Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Vraag om uitleg over structurele onbestuurbaarheid van gemeenten
Verslag
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, op 13 januari hebben we in deze commissie een discussie gehouden over de structurele onbestuurbaarheid van lokale besturen. U hebt zich toen geëngageerd om tegen de zomer een evaluatie te doen van artikel 47bis van het Gemeentedecreet. Enkele dagen na onze discussie volgde het eerste arrest van de Raad van State, over de onbestuurbaarheid in Putte en een maand later een tweede arrest, over de onbestuurbaarheid in Denderleeuw.
In beide gemeenten werd de procedure waarin wordt voorzien in artikel 47bis van het Gemeentedecreet, volledig doorlopen. In beide gemeenten werd er bij de Raad van State verzet aangetekend tegen de beslissing van de gemeenteraad om over te gaan tot de aanstelling van een nieuw college van burgemeester en schepenen. De Raad van State schorste in zijn arrest telkens met hoogdringendheid de tenuitvoerlegging van de beslissing van de gemeenteraad omdat volgens de Raad van State niet werd aangetoond dat de gemeenteraad terecht de structurele onbestuurbaarheid had vast gesteld.
De Raad van State stelt in beide arresten dat “(...) de regeling van art 47bis opgevat is als een uitzonderlijke procedure die, zoals de waarborgen ter voorkoming van misbruiken benadrukken, met zeer grote omzichtigheid moet worden toegepast. In dat licht lijkt er van een structurele onbestuurbaarheid alleen sprake te zijn ingeval het bestuur van de gemeente gedurig, duurzaam onmogelijk blijkt, stokt, op zwaarwichtige punten spaak loopt. Dit moet gestaafd worden aan de hand van voldoende, objectief verifieerbare gegevens die van de concrete realiteit van die ‘structurele onbestuurbaarheid’ doen blijken.” De structurele onbestuurbaarheid is een feitelijke aangelegenheid die met voorbeelden uit de praktijk van het bestuur van de gemeente bewezen moet worden.
Vervolgens stelt de Raad van State in zijn arrest ook nog letterlijk dat het niet volstaat dat een meerderheid in de gemeenteraad de structurele onbestuurbaarheid proclameert of dat de hele procedure volledig is doorlopen. Bij het zoeken naar wat dan wel moet worden verstaan onder een structurele onbestuurbaarheid, past het volgens de Raad van State alleszins acht te slaan op de verklaringen van de bevoegde minister bij de parlementaire voorbereidingen, en die doen blijken dat niet het geval wordt beoogd van een dissidente schepen of van een split van een meerderheidspartij waarbij de gemeente bestuurbaar blijft. Wel worden uitzonderlijke gevallen van blokkering beoogd, als daar zijn het geval van de gemeente die drie jaar op rij met voorlopige twaalfden werkt en dus geen begroting meer rond krijgt of van een gemeente waar het college het permanent en langdurig niet eens geraakt.
Minister, aangezien het artikel van het Gemeentedecreet geen duidelijk afwegingskader geeft om de onbestuurbaarheid te beoordelen, heeft de Raad van State zich blijkbaar heel principieel opgesteld. Dat gaat zeer ver: zolang er een college vergadert, zelfs al is dat zeer miniem, zolang er een gemeenteraad bijeenkomt om bepaalde beslissingen te nemen, zelfs al zijn die hoogst noodzakelijk of gebeuren die met wisselmeerderheden, wordt er volgens de Raad van State bestuurd.
Gevolg is natuurlijk dat coalitiepartners die uit de boot vallen, volgens mij nog meer gemotiveerd zullen zijn om naar de Raad van State te stappen en dat het vooral heel moeilijk wordt om onbestuurbaarheid vast te stellen die de toets van de Raad van State doorstaat, tenzij men de gemeente echt volledig in de soep laat draaien en ze werkelijk niets meer doet.
Minister, u hebt gezegd dat u een evaluatie gaat doen. Ik neem aan dat u dit meeneemt in uw evaluatie. Maar los van de evaluatie, heb ik een bijkomende vraag: wat zijn de gevolgen van dat standpunt van de Raad van State voor de verdere bestuurbaarheid van de gemeenten?
De heer Maertens heeft het woord.
Voorzitter, er is al veel gezegd, ook over het bewuste artikel 47bis, in de commissie en ik denk ook eens in de plenaire vergadering. Er zijn een aantal concrete gevallen bekend. Collega Robeyns heeft ze geduid.
