Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening, Energie en Dierenwelzijn
Verslag
De heer De Bruyn heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het is niet de eerste keer dat de ecosystemen aan bod komen. Er werden al schriftelijke vragen over gesteld en ze zijn ook al in de commissie aan bod gekomen. Toch denken we dat we er naar aanleiding van het rapport dat op 27 februari 2015 door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) werd voorgesteld, goed aan doen om dit thema opnieuw in de commissie te bespreken.
Uit het rapport blijkt dat voor vijftien van de zestien ecosysteemdiensten in Vlaanderen geldt dat ze intensief gebruikt worden omdat de vraag het aanbod overstijgt, in veel gevallen zelfs ruimschoots, en waarbij dat intensief gebruik vaak nadelig werkt voor andere ecosysteemdiensten.
Voor de helft van de ecosysteemdiensten is het aanbod de voorbije jaren nog verder gedaald. Rond grote steden en in de intensieve landbouwgebieden in West-Vlaanderen is de schaarste het grootst, zo blijkt uit het rapport. Dat komt door de biodiversiteit die er onder druk staat. Het Natuurrapport (NARA) onderbouwt dat door van 2400 soorten op een kaart weer te geven waar ze nog voorkomen in Vlaanderen. Daaruit kunnen we helaas afleiden dat de soortenrijkdom laag is en dat behoorlijk wat soorten nog steeds onder druk staan, zelfs onder toenemende druk.
Het rapport begint met de vaststelling dat het vaststaat dat het verlies van biodiversiteit belangrijke maatschappelijke en economische gevolgen heeft. Dat weten we al. Naarmate de biodiversiteit toeneemt, stijgt ook de stabiliteit van het ecosysteem. Stabielere ecosystemen kunnen geringe milieuveranderingen absorberen door interne soortverschuivingen.
Volgens de biologische waarderingskaart wordt maar liefst 31 procent van Vlaanderen beschouwd als biologisch waardevol tot zeer waardevol, of bevat het heel waardevolle elementen. Regionaal belangrijke biotopen en Natura 2000-habitatgebieden beslaan ongeveer 6 procent van de oppervlakte van Vlaanderen.
Als we dan kijken naar streefdoel 1 van de Europese biodiversiteitsstrategie 2020, weten we dat die vooral focust op de Natura 2000-gebieden en zich daarbinnen richt op zeldzame soorten en habitattypes. Streefdoel 2 focust daarnaast – dat wordt soms wat minder onder de aandacht gebracht, op de gehele groene ruimte – op het herstel van alle gedegradeerde ecosystemen en hun diensten.
Hoewel de implementatie van de instandhoudingsdoelen ook heel wat winst oplevert voor ecosysteemdiensten en het herstel van ecosysteemdiensten ook biodiversiteitswinst oplevert, volgen beide EU-doelen, wat betreft hun implementatie, gedeeltelijk een ander traject, maar uiteraard streven ze naar een zo groot mogelijke complementariteit.
Minister, ik weet dat u al langer belang hecht aan ecosysteemdiensten in uw beleid maar welke nieuwe inspiratie haalt u uit dit recente rapport? Ziet u daar mogelijkheden tot integratie of toepassing in het al gevoerde beleid?
Welke beleidsconclusies trekt u uit de studie van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek over de ondermaatse biodiversiteit in Vlaanderen in zones waar geen instandhoudingsdoelstellingen voor geformuleerd zijn?
Bent u van plan om actiever aandacht te besteden aan de economische waarde van ecosysteemdiensten? Kan dit inhouden dat u ecosysteemdiensten financieel zult laten waarderen of zwaarder zult laten wegen in gebiedsgerichte productieprocessen?
Bent u van plan om een specifiek beleid uit te rollen voor ecosysteemdiensten? Is er een instantie die dit proces onder haar hoede kan nemen?
De heer Sanctorum heeft het woord.
Mijnheer De Bruyn, u hebt de studie mooi toegelicht, veel kan daar niet meer aan toegevoegd worden. Ik ondersteun vooral uw laatste vraag. We kennen de situatie op het vlak van biodiversiteit. De uitdagingen zijn nog gigantisch groot, niet alleen in de Europees afgebakende gebieden.
Er gebeurt op wetenschappelijk vlak heel wat rond die de ecosysteemdiensten. De afgelopen tien jaar zijn die heel vaak ter sprake gekomen op allerlei colloquia. Ook de administratie is daar serieus mee bezig maar politiek zijn ze nog altijd weinig relevant, heb ik de indruk. In welke mate kunnen we ecosysteemdiensten gebruiken als kader voor beleidsbeslissingen? Kunnen we daar op politiek vlak niet meer mee doen dan vandaag het geval is?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Op basis van die studie is nogmaals bewezen dat investeren in natuurdiensten belangrijk is. Het levert immers directe winsten op voor de natuur zelf, de samenleving en de burgers. Het is belangrijk om die natuurwinsten goed in kaart te brengen en daar rekening mee te houden wanneer er beslissingen worden genomen. Daarvoor is er de Natuurwaardeverkenner, een instrument dat mogelijk maakt na te gaan wat de effecten zijn van plannen en projecten op economisch en ecologisch vlak en wat de impact is van de natuur op de omgeving.
