Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Gedachtewisseling over de werking van de Vlaamse Belastingdienst (Vlabel)
Verslag
De heer Van Herreweghe, administrateur-generaal van de Vlaamse Belastingdienst (VLABEL), heeft het woord.
Voorzitter, ik ben de administrateur-generaal van VLABEL en ik zal hier, naargelang de heersende interesse, een lange of korte uiteenzetting geven over de insourcebeweging en over de overname van de registratie- en successierechten.
In feite is dit dezelfde presentatie die ik op 2 december 2014 in de Heizel heb gegeven voor alle notarissen en hun medewerkers. Op vraag van de Nationale Kamer van Notarissen heb ik op een studiedag gesproken.
In het verleden was VLABEL vooral bekend van de onroerende voorheffing en de verkeersbelasting. Ik geef kort nog enkele cijfers mee. Wat de onroerende voorheffing betreft, gaat het om 2,7 miljoen aanslagbiljetten. Wat de verkeersbelasting betreft, gaat het om 4,2 miljoen aanslagbiljetten. De respectieve bedragen staan op de slide.
Sinds januari 2015 zijn daar de registratie- en successierechten bijgekomen. Die laatste rechten noemen we ondertussen de erfbelasting. We veranderen die naam stilaan. Op jaarbasis brengt de erfbelasting de Vlaamse schatkist ongeveer 1,6 miljard euro op. De registratiebelasting brengt jaarlijks 1,9 miljard euro op. De schenkingsbelasting, wat in feite ook een registratie inhoudt, levert jaarlijks ongeveer 300 miljoen euro aan ontvangsten op. Dit geeft een idee van de orde van grootte van de bedragen die jaarlijks aan deze belastingen zijn verbonden.
Ten gevolge van de veranderingen heeft VLABEL zijn structuur aanzienlijk moeten hertekenen. Eigenlijk zijn we van een model met een front office en een back office in een meer procesflowgestuurde organisatie veranderd. Dit betekent dat het organisatiemodel is hertekend in functie van de ketting die een dossier of een inkohiering doorheen de organisatie aflegt.
De belangrijkste en ondertussen ook veruit grootste afdeling is de Afdeling Coördinatie Taxatie. Dit is de afdeling die alle belastingen berekent. We passen hierop wel een specialisatie toe. We mengen de successie en de registratie niet. We beschikken over aparte pijlers voor de taxatie van de registratierechten en de taxatie van de erfbelasting. Daarnaast is er nog een aparte dienst voor de overige belastingen. Daar zijn de onroerende voorheffing en de verkeersbelasting in ondergebracht.
We hebben ook de Afdeling Klantenmanagement. Die afdeling verzorgt de eerstelijnscontacten met de burger. Dit omvat onder meer de controle op de weg van de verkeersbelasting. In het licht van deze oefening is dit echter minder relevant.
Verder hebben we de Afdeling Inning en Regelgeving. Deze afdeling registreert de ontvangsten. De boekhouding is hoofdzakelijk in deze afdeling ondergebracht. We proberen immers zo veel mogelijk betalingen geautomatiseerd te ontvangen en te verwerken. We gebruiken hiervoor de gestructureerde mededelingen die bij de betalingen horen. De regelgeving is hier ook ondergebracht. We willen dit immers bewust uit de Afdeling Coördinatie Taxatie houden. Deze afdeling moet zich zuiver op de behandeling van dossiers richten. In de Afdeling Inning en Registratie zitten onze legistieke specialisten samen. Zij schrijven, samen met de kenniscel, de wetsontwerpen, besluiten en omzendbrieven uit.
Daarnaast is er nog de Afdeling Dossierbehandeling. We laten alle bezwaren die de organisatie bereiken door een aparte afdeling behandelen. We willen de belastingplichtige, zowel de natuurlijke personen als de bedrijven, immers een objectieve tweede behandeling bieden. Indien iemand die met een bepaalde taxatiehandeling niet akkoord gaat steeds weer bij dezelfde persoon terechtkomt, zal dit zijn vertrouwen al gedeeltelijk ondermijnen. Om die reden hebben we er bewust voor gekozen de formeel ingediende bezwaren door een aparte afdeling te laten behandelen. Op die manier krijgt de belastingplichtige een tweede faire kans op een objectieve behandeling.
Ik zal even overlopen wat concreet is veranderd en naar de Vlaamse overheid is overgeheveld. Het schema op de slide bevat heel wat rode pijlen. Die pijlen duiden aan wat aan de gewesten is overgedragen.
Het gaat om de overdrachten onder bezwarende titel van onroerende goederen en om de hypotheekvestigingen. Het gaat tevens om de verdelingen en afstanden, meer bepaald de inbreng in burgerlijke en handelsvennootschappen indien een natuurlijke persoon een woning in een Belgische vennootschap inbrengt en daarvoor op een andere manier dan door de toekenning van maatschappelijke rechten wordt vergoed. In mensentaal betekent dit dat er niet enkel aandelen worden gegeven, maar dat de natuurlijke persoon voor zijn inbreng bijvoorbeeld ook geld ontvangt. In dat geval betreft het een gewestelijk dossier dat volledig door VLABEL zal worden behandeld. Daarnaast gaat het uiteraard ook om de schenkingen, meer bepaald de vonnissen en arresten met betrekking tot het titelrecht.
In verband met de registratierechten blijven heel wat zaken nog steeds federale materie. Hierdoor blijft er een continue wisselwerking tussen de gewestelijke overheden en de federale overheid bestaan. Zo blijven de huurcontracten en hun registratie federale materie. Hetzelfde geldt voor de openbare verkoping van lichamelijke roerende goederen, voor de opheffing en de handlichtingen van hypotheken, voor de inpandgevingen en voor de vestigingen van een landbouwvoorrecht. Wat de inbreng in de handelsvennootschappen betreft, heb ik net al een nuance aangebracht met betrekking tot de inbreng die tegen een bepaalde vergoeding gebeurt. Het veroordelingsrecht is eveneens een federale materie gebleven.
Een vrij veel voorkomend voorbeeld is dat van de echtscheidingen. Op het moment dat er een onderlinge toestemmingsregeling wordt uitgewerkt, zal die eerst worden geregistreerd op het federale niveau tegen het algemeen vast recht. Pas op het moment dat de voorwaarde wordt vervuld en er echt tot een regeling bij authentieke akte wordt overgegaan, wordt het evenredig recht weer van toepassing op het gewestelijke niveau.
Heel kort samengevat zijn wij op het gewestelijke niveau nog altijd bevoegd voor de tarieven, de heffingsgrondslag en de vrijstellingen. Ook zijn we bevoegd voor de dienst van de belastingen, zijnde de dossierbehandeling. Dat hebben we nu concreet overgenomen.
De federale overheid blijft bevoegd voor de materie en de documentatie. Heel het documentaire systeem van het kadaster is federaal gebleven. Op het moment dat er een eigendomsovergang is, moeten die mutaties worden verwerkt in de documentatie van de federale kadasters.
Daarnaast zijn er belangrijke civielrechtelijke taken, zoals het verlenen van de registratieformaliteit. Vroeger werd, als een notaris zijn akte liet registreren, daarop een stempel gezet. Intussen is die registratie geautomatiseerd. Maar het is nog altijd de federale administratie die de vaste datum toekent en de registratieformaliteit vervult. Pas op het moment dat de registratieformaliteit is vervuld, komt de akte over naar ons voor de fiscale afhandeling. Dat is een belangrijke nuance.
Ook het uitreiken van attesten van erfopvolging gebeurt nog altijd door de federale administratie. Hetzelfde geldt voor bepaalde eigendomsattesten die worden opgevraagd en afgeleverd, en bepaalde inlichtingen die de ontvanger moet verstrekken.
Ik ga over tot de lokalisatiecriteria. De lokalisatiecriteria inzake registratierecht zijn als volgt: het verkooprecht wordt bepaald door de ligging van het goed voor wat de taxatiehandeling betreft. Dat betekent dat het goed gelegen in een bepaald gewest, altijd in dat gewest een taxatie zal ondergaan. Voor de plaats van de registratie, dus het vervullen van de registratieformaliteit en het geven van de vaste datum, moet worden gekeken naar de notariële standplaats. Het is dus de standplaats van de notaris die daarvoor nog altijd bepalend is.
Voor het verdelingsrecht is er eenzelfde mechanisme: de ligging van het goed bepaalt het bevoegde gewest inzake taxatie. Ook bij onderhandse akten en bij het hypotheekrecht telt de ligging van het goed. De bevestiging van handgiften kan nog altijd worden aangevraagd in om het even welk kantoor van de federale administratie. Voor het schenkingsrecht is de woonplaats van de schenker bepalend, niet het goed.
Eén notariële akte kan meerdere verrichtingen bevatten. Er kunnen geregionaliseerde en federale rechten in zitten. Die zullen uiteraard uit elkaar moeten worden gehaald door de verschillende administraties. Maar het kan ook zijn dat er twee of meer onroerende goederen in zitten, die zelfs in verschillende gewesten gelegen zijn. Dat komt geregeld voor. De registratieformaliteit zal dan worden vervuld op het kantoor dat bevoegd is voor de ligging van het goed dat als eerste in de akte vermeld staat. Voor de fiscale taxatie is het zo dat ieder gewest zijn deel doet voor de onroerende goederen gelegen in het betrokken gewest.
Bij de erfbelasting zal de woonplaats van de overledene bepalend zijn voor het gewest dat de taxatiehandeling doet. Voor de overledene wordt nagegaan in welk gewest die de laatste vijf jaar het langst heeft gewoond. Dat gewest krijgt het dossier toegewezen, ook al zitten er onroerende goederen uit andere gewesten in. Het wordt maar in één gewest behandeld. Het onderscheid tussen erfbelasting en registratiebelasting is belangrijk, want er zijn aparte spelregels.
Ik heb in de presentatie een kaart met rode cirkels opgenomen. Met de hervormingsoperatie staan we niet alleen. Ook aan federale kant is bij de administratie registratie en kadaster, de zogenaamde Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie (AAPD), een enorme concentratiebeweging bezig. Tot enkele jaren geleden waren er kantoren op honderd verschillende plaatsen in Vlaanderen. Die zijn gereduceerd tot achttien antennes. Die achttien plaatsen die de federale administratie vandaag nog overhoudt, staan aangeduid op de kaart met rode cirkels. Ik som op: Veurne, Oostende, Brugge tot en met Hasselt en Tongeren.
Op de volgende kaart hebben we er de Vlaamse kantoren aan toegevoegd. Alle Vlaamse steden waar VLABEL aanwezig is, zijn in het blauw omcirkeld. In de meeste gevallen komen die cirkels overeen. Er zijn enkele uitzonderingen in de Westhoek en in het oosten van Limburg, waar wij hebben gekozen voor Genk in plaats van Tongeren. Dendermonde kennen wij ook niet als locatie, maar we hebben Aalst.
De Vlaamse Belastingdienst heeft heel bewust gekozen voor de dertien centrumsteden in Vlaanderen plus Brussel. Daarmee hebben we een objectief criterium: in principe zijn het de dertien voornaamste steden van Vlaanderen plus Brussel. Dat maakt dat we van zes zetels voor de overname, nu de opstap hebben gemaakt naar veertien zetels voor registratie en successie. Ook logistiek was het voor ons een hele operatie, we dienden acht zetels volledig uit te rusten en operationeel te maken.