Wat vooral opvalt, is dat de procedure en vooral de cases tot veel vragen leiden. Vooral wordt de vraag gesteld of deze procedure wel tot de oplossing leidt die men ooit beoogd heeft, namelijk het opnieuw installeren van de bestuurbaarheid, als we dat zo mogen noemen.
Er zijn ook heel wat problemen als je de uitspraken van de Raad van State leest, waar de Raad van State het begrip structurele onbestuurbaarheid hanteert op een manier die ertoe leidt dat de procedure in de praktijk nagenoeg onbruikbaar wordt, zowel voor de mensen actief in die gemeenten als voor de gouverneurs als voor de decreetgever. Dat leidt tot het perverse effect dat men die onbestuurbaarheid zelf kan organiseren om tot bewuste oplossingen te komen wanneer er weinig vertrouwen is onder de coalitiepartners en dergelijke. Maar als je de strikte interpretatie van de Raad van State leest, dan moet je al heel lang niet naar colleges gaan, en als dat college niet kan plaatsvinden, dan moet je zelfs twee of drie jaar met voorlopige twaalfden werken. Met andere woorden, als die rechtspraak gehandhaafd blijft, zullen we nooit tot een uitspraak komen aangaande die structurele onbestuurbaarheid.
Nu hadden we vorige week een gedachtewisseling met de gouverneurs over hun jaarrapporten. Ze gingen, misschien een beetje te vroeg, toch in op de notie structurele onbestuurbaarheid en de vraag die zij als gouverneur gekregen hebben over de evaluatie van deze problematiek, wellicht in het kader van dat evaluatierapport waarvan ook sprake, dat u hebt besteld bij het Agentschap voor Binnenlands Bestuur over de notie structurele onbestuurbaarheid van gemeenten.
Wij zijn zeer benieuwd naar de stand van zaken van dat rapport. Dat is meteen mijn eerste vraag. Als u al kennis hebt van de inhoud van dat rapport, wat zijn dan de belangrijkste conclusies en aanbevelingen die er worden geformuleerd?
Gouverneur Berx van Antwerpen, die optrad als woordvoerder van de verschillende gouverneurs, gaf immers duidelijk aan dat de gouverneurs er geen voorstander van zijn om verder te gaan met de huidige procedure. Ze hebben zelfs het voorstel van de constructieve motie van wantrouwen al eens op tafel gegooid.
De heer Doomst heeft het woord.
Minister, wij waren wel onder de indruk van het wenkbrauwengefrons van de gouverneurs toen het over dat onderwerp ging. We hebben het hun ook expliciet gevraagd, en hebben vijf keer dezelfde reactie gekregen dat dit inderdaad niet het beste instrument is.
Ik heb dan gesuggereerd om u niet te stalken met vragen, maar ik kon collega Maertens niet tegenhouden om het toch te doen – van collega Robeyns begrijp ik dat wel.
U hebt de vorige keer gezegd dat dit dossier aan evaluatie toe is. Je kunt onbestuurbaar worden, maar je kunt het ook onbestuurbaar maken, en wij hebben de indruk dat op dit ogenblik het tweede wat overheerst. Ik wil u dus niet opjagen met nog eens een vraag, maar als collega Maertens dat mag, mag ik het ook. Bent u de evaluatie al voorbij, en in hoeverre bent u aan implementatie toe?
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Robeyns, we hebben deze discussie inderdaad al gevoerd in de commissievergadering van begin januari. Het gaat concreet over vijf gemeenten: Turnhout, Putte, Denderleeuw, Borgloon en Tienen. Ik heb toen gezegd dat het mij goed leek om een evaluatieopdracht te geven aan het Agentschap voor Binnenlands Bestuur, om te kijken of artikel 47bis ja dan neen een goed instrument is.
De heer Doomst heeft, overigens net als alle gouverneurs, de indruk gegeven dat dit toch niet het beste instrument is, zoals het momenteel omschreven is in het Gemeentedecreet, en ik ben het daar wel mee eens.
Het agentschap heeft vervolgens advies gevraagd aan de gouverneurs – maar daar hebben jullie vorige week al over kunnen praten –, aan het Expertisecentrum van de Gemeentesecretarissen, aan de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en aan een aantal academici, te weten professor Ackaert van Hasselt, professor Reynaert van Gent en professor Dujardin van Brussel.
