Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Er zijn vorige week verschillende debatten geweest rond kinderopvang. We hebben er daarstraks al een gehad. Er zijn dus verschillende deelaspecten. Vorige week is een aantal debatten ontstaan omdat professor Vandenbroeck, die momenteel aan een studie werkt over de Vlaamse kinderopvang in opdracht van Kind en Gezin, al inzichten heeft gedeeld over de kwaliteit en de capaciteit van de kinderopvang.
Het gaat over drie aspecten of meer bepaald drie alarmsignalen die hij geeft. Het zijn geen neutrale mededelingen.
Het eerste aspect gaat over de capaciteit. De ambitie die we hebben om tegen 2020 een behoeftedekkend aanbod te hebben, zal niet worden gehaald volgens professor Vandenbroeck. Hij meent dat de prognoses van wat een behoeftedekkend aanbod is, verkeerd zijn gemaakt. Het gaat over een verkeerde inschatting van de groei en van de uitval van onder meer onthaalouders. Er is wel een ambitie, maar er is geen jaarlijks groeipad daarnaartoe. Die ambitie is dan ook niet haalbaar.
Verder is het aantal kinderen per verzorger veel te groot. Kwaliteitsvol zorgen voor acht à negen kinderen is niet mogelijk. Als men dan weet dat er tijdens rustpauzes soms veertien kinderen bij een verzorger zijn, dan is dat onaanvaardbaar. Ik denk dan aan de brandveiligheid. Onlangs circuleerde er een online nepartikel over de ontruiming van een kinderopvangverblijf waarbij er helaas onvoldoende personeel was om alle kinderen te ontruimen. Er was maar een verzorger voor veertien kinderen. Daarmee wilde men aankaarten dat het risicovol is om veertien kinderen bij een verzorger te laten. Zelfs al gaat het om een rustmoment, baby’s en peuters slapen niet altijd op momenten waarvan wij vinden dat ze zouden moeten slapen.
Door een aantal maatregelen vallen kansarmen uit de boot, aldus professor Vandenbroeck. We hebben het daarnet al gehad over de tarieven maar nog niet over de toegenomen tarieven. De manier van registeren betekent hier een drempel. De regel ‘bestellen is betalen’ is ingevoerd, terwijl het net kansarmen zijn die flexibele en tijdelijke opvang nodig hebben om niet in moeilijkheden te geraken. Om sociale redenen moet men ook een afwijkend tarief kunnen toestaan. Dat zijn maatregelen waarbij kansarmen extra drempels ondervinden.
Dit zijn fundamentele opmerkingen. Het gaat niet over een oppositielid dat iets beweert, maar over een onderzoeksgroep die in opdracht van Kind en Gezin de Vlaamse kinderopvang analyseert. Dit zijn zaken die we zeer au sérieux nemen.
Het decreet is nog niet zo lang in werking. Het is nog niet te laat om aanpassingen door te voeren en de uitvoering daarvan eventueel bij te sturen.
Minister, zult u het groeipad – en dan heb ik het over het eindcijfer dat we moeten bereiken om een behoeftedekkend aanbod te hebben – bijstellen op basis van aangepaste berekeningen? In welk budgettair groeipad voorziet u? Weet u hoeveel er jaarlijks zal worden vrijgemaakt om dat doel te bereiken? We hebben dat na enig aandringen gekregen voor het uitbreidingsbeleid voor personen met een handicap. Ik denk dat eenzelfde oefening voor de kinderopvang zeer relevant zou zijn.
Dit jaar wordt 20 miljoen euro uitgetrokken, maar het is nog niet helemaal duidelijk hoe die zal worden verdeeld. U hebt vorige week op de radio gezegd dat de uitvoering van de cao 7 miljoen euro zal kosten. En dan is er nog het Rekenhof dat heeft opgemerkt dat van die 20 miljoen euro wellicht 10 miljoen euro naar de compensatie voor de besparingen bij Kind en Gezin zal gaan. Hoe zal die 20 miljoen euro worden verdeeld en besteed?