Binnen de afdeling taxatie zijn er dus twee aparte pijlers. We kiezen bewust voor specialisatie. De materie op zich is ondertussen zodanig ingewikkeld dat het voor de mensen al een geruststelling is dat ze niet meer zowel erfbelasting als registratiebelasting moeten kennen, inclusief alle uitzonderingen, maar dat ze zich kunnen specialiseren in één bepaalde pijler.
Uiteraard zoeken we naar synergie over de afdelingen, vooral op het vlak van inning en invordering. Vroeger moest de federale ontvanger de hele ketting bewaken, beginnende bij een taxatiehandeling, over een aanboeking van ontvangsten, zelfs tot een bezwaarbehandeling – ze kennen formeel het bezwaar niet, maar ze trachtten een geschil met de burger toch zo veel mogelijk uit te klaren in een minnelijke regeling. Het was altijd bij dezelfde ontvanger dat al die handelingen kwamen. Wij hebben geprobeerd om een ketting te maken die logisch in elkaar zit en waar ook een stuk specialisatie en veel meer automatisering in zitten. We zorgen wel voor schaalgrootte en synergie met de afdelingen.
We zijn georganiseerd in vier regio’s met aan het hoofd een regiomanager. Elke regio omvat een aantal toegewezen kantoren. U kunt dit een beetje vergelijken met de gewestelijke directies van vroeger, maar we hebben er bewust voor gekozen om niet meer van gewestelijke directies te spreken. We zijn ook niet meer op dezelfde manier georganiseerd. We hebben er speciaal voor gekozen om niet bepaalde bevoegdheden naar het hogere echelon te tillen. We hebben ons wel operationeel en qua management georganiseerd in vier regio’s met aan het hoofd een regiomanager.
Elk kantoor is ofwel een kantoor Erfbelasting of een kantoor Registratiebelasting. Elk kantoor wordt geleid door een Diensthoofd. Dat is het equivalent van de vroegere Ontvanger. We hebben er voor de duidelijkheid, om geen verwarring meer te hebben inzake toegewezen bevoegdheden, voor gekozen om de titel Ontvanger te verlaten en er een Diensthoofd van te maken. Er is dus altijd een Diensthoofd Successie of een Diensthoofd Registratie.
We gaan ook meer onafhankelijk en meer uniform werken. We hebben in heel het voorbereidingstraject vastgesteld dat er bij de federale administratie vrij veel aparte werkmethoden waren naargelang de locatie of de streek. Wij hebben bewust gekozen voor veel meer uniformiteit. Een dossier wordt in West-Vlaanderen op dezelfde manier behandeld als in Oost-Vlaanderen, Antwerpen of Limburg.
We hebben geen ambtsgebieden meer. Ook dat is belangrijk. Vroeger was een taxatieambtenaar of belastingambtenaar enkel bevoegd voor zijn ambtsgebied. Wij hebben die ambtsgebieden niet meer. In principe kunnen we het personeel heel flexibel inzetten in andere regio’s indien de werklast dat nodig maakt.
We kennen ook geen rekenplichtigheid meer. We hebben er bewust voor gekozen om de hoofdelijke rekenplichtigheid af te schaffen.
Aalst is onze ‘productiezetel’. Dat betekent dat alle briefwisseling er binnen komt en buiten gaat. We hebben dat bewust gedaan omdat we ons willen specialiseren op één fiscale rechtbank. We hebben dat ook voor onze andere belastingen zo gedaan en we hebben daar heel goede ervaringen mee. De fiscale rechtbank van Gent is voldoende bemand. Het zijn ook niet zo heel veel dossiers extra voor registratie en successie of erfbelasting. Op die manier behouden we de eenheid van aansturing en van fiscale rechtbank.
Ik wil het heel kort ook hebben over het nieuwe wetboek. U hebt dat allemaal goedgekeurd ondertussen, maar ik wil erop wijzen dat die een logische nummering bevat. Het is een nummering die altijd bestaat uit vijf cijfers en daar zit een logica achter. We proberen al onze belastingen te integreren in onze Vlaamse Fiscale Codex die volgens dezelfde logische structuur is opgebouwd.
Welke hoofdstukken zijn eraan toegevoegd? De taxatiehandelingen zitten altijd in titel 2 van de Codex. Als het gaat over procedure, moet u in titel 3 zijn. Dat is al een heel belangrijk onderscheid. De eerste titel zijn dus de definities, de tweede titel zijn altijd taxatiehandelingen, de derde titel is altijd de procedure. Dat betekent dat het eerste cijfer, 1, 2 of 3 altijd een logische keuze is.
De belastingen die we al eerder deden, zitten in de eerste hoofdstukken. Daaraan werden toegevoegd: hoofdstuk 7 erfbelasting, hoofdstuk 8 registratiebelasting en specifiek de schenkbelasting, hoofdstuk 9 verkooprecht, hoofdstuk 10 verdeelrecht en hoofdstuk 11 recht op hypotheekvestiging. Daarmee heb je het tweede cijfer. Het is heel logisch en duidelijk. Zoekt u in de schenkbelasting, dan moet u zoeken bij 2.8. Zoekt u naar een verkooprecht, dan moet u bij 2.9 zijn. Dezelfde logische cijfers komen altijd terug.
Het derde cijfer slaat op de afdeling en kan gaan van 1 tot 7. Zo is afdeling 1 belastbaar voorwerp, afdeling 2 belastingplichtigen en afdeling 4 tarieven.
Het is dus altijd dezelfde logische structuur.
Bij ons kent iedereen die cijfers ondertussen uit het hoofd, onze mensen spreken eigenlijk continu in die vijf cijfers. Ik moet in alle eerlijkheid zeggen dat ik dit voorlopig nog niet kan. We hebben ze in een makkelijk schema gezet.
Als iemand dan bijvoorbeeld zoekt naar het tarief van de erfbelasting, kan dat als volgt. Een tarief is een taxatiehandeling, het moet dus een cijfer zijn dat begint met een 2. Voor de erfbelasting, moeten we bij hoofdstuk 7 zijn, het tweede cijfer is dus een 7. Het gaat over een tarief en dat is altijd 4. We moeten dus zoeken in artikels die beginnen met 2.7.4. Het is een heel logische structuur. Wie gewoon is om met het schema te werken, heeft alles heel snel gevonden.
Wie zoekt naar een vrijstelling van een verkooprecht, doet het als volgt. Het is een taxatiehandeling, dus titel 2. Het eerste cijfer is dus een 2. Verkooprecht is hoofdstuk 9, het tweede cijfer wordt dus een 9. Het gaat over een vrijstelling, dat is afdeling 6. Er moet dus worden gezocht bij 2.9.6.x.x.
Voor de procesflow bij successie hebben we de ketting in vier stappen samengevat. We verzamelen zo veel mogelijk gegevens in een dossier van een overledene. Uiteraard verwachten we dat er een aangifte zal worden ingediend die wij nadien kunnen verwerken. De derde stap is een inkohiering. Dat betekent dat wij qua formeel handelen altijd een aanslagbiljet sturen voorzien van een te betalen bedrag met een gestructureerde mededeling. Het is belangrijk dat iedereen die betaalt, de gestructureerde mededeling gebruikt. Daardoor kan bij de vierde stap, de inning en invordering, of de boekhouding, de betaling volledig automatisch worden aangeboekt. Manuele handelingen moeten dus niet meer gebeuren.
We verzamelen de gegevens uiteraard zo onafhankelijk mogelijk. Dit betekent dat we zelf proberen om zo veel mogelijk gegevens over een belastingplichtige op voorhand te kennen.
We hebben ook gekozen voor een snelle verwerking van de aangifte. Dat betekent dat we vooral op zicht van de aangifte zullen werken, mits een paar dingen die er zouden uitschieten en die we snel kunnen verbeteren. Een grondige controle gebeurt in principe pas nadien.
We kiezen dus voor inkohiering, voor het sturen van een aanslagbiljet.
We proberen ook zo veel mogelijk alles met de belastingplichtige te regelen in ‘minnelijke fase’. We sturen dus zo weinig mogelijk aan op een gerechtelijk dossier.
Ambtshalve taxatiehandelingen zullen steeds voorafgegaan worden door een brief aan de belastingplichtige met de vraag tot akkoordverklaring.
Ik heb hier een schema van gemaakt. U ziet twee grote blokken tussen de bruine strepen.
Het eerste blok betreft de totale indieningstermijn van vier maanden. Die termijn is absoluut niet veranderd. Het was vroeger zo en het blijft zo. Voortaan is er wel maar één datum bepalend: de datum van overlijden. Die datum bepaalt alle startmomenten.
Na het overlijden wachten we drie tot vier weken. Dan sturen we een uitnodiging tot aangifte. We richten ons daarin tot de erfgenamen en zeggen: naar aanleiding van het overlijden van persoon X willen we u erop attenderen dat van u een aangifte inzake de erfbelasting wordt verwacht. We sturen die brief dus automatisch na drie weken. Dat gebeurt in functie van de rijksregisters waarvoor we een overlijden binnen gekregen hebben. Dan heeft men nog drie maanden tijd om dat dossier verder af te werken en in te dienen.
Na vier maanden kijken wij of er een dossier binnen is of niet. We zitten nu in de tweede blok van het schema. Als er geen dossier werd ingediend, wachten we nog eens twee maanden. Dan sturen we een herinnering naar de erfgenamen met de mededeling dat we met betrekking tot het overlijden nog geen aangifte hebben ontvangen. We attenderen de betrokkenen erop dat het mogelijk is dat er ondertussen boetes lopen of geheven zullen worden. We geven hen daar een indicatie van.
– Jan Hofkens treedt als voorzitter op.
Wat absoluut nieuw is in vergelijking met de vroegere federale regeling, is dat de Vlaamse belastingdienst nog eens vier maanden later, dat is ondertussen tien maanden na het overlijden, een ambtshalve taxatiedossier zal opstellen. We zullen dus niet blijven wachten tot er ooit iets binnenkomt. In dat taxatiedossier bekijken we wat we weten over de overledene, wie de potentiële erfgenamen zijn. Zodra we de oefening hebben gemaakt, zullen we ons tot die erfgenamen richten met de mededeling dat we geen aangifte hebben ontvangen en met de vraag of ze bereid zijn om de nalatenschap te aanvaarden. Dan kan er een akkoordverklaring of een verwerping volgen. Een verwerping moet uiteraard eerst nog via de rechtbank van eerste aanleg passeren.
We hebben een aangifteformulier dat beschikbaar is op de site van VLABEL. Iedere aangifte wordt normaal verwerkt binnen de vijftien kalenderdagen na indiening. We zullen altijd een eerste maal een berekening maken van de rechten. Er wordt een eerste aanslagbiljet verstuurd naar de belastingplichtige, nadien volgt een grondige controle die eventueel zal uitmonden in een tweede aanslagbiljet. Ik herhaal dat als er geen aanslagbiljet binnen is, er de herinnering en de ambtshalve taxatie zijn.
We komen tot de inkohiering zelf. Het is belangrijk dat u weet dat we vooral hebben gestreefd naar uniformiteit met de andere belastingen. Of het nu gaat over verkeersbelasting, over onroerende voorheffing, over erfbelasting of over registratiebelasting: u hebt in principe altijd dezelfde termijnen. We hebben altijd een inkohieringstermijn van vijf jaar, voor al die belastingen.
