Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, in de eerste plaats mijn excuses. Ik was eventjes naar een andere commissie gegaan en de vraag van de heer Lantmeeters was sneller afgehandeld dan ik had verwacht.
De vrijstelling van erfbelastingen op de gezinswoning is sinds 1 januari 2007 van kracht. Krachtens die regeling is de nettowaarde van de gezinswoning vrijgesteld van erfbelasting voor de langstlevende partner. De vrijstelling geldt niet alleen voor gehuwden, maar bijvoorbeeld ook voor wettelijk en feitelijk samenwonenden. In het algemeen beantwoordde de vrijstelling aan een vraag die op het terrein bestond. Soms werden echtgenoten of partners bijna gedwongen om de gezinswoning te verkopen om de successierechten te kunnen betalen.
Vanzelfsprekend zijn een aantal voorwaarden van toepassing. In het geval van feitelijk samenwonenden moeten de partners drie jaar vóór het overlijden hebben samengewoond om voor de vrijstelling in aanmerking te komen. Tussen samenwonenden mag er geen verwantschap zijn in op- of neergaande lijn. Dat betekent dat kinderen, ouders of grootouders niet in aanmerking komen, maar broers of zussen eventueel wel. De vrijstelling geldt vanzelfsprekend enkel voor de gezinswoning en niet voor een eventueel tweede verblijf.
In het decreet zijn terecht uitzonderingsbepalingen ingeschreven, bijvoorbeeld voor het geval een van de partners is opgenomen in een woonzorgcentrum. Hoewel de vrijstelling bedoeld is om partners niet te dwingen hun huis te verkopen bij overlijden van een van hen, zou ook het effect kunnen optreden dat partners een te grote en niet-aangepaste gezinswoning blijven bewonen, omdat de waarde ervan – en ook het bedrag van de vrijstelling – hoger is dan de waarde van bijvoorbeeld een kleinere en meer aangepaste woning. Er bestaat wel een vrijstelling voor het geval een van de partners wordt opgenomen in een woonzorgcentrum. Die geldt echter niet voor elke verhuisbeweging. Voor mensen die bijvoorbeeld van een grote villa verhuizen naar een appartement geldt de vrijstelling niet.
Ik ben het ermee eens dat deze problematiek zeer omzichtig moet worden aangepakt. Een dergelijke decretale bepaling is belangrijk en heeft een duidelijke ratio legis. Je mag echter niet blind zijn voor eventuele neveneffecten. Om die reden vraag ik dan ook om een evaluatie.
De vrijstelling voor de langstlevende partner op de erfbelasting op de nettowaarde van de gezinswoning zou de verhuis van ouderen naar kleinere woonentiteiten – wellicht ongewild – kunnen afremmen, terwijl dit zelfstandig, maar kleiner wonen vanuit andere beleidsdomeinen, zoals Welzijn, juist wordt gepromoot. Hoe kan dat worden verholpen? Plant u een evaluatie van de vrijstelling van de gezinswoning, onder meer met betrekking tot het effect op eventuele verhuisbereidheid? Plant u een evaluatie van de effecten wanneer partners bijvoorbeeld recent vóór het openvallen van de nalatenschap hun woning verkochten om meer aangepast te gaan wonen enzovoort? We mogen niet vergeten dat de vrijstelling enkel geldt voor wie de gezinswoning in eigendom heeft.
De heer Schiltz heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, vragen over erfenissen en over de situatie rond het levenseinde van een van de partners moeten inderdaad met de nodige omzichtigheid worden benaderd, zoals mevrouw Schryvers in haar vraag terecht stelde.
De motivatie om de gepaste oppervlaktes te betrekken, moet worden afgewogen tegenover het emotionele leed. Wie een partner kwijt is, zit vaak in een omgeving die men samen heeft opgebouwd. Men moet opletten dat men niet fiscaal uit het huis wordt gedreven.
Ik sluit me zeker aan bij de vraag naar een evaluatie om na te gaan wat het effect zou zijn. In het verleden zijn er best wel wat vragen gesteld naar het ontradende effect, maar dat zou veeleer beperkt zijn. Minister, misschien is het wel nuttig om daarvan een update te geven en klare wijn te schenken zodat we met kennis van zaken al dan niet verder legistieke en legislatieve initiatieven kunnen nemen.
