Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, de problematiek die ik op tafel leg, is natuurlijk niet nieuw. Minister, u hebt al heel wat vragen daarover beantwoord, maar ik zit toch nog met een aantal vragen, en zou daar graag wat meer verduidelijking bij hebben. Als ik alle cijfers begin te combineren, is het ook voor mij niet meer helemaal helder wat nu precies die impact is en wanneer die impact gaat spelen in de begroting of in de financiën van de Vlaamse Gemeenschap.
Op 7 oktober 2014 vroeg de heer De Meyer – terecht, denk ik – naar een stand van zaken van de Scholen van Morgen. Ik heb uw antwoord nog eens nagelezen. U kondigde toen een versnelling in 2015 en een piek in 2016 aan wat de oplevering van de scholen betreft. Het rapport van het Rekenhof bij de tweede begrotingsaanpassing 2014 en de begroting 2015, een rapport dat we hier in de commissie op 18 november 2014 ook uitgebreid hebben besproken, wees op “een risico op onderschatting van de reële uitgaven”. Dat stond letterlijk te lezen op pagina 31. Het budgettaire verschil tussen de door hen aangegeven ‘risk assessment planning’ en de operationele planning liep op tot zowat 122 miljoen euro. Zo is het DBFM-programma (Design Build Finance Maintain) voor 422 miljoen euro in de begroting van 2015 aangerekend. Dat staat uiteraard ook in de begroting 2015.
Op basis van de operationele planning komt het Rekenhof uit bij een uitgave die een pak hoger ligt, namelijk op 544 miljoen euro. We hebben toen in de commissie uitgebreid gediscussieerd over de vraag wat nu de juiste planning was, en welke nu de juiste parameters waren die we moesten volgen met betrekking tot de impact op de Vlaamse begroting. Iedereen weet dat het dossier moet worden ingekanteld.
In de meerjarenplanning 2015-2020, die op 21 november bij het parlement is ingediend, wordt de impact van de inkanteling van de DBFM Scholen van Morgen uiteraard over de verscheidene jaren uitgesmeerd. Dit is een meerjarenraming, geen meerjarenbegroting. In totaal wordt, als ik al die bedragen optel, tussen 2014 en 2020 voor 1,27 miljard euro aangerekend, terwijl er toch steeds sprake is geweest van een totale projectkostprijs van 1,5 miljard euro voor dat programma DBFM Scholen van Morgen. Dat is dus een verschil van ongeveer 230 miljoen euro.
Op 19 december 2014 besprak de Vlaamse Regering een nota van minister Crevits en ook van u over de ‘herclassificatie’ van de DBFM Scholen van Morgen. Op mijn vraag werd de nota vertrouwelijk ter inzage van het Vlaams Parlement gelegd. Ik begrijp ook goed waarom. Daarom ga ik ook niet in op het commerciële deel van de nota, maar wel op de tabel die specifiek handelt over de totale ESR-impact (Europees Systeem van Nationale en Regionale Rekeningen) van Scholen van Morgen op de Vlaamse begroting. De begroting is immers natuurlijk een bevoegdheid van het Vlaams Parlement.
De verschillen tussen de voornoemde bedragen – ik heb ook telkens gemotiveerd uit welke documenten die komen – en de tabel die handelt over de ESR-impact van Scholen van Morgen en die terug te vinden is in die nota van 19 december, zijn op zijn minst markant. Zo loopt volgens de tabel in de nota de aanrekening op de begroting op tot 514,5 miljoen euro, of zowat 92 miljoen euro meer dan voorzien in de begroting van 2015. Bovendien komen we dan eigenlijk zeer dicht bij het bedrag dat het Rekenhof in de commissie en in zijn rapport bij de begroting 2015 naar voren heeft geschoven. Het Rekenhof stelde dat, als men de operationele planning bekeek, er sprake was van een uitgave van 544 miljoen euro. Als ik de ESR-tabel uit de nota bekijk, dan komt de totale projectkostprijs eigenlijk neer op 1,5 miljard euro. Zoals ik daarnet ook al aangaf, is dat zowat 230 miljoen euro meer dan vooropgesteld in de meerjarenraming voor 2015-2020 die hier is ingediend.