U moet ons dus ook nooit betalen zonder dat u een aanslagbiljet hebt gekregen. Als u geen aanslagbiljet hebt gekregen, moet u van ons ook niets verwachten zoals boetes. Wij versturen een aanslagbiljet en pas daarna moet u betalen.
We hebben als algemene regel een betalingstermijn van twee maanden, uiteraard met uitzondering van de registratiebelasting waar we vragen om onmiddellijk te betalen. In de erfbelasting hebben we dezelfde betalingstermijn als in de verkeersbelasting of de onroerende voorheffing: twee maanden na het aanslagbiljet.
U kunt bij ons ook altijd een formeel bezwaar indienen. Dat kan altijd binnen de drie maanden nadat u het aanslagbiljet gekregen hebt. Dat is voor al onze belastingen uniform.
Ik kom tot het vaststellen van een verzuim of een tekortschatting. Op het moment dat we na het eerste aanslagbiljet een verzuim, een tekortschatting of een verbetering vaststellen, zullen we altijd eerst een brief versturen naar de belastingplichtige om dat te melden. We zullen er gewag van maken. We zullen er op dat moment eventueel ook al een waarde op plakken en zeggen wat de potentiële boete is die ermee gepaard gaat. We vragen of men daar wel of niet akkoord mee gaat.
De belastingplichtige heeft dan een maand tijd om te reageren. Verklaart hij of zij zich akkoord, dan zal een volgend aanslagbiljet verstuurd worden. Is er geen akkoord, dan kan dit eventueel nog verder worden bekeken met de belastingplichtige, maar op een zeker moment zullen we de lijn trekken en versturen we toch ons aanslagbiljet. Dan moet er slechts of een formeel bezwaar worden ingediend of zal het in een gerechtelijk dossier uitmonden.
Bij de inkohiering is er één uitzondering op de termijn van vijf jaar, namelijk bij de vaststelling van een nieuw feit of het indienen van een bijvoeglijke aangifte. Een nieuw feit dat wordt vastgesteld is een gebeurtenis, iets dat zich voordoet na overlijden en dat in hoofdzaak het actief van de nalatenschap beïnvloedt of dat een impact kan hebben op de devolutie van de erfenis. Als bijvoorbeeld bepaalde erfgenamen de erfenis verworpen hebben, kan het dat de devolutie van de erfenis verandert en dat kan een impact hebben op de andere berekeningen. Op het moment van het nieuwe feit start een nieuwe inkohieringstermijn van vijf jaar. Dat is de enige uitzondering. Het nieuwe feit zal opnieuw resulteren in het versturen van een aanslagbiljet met weer dezelfde regels: twee maanden betalingstermijn en drie maanden bezwaartermijn. Het zijn altijd dezelfde procedureregels die terugkeren.
We hebben een aanslagbiljet uitgestuurd. Hoeveel tijd hebben we na het uitsturen van een aanslagbiljet om het geld binnen te krijgen? Dat is ook een invorderingstermijn van vijf jaar, net als voor alle andere belastingen. De termijn is uniform, bij ons moet je dus nooit nadenken over welke termijn bij welke belasting past, het is altijd vijf jaar.
Ik herhaal dat de erfopvolgers de mogelijkheid krijgen om hun aanslagbiljet te betalen via een OGM-nummer, dat is de overschrijving met gestructureerde mededeling. We hebben heel graag dat die gebruikt wordt, zo niet is het een manueel zoeken en puzzelen om dit aangeboekt te krijgen vanuit de wachtrekeningen. We proberen zo efficiënt mogelijk te werken.
Bij een gezamenlijke aangifte moet er uiteraard een woonstkeuze gebeuren. Het kan een van de natuurlijke personen zijn die zelf woonst kiest bij hem thuis voor de andere aangevers, maar het kan evengoed de notaris zijn. In veel gevallen is het bij de notaris dat de woonkeuze gebeurt. Op dat moment sturen wij één overkoepelend aanslagbiljet met één overkoepelende OGM. Het is de bedoeling dat dat gebruikt wordt, maar in de bijlage zit altijd de opgesplitste betaling per erfopvolger zodat iedere erfopvolger individueel weet hoeveel rechten door hem specifiek moeten worden betaald. Maar wij gaan er dus van uit dat er globaal betaald wordt.
In de Vlaamse Codex zitten een aantal wijzigingen. Er wordt geen procedure ‘voorafgaande schatting’ meer georganiseerd. In het voorbereidingstraject hadden we van de federale administratie begrepen dat ook zij die liever kwijt dan rijk was. De federale administratie was niet happig om die te behouden en ook wij vonden dit een beetje een achterhaald iets. We hebben ervoor gekozen om de voorafgaande schatting af te schaffen. Wel hebben we gezegd dat we de continuïteit willen garanderen in die zin dat we alle voorafgaande schattingen die aangevraagd waren tot en met het einde van de periode dat de federale overheid instond voor de dienst van de belastingen, verder laten lopen en we het resultaat ervan ook zullen honoreren. Er kunnen geen nieuwe meer worden aangevraagd vanaf 1 januari 2015 omdat we niet langer voorzien in deze specifieke procedure.
De voorafgaande schattingen die tot 31 december 2014 zijn aangevraagd, worden door VLABEL volgens de bestaande federale procedure afgewerkt. Sinds 1 januari 2015 zijn er geen voorafgaande schattingen meer.
VLABEL focust natuurlijk op de controle van de verkoopwaarde. De belastingplichtige kan ondertussen natuurlijk ook een beroep doen op een expert. Ik kom straks nog terug op het kwaliteitscharter dat we met de Koninklijke Confederatie der Landmeters-Experten (KCLE) hebben bepaald.
Als een expert een raming uitvoert, gaan we uiteraard van uit dat het een gemotiveerde raming betreft. Dit betekent dat de schatting van de waarde professioneel en correct wordt onderbouwd. Dit moet duidelijk worden gedocumenteerd. Er moeten objectieve criteria worden gebruikt. Er moet rekening worden gehouden met specifieke factoren. Dit kan allemaal in rekening worden gebracht. Wat de kwaliteitsnormen betreft, moet de schatting uiteraard ook aan bepaalde voorwaarden inzake de lay-out en de inhoud voldoen.
Zoals ik daarnet al heb vermeld, heeft VLABEL met de KCLE een samenwerkingsovereenkomst afgesloten. Die overeenkomst is ondertussen operationeel. Dit betekent dat de burger het kwaliteitslabel voor de experts op het internet kan consulteren.
De mensen die kwaliteitscharter hebben ondertekend, moeten uiteraard volgens bepaalde normen werken. Het is belangrijk te weten dat we de sector zelf hebben gevraagd om in te staan voor de kwaliteitsbewaking. Een zelfregulering binnen de sector zelf lijkt ons het normaalst. De kwaliteitsbewaking situeert zich hoofdzakelijk daar. Uiteraard ontvangen we regelmatig verslagen met een ondermaatse kwaliteit. We melden dit aan de KCLE. Het is de taak van de KCLE in dit verband maatregelen te treffen.
Er is heel wat commotie geweest met betrekking tot een aantal mogelijke belastingverhogingen. Ik zal straks nog even terugkomen op de belangrijke overgangsmaatregelen die zijn genomen om de pijn in sterke mate te verzachten.
Wat de erfbelasting betreft, is een verlenging toegestaan. De boete voor laattijdigheid bedraagt 1 procent van de eerste dag tot het einde van de vijfde maand dat de aangifte te laat wordt ingediend. Als iemand verklaart het dossier niet binnen de indieningstermijn van vier maanden klaar te krijgen, kan hij op eenvoudig verzoek een verlenging met minstens twee maanden krijgen. We zullen dat sowieso altijd toestaan. Dit betekent dat zijn indieningstermijn op dat ogenblik van vier maanden tot zes maanden wordt verlengd. Het kan uiteraard niet de bedoeling zijn hier een zogenaamde free lunch van te maken. In dat geval zouden we eigenlijk geen indieningstermijnen meer moeten hanteren. We proberen erover te waken dat iedereen de indieningstermijnen op een correcte wijze zou respecteren. Tegenover een verlenging staat een belastingverhoging met 1 procent.
Wie langer dan twee maanden te laat is, kan nog altijd een verlenging vragen. Indien die vraag gemotiveerd is en er goede redenen zijn, zullen we die vraag zeker aanvaarden. Dit blijft aan het tarief van 1 procent. Er is geen bijkomende penalisering. De vraag moet echter met goede redenen worden gemotiveerd. De eerste twee maanden volstaat het gewoon om een verlenging te vragen. We zullen in dat geval zelfs niet om redenen vragen.
Als een aanvraag meer dan een half jaar te laat wordt ingediend, begint de belastingverhoging te stijgen. Het wordt dan 5 procent. Na een jaar wordt het 7,5 procent. Na anderhalf jaar gaat het om 10 procent.
Wie te laat is en geen verlenging heeft gevraagd, moet voor de eerste zes maanden 5 procent betalen. Tot en met een jaar laattijdigheid wordt dit 10 procent. Als de aanvraag tussen een jaar en anderhalf jaar te laat wordt ingediend, gaat het om 15 procent. Na anderhalf jaar wordt het dan 20 procent.
Hier is veel om te doen geweest. Ik maak echter de vergelijking tussen de federale en de Vlaamse regels. Ik heb er bewust voor gekozen geen voorbeelden te vermelden. We hebben al een aantal keren een doorsneenalatenschap volgens dit model uitgerekend. Het is nu niet veel duurder dan vroeger. Eigenlijk gaat het voor doorsnee-erfenissen om ongeveer dezelfde bedragen als vroeger.
De reden is dat de federale overheid vroeger na zes maanden nalatigheidsinteresten aanrekende. Wij kennen dat niet meer. Dat telt nochtans door. De federale boete lag aan de lage kant. Het ging om 25 euro per maand per belastingplichtige. Als we enkel de boetes vergelijken, lijkt het aan de Vlaamse zijde wat duurder. Die boete is echter maar een onderdeel van wat aan de federale overheid moest worden bijbetaald. De nalatigheidsinteresten moeten hier immers worden bijgeteld.
De notarissen hebben erop gewezen dat ze vroeger een provisie konden storten. Hiermee was de zaak afgehandeld. Op die manier hoefden ze het zich immers niet meer aan te trekken en werden de nalatigheidsinteresten gestuit.
Ik vind echter dat we een intellectueel correcte vergelijking moeten maken. We moeten betalingen aan beide overheden op hetzelfde ogenblik vergelijken. Indien we dit volgens beide methodes correct uitrekenen, merken we dat het Vlaams systeem ten gevolge van de nalatigheidsinteresten meestal goedkoper is. We mogen evenmin vergeten dat de belastingplichtige ons niet eerst moet betalen. De federale overheid moest eerst een provisie ontvangen. Dat geld moest eerst op tafel worden gelegd. Dat is een verschil. Als we een intellectueel correcte vergelijking willen maken, moeten we de overlijdensdatum, de datum van de indiening en de datum waarop moet worden betaald nagaan. Als dat allemaal wordt vergeleken, is een doorsnee aangifte bij de Vlaamse overheid goedkoper.
Wat de tekortschattingen betreft, bedragen de boetes 5 procent per schijf. Voor een tekortschatting van minder dan 10 procent heffen we zelfs geen boete. Eigenlijk gaat het dan om kleine afrondingsfouten. We willen er niet mee beginnen daarvoor boetes op te leggen. Tussen 10 en 25 procent bedraagt de boete 5 procent. Tussen 25 en 50 procent gaat het om 10 procent op de aanvullende rechten. Tussen 50 en 100 procent gaat het om 15 procent.