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Men zou de vraag om uitleg van mevrouw Schryvers in twee richtingen kunnen lezen. Men leest wat men wil. Ik ben niet van kwade wil, mevrouw Schryvers, ik verwijt u dat niet. Nu is er een goede reglementering waarover in 2007 grondig is nagedacht. Toen werd uitgezocht om bepaalde uitwegen, sluipwegen enzovoort dicht te timmeren. Als men feitelijk samenwoont, moet men bijvoorbeeld drie jaar samenwonen om misbruik te vermijden.
Die maatregel kost geld. Volgens de laatste gegevens zou dat vorig jaar aan het land 49 miljoen euro hebben gekost aan minderopbrengsten van successierechten. Wanneer we die maatregel bekijken, dan zouden we zeggen: laten we dat maar terugschroeven, want als iedereen wordt verplicht om successierechten te betalen, dan zullen ze wel worden gedwongen om te verhuizen en kleiner te wonen. We kunnen het ook van de andere kant bekijken en zeggen: geef de vrijstellingen zo ruim mogelijk, maar dat is budgettair heel moeilijk, en dan zetten we alle deuren die we in het verleden hebben dichtgetimmerd, wagenwijd open. Dat zou zware financiële gevolgen hebben voor Vlaanderen.
Als men zegt dat we in 2015 kunnen nadenken over een evaluatie van wat er in 2007 is beslist, dan doen we heel graag mee. Als we te maken krijgen met lastenverlagingen, dan doen we daar zeer graag aan mee, rekening houdend met de volledige context. Ik verwijs dan naar de discussie die we vorige week hebben gevoerd over de vereenvoudiging van de schenkingsrechten. Op sommige plaatsen is dat misschien wel een verlaging van bepaalde successierechten. Dat moeten we in het totale beleid bekijken, en niet enkel inzake vrijstelling van successierechten voor de langstlevende op de gezinswoning. Dat kunnen we evalueren, maar daar gaan we geen beleid op voeren. Als we daar beperken, gaan we alleen maar geld weggooien of geld innen. Minister, ik neem aan dat u niet te vinden bent om zomaar geld te innen van de mensen, want belastingen heffen, daar zijn we tegen.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Een vrijstelling van successierechten voor de gezinswoning werd in 2006 uitgewerkt en ingevoerd. De maatregel had grosso modo twee doelstellingen. Eén: dank zij die vrijstelling werd voorkomen dat in een aantal gevallen de langstlevende partner financieel gedwongen zou zijn de gezinswoning te verkopen en te verlaten, enkel om de successierechten te kunnen betalen. Twee: het beleid van de Vlaamse Regering was gericht op het verwerven van een eigen woning, de beste vorm van sociale bescherming. De vrijstelling van successierechten voor de gezinswoning is het logische sluitstuk van dit beleid. Het kan immers niet de bedoeling zijn het bezit van een eigen woning bij het overlijden fiscaal af te straffen. Het was niet de bedoeling om die maatregelen te verengen tot een vrijstelling voor om het even welk actief. Het was evenmin bedoeld als een instrument voor fiscale optimalisatie.
Ik denk ook even aan het wettelijk erfrecht waar het vruchtgebruik op de gezinswoning in het voordeel van de langstlevende echtgenoot verzekerd is. Ook de wettelijk samenwonende partner heeft een erfrecht. Hij of zij bekomt het vruchtgebruik van het onroerend goed dat tijdens het samenwonen het gezin tot een gemeenschappelijke verblijfplaats diende. De ratio hiervan is dus min of meer vergelijkbaar.
Sommige echtparen of koppels willen de vrijstelling van successierechten optimaliseren door een grotere woning te behouden, veeleer dan naar een kleinere woning uit te kijken. Er zijn ook andere elementen waar we rekening mee moeten houden. Eerst is er de belastbare grondslag voor de berekening van de erfbelasting, de venale waarde. Dit is de normale verkoopwaarde van het onroerend goed. De normale verkoopwaarde wordt beïnvloed door verschillende factoren. Ligging, aard, omvang, staat van onderhoud spelen een rol. Het is dus niet alleen de omvang van een woning die de venale waarde bepaalt. Een kleinere woning kan door de ligging of staat van onderhoud een hogere venale waarde hebben dan een grotere, maar minder gunstig gelegen woning.