Zult u de normen voor het aantal kinderen per begeleider verlagen? De meeste partijen in dit parlement hebben al opgemerkt dat de norm in Vlaanderen te hoog ligt. Het aantal kinderen per begeleider ligt te hoog. Bent u bereid om dat te herzien en bent u al nagegaan of het haalbaar is om dat aantal te verlagen naar een zestal kinderen per begeleider?
Heeft er een armoedetoets plaatsgevonden op dit decreet en werd daarbij rekening gehouden met de impact van de elektronische registratie, het principe ‘bestellen is betalen’ en de beperking van de mogelijkheid om omwille van sociale redenen afwijkende tarieven toe te staan? Op welke manier zult u deze extra obstakels voor kansengroepen proberen weg te werken? Welke flankerende maatregelen zult u nemen om te zorgen dat die drempels worden weggewerkt voor mensen die in kansarmoede leven?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Deze vraag sluit aan bij de vragen van daarnet. Zij hadden eigenlijk gekoppeld kunnen worden aangezien heel wat vragen terugkomen.
Onze fractie is al tevreden dat er in de huidige budgettaire context 20 miljoen euro bijkomende middelen zijn. Over de besteding daarvan hebben we het al gehad in de commissie. Ik noteer echter uw vraag en mogelijk is daar intussen nog meer concrete informatie over.
Mevrouw Van den Brandt, uw tweede vraag sluit aan bij uw eerste vraag. Beleid voeren met beperkte financiële middelen impliceert dat er keuzes moeten worden gemaakt. Ik vind het nogal kort door de bocht dat u en/en zegt zonder zelf aan te geven wat voor u de prioriteit is. Als we een beperkt budget hebben en we vinden allemaal dat er meer capaciteit nodig is, hoe kunnen we dit dan rijmen met een daling van de norm van het aantal kinderen per begeleider? We pleiten allemaal voor een voldoende aanbod aan kinderopvang maar ook voor een leefbare sector.
Dat beperkte budget is natuurlijk niet de keuze van Groen.
Iedereen is voorstander van een voldoende aanbod en een leefbare sector maar daarin moeten keuzes worden gemaakt. We weten dat die norm redelijk hoog ligt maar mijn vraag is toch om het decreet uit te voeren en de aanpassingen door te voeren die de minister heeft aangekondigd met betrekking tot vereenvoudiging. Dat zal de initiatieven al heel wat meer zuurstof kunnen geven en meer tijd vrijmaken – die nu administratief wordt ingevuld – voor de begeleiding van kinderen.
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Minister, mevrouw Van den Brandt vraagt terecht of u intussen een groeipad hebt opgesteld. Ik hoop dat u daar deze keer ‘ja’ op antwoordt en dat u niet zegt dat er geen plan is om tegen 2020 in voldoende betaalbare en kwaliteitsvolle plaatsen te voorzien voor kinderen. Ik hoop op een plan van aanpak waarbij u kunt zeggen wat u dit jaar zult doen, en wat volgend jaar. Ik heb er alle begrip voor dat u zegt dat 2015 geen gemakkelijk jaar is en dat ook 2016 zich moeilijk aankondigt. Maar ik verwacht dan wel een pad waarbij ik zie dat u vanaf 2017 in volle vaart vooruitgaat om alsnog 2020 te halen. Ik steun die vraag naar een plan. Het is niet de eerste keer dat we u dat voorstel doen.