Ik heb inderdaad gezegd dat ik de resultaten van de evaluatie tegen de zomer verwachtte, maar ik heb een overijverige topambtenaar onder mij, namelijk de heer Decoster, die er zeer snel werk van heeft gemaakt. En ‘zeer snel’ betekent hier niet ‘zeer slecht’, integendeel. Ik heb het rapport net ontvangen, dus ik stel voor dat ik het meteen ook digitaal overmaak aan alle leden van de commissie. Als jullie dat wensen, kunnen we daar dan op een toekomstige zitting een bespreking aan wijden.
Het is goed dat het rapport er is. Ik weet ook dat de heer Decoster er persoonlijk heel veel tijd en energie in heeft gestopt, waarvoor dank. Dit is immers iets dat we niet te lang mogen laten aanslepen. Het is tijd voor een of andere conclusie. Ik wil niet vooruitlopen op de conclusies van de evaluatie, maar het is wel goed om nu een conclusie te trekken.
Mevrouw Robeyns, u vraagt welke gevolgen het standpunt van de Raad van State vraagt. Het grote probleem is dat de decreetgever in het verleden het begrip ‘onbestuurbaarheid’ niet heeft gedefinieerd. Er zijn drie arresten geweest, twee met betrekking tot de gemeente Denderleeuw, een met betrekking tot de gemeente Putte. Daarin hebben ze gezegd dat de onbestuurbaarheid niet voldoende aangetoond is. Dat leidt natuurlijk tot vreselijke situaties, want in welke mate moet je dan actie ondernemen om de graad van onbestuurbaarheid aan te tonen? In mijn ogen kan dat niet leiden tot een situatie dat je bijvoorbeeld geen jaarrekening en meerjarenbegroting en dergelijke meer kunt goedkeuren. Als we met die constructie verder gaan, denk ik dat we nog heel veel dergelijke gevallen zullen tegenhouden.
Ik wil nog meegeven dat Turnhout de enige van de vijf gemeenten is waar de onbestuurbaarheid is opgelost, net doordat ze daar niet naar de Raad van State zijn gestapt. In de andere vier gevallen is men wel naar de Raad van State gestapt. Dat is toch belangrijk om mee te nemen.
Ik zal de uitspraken van de Raad van State uiteraard niet tegenspreken, maar ik denk wel dat de interpretatie van de definitie van onbestuurbaarheid tot nog grotere bestuurlijke problemen leidt.
In ieder geval, voorzitter, zal ik het evaluatierapport vandaag nog overmaken aan de commissiesecretaris, zodat hij het kan verspreiden. Dan kunnen we daar misschien te gepasten tijde een grondig debat over voeren.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord en uiteraard ook voor het snelle rapport. Het is inderdaad noodzakelijk dat we daar niet te lang mee wachten, want we zitten in een situatie waarbij we de onbestuurbaarheid, die we wilden oplossen met het decreet, in de praktijk eigenlijk nog erger maken.
U wijst erop dat Turnhout de enige gemeente is waar het is opgelost, maar toen was er natuurlijk ook nog geen arrest. Ik denk dat het arrest het net in de hand werkt. U stelt terecht dat er geen duidelijk afwegingskader en geen duidelijke criteria zijn.
Als dat niet wordt aangepast, blijven we terechtkomen in die impasse. Iedereen die uit de boot valt, zal naar de Raad van State stappen. Die heeft een heel strikte interpretatie, waardoor we in een cirkel blijven draaien en geen oplossing krijgen. Ik ben benieuwd naar de evaluatie in het rapport en welke conclusies u daaruit zult trekken. Ik veronderstel dat we dat nog in de commissie zullen bespreken.
De heer Maertens heeft het woord.
Minister, ik ben het ermee eens dat we af moeten van het perverse effect waarbij inspanningen moeten worden geleverd om de structurele onbestuurbaarheid aan te tonen. Dat is de wereld op zijn kop en absoluut niet wat initieel met het decreet is bedoeld. Ik dank u voor de transparantie die u aan de dag zult leggen als het rapport er is. In het parlement zitten veel ervaringsdeskundigen uit lokale besturen. Het is dan ook goed om ons hierbij te betrekken. Ik hoop dat we constructief en misschien unaniem tot een voorstel van oplossing kunnen komen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.