Het bedrag van de erfbelasting verschuldigd door de langstlevende echtgenoot wordt beïnvloed door verschillende factoren. Behoort de gezinswoning tot het eigen vermogen van een der echtgenoten of tot een gemeenschappelijk vermogen? Hadden de echtgenoten een huwelijkscontract afgesloten en werden daarin huwelijksvoordelen opgenomen? Ik denk hierbij aan de clausule ‘langst leeft, al heeft’, waarbij de langstlevende de geheelheid van het gemeenschappelijk vermogen verkrijgt.
De vrijstelling van de successierechten geldt enkel in het voordeel van de langstlevende en niet in het voordeel van bijvoorbeeld de kinderen die ook op een deel van de nalatenschap aanspraak kunnen maken. De venale waarde van de gezinswoning zal een invloed hebben op de door hen verschuldigde erfbelasting. Ten slotte wordt de berekening van de erfbelasting op ‘verkrijgingen’ in rechte lijn een opsplitsing gemaakt tussen het roerend en het onroerendgoedgedeelte. De impact van een hogere of lagere venale waarde van de gezinswoning op de erfbelasting wordt dus ook beïnvloed door de samenstelling van de rest van de nalatenschap.
Ik heb in mijn beleidsnota toegelicht dat ik de administratie vraag om het regeerakkoord te onderzoeken over het moderniseren van de successierechten en af te stemmen op de hedendaagse samenlevingsvormen, waarbij we uiteraard ook het familiale aspect in aanmerking nemen.
We zullen daarbij de ontwikkelingen met betrekking tot het erfrecht en het huwelijksvermogensrecht, ook op federaal niveau, opvolgen. Ik kan echter vooral meedelen dat het Steunpunt Fiscaliteit en Begroting momenteel bezig is met een onderzoek naar voorstellen voor een hervorming van het successierecht. Ook de vrijstelling voor de gezinswoning in het voordeel van de langstlevende zal in het kader van dat onderzoek worden bekeken. Resultaten worden pas over een aantal maanden verwacht.
Mijn administratie zal nadien die resultaten meenemen in haar eigen onderzoek naar die modernisering. Een specifieke evaluatie van één aspect van het effect van de successierechten lijkt me niet de aangewezen weg. Een totaalonderzoek, waarbij alle aspecten van de successierechten voor partners worden onderzocht en de verbanden tussen de diverse maatregelen duidelijk moeten worden, draagt mijn voorkeur weg, maar ik denk dat dit voor iedereen hier zo is.
Tot slot heb ik nog een heel belangrijke bemerking. We bevinden ons budgettair in tijden waarin er sprake is van een bepaalde enveloppe. Bij elke hervorming die we doen, moeten we het budgettaire kader zeer goed voor ogen houden. Dat zal ik ook in dit geval doen. Ik meen dat hervormingen goed zijn, maar we moeten natuurlijk bekijken op welke manier ze in het budgettaire plaatje passen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Hoe zou ik collega’s ervan kunnen verdenken slechte intenties te hebben bij het lezen of interpreteren van mijn vraag? Ik meen dat het voorstel destijds was ingegeven door mijn fractie. We staan absoluut nog volledig achter die uitgangspunten, namelijk dat men moet beletten dat een echtgenoot of langstlevende partner de woning moet verkopen om aan de successierechten te kunnen voldoen. Dat lijkt me ook helemaal te passen in de regeling met betrekking tot de bescherming van de gezinswoning. Verder vinden we het toch wel belangrijk dat mensen de moeite doen om een eigen woning te verwerven.
Natuurlijk weten we allemaal dat, als men zo’n vrijstelling inbouwt, er sprake is van een aantal randvoorwaarden, en dat we dan altijd een aantal effecten zien gebeuren. We mogen daar niet blind voor zijn. Ook zijn er natuurlijk altijd een aantal groepen die vinden dat ze net naast de vrijstelling vallen. Nu krijgt men de vraag van kinderen die zich afvragen waarom ze niet van die vrijstelling kunnen genieten als ze blijven inwonen bij hun ouders, soms om hen te verzorgen en dergelijke meer. Nu, ik doe daar absoluut geen uitspraak over, want ik weet dat we daar heel omzichtig mee moeten omgaan.
