Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Minister, u weet dat de drinkwaterproblematiek mij na aan het hart ligt. Ik heb daarover al meermaals vragen gesteld in de commissie.
Ik moet erkennen dat er de afgelopen jaren al een en ander is gebeurd. In 2011 is het Algemeen Waterverkoopreglement er gekomen, met een duidelijke omschrijving en definitie van het begrip ‘verborgen lek’. Dat zorgt voor meer bescherming voor drinkwaterabonnees. Ze hebben nu recht op een minnelijke schikking.
Toch bleek dat nog niet voldoende. In 2013 hebt u een nieuw besluit genomen, zodat het recht op een minnelijke schikking nog werd verbeterd. De drinkwatermaatschappijen zijn vandaag verplicht om hun klanten te verwittigen als hun verbruik fors is gestegen. Ook worden de oorzaken van verborgen lekken duidelijker omschreven. Uw campagne ‘Goed geregeld = goed gespaard’ van vorig jaar was ook daarop gericht, op het sensibiliseren over de problematiek van de verborgen lekken.
Maar als we de sociale drinkwaterstatistieken van 2012 en 2013 bekijken, minister, blijkt dat de drinkwatermaatschappijen in Vlaanderen nog te veel ruimte voor interpretatie hebben. Ze gaan zeer verschillend met verborgen lekken om, vaak in het nadeel van en met zeer ernstige financiële gevolgen voor klanten.
In de pers zien we geregeld berichten opduiken van mensen die met dergelijke situaties worden geconfronteerd. Heel recent was er in mijn streek, in West-Vlaanderen, nog een geval van een gezin dat 12.500 euro moest ophoesten na zo’n situatie. Ook de Vlaamse Ombudsdienst rapporteert jaarlijks dat er heel wat klachten zijn, mensen krijgen torenhoge waterfacturen. Er is een grote verscheidenheid in de manier waarop de drinkwatermaatschappijen daarmee omgaan. De ene watermaatschappij eist dat zo’n drinkwaterfactuur tot de laatste euro wordt betaald, terwijl de andere een groot deel kwijtscheldt in een minnelijke schikking, en dus een zeker billijkheid aan de dag legt.
Ik neem de drinkwaterstatistieken van 2013 erbij, om wat cijfers te duiden. Het blijkt dat van de in totaal 3114 aangevraagde minnelijke schikkingen minder dan een derde werd toegestaan. Het is zeer treffend dat bijvoorbeeld De Watergroep, de grootste maatschappij, zeer streng met het probleem omgaat en de factuur doorgaans integraal opeist. Zij staan slechts 14 procent van de aanvragen tot minnelijke schikking toe. Bij andere maatschappijen is dat 76 procent of meer.
Dat is een groot verschil, minister. Mensen zijn aangewezen op de goodwill van de drinkwatermaatschappijen. We verwachten uiteraard dat ze er als een goede huisvader mee omgaan. De bewijslast ligt bij de klant. Maar zelfs als die het kan aantonen, blijft die zeer sterk afhankelijk van de inschikkelijkheid van de drinkwatermaatschappij. Dat is fundamenteel oneerlijk, minister, aangezien er geen enkele keuzevrijheid is voor de drinkwatermaatschappijen. Men kan niet kiezen bij welke drinkwatermaatschappij men aansluit. Er schort toch wat, als er zulke grote verschillen zijn, er zo’n ongelijke behandeling bestaat en zo’n ruime interpretatie bij die maatschappijen.
Minister, zult u de drinkwatermaatschappijen aansporen om een zekere flexibiliteit, die sommige maatschappijen vandaag al toepassen, aan de dag te leggen bij de afhandeling van minnelijke schikkingen voor abnormaal hoog waterverbruik in geval van verborgen lekken? Bent u van plan of bereid, zoals ook de Vlaamse ombudsman suggereert, een overleg te plannen met de drinkwatermaatschappijen en de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM)? Zult u desgevallend een initiatief nemen om de bestaande regelgeving aan te passen, zodat er een meer eenduidige regeling wordt toegepast? Zo kunt u vermijden dat mensen bij de afhandeling van de drinkwaterfacturen en de minnelijke schikkingen bij verborgen lekken afhankelijk zijn van de goodwill en een beetje van de willekeur van de drinkwatermaatschappijen.
De heer Nevens heeft het woord.
Minister, het is inderdaad zo dat verschillende drinkwatermaatschappijen vandaag verschillende tarieven hanteren, niet enkel bij minnelijke schikkingen, maar ook voor het water. Vandaag stellen we vast dat het water in Limburg goedkoper is dan in Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen of Vlaams-Brabant. In de beleidsnota stelde u dat er een uniformering moet komen van de waterprijs.