Het systeem van de federale overheid verschilt hier niet zo veel van. Als we de vergelijking maken, merken we dat de Vlaamse overheid eigenlijk zelfs goedkoper is. De federale overheid gebruikte dezelfde schijven, maar is eigenlijk strenger. Hun eerste schijf loopt van 0 tot 25 procent en niet van 10 tot 25 procent. Vanaf een tekortschatting met 50 procent rekende de federale overheid 17 procent aan. Wij blijven op 15 procent. Waar de federale overheid 25 procent aanrekende, houden wij het op 20 procent.
Een verzuim levert een belastingverhoging met 20 procent van de aanvullende rechten op. Een verzuim betekent dat de belastingplichtige in zijn aangifte iets heeft verzwegen waar wij later op zijn uitgekomen. Dit geeft aanleiding tot een bijkomende taxatie.
Indien geen aangifte is ingediend, wordt een belastingverhoging met 20 procent toegepast. Het gaat dan natuurlijk wel om een verhoging op de volledige aangifte. Er is immers niets ingediend. In feite is dit een collectieve laattijdigheid met betrekking tot de volledige aangifte. Indien gegevens in de aangifte foutief of onvolledig zijn ingevuld, bedraagt de verhoging eveneens 20 procent.
Ook in dit verband heb ik de federale overheid en de Vlaamse overheid met elkaar vergeleken. Uit dit schema blijkt dat het eigenlijk haast gelijkloopt. Het gaat steeds om 20 procent in het geval van een verzuim. Het verzuim heeft bijna altijd betrekking op roerende goederen. Met betrekking tot onroerende goederen is het haast onmogelijk verzuim te plegen. Die goederen zijn zo goed gekend, dat het eigenlijk onmogelijk is ze te verbergen. Dit loopt allemaal haast volledig gelijk met het vroegere federale model.
VLABEL kan in specifieke gevallen ook administratieve boetes tussen 50 euro en 10.000 euro opleggen.
Wat de registratiebelasting betreft, moeten we natuurlijk in de eerste plaats de akte van de federale administratie ontvangen. Dit is opnieuw een ketting in vier stappen. Zoals ik al heb toegelicht, blijft de federale administratie bevoegd voor de registratieformaliteiten. De federale overheid verleent de vaste datum en zet de stempels. Op het ogenblik dat de registratieformaliteiten zijn vervuld, wordt de akte aan VLABEL overgemaakt. Dit betekent dat we de akte altijd van de federale administratie moeten ontvangen voor we aan de fiscale verwerking kunnen beginnen. Zodra we een akte hebben ontvangen, zullen we deze akte uiteraard verwerken.
We hebben de eerste akten pas laat in de loop van januari 2015 ontvangen. We kunnen uiteraard niet verwerken wat we niet ontvangen. Volgens mij hebben we de eerste akte pas op 21 of 22 januari 2015 ontvangen. Daarna is dit gestaag toegenomen. Eigenlijk ontvangen we pas sinds februari 2015 aktes in normale aantallen.
Wat de inkohiering betreft, willen we opnieuw aanslagbiljetten verzenden die de Afdeling Inning en Regelgeving automatisch kan boeken. De inkohieringstermijn is ook in dit verband vijf jaar. Hier geldt weer dezelfde uniformiteit. We hanteren steeds dezelfde inkohieringstermijn van vijf jaar. De startdatum is uiteraard de datum van de registratie.
Op het aanslagbiljet voor de registratiebelasting staat dat de betalingstermijn onmiddellijk is. Dit betekent niet echt dat op het moment zelf moet worden betaald. Dit moet binnen een vrij korte periode na de ontvangst van het aanslagbiljet gebeuren. We willen niet rigide zijn en meteen nalatigheidsinteresten aanrekenen. We geven de mensen een redelijke termijn. De bezwaartermijn bedraagt drie maanden, wat dezelfde termijn is als met betrekking tot de andere belastingen.
We gaan ervan uit dat de doorlooptijd van een registratieakte ongeveer twee weken bedraagt. VLABEL zal in de eerste plaats de akte analyseren. We verzenden het aanslagbiljet en verwerken nadien de ontvangsten. Uiteindelijk geldt de verzending van het registratierelaas als een attestering. We bevestigen hiermee dat we de registratierechten op een correcte wijze hebben ontvangen en geboekt. Op die wijze verlenen we de notaris en de belastingplichtige kwijting.
In het geval van een tekortschatting geldt hetzelfde principe als in verband met de erfbelasting. Indien na het eerste aanslagbiljet een tekortschatting wordt vastgesteld, zullen we de belastingplichtige een brief sturen waarin we dit melden. Het is belangrijk dat die brief niet is gericht aan de notaris die de akte heeft verleden. We richten ons tot de belastingplichtige. De eerste keer betaalt de notaris. Indien nadien, tijdens een grondige controle, een tekortschatting wordt vastgesteld, richten we ons niet meer tot de notaris. Na voorafgaand akkoord sturen we de belastingplichtige een tweede aanslagbiljet voor een bijkomende betaling.
Voor de innings- en invorderingstermijn geldt weer hetzelfde. Opnieuw duurt het vijf jaar voor we ons geld kunnen recupereren. We sturen de notaris overigens een globale afrekening per akte. Als bijlage voegen we echter een opsplitsing per belastingplichtige toe. Indien er nog discussie tussen de belastingplichtigen zou zijn, kan de notaris altijd terugvallen op de individuele afrekeningen om ten aanzien van zijn cliënten te verantwoorden hoe een bepaalde betaling in elkaar zit.
De federale provisierekeningen voor de notarissen kennen wij niet. Bij een onderhandse akte gaat het uiteraard om een onmiddellijke betaling. We zullen de belastingplichtige echter altijd een individueel aanslagbiljet sturen. Dit aanslagbiljet bevat een apart nummer voor overschrijvingen met gestructureerde mededeling. Dit biedt iedereen de mogelijkheid om zijn individuele betaling met dat OGM-nummer te verrichten. De controleschatting bestaat niet meer. Er is wel een formele bezwaarprocedure.
Wat de belastingverhoging ten gevolge van een tekortschatting betreft, gelden opnieuw dezelfde schijven als in verband met de erfbelasting. Het gaat om 5, 10, 15 of 20 procent op de aanvullende rechten. Indien we een vergelijking maken tussen de Vlaamse overheid en de federale overheid, stellen we vast dat ook dit met het vroegere federale systeem gelijkloopt. Er is in feite zo goed als continuïteit van het beleid.
Indien in de akte onjuiste gegevens worden vermeld of indien de voorwaarden voor bepaalde verminderingen of vrijstellingen niet worden nageleefd, volgt een belastingverhoging met 20 of 50 procent. Een voorbeeld is het klein beschrijf. Indien iemand de verblijfsverplichting om er tweemaal drie jaar te wonen niet respecteert, kan een belastingverhoging worden aangerekend. Dit is identiek aan de vroegere situatie.
In het geval van een prijsbewimpeling of veinzing kan een belastingverhoging van 100 procent worden aangerekend. Een prijsbewimpeling betekent dat er, op zijn Vlaams gezegd, geld onder tafel wordt betaald. Een veinzing houdt in dat een structuur wordt opgezet die de lading niet echt dekt. Zo kan iemand een schenking als een verkoop verpakken om van goedkopere fiscale tarieven te kunnen genieten. In dat geval kan veinzing worden ingeroepen en is er een vrij zware penalisering door middel van een belastingverhoging. De federale administratie kende die regeling vroeger echter ook al.
Wat tekortschattingen betreft, zijn we merkelijk goedkoper dan de federale administratie in het verleden is geweest. Voor dezelfde schijven hanteren we altijd dezelfde percentages. Bij een verkoop of een verdeling hanteerde de federale administratie 10 procent voor de schijf tussen 0 en 25 procent en 25 procent voor de schijf tussen 25 en 50 procent. Dat ging door tot en met 33 procent. De federale regeling was merkelijk duurder dan de regeling die momenteel in de Vlaamse Codex Fiscaliteit is opgenomen.
Aangezien hierover heel wat commotie is ontstaan, hebben we met het notariaat afspraken gemaakt over een aantal zeer belangrijke administratieve toleranties. Aangezien ik moeilijk heel die lijst in een powerpointpresentatie kan integreren, heb ik er vier belangrijke afspraken uitgelicht.
Als overgangsmaatregel hebben we afgesproken dat er geen boetes zullen worden uitgeschreven voor de laattijdige indiening van successiedossiers die bij de FOD Financiën zijn ingediend met betrekking tot overlijdens tot en met eind 2014. Dit is zeer belangrijk.
Aanvankelijk hadden we gesteld dat de aangiftes voor 31 december 2014 bij de federale administratie moesten zijn ingediend. Dit leverde echter een ongelukkige situatie op. Iemand die bij de FOD Financiën te laat was en toevallig nog na 1 januari 2015 bij ons een dossier indiende, moest die boete nog krijgen. We hebben besloten dat dit niet fair was.
Aangezien hierover bij het notariaat commotie was ontstaan, hebben we besloten een bijkomende administratieve tolerantie in te voeren. Die beslissing is nog niet zo lang geleden genomen. We hebben besloten de lijn te volgen dat met betrekking tot alle van voor 1 januari 2015 daterende overlijdens geen boetes voor laattijdigheid worden aangerekend. Aangezien de indieningstermijn nog tot 1 april 2015 loopt, betekent dit dat de notaris of de persoon die de aangifte verzorgt hier met betrekking tot alle dossiers perfect op kan anticiperen en een verlenging aan het goedkope tarief van 1 procent kan vragen. Hiermee kan een heel moeilijk hoofdstuk worden afgesloten. Er is op dit vlak heel veel begrip tussen VLABEL en het notariaat.
Er is geen boete voor een laattijdige registratie gedurende de eerste drie maanden. We zijn met het notariaat akkoord gegaan. We begrijpen dat de notarissen ook aan het nieuw registratiesysteem van de FOD Financiën moeten wennen. We hebben in dat verband overigens ook alarmsignalen opgevangen. Aanvankelijk zijn veel registraties geweigerd omdat de metadata niet of verkeerd werden ingevuld. De applicatie werkte in het begin ook niet goed. Bovendien stelden veel federale ontvangers zich zeer strikt op met betrekking tot de invulling van de metadata.
We hebben besloten gedurende drie maanden een tolerantie in te voeren. Aangezien dit een probleem blijft, hebben we ondertussen besloten dit tot 31 mei 2015 te verlengen. Gedurende die periode worden geen boetes voor laattijdige registratie opgelegd. We gaan ervan uit dat het systeem na deze verlenging voldoende vlot moet werken en gekend moet zijn om dit niet langer nodig te maken.
Vanaf dat ogenblik moeten alle registraties op tijd komen. Een boete voor een laattijdige registratie is in feite uitzonderlijk. In principe respecteren alle notarissen de registratietermijnen vrij correct. We gaan er dan ook van uit dat het euvel op deze manier kan worden opgelost.
Belangrijk is dat tot 31 maart 2015, vandaag, de notaris een uitgifte mocht doen zonder vermelding van het registratierelaas. Ook dat hebben we verlengd tot eind 2015, omdat we vaststellen dat de problemen blijven aanhouden. Nu moet men die kwijting automatisch krijgen, en dat verloopt ook federaal niet vlot. Wij hebben wat achterstand bij de verwerking van de dossiers.