Op 9 maart 2015 hebt u de commissie een update bezorgd met betrekking tot de voorlopige uitvoeringscijfers van de begroting 2014. Die vraag leefde toen al enkele weken. Daar zit een interessante tabel in, namelijk tabel 13 op pagina 8, over de evolutie van de ESR-impact naar aanleiding van het verstrengd Europees toezicht. Voor 2014 loopt de aanrekening van de DBFM Scholen van Morgen daarin op tot 93,3 miljoen euro, 1,8 miljoen euro meer dan in de begrotingsaanpassing 2014. In ESR-tabel van de nota van de Vlaamse Regering is er sprake van 179 miljoen euro voor 2015, of zowat 87 miljoen euro meer.
Minister, u kunt begrijpen dat ik daar uiteraard een aantal vragen bij heb. Wat is de totale impact van de inkanteling van de DBFM Scholen van Morgen op de Vlaamse begroting? Wat is de verklaring voor het verschil tussen de meerjarenraming voor 2015-2020 en de nota van de Vlaamse Regering van 19 december 2014? Welk bedrag wordt er met betrekking tot Scholen van Morgen aangerekend op 2014? Wat is de verklaring voor het verschil van 87 miljoen euro tussen uw updatedocument en de nota van de Vlaamse Regering van 19 december? Wat is de verklaring voor het verschil van 92 miljoen euro tussen de aanrekening in de begroting 2015 en die in de nota van de Vlaamse Regering van 19 december 2014? Kunt u het parlement een volledig overzicht bezorgen van de totale vergoedingsfactuur van de volledige afwikkeling van het project? Daarmee bedoel ik alle investeringen, beschikbaarheidsvergoedingen, bouwdossiers van het gesubsidieerd onderwijs enzovoort voor de volgende begrotingen. Dat zou handig zijn om de discussie ook helder te maken, gezien het feit dat niet alleen ik, maar heel wat leden daar regelmatig vragen over stellen. Zo kan dit parlement ook zien wat men wanneer plant om te worden ingekanteld in dit dossier.
Minister Turtelboom heeft het woord.
Voorzitter, naar aanleiding van de begrotingsopmaak 2015 werd een raming gemaakt van de bijkomende ESR-impact ten opzichte van de in de begroting ingeschreven beschikbaarheidsvergoedingen wegens de consolidatie. De doorgevoerde correctie beliep 422,4 miljoen euro en was, zoals het Rekenhof in zijn opmerkingen over de begroting 2015 aangaf, gebaseerd op de risk assessment planning van 14 juni 2014, waarin procurementgegevens over design-, build- en feekosten zijn weergegeven.
In de meerjarenraming 2015-2019 werden de data van de risk assessment planning van 14 juni 2014 in meerjarenperspectief weergegeven. Daarbij werd vervolgens de geïmputeerde schuld na activering van btw bij oplevering toegevoegd, en werd tevens een positieve correctie ten belope van de kapitaalscomponent binnen de beschikbaarheidsvergoeding aan Scholen van Morgen in rekening gebracht. Mijnheer Rzoska, in het cijfer van 1,27 miljard euro dat u als projectkostprijs voor de periode 2015-2020 hebt berekend, op basis van de algemene toelichting en de meerjarenraming, ontbreken nog enkele zaken, voornamelijk omdat ook de kosten die vóór 2015 worden geactiveerd bij de DBFM Scholen van Morgen, in rekening moeten worden gebracht. Bovendien werden ook prijsherzieningen, intercalaire intresten en financieringskosten op korte termijn niet in rekening gebracht in deze cijfers.
Wat betreft de cijfers uit de nota aan de Vlaamse Regering van 19 december 2014, kan ik u het volgende meegeven. In deze nota wordt ervan uitgegaan dat de opname binnen de boekhouding van de DBFM als activa in aanbouw bepalend is voor de ESR-aanrekening. De cijfers die hierbij aangegeven worden, betreffen evenwel – zij het verkeerdelijk – de verwachtingen van de voorraadcijfers per jaareinde 2014 en volgende, terwijl de ESR-impact in de feiten dient te worden gemeten aan de hand van de jaarlijkse voorraadevolutie met correctie voor opleveringen.