U zegt dat u 20 miljoen euro per jaar hebt. Daarvan gaat 7 miljoen euro naar de cao. Dan blijft er nog 13 miljoen euro over voor het uitbreidingsbeleid. Maar daarnet antwoordde u op mijn vraag dat net dat deel van de 5,5 miljoen euro dat u dit jaar alvast niet haalt, door de tarieven voor mensen in armoede op te trekken, moet worden gecompenseerd door uw huidige budgetten, van het uitbreidingsbeleid heb ik begrepen. Dat betekent dat er wellicht nog minder uitbreidingsbeleid komt dan wij al dachten. Hoe denkt u daar dan toch te geraken tegen 2020? U zegt altijd dat 2016 een moeilijk jaar zal worden. Maar wat bedoelt u daarmee? Bedoelt u dat u niet de volledige 20 miljoen euro zult inzetten, wat op zich al geen fameus bedrag is? Of bedoelt u dat dit bedrag nog lager zal liggen? Wat mogen wij verwachten de periode daarna? U zou toch een idee moeten hebben van wat u tijdens deze legislatuur kunt uitgeven aan kinderopvang. Is dat 13 miljoen euro maal 5, min het extra geld dat u niet haalt bij mensen in armoede? Hoe moet ik dat precies zien? Wat is die rekensom?
Want mevrouw Schryvers heeft gelijk: u zult keuzes moeten maken met het budget dat u hebt. Maar wij weten niet eens goed over welk budget u werkelijk beschikt om uit te geven aan dat nieuwe beleid, dat inderdaad bestaat uit uitbreidingsbeleid, waarbij u nog een keuze zult moeten maken welk deel inkomensgebonden zal zijn en welk niet. Wij pleiten voor een voldoende groot inkomensgebonden deel. Maar wij willen ook niet dat u de andere sector verwaarloost.
Zoals mevrouw Van den Brandt zegt, spelen daar twee elementen: de financiële haalbaarheid van het zelf initiëren van kinderopvang en de werkdruk. Die heeft onder andere te maken met het aantal kinderen dat je tegelijkertijd opvangt. Als je minder kinderen opvangt, kun je dan nog financieel rondkomen? Soms wordt het niet alleen voor de kinderen op een bepaald moment te veel, maar ook voor de persoon die de opvang doet. Zeker als je er alleen voor staat, is dat niet altijd even gemakkelijk.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
De doelstelling om in 2020 een behoeftedekkend aanbod te hebben hoeft niet bijgesteld te worden. Concreet beoogt de Vlaamse Gemeenschap tegen 2016 een aanbod voor minstens de helft van de kinderen jonger dan drie jaar, en vanaf 2020 voor alle gezinnen met een behoefte aan kinderopvang. Op Vlaams niveau halen we de doelstelling voor 2016 nu al. Tegen 2020 zouden er volgens de raming ongeveer 17.500 plaatsen moeten bijkomen.
Het dalend aantal onthaalouders is een evolutie die al langer aan de gang is. Het totale aantal plaatsen in de voorschoolse kinderopvang is de voorbije periode echter uiteraard niet gedaald. We merken ook een zekere verschuiving van gezinsopvang naar groepsopvang. Bovendien maakten een aantal onthaalouders de overstap naar groepsopvang. De voormalige samenwerkende onthaalouders vallen nu onder de groepsopvang.
Vorige legislatuur creëerden we meer dan 20.000 bijkomende plaatsen. Als u de begrotingsinspanning van het gedeelde jaar 2009 meetelt, zullen we die norm tegen 2020 wellicht kunnen halen.
Zoals in de vorige legislatuur ligt er, in tegenstelling tot de gehandicaptensector waar dat in een wet is ingeschreven, niet van bij de start een meerjarenbudget vast. Er wordt telkens jaar per jaar gekeken hoe het extra budget kan worden ingezet om de doelstellingen te halen. Die doelstellingen betreffen niet alleen de capaciteit maar ook de leerbaarheid en betaalbaarheid van de kinderopvang. Je moet dus op meerdere terreinen inzetten.
Voor wat betreft de budgetten van de vorige legislatuur: in het begrotingsjaar 2009 werd ongeveer 39 miljoen euro extra uitgegeven aan kinderopvang, voor het overige hebben wij de 20 miljoen euro alleen maar gehaald in 2012. Alle andere jaren gingen er minder middelen naar de kinderopvang. Die worden ingezet voor meer dan alleen maar het uitbreidingsbeleid.