We hebben geoordeeld dat beide kanten belang hebben bij een verlenging. We willen geen polemiek. Het is ook een kwestie van burgerrechtelijke zekerheid. Het is belangrijk voor de cliënten, en in de relatie tussen notaris en cliënt, dat die kwijting kan worden gegeven. Daar moeten wij als fiscale administratie niet de politieagent over spelen. Daarom hebben we gezegd dat de notaris die uitgifte kan doen, en dat kan eventueel zonder vermelding van het registratierelaas.
Evenmin zal er een boete worden gegeven bij tekortschatting bij spontane bijvoeglijke aangiften voor onroerende goederen. Federaal was het een ingebakken praktijk dat men niet of niet heel strikt keek naar de waarde in de aangifte in de erfbelasting van de onroerende goederen. Men keek vooral of het binnen de twee jaar werd verkocht. Als het aan een hogere prijs werd verkocht, vroeg men een bijvoeglijke aangifte aan of kreeg men een boete opgelegd. Dat was het systeem tot de voorafgaande schatting in werking is getreden. We zullen daarom ook aanvaarden dat er een bijvoeglijke aangifte wordt ingediend. Er wordt geen boete voor tekortschatting gegeven.
Ik verwijs nog kort naar de rulings. Alle tot 31 december 2014 genomen beslissingen van de federale rulingdienst zullen door VLABEL worden gehonoreerd, uiteraard. Specifieke dossiers die waren ingediend bij de rulingdienst en een behandelde beslissing hebben tot en met 31 december 2014 zullen gegarandeerd door ons worden gehonoreerd. Wij komen daar niet op terug.
Een heel deel van de fiscale regularisatiedossiers, een vorm van eenmalige bevrijdende aangifte, is nog niet afgewerkt. Alle dossiers die tijdig zijn ingediend voor 1 januari 2015 zullen verder door de federale rulingdienst worden behandeld, ook voor de Vlaamse belastingen. Wij gaan het voorstel dat door hen wordt geformuleerd automatisch mee goedkeuren, via een bijzondere decreetsbepaling. Wij behandelen het dossier dus niet zelf opnieuw, wij bekrachtigen automatisch de beslissing van de federale administratie.
Als het gaat over een rulingdienst, zijn wij bezig met een eigen initiatief voor een Dienst Voorafgaande Beslissingen. Bij ons blijft ook de mogelijkheid bestaan van een interpretatieve vraag.
Ik stel voor dat de heer Lantmeeters eerst zijn vraag stelt over dat onderwerp.
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Ik zal mijn vraag zoals die schriftelijk is uiteengezet niet helemaal weergeven. Wie de inhoud wil kennen, kan die lezen. Ik heb inderdaad een vraag om uitleg gesteld over de interpretatieve vragen, over zowel de procedure als de inhoud.
Bij de procedure lijkt er een mogelijk probleem te bestaan in de praktijk. Notarissen merken op dat VLABEL zichzelf geen enkele termijn oplegt waarbinnen de vragen moeten worden beantwoord. Dat is onbepaald, het kan maanden duren voor er een antwoord komt.
Bovendien is men in de praktijk niet heel zeker wat de interpretatieve vragen mogen inhouden. Notarissen stellen dat de rulings niet meer bestaan. En op dit ogenblik bestaat er nog geen nieuwe commissie. Moet een interpretatieve vraag gekoppeld zijn aan een eventueel probleem van misbruik of kan die vraag eender welke inhoud hebben?
Minister, bent u op de hoogte van het feit dat VLABEL zich geen behandelingstermijn oplegt met betrekking tot interpretatieve vragen? In de praktijk is dat blijkbaar hinderlijk. Gaat u daaraan iets doen, desgevallend via een decreet, om een bepaalde termijn op te leggen? Wat is de huidige behandelingstermijn van de interpretatieve vragen? Hoelang doet u erover?
Kunt u, minister, een duidelijk kader schetsen voor de interpretatieve vragen? Van welke aard moeten deze interpretatieve vragen zijn? Moeten ze worden gekoppeld aan een misbruik, of kunnen het algemene vragen zijn?
Minister Turtelboom heeft het woord.
Over VLABEL en de rulings hebben we al een heel aantal keren gesproken. Het huidige systeem van interpretatieve vragen is niet decretaal verankerd. Daaruit volgt dat er formeel geen behandelingstermijn is vastgelegd. De Vlaamse Belastingdienst beantwoordt de gestelde vragen doorgaans en meestal binnen de redelijke termijn van één maand. Dat is het streefdoel. Voor complexe dossiers kan het soms zijn dat er iets meer tijd nodig is. Toch hebben we als streefdoel één maand.
Op zich is het niet zo verwonderlijk dat het langer kan duren voor complexe dossiers. Zo beschikt de federale Dienst Voorafgaande Beslissingen wettelijk over een termijn van drie maanden om een voorafgaande beslissing af te leveren. Ook die termijn van drie maanden op het federale niveau is louter indicatief, de aanvrager en de Dienst Voorafgaande Beslissingen kunnen deze termijn in onderling overleg inperken of verlengen.
Bij de behandeling van de interpretatieve vragen geeft de Vlaamse Belastingdienst voorrang aan dringende dossiers, bijvoorbeeld wanneer een akte binnen een bepaalde termijn moet worden verleden of wanneer de termijn voor de indiening van de aangifte van nalatenschap spoedig verstrijkt.
De interpretatieve vragen kunnen van verschillende aard zijn en hoeven geen misbruikelement te bevatten. Ze moeten uiteraard wel de belastingen betreffen die geregeld zijn in de Vlaamse Codex Fiscaliteit. Dat lijkt logisch. Er zijn interpretatieve vragen die over een heel concreet dossier gaan, en er zijn ook vragen die eerder hypothetische situaties beschrijven. In het laatste geval wil de vraagsteller bijvoorbeeld vernemen hoe de Vlaamse Belastingdienst in die hypothetische situaties zou handelen.
De interpretatieve vragen die een concreet dossier betreffen, zijn vergelijkbaar met vragen die in het verleden door de federale Dienst Voorafgaande Beslissingen werden behandeld. Ik kan bevestigend antwoorden op uw vraag of naar aanleiding van een concrete notariële akte die in de pijplijn zit rechtszekerheid kan worden verkregen via het stellen van een interpretatieve vraag, mits het meesturen van het concept van akte en een begeleidende nota omtrent de omstandigheden eigen aan het dossier. In die zin veranderde het huidige informele systeem van voorafgaande beslissingen niets aan het systeem dat gold tot 31 december 2014.
De interpretatieve vragen die eerder hypothetisch zijn en dus niet over een concreet dossier gaan, zijn de vragen die voordien bij de FOD Financiën gesteld werden aan onder meer de ontvangers en het contactcenter.
In een commissievergadering van begin februari 2015 heb ik de mogelijkheid opengelaten tot de oprichting van een Vlaams systeem van voorafgaande beslissingen inzake de materies en bepalingen vervat in de Vlaamse Codex Fiscaliteit. Ik zei toen dat ik de evaluatie wou afwachten, vooral omdat we niet wisten hoeveel interpretatieve vragen we zouden krijgen. Een dienst voorafgaande beslissingen of een rulingdienst moet onafhankelijk kunnen denken. Dan moeten we zien dat het verantwoordbaar is voor VLABEL, volgens efficiëntienormen.
We verwachten dat strikt genomen de vragen die alleen te maken hebben met Vlaamse belastingen, en dus niet gemengd, eerder beperkt zullen zijn. Als dat niet het geval is, zullen we verder zien. Daarom laten we de mogelijkheid op dit ogenblik open.
Uit de evaluatie sinds 1 januari is gebleken dat er naast het huidige systeem van de interpretatieve vragen een reële behoefte is aan een complementaire mogelijkheid tot het verkrijgen van een formele voorafgaande beslissing. Daarvoor moet een gemotiveerde aanvraag worden ingediend die het volgende onder meer moet vermelden: de identiteit van de aanvrager en, in voorkomend geval, die van de betrokken partijen en derden, en de volledige beschrijving van de bijzondere situatie of verrichting. Naast deze formele voorafgaande beslissingen zullen aan de Vlaamse Belastingdienst ook nog andere vragen om informatie die een zekere interpretatie vergen, kunnen worden gesteld.
Tot slot kan ik u meedelen dat wij samen met VLABEL een voorstel van een formeel kader voor voorafgaande beslissingen ter bespreking hebben voorbereid. We zullen dit binnen de Vlaamse Regering bespreken. Daarmee komen we tegemoet aan de bemerkingen over het ontbreken van een ruling.
En ook voor de zogenaamde gemengde dossiers hebben we een oplossing uitgewerkt. Dat is minstens even belangrijk. Dan bedoel ik de vragen die te maken hebben met zowel federale als Vlaamse belastingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om reorganisaties van bedrijven, fusies of splitsingen van vennootschappen, waarbij zowel de federale inkomstenbelastingen als de Vlaamse registratiebelastingen een rol spelen.
Dat heb ik hier ook begin februari besproken. We hebben dat ook besproken met federaal minister Van Overtveldt. De medewerkers hebben nu tekstvoorstellen uitgewerkt. We doen het nodige om die zo snel mogelijk aan het Vlaams Parlement voor te leggen.
Er is de zesde staatshervorming, maar voor een belastingplichtige is het vooral belangrijk dat, als hij in een concrete situatie met een vraag zit, hij één gecoördineerd antwoord krijgt. Daarvoor hebben we samen met de federale collega’s een systeem uitgewerkt. En daarvoor wil ik hen bedanken.
Dus, we starten met het systeem van de interpretatieve vragen. Dat bouwen we geleidelijk uit als de situatie dat vraagt. Ook willen we samen met de federale collega’s voor één advies zorgen, wanneer het om gemengde vragen gaat.
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Minister, ik moet u danken voor uw antwoord, niet enkel omdat het zeer uitgebreid was, maar ook omdat het tegemoetkomt aan heel wat vragen in de praktijk. Dank u. Dit is hetgene waarnaar ik de laatste maanden heb gestreefd. Ik ben heel blij dat er een antwoord komt op mijn vraag die ik vanaf het begin heb gesteld.
De heer Bertels heeft het woord.
Ik heb één ding niet goed begrepen, minister, toen u het had over gemengde dossiers, federaal en Vlaams. U zegt dat er een systeem is uitgewerkt met de collega’s van de federale administratie.
Het systeem is me niet duidelijk. Stel dat Financiën een voorafgaande beslissing neemt, wat doet VLABEL dan?
De tekstvoorstellen worden uitgeschreven. De bedoeling is dat je een vraag kunt stellen als het dossier zich op twee niveaus afspeelt, en dat we dan een gezamenlijk schriftelijk advies geven.
Dus één advies, maar geen voorafgaande beslissing, ook niet federaal?
Dat wil ik even nuanceren. We hebben gekeken naar twee systemen. Gaan we voor de gemengde dossiers, waar een belasting bij is waarvoor wij alleen bevoegd zijn, iemand van ons daarbij zetten? Of gaan we het dossier apart bij ons bekijken? De consensus, laat het mij daarbij houden, was dat het toch beter was om dat dossier apart bij ons te bekijken en daarvoor een bindend schriftelijk advies te bezorgen aan de rulingdienst, zodat er één globale beslissing kan worden genomen voor de belastingplichtige. Zo kan er één beslissing worden gegeven voor de verschillende luiken, over de twee niveaus heen, met alles erop en eraan.
