is een affiche inderdaad niet voldoende. We moeten wel een tandje bijsteken om meer studentenvertegenwoordigers te kunnen hebben en te betrekken. Ik heb begrepen dat u zich engageert om de VVS te ondersteunen om bij lokale actoren meer vertegenwoordiging te hebben.
De vraag om uitleg is afgehandeld.