Uiteraard wordt de 20 miljoen euro recurrent ingezet. Dat is ook de bedoeling van recurrent geld: dat het recurrent in de kinderopvang wordt ingezet. We zullen toezeggen om 20 miljoen euro recurrent in het systeem te steken in het perspectief van de andere dossiers die daarmee een samenhang vertonen.
Wat betreft het aantal kinderen per kinderbegeleider delen we de mening van professor Vandenbroeck dat het niet kwaliteitsvol zou zijn als per kinderbegeleider steeds zoveel kinderen tegelijk zouden worden opgevangen. Het is echter niet correct te stellen dat er op ieder moment aan een dergelijke hoge ratio wordt gewerkt. De regelgeving legt enkel de maximumnormen op, dat zijn normen die in principe nooit mogen overschreden worden. Toch is deze regelgeving geen algemene achteruitgang: met deze regelgeving wordt voor het eerst een algemene aanwezigheidsnorm ingeschreven. Dat bestond voorheen niet in alle deelsectoren. De nieuwe regelgeving zegt daarnaast ook dat de organisator moet streven naar een norm van één op zeven voor groepsopvang en naar één op vier voor gezinsopvang.
Deze maximumnormen werden geïntroduceerd omdat ze aansluiten bij wat binnen het huidige budgettair kader haalbaar was. In Wallonië hebben ze inderdaad een lagere norm, maar daar subsidiëren ze maar 70 procent van die norm. Daar hebben wij uitdrukkelijk niet voor gekozen.
Uit onderzoek blijkt ook dat een goede omkadering en competente medewerkers en organisaties minstens even belangrijk zijn voor een kwaliteitsvolle kinderopvang. Daarom zetten wij ook in op de pedagogische ondersteuning van de kinderopvanglocaties en op competentieversterking.
Het perspectief van kansarme gezinnen werd altijd in rekening gebracht bij de uitwerking van de nieuwe regelgeving en van het nieuwe instrumentarium. Bij de elektronische procedure voor het verkrijgen van een attest ‘kindcode met inkomenstarief’ werd van meet af aan rekening gehouden met het feit dat dit voor 10 procent van de ouders moeilijk zou kunnen zijn. Dergelijke problemen stellen zich niet alleen voor de kinderopvang. Het is een zeer belangrijk aandachtspunt voor elke digitalisering van de dienstverlening, waar we als Vlaamse overheid radicaal voor kiezen. Daarom bleef ook de mogelijkheid bestaan om manueel via de Kind en Gezin-lijn een kindcode te verkrijgen. Het klopt dat dit niet zonder problemen is verlopen. De impact hiervan was veel groter dan we konden vermoeden. We hebben hier dan ook uit geleerd hoe dit het best kon worden aangepakt.
Deze kennis zal ook dienstig zijn voor andere sectoren waar digitale processen hun intrede doen in de dienstverlening aan de burger. Op basis van de lessen die werden getrokken, worden nu de voorbereidingen getroffen tot bijsturing van het systeem voor het berekenen van het inkomenstarief en het verkrijgen van een attest ter zake, een attest ‘kindcode’.
De regels ‘bestellen is betalen’ werden van bij de ontwikkeling ervan besproken in een multi-actorgroep waarbij ook de Gezinsbond en het Netwerk tegen Armoede vertegenwoordigd waren, naast de opvangsector zelf. Ook het raadgevend comité van Kind en Gezin gaf advies. De huidige regels zijn hier met opzet niet te strak getrokken, om voor sector en ouders maatwerk mogelijk te maken. Het is evenwel correct dat deze regels in het werkveld niet steeds worden ingevuld op een even sociale wijze die rekening houdt met de wensen en mogelijkheden van de ouders, ondanks duidelijke aanbevelingen ter zake en de expliciete toelichting over en de vraag naar aandacht voor de sociale geest achter deze regels.