Dat instrument wordt vaak gebruik en zal binnenkort ook worden uitgebreid en beschikbaar zijn voor een stedelijke omgeving. Vaak wordt vooral naar het buitengebied gekeken maar ook in de stad heeft men nood aan ecosysteemdiensten. Die tool zal daar dan ook beschikbaar zijn.
We ondersteunen ook projecten zoals ‘Groen in de stad’. Op die manier zorgen we ervoor dat de ecosysteemdiensten in de stad werken. Via het bepalen van de baten van het Vlaamse Natura 2000-netwerk, worden zij nog verder versterkt.
Op het terrein zijn er zeker resultaten. Ik denk dan aan De Wijers in Limburg. Dat is een mooi voorbeeld van een gebiedsgerichte aanpak. We gaan daar vooral voor een multifunctioneel landgebruik. De uitdaging voor Vlaanderen is ervoor te zorgen dat bepaalde gebieden multifunctioneel kunnen worden gebruikt waardoor zij vanuit de ecosysteembenadering een meerwaarde kunnen opleveren voor verschillende vragen vanuit de maatschappij.
Het project ‘Groen in de stad’ wordt verder uitgebouwd onder de naam ‘Natuur in je buurt’. Het project wordt nu ruimer bekeken en er kunnen concrete voorbeelden circuleren om anderen op goede ideeën te brengen
Het concept van de ecosysteemdiensten draagt bij tot het multifunctioneel en veerkrachtig inrichten van de open ruimte waarbij zowel de biodiversiteit als de ruimere leefomgeving wordt beschermd. Op die open ruimte bestaan heel veel claims zoals voor de voedselproductie, energiewinning, rust en recreatie, het opvangen van de gevolgen van de klimaatverandering enzovoort. We moeten die verschillende schadeclaims met elkaar verzoenen en samenbrengen.
We hebben de ecosysteemdiensten ondergebracht bij het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Zo zetten de gerichte beheersovereenkomsten daarop in.
In het Programmeringsdocument voor Plattelandsontwikkeling (PDPO) III zijn er een aantal nieuwe beheerovereenkomsten toegevoegd zoals graslandbeheer van de kuikenweide en aanleg en onderhoud van de bloemenstrook. In dit kader is het ook relevant om te vermelden dat de ondersteuning van de bio-landbouw behouden blijft.
De waarde van natuur is soms intrinsiek, sociaal, economisch. Die hebben allemaal hun belang, maar het is niet gemakkelijker om die monetair uit te drukken. We moeten wel een zicht hebben op de voordelen daarvan. Die worden in kaart gebracht en opgenomen in de maatschappelijke kosten-batenanalyse die wordt opgemaakt. Ook in de MER-projecten wordt gekeken naar die ecosysteemdiensten.
Er werden de voorbije jaren al een aantal projecten gefinancierd om de economische waarde van ecosysteemdiensten in Vlaanderen te kwantificeren. Ik heb daarnet al verwezen naar de Natuurwaardeverkenner, maar daarnaast is er ook de raming van de baten die worden geleverd door het Vlaamse Natura 2000-netwerk.
Het is de bedoeling om het gebruik van deze tools zo veel mogelijk te promoten zodat ecosysteemdiensten mee worden opgenomen in beleidsbeslissingen op de diverse beleidsniveaus.
Europa en de Verenigde Naties vragen om tegen 2020 effectief rekening te houden met die ecosysteemdiensten. Op dat vlak is er nog heel wat werk aan de winkel. De volgende natuurrapporten zullen daar zeker ook rekening mee houden. Het eerstvolgende is in 2016 en dan in 2018.
Het INBO heeft ook gepeild naar een draagvlak voor die ecosysteemdiensten en heeft een studiedag georganiseerd over de bevindingen daarvan. Meer dan twee derde van de workshopdeelnemers konden zich in de stelling vinden dat ecosysteemdiensten deel moeten uitmaken van de beleidsinstrumenten. Dat is een belangrijk signaal.
NARA-T is de eerste fase van een ecosysteemassessment voor Vlaanderen dat de kennisbasis levert voor een integrerend beleid rond mens en natuur. De resultaten van NARA-T zullen in een volgende fase gebruikt worden om nog betere methodes te ontwikkelen. Daarnaast toont NARA-T aan hoe onder andere het water-, bos- en natuurbeleid al veel kenmerken bezit van een ecosysteemdienstengericht beleid.