Minister, u hebt gelijk: alle zaken hangen aan elkaar. Het is beter om de totaliteit van de successierechten te bestuderen, in het kader van onze evoluerende maatschappij en het evoluerend erfrecht, om dan tot een heel nieuw, coherent geheel te komen, dat voldoet aan een aantal uitgangspunten. Ik wil alleen wijzen op een aantal elementen die daarbij voor ons van belang zijn. De bescherming van de gezinswoning is één ervan, maar een ander element lijkt me dat ervoor wordt gezorgd dat mensen, vaak oudere mensen, in een aangepaste woning wonen. Ik denk dat we daar in Vlaanderen tot op vandaag allemaal achter staan. We kijken natuurlijk uit naar de voorstellen. Het zal wellicht nog even duren, maar hopelijk zullen die hier tegen volgend jaar kunnen worden besproken.
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Ik had op voorhand aangekondigd dat ik helemaal niet van kwade wil was. (Gelach)
Ik heb alleen gezegd dat men deze vraag in twee richtingen kan oplossen. De ene richting is natuurlijk de weg terug, waarbij alles wordt belast en men mensen bijna verplicht te verhuizen. Minister, u hebt dit weliswaar met veel meer woorden omschreven dan ik, maar ik denk dat u met uw antwoord ongeveer in dezelfde richting gaat.
Ik wou nog het volgende toevoegen. De fiscaliteit bekijken is één, maar men moet eens nagaan of daar wel een maatschappelijke nood aan is. U stelt terecht dat bepaalde woningen waarin mensen op dit ogenblik wonen, oud en versleten zijn. Als ze dan verhuizen naar een kleinere, meer gerieflijke woning, die is ingericht op mensenmaat en op ouderenmaat, dan kan die woning wel eens veel duurder zijn. Dat kan theoretisch. In waarde zullen ze waarschijnlijk nooit veel verschillen. De vraag is: is er wel nood aan om dit op dit ogenblik te veranderen? In het kader van het volledig herwerken, van het volledig opnieuw bestuderen van de schenkingsrechten zullen we natuurlijk eens bekijken of dat wel nodig is. Laten we echter ook eens onderzoeken of daar wel nood aan is. Anders gaan we iets wijzigen dat misschien bijna nooit zal worden toegepast.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Dat moet je natuurlijk bekijken. De gezinssamenstelling is duidelijk aan het wijzigen. Ik denk dus dat er wel nood aan is. Echter, ‘the devil is in the details’ op dit vlak. Hoe voer je dat op een bepaald moment uit?
In mijn vorige functie was ik er ook echt van overtuigd dat we naar een modernisering van het erfrecht moeten gaan, omdat er gewoon sprake is van andere samenlevingsvormen. Ook daar heb ik echter gemerkt dat, op het moment dat je met concrete voorstellen komt, je soms denkt: wat dit betreft is er geen maatschappelijke nood en wat dat andere betreft wel.
Dat is dus een heel mooi en boeiend debat, maar het is ook een moeilijk debat. Je moet bekijken waar je nieuwe evenwichten legt. Eerlijk gezegd, dat is geen exacte wetenschap. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat het voor iedereen hier in de zaal zoeken en tasten zou zijn naar dat nieuwe evenwicht. Er zijn echter nieuwe maatschappelijke noden. Ons erfrecht is gestoeld op teksten van tweehonderd jaar geleden. De successierechten zijn weliswaar gedeeltelijk aangepast, maar stoelen ook op die basisprincipes van samenlevingsvormen, en die zijn veranderd. Daar is dus zeker nood aan.
Ik wil er zeker rond werken, want ik vind dit een heel belangrijk probleem. Maar we zullen moeten onderzoeken wat de goede bijsturingen en oplossingen zijn, gegeven het budgettaire kader.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, u hebt het op het einde goed samengevat. Het is een boeiend en moeilijk debat. Bijna iedereen krijgt er op een bepaald moment mee te maken en bekijkt dan de situatie waarin hij of zij zich bevindt met een eigen bril, met alle zakelijke maar ook emotionele aspecten die erbij betrokken zijn. Het zal zaak zijn voor ons om daar een goed evenwicht in te vinden. Ik kijk uit naar de verdere bespreking daarvan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.