Ondanks heel wat sterke en mooie praktijkvoorbeelden zijn er ook voorbeelden te vinden waar de invulling van deze regels belemmeringen voor bepaalde doelgroepen met zich meebrachten. Daarom werd dit thema al uitgebreid besproken in het kader van het Voortgangsplan decreet kinderopvang, waarbij ook het Netwerk tegen Armoede en het Minderhedenforum betrokken zijn. Binnen dit forum werd afgesproken dat de regels voorlopig ongewijzigd blijven, maar dat we zeker blijven inzetten op sensibilisering en ondersteuning van de sector zodat de voorzieningen op een sociaal verantwoorde manier met deze regels omgaan. Met monitoring zullen we de effectieve problemen blijven opvolgen. Tegelijk zullen we met documenten en met het in beeld brengen van ‘good practices’ de sector blijven motiveren. Daarnaast blijven we werken aan de knelpunten en obstakels die kansengroepen ervaren in de kinderopvang, onder meer met ondersteunende informatie over de toepassing van de voorrangsregels. Deze voorrangsregels zijn een instrument om een sociaal opnamebeleid in functie van diversiteit en toegankelijkheid uit te bouwen. De stuurgroep Sociale functie in de kinderopvang, die focust op de brede implementatie van een sociaal beleid in de gehele kinderopvang maar die ook aanbevelingen en knelpunten formuleert in functie van het beleid, blijft voortwerken.
We onderzoeken ook de mogelijkheid om het aantal opvangplaatsen met plussubsidie, specifiek gericht op het werken met kwetsbare gezinnen, te verhogen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, bedankt voor de antwoorden.
Mevrouw Schryvers, u zegt dat we niet voor én-én kunnen gaan, er is nu eenmaal een beperkt budget. Ik herhaal dat het geen keuze van Groen is om maar een beperkt budget te hebben voor kinderopvang, en zeker niet zo’n beperkt budget. Daarom hebben wij een alternatieve begroting opgesteld. Sommige projecten en plannen van deze regering hebben een ontzettend hogere kostprijs. Er waren keuzes, er zijn alternatieven. Ik moet niet zeggen wat wij met 20 miljoen euro hadden moeten doen. U zult van mij alleen maar horen dat 20 miljoen euro onvoldoende is om te doen wat nodig is. U zult mij niet horen zeggen dat je met 20 miljoen euro op al die paarden kunt wedden. Dat bedrag moest dus significant hoger.
Minister, u zegt dat we moeten kijken naar de vorige legislatuur. Ook tijdens de vorige legislatuur vond Groen de investeringen in kinderopvang onvoldoende. Het is niet omdat we in het verleden te weinig hebben gedaan dat we nu ook te weinig moeten doen.
Mevrouw Schryvers, u zegt dat onze norm relatief hoog ligt. Onze norm is de hoogste van de ons omringende landen. Dat is dus niet relatief hoog, dat is zeer hoog.
Minister, ik ben blij dat u de mening deelt dat het aantal kinderen per begeleider te hoog is en dat u dit als een maximum beschouwt, dat u streeft naar een lager cijfer.
In realiteit worden kinderdagverblijven wel gestimuleerd om het maximum te hanteren. Er wordt een beleid gevoerd dat motiveert om zoveel mogelijk de plaatsen op te vullen omdat het anders de financiële leefbaarheid in het gedrang brengt.
U zegt dat u een afweging maakt. Is er een studie die die afweging toont? Hebt u nagegaan wat de impact is en of het mogelijk is om met een lagere norm te werken? Hoeveel kinderdagverblijven werken in de praktijk al met een lagere norm? Heel wat bedrijfscrèches geven bijvoorbeeld extra financiering om de norm te verlagen. Wat zou de financiële impact van het verlagen van de norm zijn? Ik ga er dus van uit dat als u keuzes maakt, het afgewogen keuzes zijn en dat u over studiemateriaal beschikt om de mogelijkheden na te gaan.
Minister, u hebt geen antwoord gegeven op de vraag hoe de 20 miljoen euro exact wordt verdeeld. Moeten we daarvoor op de begrotingscontrole wachten of kunt u de verdeling al geven? Het zou interessant zijn om de exacte verdeling te kennen.