Bij een minnelijke schikking is het moeilijk om de verantwoordelijkheid enkel bij de waterleveranciers te leggen. Als we als goede huisvader of huismoeder opereren, zouden we als verbruiker zelf de waterstand moeten controleren. Het probleem stelt zich nadat de waterstand wordt opgenomen door de watermaatschappij, en dan is het kwaad geschied natuurlijk. Dan is de grote hoeveelheid water verbruikt, bijvoorbeeld omdat er een leiding in de winter stuk is gesprongen door de vrieskou en een lekkage vertoont. De watermaatschappijen oordelen natuurlijk dat elke liter die door de teller gegaan is, ook moet worden aangerekend als geconsumeerd en dus als te betalen.
Minister, is het wenselijk dat het huidige waterverkoopreglement wordt aangepast? Of vindt u dat het duidelijk genoeg is voor de leverancier? Het kan zijn dat iemand daadwerkelijk fraudeert. Dat kan ook, dat mensen met slechte bedoelingen een minnelijke schikking aanvragen, en zelf verantwoordelijk kunnen worden gesteld voor het waterverlies. Daarnaast zijn er de klanten die kunnen worden beschouwd als mensen die het probleem in de eigen installatie echt niet konden kennen.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mevrouw Hostekint, bedankt ook om blijvend deze problematiek op de agenda te plaatsen. Zoals u zegt, hebben wij al heel wat gedaan. Ik geef de context. De cijfers die we nu hebben, gaan tot en met 2013. De nieuwe regeling op het vlak van de verborgen oorzaak is pas nadien in werking getreden. We zullen pas bij het nieuwe rapport in de loop van 2015 zien of de nieuwe regeling een verschil maakt. Dat wil ik benadrukken. Het is pas op 1 januari 2014 in werking getreden. De rapportage van 2014 ontvangen we in de loop van 2015.
Die rapportering is ook nieuw. Het is goed dat we dat hebben. Het bestond vroeger niet, en we hadden een groot gebrek aan gegevens. Meten is weten. De eerste rapportage is gebeurd in 2014. En nu komt de tweede eraan, waarin we de effecten zullen zien van een aantal bijkomende beleidsmaatregelen die we hebben genomen.
Het klopt dat, als je als particulier wordt geconfronteerd met een abnormaal hoog verbruik ten gevolge van een lek, het allesbehalve evident is. Daarom hebben we daarvoor een oplossing willen bieden. Het klopt dat we verschillende drinkwatermaatschappijen hebben, die voordien allemaal aparte en andere reglementen hadden. We hebben dus een Algemeen Waterverkoopreglement gemaakt, waarin eenduidig een aantal bepalingen staan, die de drinkwatermaatschappijen moeten toepassen. De regeling die in het Algemeen Waterverkoopreglement staat, is ook afdwingbaar. De klant kan er bepaalde rechten uit putten.
Nu is het wel zo, en dat is heel belangrijk en het sluit aan bij wat is gezegd, dat we er specifiek voor de minnelijke schikking heel concreet voor hebben geopteerd om wel in te schrijven dat er een minnelijke schikking moet zijn, maar dat we marge hebben gelaten voor de drinkwatermaatschappijen. Elke situatie is anders. Je kunt onmogelijk heel strikt en gedetailleerd een algemene bepaling opstellen voor die minnelijke schikking, want alles hangt af van de context. Zoals gezegd, kan er ook kwade wil in het spel zijn. Dan is een minnelijke schikking minder aangewezen. Gaat het effectief om een lek, dan moet men de kans hebben om erop in te gaan.
Onze ervaring leert dat de drinkwatermaatschappijen dat op een correcte manier doen. Zij pakken dat goed dossiermatig aan en zoeken in het voordeel van de klant naar oplossingen.
Dat is voor de meeste bedrijven zo en dat wordt ook gecontroleerd. U weet dat de Vlaamse Milieumaatschappij toekijkt op het toepassen van het Algemeen Waterverkoopreglement. Aan de andere kant is ze ook de tweedelijnsklachtenbehandelaar. Op die manier kan ze zien hoe het in de praktijk verloopt.
Het Algemeen Waterverkoopreglement bepaalt dat op het niveau van het waterbedrijf een procedure moet worden vastgelegd. Het is niet zo dat op het moment dat er zich iets voordoet, de watermaatschappij een bepaalde procedure kan volgen: ze moet zoiets op voorhand vastleggen. Het is goed om dat te weten. Die procedure geeft aan hoe wordt omgegaan met het begrip ‘goede huisvader’ en geeft op die manier invulling aan het Algemeen Waterverkoopreglement en de minnelijke schikking.
Het is onterecht om te stellen dat het verkrijgen van de minnelijke schikking afhankelijk is van willekeur of van goodwill. Uit wat we zien op het terrein, blijkt dat dat niet zo is. De drinkwatermaatschappijen moeten het Algemeen Waterverkoopreglement respecteren en er is inderdaad ook nog de toezichthouder die er controle op zal uitvoeren.