Voorgaande vaststelling geeft aanleiding tot de belangrijkste verklaring voor het verschil tussen het in de nota aan de Vlaamse Regering vermelde cijfer van 179 miljoen euro voor 2014, ten opzichte van het in de update van de voorlopige uitvoeringscijfers 2014 vermelde cijfer van 93,3 miljoen euro. Dezelfde veronderstelling verklaart ook grotendeels waarom de ESR-impact voor 2015 volgens de nota van 19 december gelijk is aan 514,5 miljoen euro, terwijl in de begrotingsopmaak nog uitgegaan werd van 422,4 miljoen euro.
Zoals u ook in de nota aan de Vlaamse Regering kon lezen, bevat het cijfer van 514,5 miljoen euro aan geraamde ESR-impact voor 2015, naast de stock aan activa in opbouw ten belope van 512,1 miljoen euro per einde 2015, ook het gedeelte van de beschikbaarheidsvergoeding dat niet de dertigjarige aflossing van de vaste activa betreft, met andere woorden de langetermijnrente- en onderhoudskosten. Deze laatste component was ook voor de consolidatie van de DBFM als ESR-uitgave in de begroting opgenomen en dient dus niet te worden meegerekend om de bijkomende impact van de consolidatie te berekenen.
Het cijfer van 1,516 miljard euro aan projectkosten dat u hebt berekend door het samennemen van de ESR-impact voor de jaren 2014 tot en met 2019, bevat dus de respectievelijke stocks per jaareinde van de vaste activa in aanbouw én het gedeelte van de beschikbaarheidsvergoeding dat niet de dertigjarige aflossing van de vaste activa betreft, zijnde de langetermijnrente- en onderhoudskosten.
Volgens de laatst beschikbare gegevens, op basis van de procurementgegevens van de risk assessment planning van 15 januari 2015, bedraagt de totale impact van de inkanteling ofwel de ESR-correctie van de DBFM Scholen van Morgen in de begroting ongeveer 1,688 miljard euro. Dat is het totaal van de bouwwerken, architecten en studiebureaus, intercalaire intresten, financieringskosten op korte termijn en btw sinds de opstart van de werkzaamheden tot en met 2020. Sowieso is dat cijfer nog onder voorbehoud, afhankelijk van de effectieve evoluties in functie van de oplevering.
Dit effect van de versnelling in aanrekening zal gedurende de gebruiksperiode volledig kunnen worden gecorrigeerd ten aanzien van de aan de scholen door te rekenen beschikbaarheidstoelagen, wat dan de positieve ESR-correctie is. In de periode tot en met 2020 bedraagt deze correctie 183 miljoen euro, wat ons brengt tot een netto-impact van de inkanteling in de begroting van 1,5 miljard euro, voor de periode tot en met mei 2020.
Specifiek voor 2014 bedragen de meest actuele ramingen van de ESR-correctie 101,5 miljoen euro. In deze ramingen wordt de btw aangerekend op het moment van opname in de balans. Hierin zit enerzijds een negatieve ESR-correctie van 101,7 miljoen euro voor de respectievelijke kosten die worden geactiveerd, inclusief btw, en anderzijds een positieve ESR-correctie voor de opgeleverde school in Londerzeel ten belope van 219.000 euro. Deze cijfers zijn nog onder voorbehoud van eventuele aanpassingen en audit.
De net vermelde cijfers zijn de meest recente, ze zijn gebaseerd op een methodologie die is beschreven in een ontwerp van methodologische nota, die in samenwerking tussen mijn departement en het kabinet-Crevits en DBFM Scholen van Morgen is opgesteld en momenteel ter advisering bij het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) voorligt. Als u wilt, kan ik u de nota bezorgen, maar die is op dit moment niet gevalideerd door het INR. Het gaat om een methodologie, om de verschillen tussen de berekeningen te vermijden.
Ik geef eerlijk toe dat het een leerproces is. Jaren aan een stuk werkten we met de redenering dat het ging om 1,5 miljard euro, dat we een bepaald aantal nieuwe scholen zouden bouwen, en of het nu wat meer of minder was in 2015, in de totaliteit van het project ging het om x-aantal scholen. Door de ESR-inkanteling moet ik nu wel exact weten wanneer in welk jaar wat is gebeurd. We constateren dat er te veel verschil op zit. Dat maakt niets uit voor de volledige uitvoering van de werken, of de scholen worden gebouwd of niet.