U zegt dat u geen aanpassing moet doen. Het onderzoek van professor Vandenbroeck loopt verder en eens zijn resultaten er zijn, kunnen we nog eens een debat over die cijfers houden. U hebt onlangs op een schriftelijke vraag van mij over bijkomende plaatsen geantwoord dat er in 2013 1698 plaatsen extra waren. Hebt u dat cijfer ook voor 2014? Klopt het cijfer van 2013? Als er op dat tempo plaatsen bijkomen, zullen er geen 17.000 plaatsen of 40.000 zoals het ABVV zegt, bijkomen.
Het debat over de kindcode is hier gevoerd. Voorzichtig uitgedrukt, was het een hele soep, niet alleen voor kansarmen maar voor iedereen. Het was een klein fiasco. Ik ben blij te horen dat er een evaluatie komt, maar het blijft een complex gedoe en een drempel voor iedereen die heel wat frustratie opwekt.
U zegt dat er bij de regel ‘bestellen is betalen’ maatwerk mogelijk is. Ik ben het niet helemaal met u eens. Kinderdagverblijven kunnen er bijvoorbeeld niet voor opteren om geen gebruik te maken van die maatregel. Het is verplicht om met die regel te werken en dat zorgt voor veel frustratie. Het was een vraag van een aantal zelfstandige kinderdagverblijven om die regel in te voeren, maar die kinderdagverblijven die willen afwijken – vaak om een sociale reden –, kunnen dat niet. Ik denk bijvoorbeeld aan de gemeentecrèches van Gent die met heel veel plezier op een andere manier het beleid willen implementeren, maar gebonden zijn aan een aantal decretale bepalingen.
U zegt dat u hebt gesproken met het Netwerk tegen Armoede. Zouden wij hun advies kunnen krijgen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Ik heb niet met die verenigingen gesproken. Ik heb alleen gezegd dat die verenigingen betrokken zijn bij de voortgangsrapportering. Ik heb de samenstelling daarstraks gegeven. Ze zijn geconsulteerd op het moment dat specifiek over dit thema werd gesproken.
De kindratio die nu wordt gebruikt, is gebaseerd op het systeem dat in de zelfstandige sector bestond. In de gesubsidieerde sector was er geen ratio. We hebben die nu veralgemeend ingevoerd. Ook het werken met het opvangplan en het principe ‘bestellen is betalen’, werden ingevoerd na heel wat overleg met alle partijen en met de ambitie om te komen tot één geharmoniseerd stelsel. Er bestaan heel mooie voorbeelden van hoe kinderopvanginitiatieven met het opvangplan werken. De algemene regel is dat men binnen het opvangplan een aantal dagen afwezig kan blijven zonder dat men een medisch attest moet hebben. Ook dat was een vraag van de sector. We hebben gezocht naar een evenwicht tussen de verschillende verwachtingen en belangen. De zoektocht naar een geharmoniseerd stelsel is een zoektocht naar een synthese van systemen.
2016 zal een moeilijk jaar zijn. Dat heb ik al heel vaak gezegd. We gaan naar een groeipad – waar de ouderenzorg niet is inbegrepen – voor gehandicapten, kinderopvang en jeugdhulp. In het regeerakkoord zijn daar budgettair voorzieningen voor getroffen, maar het is juist dat we die niet op een jaar zetten omdat we willen nagaan hoe dit evolueert doorheen de jaren.
Als we een aantal ambities willen halen – en ook dit heb ik al verschillende keren gezegd –, dan gaan we ervan uit dat we ook trap 1 van dat systeem, het vrije tarief, moeten ondersteunen. Waarom? Als we 17.562 plaatsen willen creëren, gaan we dat niet doen door alleen op trap 2 te focussen. We moeten het ondernemerschap, ook in de sector, een dynamiek geven om mee die plaatsen te creëren. Dat is de reden waarom we het budget op een aantal sectoren moeten inzetten. Straks is er een vraag over de cao. Het is een nieuwe stap om de zelfstandige sector, die aangesloten is bij het paritaire comité van de gesubsidieerde sector, gefaseerd in gelijke financiële verloningssystemen te brengen. Jaar per jaar zal de regering dit onderzoeken en nagaan hoe we het budget intern tussen de verschillende onderdelen van de implementatie van het decreet zullen verdelen.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, er blijven nog een aantal vragen onbeantwoord. Ik ga er twee overhouden. We kunnen nog een debat voeren over ‘bestellen is betalen’, maar dat zal ongetwijfeld de komende maanden worden geëvalueerd.