We zullen met de volgende cijfers meer zicht krijgen op hoe het in de praktijk loopt. We krijgen inderdaad soms signalen dat het bij de ene of de andere drinkwatermaatschappij nog iets beter, iets efficiënter kan. De toezichthouder moet dan inderdaad zijn rol spelen. Ik meen dat we nu even de cijfers moeten afwachten. Het is onze ervaring dat het globaal op een goede manier wordt doorgevoerd.
Ik ben het met u eens dat we dit goed moeten opvolgen en dat we moeten bekijken of we indien nodig aanpassingen moeten formuleren. Het is op dit moment niet de bedoeling om aanpassingen te doen. Er is bewust gekozen voor het laten van wat marge. Stel dat uit de cijfers zou blijken dat er zich grote problemen voordoen – maar dat zijn tot nu toe niet de signalen die we krijgen – dan staan we uiteraard open voor een eventuele verfijning. Ik ben het volledig met u eens dat we moeten vermijden dat mensen in grote problemen komen en dat er op een onterechte manier mee wordt omgegaan. Ik deel de bezorgdheid. Ik zal het vanuit die optiek goed opvolgen en goed bekijken wat de toezichthouder mij rapporteert op basis van de cijfers die we krijgen.
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Minister, u hebt natuurlijk gelijk dat we een meer volledig zicht zullen krijgen wanneer we de nieuwe cijfers krijgen. U hebt inderdaad al een aantal verfijningen aangebracht. Zoals u zelf aangeeft, behouden de drinkwatermaatschappijen een zekere vrijheid, een zekere interpretatie om dit al dan niet toe te passen. Net dat is het punt dat ik heb willen aantonen.
Ik meen ook niet dat de nieuwe cijfers zoveel verschil zullen maken. De interpretatievrijheid is immers behouden. Het is net op die wonde dat ik de vinger wil leggen. We zien dat bij de ene drinkwatermaatschappij slechts 14 procent van de minnelijke schikkingen wordt aanvaard en bij de andere 76 procent. Dat is een opmerkelijk verschil. U zegt dat een procedure werd vastgelegd waarin men zelf het begrip ‘goede huisvader’ kan definiëren. Dat wil ik aanklagen. Een goede huisvader is een goede huisvader als hij te goeder trouw heeft gehandeld. Als het over kwade wil gaat, meen ik dat we het er allemaal over eens zijn dat dit soort maatregelen daar niet voor bedoeld zijn. Heel veel mensen hebben te goeder trouw gehandeld maar komen voor een dergelijke situatie te staan en moeten plotseling een factuur van 12.500 euro betalen. Ik hoef daar geen tekening bij te maken, voor veel mensen betekent dat dat ze regelrecht de afgrond van de armoede worden ingeduwd. 12.500 euro is een ongelofelijk grote som geld. Voor veel mensen zijn dit schrijnende situaties.
Minister, ik begrijp dat u zegt dat u er nu nog geen aanpassingen aan zult doen, dat u zult wachten op de nieuwe cijfers. Dat is een verdedigbaar antwoord. Ik zou er toch voor willen pleiten dat u in overleg treedt, dat u daarover misschien een richtlijn opstelt. Er zou, zoals voor de lokale adviescommissies (LAC’s) werd gedaan, een soort ‘best practices’ kunnen worden opgesteld zodat een uniforme behandeling mogelijk is en de drinkwatermaatschappijen meer op één lijn handelen en mensen niet afhankelijk zijn van waar ze wonen of van de drinkwatermaatschappij waarop ze aangewezen zijn.
De heer Nevens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik zou ervoor willen pleiten om eventueel in contact te treden met de verzekeringsmaatschappijen, maar niet om de premie te verhogen.
Vandaag is het in de praktijk zo dat veel verborgen technische gebreken aan de waterleiding wel worden vergoed door de brandpolis, maar dat het extra water dat is weggelopen maar niet daadwerkelijk werd opgemerkt, maar moeilijk wordt terugbetaald door de verzekeringsmaatschappijen. Mensen zouden een beroep moeten kunnen doen op hun polis, ze betalen er toch voor. De gevolgschade wordt wel betaald: iets dat onder water gelopen is, toestellen die kapot zijn. Ook de herstelling van een breuk in een leiding, wordt betaald, maar het water dat weggelopen is, wordt door veel verzekeringsmaatschappijen niet vergoed. Een aanpassing van de polis zou een oplossing kunnen zijn. De waterfactuur kan nu zodanig aantikken dat die voor veel mensen financieel niet haalbaar is. En zo kan de watermaatschappij het water dat werd geconsumeerd, toch in rekening brengen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.