Ik heb al een paar keer in deze commissie gezegd: boekhoudkundig kan het opeens een heel groot verschil betekenen als voor 165 scholen de ruwbouw wat sneller of wat trager vordert. Wij moeten de boekhoudkundige cijfers zo exact mogelijk ramen, en daarvoor hebben we een goede methodologie nodig. De DBFM Scholen van Morgen beantwoorden aan de visie dat we scholen willen realiseren, maar volgen minder de logica van het boekhoudkundige systeem van de Vlaamse overheid. Het is heel relevant voor onze rapportering aan Europa en aan dit parlement, om een exacte inschatting te kunnen maken van meerjarenramingen en begrotingen, en ook van eventuele besparingen of tekorten.
Ik benadruk dat de methodologie nog niet is gevalideerd door het INR. Maar ze is net opgemaakt om tegemoet te komen aan uw terechte vraag, mijnheer Rzoska, over de verschillen in cijfers die kunnen bestaan tussen nota’s die vier of vijf maanden uit elkaar liggen. Ik stel voor dat die wordt bezorgd.
Als u een volledig overzicht wilt van alle investeringen, beschikbaarheidsvergoedingen, bouwdossiers gesubsidieerd onderwijs enzovoort, beschik ik niet over alle details in een dergelijk langetermijnperspectief. Maar ik twijfel er niet aan dat minister Crevits over de cijfers beschikt. Uw vraag is in elk geval terecht. Ik heb u zo gedetailleerd mogelijk geantwoord over de verschillen, en ik geef u vooral een methodologie waarmee we dit willen verhelpen.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, dank u voor de informatie die u geeft. Het is inderdaad niet zo gemakkelijk om te volgen wat de totale impact is van het hele project op de Vlaamse begroting, niet enkel voor 2014, dat wordt afgesloten op het einde van de maand, maar ook en vooral in de meerjarenraming en de meerjarenbegroting. Die nota kan misschien wat meer licht op de zaak werpen.
In dit parlement is altijd uitgegaan van een project van 1,5 miljard euro. Ik verwijs naar de cijfers die ik terugvond in de tabel in de nota van de Vlaamse Regering, en die heel dicht lag bij de begrotingsaanpassing 2014. In het verleden zijn er al veel vragen gesteld, omdat er langs deze kant van de tafel heel veel vragen bestaan over de volledige budgettaire impact van het project. En het blijft vragen oproepen.
Er is een confrontatie geweest met het advies van Eurostat. Zij zeggen nu: inkantelen. Maar als er zeer veel verschillende bedragen circuleren, wordt het moeilijk voor het parlement. Ik heb een antwoord gekregen op de meeste vragen, maar er zijn toch markante verschillen bij, zeker in een budgettaire context. Alleszins bedankt voor uw antwoord. Ik zal die bijkomende vraag misschien aan minister Crevits stellen. Ik begrijp dat de nota nog niet is gevalideerd, maar al bedankt dat we die ter beschikking krijgen.
U hoeft hier geen boekje open te doen van de Vlaamse Regering, maar dit wordt toch een belangrijk element bij een begrotingscontrole. Dan moet je goed weten wat de stand van zaken is van dit project om de impact te kennen op het budget van de Vlaamse overheid.
Het is uiteraard superbelangrijk. Ik wil aanvullen dat het hierbij altijd gaat om inkantelingscijfers. Het gaat nooit over: realiseren we het project of niet? Daar is geen onduidelijkheid over, dat heb ik altijd gezegd. Dat gebeurt.
Maar het heeft wel degelijk een impact op een begroting, zeker in een budgettair moeilijke situatie, wanneer iets effectief inkantelt en in welk jaar. Dat heeft een effect op de rapportering aan Europa, en ook gewoon op de budgettaire oefening die je moet doen – of die je, in een positief geval, niet moet doen. Eén ding is zeker: het cijfer moet ooit worden ingekanteld in de begroting.
Ik merk wel bij DBFM dat het een leerproces is. Men wou een project realiseren, en het was om het even of het wat sneller of trager ging. Maar nu is het inkantelingsmoment begrotingstechnisch superbelangrijk.
De vraag om uitleg is afgehandeld.