In februari heb ik in de commissie ook gezegd dat we ervoor open staan om te kijken hoe we het systeem kunnen verfijnen. Met de federale collega’s hebben we dan bekeken welk systeem het meest praktisch of haalbaar is, en dit is er nu uit gekomen. Het heeft één doel: de belastingplichtige krijgt één gecoördineerd advies, van VLABEL en de federale Dienst Voorafgaande Beslissingen.
Ik wil nog één aspect meegeven voor de interpretatieve vragen. Bij ons heeft ook meegespeeld dat we het voor de kwaliteitsbewaking naar één centraal punt wilden blijven trechteren. Als we toestaan dat iedereen overal vragen begint te stellen, komen er ook antwoorden in verschillende richtingen. Dan weet je niet waar je uitkomt en kun je de kwaliteit niet bewaken. Daarom hebben we ervoor geopteerd dat interpretatieve vragen via één kanaal komen. Die redenering zat er mee achter.
Dank u wel, mijnheer Van Herreweghe, voor deze zeer interessante en nuttige toelichting.
Zijn er nog vragen?
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Ik wil u ook van harte danken voor de zeer uitgebreide en duidelijke uiteenzetting over de werking en de inhoud van VLABEL. Het was heel verhelderend. Ik heb enkele opmerkingen en vragen, en één netelige kwestie.
Ik heb vastgesteld in de uiteenzetting, bij de overgangsmaatregelen, de werking van de interpretatieve vragen en de eventuele rulingcommissie die in het leven zou worden geroepen, dat VLABEL op dit ogenblik ten dienste staat van de belastingplichtige. Ik wil heel duidelijk zeggen dat we dat ten zeerste appreciëren.
Mijn eerste vraag gaat over de bevoegde rechtbanken. De minister heeft enige tijd geleden, in antwoord op mijn vraag om uitleg, gezegd dat de rechtbanken van Gent de enige bevoegde rechtbanken zijn in het kader van de belastingen van uw diensten. Ik meen nu vernomen te hebben dat dat eigenlijk op vraag is van de Vlaamse Belastingdienst, dat dat uw doel is. Er is het principe van de duidelijkheid, dat één rechtbank beslissingen neemt die altijd in dezelfde zin zijn. Die uniformiteit is in het voordeel van de Vlaamse Belastingdienst, en ook wel in het voordeel van de belastingplichtige die er eventueel mee in aanraking komt. Maar kunnen we dat toch niet combineren met een gedelokaliseerde rechtspraak, waarbij de burger terechtkan op zijn eigen provinciehoofdplaats?
Ik heb in mijn vraag om uitleg het voorbeeld aangehaald van iemand van Maaseik die naar Gent moet rijden, of een advocaat uit Gent nemen, of een advocaat uit Maaseik nemen, die dan naar Gent rijdt. Dat is niet in het voordeel belastingplichtige. Bovendien bestaat het gevaar dat, als een en dezelfde rechtbank daar keer op keer mee bezig is, er een verschraling komt van de rechtspraak en er geen vindingrijkheid meer is.
Daarenboven is er in het federale parlement enige tijd geleden, net na mijn vraag om uitleg hier, een vraag gesteld aan minister Geens, toevallig ook door iemand van de N-VA. De minister heeft toen te kennen geven dat hij wel de mogelijkheid van een gedelokaliseerde rechtspraak wil onderzoeken. Bent u daar voorstander van? Of verzet u zich daar categoriek tegen?
Daarstraks hebt u een hele uiteenzetting gedaan over de termijnen, de inkohiering, het aanslagbiljet dat verstuurd wordt. Dat moet dan betaald worden met die speciale code onderaan op het aanslagbiljet. Nu bestaan er wel mogelijkheden dat een aangifte laattijdig gebeurt. Men vraagt dan een verlenging van de termijn aan, en die wordt ook wel verkregen, maar op dat ogenblik treedt de verhoging van 1 procent in werking. Bestaat op dit ogenblik nog de mogelijkheid om provisies te storten? Destijds was die mogelijkheid er dat men, om aan verhogingen te ontsnappen, al een provisioneel bedrag stortte.
Mijn derde vraag betreft de bindende raming. Die procedure is mij op dit ogenblik niet helemaal duidelijk, en ik denk dat dat niet alleen bij mij het geval is. Vandaag zijn er nog een paar bijkomende vragen in mij opgekomen in verband met die werking. Ik dacht dat er nu een theoretische mogelijkheid was dat men een voorafgaande raming kan vragen, die alleen bindend is voor de administratie. Als ik uw uitleg hoor, meen ik dat die nu nog niet uitgewerkt is.
Op uw slides lees ik: “Dit zal eventueel later in gang gezet worden, na voldoende capaciteitsopbouw binnen de eigen cel Waardering.” U gaat er dus eventueel een bijkomende cel voor oprichten. Of gaat u een beroep doen op de aankoopcomités die zijn overgekomen van het federale niveau?
Als men op dit ogenblik een voorafgaande raming enkel en alleen kan verkrijgen door een beroep te doen op een onafhankelijke expert, die aan bepaalde voorwaarden moet voldoen, zie ik niet in hoe die schatting bindend kan zijn voor de administratie, en niet voor de burger. Ik denk dat die schatting voor beide partijen bindend zal zijn. Kunt u in concreto uitleggen hoe dat op dit ogenblik gebeurt en hoe het systeem van de bindende ramingen in de toekomst zal gebeuren?
Dan kom ik tot het vervelendste punt. Als we te maken hebben met een overgang van het federale naar het Vlaamse systeem, is er vanzelfsprekend een moeilijke organisatie die rond moet worden gemaakt. U hebt zelf al gezegd dat u naar meerdere locaties gaat. Als er personeel moet worden overgeheveld van de ene dienst naar de andere, van het federale naar het Vlaamse niveau, zal dat natuurlijk ook niet zonder kinderziektes gebeuren. Maar ik krijg toch af en toe berichten van ontevreden mensen in mijn bus, en ik wil er u daar enkele van voor de voeten gooien, uiteraard zonder verwijtend te zijn.
Een notaris schreef mij vorige week: “Ik heb nog geen enkel aanslagbiljet in de erfbelasting ontvangen. Dossiers blijven hierdoor geblokkeerd, cliënten worden lastig, om nog niet te spreken van het gemis aan inkomsten voor Vlaanderen.”
Een andere schrijft dat tal van notarissen nog geen enkele kwijting hebben ontvangen van betaalde registratiebelasting. Hij schrijft: “Zo kunnen wij in het notariaat de eigendomstitels van cliënten niet opsturen en de dossiers evenmin afsluiten. Het werk hoopt zich op, onze medewerkers dreigen binnenkort overspoeld te worden als alles massaal gaat binnenkomen.”
Een derde persoon zegt te hebben vernomen dat het personeel bij VLABEL massaal vertrekt of zich ziek meldt: “Ik hoor spreken van een derde dat ontslag zou hebben genomen of ziektedagen opneemt.”
Bent u op de hoogte van die klachten? Wat is de oorzaak daarvan? Op welke termijn kan een en ander verholpen worden, indien dat nodig zou zijn?
De heer Bertels heeft het woord.
Mijnheer Van Herreweghe, bedankt voor de presentatie. Los van de concrete vragen die de heer Lantmeeters gesteld heeft, heb ik nog twee algemene vragen voor u.
Een van de vragen, die ook naar voren komt in de verschillende mails die wij krijgen van notarissen, is op welke wijze u een proactief overleg hebt met bepaalde beroepsgroepen, in dit geval de notarissen. Een deel van de problemen die wij de minister af en toe voor de voeten gooien, hebben immers te maken met mankementen in de processen. Is er op dit moment zo’n proactief overleg, zoals dat vroeger bestond bij Financiën? Hoe is dat georganiseerd? Bereikt dat iedereen?
We hebben al eens een discussie gehad over de concentratiebeweging die VLABEL heeft gedaan ten aanzien van de federale standplaatsen. Ook daarover krijgen we vanop het terrein al dan niet terechte klachten, vergelijkbaar met wat de heer Lantmeeters aanhaalde over de bevoegde rechtbanken. Ik krijg mensen over de vloer die zeggen dat ze nu 20 kilometer verder moeten rijden om x of y te doen. Ze krijgen dan het antwoord dat ze het ook digitaal kunnen doen, maar dan zijn ze nog meer in de war.
De heer Schiltz heeft het woord.
Collega Bertels heeft het opstapje gemaakt naar e-government, het digitale loket en de digitale werking van VLABEL. Daar is nog veel werk voor de boeg, minister. Hebt u al een zicht op de voortgang die daar geboekt wordt?
Wat betreft de automatisering, lijkt het mij aanbevelenswaardig dat een aantal vrijstellingen voor bepaalde doelgroepen automatisch toegekend worden, en dat die niet altijd specifiek gevraagd moeten worden. Dat zijn zo een aantal van die administratieve handelingen die kunnen vermijden dat mensen foute brieven sturen of ergens op een belastingdienst uitleg moeten gaan geven. Dat kan veel werk uitsparen.
Verder zien wij de ontwikkelingen rond de rulingdienst uiteraard met argusogen op ons afkomen. Graag ontvangen wij een stand van zaken daarover. Wanneer worden daar verdere stappen in gezet?
De meeste vragen die hier gesteld zijn, hebben we eigenlijk al in de commissie besproken. Het valt mij op dat dit een beetje een samenvatting is van de afgelopen twee, drie maanden. Maar de opmerkingen die de heer Lantmeeters maakte, zijn toch wel zorgwekkend. Ik weet niet of de minister die kan bevestigen of ontkennen. We zitten met een belastingdienst die een zeer vakkundige organisatie heeft. Ook de codex is een mooi werkstuk. Het is nu wel het moment dat alles ‘up and running’ moet zijn en op kruissnelheid moet komen. Dat is niet het moment dat je met wegvallend personeel of grote verschuivingen kunt kampen. Dat zou een tegenvaller zijn voor het op punt stellen en op kruissnelheid brengen van de Vlaamse Belastingdienst.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Collega’s, u weet dat wij zo open mogelijk tegenover deze operatie staan. We houden daarbij een aantal zaken voor ogen. We willen uiteraard de processen automatiseren, efficiënter maken en stroomlijnen. Maar zoals blijkt uit wat de heer Van Herreweghe zei over de overgangsmaatregelen, zijn we ook niet blind voor de soms al dan niet tijdelijke problemen die er zijn. Ik verwijs bijvoorbeeld naar de interpretatieve vragen en de ruling. We proberen daar heel goed te monitoren. Het is logisch en goed dat je bij de start van zo’n operatie heel goed weet waar je naartoe wilt, maar dat je dat ook met een open vizier doet.
Voor de vragen in verband met de personeelsproblematiek verwijs ik naar de heer Van Herreweghe. Ik heb vorige week al gezegd dat ik die cijfers niet meteen bij de hand had. Ik hoop dat hij er wat meer over kan zeggen.