Ik herhaal mijn eerste vraag nog eens. Op welke manier zal de 20 miljoen euro voor 2015 worden verdeeld? Hoeveel gaat naar de cao? Hoeveel gaat naar trap 1? Hoeveel gaat naar trap 2? Ik ben het met u eens dat het niet enkel naar trap 2 moet gaan, maar dat er ook middelen naar trap 1 moeten gaan.
Mijn tweede vraag was of u analyses hebt over het aantal kinderen per begeleider. Hoeveel kinderen zijn er nu gemiddeld per begeleider? Wat zou het financieel en praktisch betekenen om dat aantal omlaag te halen?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Het gemiddelde is 6,83. Neen, mevrouw Van den Brandt, dat moet ik opzoeken. Hoe kan ik dat in godsnaam nu zeggen? Als u cijfers vraagt, dan moet ik die opzoeken. Hoe kan ik nu uit mijn hoofd zeggen wat het gemiddeld aantal kinderen op dit ogenblik is? We zullen zien of die gegevens beschikbaar zijn.
Bij de start was er de erkende en gesubsidieerde sector die een forfaitaire verloning kreeg waar geen prestaties aan werden gekoppeld. Er was geen kindratio of norm. Er was ook de zelfstandige sector die voor 100 procent prestatiegedreven werd gefinancierd en daar was een norm. Bij een geharmoniseerd systeem krijgen de zelfstandigen ook een forfaitaire basis met een deel prestatiegebonden financiering, maar voor de erkende en gesubsidieerde sector verlaagt de forfaitaire basis en wordt de financiering ook voor een deel prestatiegebonden. Zo komt iedereen in hetzelfde financieringssysteem.
Het is heel begrijpelijk dat dat in de mindset en de manier waarop de organisaties ernaar kijken, een omwenteling kan zijn. Maar het is toch logisch dat je probeert te bekijken hoe je van de twee systemen iets kunt maken?
Als men in de vroegere zelfstandige sector op een bepaald ogenblik sluit, of als een gepland kind niet komt, krijgt men de forfaitaire betaling doorbetaald. We hebben dus echt ons best gedaan om te kijken hoe je naar een geharmoniseerd systeem kunt evolueren, maar er moeten inderdaad wel van de twee kanten wat aanpassingen gebeuren.
Wat de verdeling van die 20 miljoen euro betreft, mevrouw Van den Brandt: als de regering een beslissing heeft genomen, zult u dat zeker weten en zult u daar ongetwijfeld over interpelleren of vragen stellen.
Ik wil nog meegeven dat het altijd rond deze periode is geweest dat we rond de nieuwe marge in het kinderopvangbudget een beslissing nemen, omdat we ook moeten zien hoe een aantal zaken met elkaar gecombineerd kunnen worden.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Minister, als ik u vraag of u van plan bent om dat cijfer te doen dalen, zijn dat toch te verwachten bijvragen? Ik vind de vraag naar cijfers en analyse dus geen gekke vraag, maar ik zal ze schriftelijk indienen, om er een duidelijker antwoord op te krijgen.
Vorige week hebt u het cijfer van 7 miljoen euro genoemd voor de cao. Daarom ging ik ervan uit dat de verdeling van de 20 miljoen euro in zicht kwam. Ik dacht ook dat het onlangs op de agenda van de ministerraad van de Vlaamse Regering heeft gestaan, maar dat zal een foute lezing van de agenda zijn geweest van mijnentwege.
De vraag om uitleg is afgehandeld.