Binnen het beleidsdomein Leefmilieu, Natuur en Energie werd recent een strategienota goedgekeurd met krachtlijnen en initiatieven om op basis van gerelateerde onderzoeksprojecten een aangepast beleid te ontwikkelen. Het voorstel geeft weer met welk doel LNE het thema ecosysteemdiensten inzet en het concept gebruikt. Ecosysteemdiensten vormen als systeembenadering een denkkader om binnen de grenzen van een duurzaam gebruik van ecosystemen, een aantal zaken te bereiken: de verhoging van welzijn en welvaart via herstel en bescherming van natuur, het voeren van een effectief en efficiënt beleid en het realiseren van duurzame ontwikkeling, het integreren van natuur- en milieudoelstellingen in andere beleidsdomeinen zoals Openbare Werken, en het zo duurzaam mogelijk beheren van de publieke ruimte.
De strategie is om de ecosysteemdienstenbenadering binnen LNE te operationaliseren via vijf sporen: kennis uitbreiden, ecosysteemdiensten integreren in de beleidsstrategieën, ecosysteemdiensten integreren in instrumenten en procedures, de principes van ecosysteemdiensten toepassen in participatieve projecten op het terrein, en het maatschappelijke draagvlak verbreden.
Het managementcomité van LNE richt binnen het beleidsdomein een informeel overlegforum op voor verder overleg met de andere beleidsdomeinen.
Binnenkort is er de omgevingsvergunning die de twee departementen, ruimte en leefmilieu, zal samenbrengen. Zo brengen we de grotere omgevingsanalysebenadering samen en zullen de ecosysteemdiensten meer kunnen doorwerken op het ruimtelijk beleid.
De heer De Bruyn heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord.
Ik moet toegeven dat het me niet altijd duidelijk is wat continueren is van processen die al lopen en van initiatieven die al genomen zijn rond ecosysteemdiensten, en wat de nieuwe elementen zijn op basis van dit rapport. Het kan zijn dat er niet heel veel nieuwe initiatieven of beleidsconclusies uit kunnen worden getrokken, maar het lijkt me toch de moeite waard om er de nodige aandacht aan te besteden.
U hebt niet gezegd welke beleidsconclusies u haalt uit het rapport met betrekking tot die gebieden die niet binnen Natura 2000 liggen en waar geen specifieke instandhoudingsdoelstellingen voor zijn geformuleerd.
De heer Sanctorum heeft het woord.
Minister, ik vond vooral het laatste wat u zei heel interessant. U zei dat er een proces aan de gang is om die ecosysteemdiensten een belangrijkere rol te laten spelen bij beleidsvoering. Dat is natuurlijk heel goed. Wat er concreet zal uitkomen, kunnen we natuurlijk niet voorspellen, maar kunnen we er iets meer over weten? Is er een timing? Wordt er gerapporteerd aan de regering of eventueel zelfs aan het parlement? Wat zijn de volgende stappen zodat we weten wat er de komende maanden zal gebeuren? Het is in elk geval een interessant proces, maar toch kreeg ik graag wat meer informatie.
Minister Schauvliege heeft het woord.
Mijnheer De Bruyn, met Natura 2000 hebben wij topnatuur in Vlaanderen. We hebben al een heel pakket maatregelen genomen, maar er is niet alleen dat. Daarom heb ik ook verwezen naar Groen in de Stad en Natuur in je Buurt. Naast de Europese topnatuur is het belangrijk om ecosysteemdiensten dichtbij te hebben. Vandaar dat we die projecten lanceren waarbij we niet alleen financiële ondersteuning geven maar ook goede praktijkvoorbeelden die op een website toegankelijk worden gemaakt. Dat is de conclusie die we uit dat onderzoek kunnen trekken en die bevestigt waar we al mee bezig waren.
Mijnheer Sanctorum, een heel concrete timing is er niet. We werken in verschillende stappen. Het volgende natuurrapport – het NARA-B-rapport – zal er in 2016 zijn. Dan zullen we de volgende concretere stap zetten; we zullen stap 2 integreren in de beleidsstrategieën. In een volgende stap zullen we instrumenten en procedures uitwerken. Het is belangrijk dat de omgevingsvergunning volgend jaar goed ingang zal vinden. In een volgende fase zullen we nagaan hoe we die instrumenten kunnen inpassen. Een concrete timing kan ik u dus niet geven, maar Europa verplicht om het tegen 2020 klaar te hebben. Tegen het einde van de legislatuur zullen we er al wel een zicht op moeten hebben hoe we het in de praktijk zullen doen. Dat wil nog niet zeggen dat alles dan al aangepast zal zijn in procedures.
We hebben dus nog een hele weg af te leggen. Op het eerste zicht is het ook niet zo evident om het in alle procedures te laten doorwerken. In het beleidsplan Ruimte Vlaanderen, waar we nu mee bezig zijn, wordt wel veel meer rekening gehouden met de ecosysteemdiensten. Er wordt ook rekening gehouden met het multifunctioneel ruimtegebruik en een gebiedsgerichte aanpak. Zonder dat het al formeel onderdeel uitmaakt van de procedure, wordt het in de praktijk opgenomen in de gedachtegang.
De vraag om uitleg is afgehandeld.