Wij hebben heel intensief contact met het notariaat, maar ook met andere beroepsgroepen. We hebben dat contact ook gehad tijdens de voorbereiding van deze operatie. Natuurlijk dekken beroepsgroepen niet altijd iedereen en verwoorden zij niet altijd de mening van alle mensen. Daarom kijken wij daarnaast ook met een open vizier naar alle individuele mails die wij binnenkrijgen. We proberen daar duidelijke en goede antwoorden op te geven, en er vooral ook uit te leren. Vergeet niet dat dit een operatie is waarbij bijna vierhonderd mensen ingekanteld zijn in VLABEL. Ook voor VLABEL is het vaak een middenweg zoeken tussen de manier waarop je gewoon bent te werken en de extra bevoegdheden die erbij komen.
De debatten die we hier de voorbije weken al gehad hebben, waren ook telkens constructief en open, en met open vizier. Zo willen we dat hier ook aanpakken, weliswaar met duidelijke lijnen en duidelijke regels. We willen informatiseren, maar we proberen ook om niet met oogkleppen op te lopen. Natuurlijk is er ook wel een andere manier van werken. We hebben een heel andere insteek dan op het federale niveau, waar er een veel breder systeem was, dat ook nog veel meer op papier was.
Ik wil vooral benadrukken dat we duidelijk weten waar we naartoe willen, maar dat we ook open staan voor opmerkingen die wijzen op iets structureels dat wij misschien over het hoofd hebben gezien of waarvan we denken dat er misschien nog andere manieren zijn. De heer Van Herreweghe zal wellicht nog meer concrete antwoorden kunnen geven.
Ik wil nog even inpikken op de opmerking van de minister dat de operatie niet mag worden onderschat. Met de aankoopcomités erbij zijn er bijna 470 mensen overgekomen van de federale administratie naar de Vlaamse Belastingdienst. U moet ook weten dat wij in anderhalf jaar tijd volledig hebben moeten heropbouwen, doordat we zo goed als niets – qua software of toepassingen gewoon letterlijk niets – meegekregen hebben. Ook wat betreft de toegang tot databanken worden wij van zo goed als alles afgesloten. De federale administratie laat ons niet toe op hun systemen, met geen enkele belastingambtenaar, ook al zijn het hun vroegere ambtenaren. Wij mogen op geen enkele toepassing van de federale administratie nog binnen. U moet dus goed begrijpen dat wij alles volledig ‘from scratch’ moeten heropbouwen.
U verwees daarnet naar de passage uit mijn uiteenzetting dat we eerst verder aan capaciteitsopbouw moeten doen. Wel, wij waren ervan uitgegaan dat we gewoon op hun bestaande databank consultaties zouden kunnen blijven doen inzake verkoopwaarden en referentiepunten. Maar dat mag dus niet. Voor ons is het dus de facto onmogelijk om in een belastingdossier naar een belastingplichtige te gaan met een gedegen verantwoording van waarom wij tot een bepaalde waardering komen, als we daar geen enkel referentiepunt aan kunnen toevoegen dat gestoeld is op een databank waar dat als correct en objectief in weergegeven is.
Dat betekent dat we nu eerst gedurende anderhalf tot twee jaar zelf systematisch gegevens moeten bijhouden in een databank, om op die manier een referentiedatabank te kunnen uitbouwen en ter beschikking te hebben om zelf die bindende schattingen te kunnen doen.
U hebt daarnet zelf verwezen naar het artikel in onze codex. Dat was ook zo afgesproken met het notariaat, dat vragende partij was om aan ons, als belastingadministratie, een bindende raming te kunnen vragen. Wij hadden dat ook toegezegd. We moeten er toch naar kijken, dus kunnen ze evengoed op voorhand aan ons vragen wat de waarderingen zijn voor die en die onroerende goederen die in een aangifte moeten komen – ik heb het dan over de erfbelasting, niet over de registratie. Maar toen waren we er nog altijd van uitgegaan dat we dat uit die federale databank zouden kunnen halen. Op een zeker moment moesten we dan vaststellen dat dat niet mag. Toen stonden we natuurlijk met de billen bloot. We moesten het op zijn minst uitstellen, maar wilden ook proberen om een zo goed mogelijk alternatief te zoeken.
En dan zijn we op de piste gekomen van de landmeters-experten. We hebben beslist om met hen, als belangrijke beroepsgroep, samen te zitten en een kwaliteitscharter af te spreken. Voor ons is het in die mate bindend dat we ervan uitgaan dat iemand die het kwaliteitscharter ondertekend heeft, het op een correcte en waarheidsgetrouwe manier gaat doen.
Het is niet absoluut bindend, dat wil ik erbij zeggen. Als we ondervinden dat er echt een waardering bij zit die ons een aanfluiting van de werkelijke waarde lijkt, dan kunnen we nog altijd overrulen en beslissen om voor onze eigen waardering te gaan. We kunnen dit doen, niettegenstaande er een externe schatting werd gemaakt door een landmeter-expert, eventueel een erkende landmeter-expert. Laat dat duidelijk zijn.
Uiteraard willen we de bindende ramingen zo rap mogelijk in werking laten treden. We moeten er dan wel voor zorgen dat we er intern de capaciteit voor hebben. Maar we moeten er vooral ook de referentiedatabank tegenover kunnen zetten die we nodig hebben om die bindende ramingen te maken.
Het overleg met de beroepsgroepen was er permanent. In heel het voorbereidingstraject hebben we op regelmatige tijdstippen samengezeten met de studiedienst van het notariaat. We hebben dingen uitgepraat, overlegd, afspraken gemaakt en compromissen gesloten. Natuurlijk weet ik dat niet alle notarissen even gelukkig zijn met de standpunten die finaal uit het overleg zijn gekomen.
We hebben permanent op twee niveaus moeten onderhandelen. Aan de ene kant deden we dat met de FOD Financiën om tot een samenwerkingsprotocol te komen. Aan de andere kant deden we dat ook met het notariaat om hen als heel belangrijke instrumenterende ambtenaren, derden, in heel dat proces mee te krijgen met het oog op een zo goed mogelijk draagvlak voor heel deze operatie. Ik meen dat we daar al bij al vrij goed in geslaagd zijn. Ik weet dat niet iedereen er onverdeeld gelukkig over is. Verandering wekt altijd moeilijkheden op bij sommige mensen.
U mag ook de enorme schaal van de operatie niet vergeten. Sommigen denken dat we bij de federale overheid een kabel kunnen uittrekken om die bij ons in een computer te steken. Gegevensuitwisseling: niets! Wij moeten alles op papier overkrijgen van de federale administratie. We moeten dan alles bij ons weer verwerken: inputten, inscannen, elektronische dossiers van maken enzovoort.
Ik herhaal wat ik al heb gezegd over het elektronisch binnen krijgen van registratierechten en akten. We hebben de eerste akten binnen gekregen op 21 januari. De volgende dag kregen we 37 akten. We zouden er 900 per dag binnen moeten krijgen. Zo is dat aantal geleidelijk aan gestegen. Uiteraard moeten ze eerst bij ons binnen komen en dan verwerkt worden.
Ik kom tot een tweede groot probleem. Er werd opgemerkt dat er nog geen aanslagbiljetten inzake erfbelasting zijn.
We hadden een draaiboek gemaakt. Daarin hadden we voorzien dat we voor de registratiebelasting ten vroegste vanaf februari aanslagbiljetten zouden kunnen versturen. We wisten sowieso dat er in januari zo goed als niets binnen zou komen, of zeker vertraagd. Wij moeten ze dan ook nog kunnen verwerken. We wisten dat we pas vanaf februari aanslagbiljetten zouden kunnen versturen.
Inzake erfbelastingen wisten we dat we alles op papier zouden krijgen. Eer dat allemaal verwerkt is bij ons, gescand en zo meer, tot elektronische dossiers… Onze mensen moeten ook opgeleid worden. Ze moeten in een nieuwe computertoepassing werken met een nieuw berekeningsprogramma en met een nieuw softwarepakket. We wisten dat we sowieso met een opleidingstraject zaten en zitten. We zijn ervan uitgegaan dat we ten vroegste eind februari, begin maart aanslagbiljetten zouden kunnen versturen.
Dat het personeel massaal ziek is, dat is een complete kwakkel. Het absenteïsme is vandaag niet hoger dan vroeger. Ik weet niet van waar dit komt, maar ik heb dit ondertussen al een paar keer gehoord. De mails die werden voorgelezen, heb ik ook gekregen. Ik weet niet van waar ze komen, maar het bericht is een complete kwakkel, het klopt niet.
Ondertussen werd al een groot deel ingekohierd. We zijn nog bezig met het verwerken van registratieakten van januari. Maar dat wisten we. We wisten dat er een stuk vertraging op zou zitten.
We zijn volop bezig, de trein is vertrokken. Voor de erfbelasting zijn de eerste kohieren afgehandeld en de eerste aanslagbiljetten zijn begin maart buiten gegaan.
Vanaf nu gaan we, zoals gepland, in de eerste helft van dit jaar het inhaaltraject moeten doen. De doelstelling van ons draaiboek is om die inhaalbeweging tegen medio 2015 af te ronden. Als we dat kunnen doen en we op die manier de ontvangsten van de Vlaamse schatkist kunnen garanderen, hebben we een heel belangrijke doelstelling gehaald.
U mag niet vergeten inzake de ontvangsten dat daar waar vroeger direct moest worden betaald, wij sowieso een stuk vertraging in de betaling hebben. We geven ten eerste uitstel van betaling op de erfbelasting van twee maanden. Bovendien sturen we voor de registratierechten het aanslagbiljet pas na de registratieformaliteit door.
Het is belangrijk voor u als commissie Financiën en Begroting om te weten dat wat de ESR-matige aanrekening voor de Vlaamse begroting betreft, het effectieve cashmoment niet de cash-in van de ontvangst is, maar dat het vastgesteld recht, dus het momentum waarop het aanslagbiljet wordt uitgestuurd, bepalend is voor de aanrekening van de ontvangsten die finaal in het ESR-vorderingensaldo zullen worden meegenomen.
Betekent dit dat we daar een verschuiving met twee maanden krijgen?
Voor de Vlaamse begroting zal de rekening gemaakt worden op het einde van het jaar. Als er in de loop van het jaar een verschuiving van maanden zit – en die zal er zitten, dat is zo – is dat niet problematisch. Het is gewoon op het einde van de rit dat we ervoor moeten zorgen dat we de inhaalbeweging hebben afgerond en dat alle aanslagbiljetten die verstuurd moeten worden, verstuurd zijn. Daar mag geen vertraging op zitten.
Dat was de reden van mijn vraag. U zei dat de inhaalbeweging tegen medio 2015 afgerond zou moeten zijn. U denkt dus ESR-matig geen risico te lopen tegen het einde van het jaar?
Het is ESR-matig dat we de inhaalbeweging kunnen maken. Zeker tegen het einde van het jaar moeten we die kunnen afronden zodat we geen problemen hebben inzake het ESR-vorderingensaldo. We zullen dit zeker opvolgen. De minister is daar even bezorgd over als u. We zullen dit zeker heel goed opvolgen.
Ik kan u geruststellen. Voor de registratie staan we uiteraard al verder wat de inkohiering betreft. Met de erfbelasting zijn we volop bezig. De volumes die gedraaid moeten worden, worden stilaan gedraaid. Dat betekent dat we vanaf nu de inhaalbeweging kunnen inzetten om die tegen de zomer te proberen afronden. Dat is onze doelstelling.
Er was een vraag over de bevoegde rechtbanken. Het is niet dat we het niet willen, het heeft voor een stuk te maken met de keuze voor Aalst als productiezetel. Vroeger waren het bij de FOD Financiën de individuele Ontvangers met hun ambtsgebieden die dingen uitstuurden. Ik moet het nog eens navragen. Ik ben immers geen jurist van opleiding, maar economist. Men heeft me altijd uitgelegd dat de keuze van Aalst als productiezetel voor het inkomen en uitsturen van alle aanslagbiljetten mee bepalend is voor de rechtbank die bevoegd is. We zouden natuurlijk ook aan ons organisatiemodel kunnen sleutelen om wat u voorstelt te kunnen realiseren, maar ik weet niet of het sop de kool waard is.
Verkeersbelastingen en onroerende voorheffing leiden tot veel meer rechtszaken dan erfbelastingen of registratiebelastingen. Temeer daar we nu een bijkomende stap hebben met het formeel bezwaar: dat komt er bij ons bij in vergelijking met de federale administratie. Het zijn niet zo veel dossiers. We hebben het opgezocht. Ik ken de cijfers niet meer uit het hoofd, maar de aantallen waren heel klein. We kunnen ons dan de vraag stellen of het niet beter is om in één fiscale rechtbank te zitten waar men het systeem kent.
Ik wil het ook nog eens hebben over het aspect van de burgers bij de centralisatiebeweging. Ik hoor graag wat u vertelt, het lijkt dan inderdaad alsof de burger tekort wordt gedaan. De vraag is echter welke burger in het licht van erfbelasting of registratiebelasting in contact komt met de belastingadministratie. Ook dat hebben we op voorhand heel goed nagekeken vanuit de bezorgdheid of de concentratiebeweging een probleem zou zijn voor de burgers.
We hebben vastgesteld dat inzake registratiebelasting de burger niet tussenkomt in het proces. Het proces verloopt via de notaris. Dat zijn professionele mensen. Zeker de nieuwe generatie is, ook dankzij de associaties die worden gemaakt, steeds beter informaticatechnisch uitgerust. Wij zijn overgeschakeld van papieren akten op elektronische akten. Vroeger moesten de notarisklerken om de zoveel tijd met al die akten naar de registratiekantoren lopen. Ook dat is verleden tijd. Of we ze nu 2 kilometer ver sturen, of 20 of 40 kilometer: via de elektronische weg kan dat het verschil niet maken.
Inzake de registratiebelasting komt de burger dus niet tussen in het proces, want alles verloopt via de notaris, behalve wanneer een tekortschatting wordt vastgesteld. Ik heb het daarnet verteld. Als er een eerste afrekening gebeurd is, maar we moeten navorderen, dan zal dat rechtstreeks bij de belastingplichtige zijn. En dan kan er misschien een contact zijn. Maar dat is niet de normale gang van zaken.
Inzake erfbelasting zijn we gaan vragen bij de FOD Financiën hoeveel mensen daarvoor langskomen en dat nog zelf doen. Het antwoord was dat 10 tot 15 procent van de mensen er iets over komt vragen. Eigenlijk is dat niet waar. We hebben nu een systeem waarbij een afspraak met ons kan worden gemaakt om daarover te praten. We zeggen: kom gerust af, we hebben spreekkamers waar fiscaal deskundigen u te woord zullen staan om de zaken met u te bekijken. Er worden bijna geen afspraken gemaakt. We stellen vast dat bijna iedereen daarvoor een expert inschakelt, meestal een notaris of een fiscaal advocaat of een boekhouder. Ook daar is het meer theorie dan praktijk dat mensen er zelf nog mee naar kantoren lopen, dat ze het zelf willen doen. Ik meen dus dat het geen probleem is dat we de concentratiebeweging hebben ingesteld. Die spoort trouwens bijna volledig met wat de FOD Financiën gedaan heeft. Veel verschil zal er in de praktijk niet zijn.
Ik herhaal dat we zorg hebben voor de burger, voor de belastingplichtige. We hebben dit eerst nagegaan en de praktijk bevestigt alleen maar dat zo goed als niemand zelf nog tussenkomt. Zo goed als alles verloopt via professionele mensen. Ik blijf dus bij mijn stelling dat het meer theorie is dan praktijk.
Er was ook een vraag over de provisies. Het antwoord is dat er geen meer gestort kunnen worden. We willen dat ook niet, het staat volledig haaks op ons organisatiemodel. Met provisies zit je altijd met het probleem dat het geld is dat wordt gestort op een rekening waarna alles manueel moet worden uitgezocht. Er is geen identieke sleutel beschikbaar om het op de ene of de andere manier aan een dossier te linken.
Dat is een van de redenen waarom we in de erfbelasting zo lang gewacht hebben met het uitsturen van aanslagbiljetten. Ik heb daarstraks gezegd dat alles moest worden verwerkt en ingescand. Het zijn dozen en dozen vol papieren dossiers, feitelijk kasten en kasten vol. Tegelijkertijd hadden we ook 60 tot 70 miljoen euro aan spontane betalingen van mensen die nog volgens het oude systeem redeneerden. Ook werden er nog provisies gestort bij de FOD Financiën: die werden gewoon doorgestort naar ons, maar zonder enige referentie. We hebben geoordeeld dat het verstandiger was om eerst te proberen alles inzake dat geld dat op die wachtrekeningen staat, uit te puzzelen en aan te boeken, en om pas daarna aanslagbiljetten uit te sturen. Hadden we dat niet gedaan, dan zouden we foute aanslagbiljetten uitgestuurd hebben. De mensen zouden dan zeggen: “ik had toch al een bedrag gestort, die dommeriken weten dat daar niet, wat is dat nu?” We hebben er daarom voor geopteerd om eerst zo juist mogelijk te kunnen aanboeken en om daarna pas een aanslagbiljet uit te sturen. Op die manier kunnen we de burger zo veel mogelijk rechtszekerheid geven.
De heer Bertels heeft het woord.
Het is mogelijk dat het volledig verkeerd heb, maar ik denk het niet. Volgens mij is in het kader van het samenwerkingsfederalisme onder meer de algemene afspraak gemaakt dat de federale overheid haar gegevens ter beschikking van de deelstaten zou stellen. Dit past binnen de zesde staatshervorming. Ik weet niet of het mogelijk is, maar ik zou in het licht van dit samenwerkingsakkoord graag weten tot welke databanken VLABEL geen toegang krijgt. Ik vind dat dit een principiële kwestie, behalve als er wettelijke beletsels zouden zijn. Wetten zijn er om te worden toegepast en aangepast. Volgens mij moeten we die informatie krijgen. Dit gaat in tegen het principe dat is afgesproken in de beruchte werkgroep van het Uitvoeringscomité voor de Institutionele Hervormingen (Comori). Daar is uren over gediscussieerd. Toen is gesteld dat er geen probleem was. Nu blijkt dat er wel een probleem is.
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Minister, mijn vraag gaat eigenlijk in dezelfde richting. Welke motivering is gebruikt om het gebrek aan bekendmaking van de inhoud van de databanken te verantwoorden? Hoe is gemotiveerd dat er geen inzage kon zijn of dat de gegevens niet konden worden bekendgemaakt?
Ik wil het ook over een nieuw element hebben. U stelt momenteel een eigen databank met eigen gegevens samen. Die databank zal voor het beleid worden gebruikt. Ik weet dat de FOD Financiën met betrekking tot schenkingen en successies in het verleden enkel gegevens bijhield over de personen die een schenking of erfenis ontvingen. De FOD Financiën heeft nooit bijgehouden aan welk tarief dit geld werd ontvangen. Er werd wel bijgehouden of het, bij wijze van spreken, naar broer en zus ging. Er werd echter niet bijgehouden hoeveel in de eerste, tweede of derde schijf werd ontvangen. Wordt die informatie momenteel op dezelfde wijze bijgehouden? (Opmerkingen van minister Annemie Turtelboom)
Nu wordt het tarief ook bijgehouden. Indien dit niet het geval zou zijn, zou ik nu een oproep lanceren om dit ook per tarief bij te houden. Er zijn schenkingen van oom aan neef in de hoogste categorie, met een tarief van 80 procent. Indien we vragen wie ooit aan 80 procent heeft geschonken, krijgen we steeds te horen dat we het niet weten en dat die informatie niet wordt bijgehouden. Sinds 1 januari 2015 wordt dit wel bijgehouden.
Bestaat theoretisch de mogelijkheid om een beperkte databank met betrekking tot de schenkingen in het verleden op te stellen? Dit kan waarschijnlijk niet. (Opmerkingen)
Minister, uw blik was duidelijk.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Mijnheer Lantmeeters, we zullen u de informatie over de exacte databanken schriftelijk bezorgen. We werken hieraan. We hopen dat dit op een bepaald ogenblik zal worden gedeblokkeerd. Zoals ik al eerder heb verklaard, is het niet altijd een kwestie van slechte wil. Soms lukt het gewoon niet wegens technische problemen en dergelijke. Het ontbreken van een aantal gegevens vormt voor de werking van de VLABEL echt een groot probleem.
We houden het tarief nu zelf bij. Een reconstructie van het verleden is eigenlijk haast onmogelijk. Dat zou een titanenwerk zijn. Indien we erin slagen dit vanaf nu te doen, hoop ik toch dat we na een bepaalde periode over wat betrouwbaar statistisch materiaal zullen beschikken.
Dit materiaal kan dan worden gebruikt om trendreeksen te berekenen. Dit is in verband met deze problematiek zeker van belang. We moeten nagaan hoe het systeem in verband met de erfbelasting evolueert. Op een bepaald ogenblik zullen we dit systeem misschien moeten aanpassen. De mensen zullen misschien andere noden hebben. De leeftijd heeft hiermee te maken. De mensen worden steeds ouder. Op zich is dit een zeer goede zaak. Het betekent misschien ook dat de mensen anders met hun erfenis zullen omgaan en zich anders zullen gedragen.
Het zal wat tijd kosten voor we trendreeksen kunnen berekenen. Dit kan niet op basis van de gegevens van twee maanden of zelfs van een jaar. We bouwen aan een model dat ons op termijn zal toelaten echte statistische modellen te berekenen. Op die manier zullen we goed beleidsvoorbereidend werk kunnen leveren.
Mijnheer Lantmeeters, u hebt een pijnpunt aangehaald. We hebben hier onlangs een debat gevoerd over de schenkingsrechten in verband met onroerende goederen. Indien ik de vraag krijg hoeveel onroerende goederen worden geschonken, moet ik toegeven dat ik het niet weet. Met betrekking tot de bouwgronden hebben we die informatie. Met betrekking tot de onroerende goederen kennen we enkel een totaalbedrag. We weten niet over welke onroerende goederen het gaat.
Hoe fijner de gegevens zijn waarover we beschikken, hoe beter beleidsvoorbereidend werk we kunnen leveren. Het gaat hier immers om een belastingproblematiek. Het gedrag van de mensen wordt soms onbewust gestuurd. Dit geldt minder voor deze problematiek en meer voor de verkeersbelasting. Belastingen sturen vaak het gedrag. We moeten dan ook weten of we het gedrag met bepaalde beslissingen op de juiste wijze sturen.
Ik dank de heer Van Herreweghe en zijn collega uitdrukkelijk voor de toelichting. Zijn nuttige toelichting heeft ons meer kijk gegeven op de belangrijke administratie die VLABEL is.
De gedachtewisseling en de vraag om uitleg zijn afgehandeld.