Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Minister, uit een onderzoek van de faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen aan de KU Leuven blijkt dat artsen de eerste symptomen van eenzaamheid die optreden als een bejaarde zijn partner verliest, te vaak aan een depressie linken. Dit onderwerp kwam hier reeds eerder ter sprake, onder meer in een eerdere vraag om uitleg van mezelf op 7 september 2013 over het gebruik van antidepressiva en antipsychotica in woonzorgcentra.
Het recente onderzoek analyseerde de gegevens van een Amerikaans onderzoek van 515 getrouwde mannen en vrouwen van 65 of ouder. Men vergeleek de tekenen van depressie bij de 241 personen die in die periode hun partner verloren, met de symptomen bij de anderen van wie de partner nog in leven was. Wie zijn partner had verloren, was duidelijk veel eenzamer, genoot minder van het leven, was minder gelukkig en had minder smaak bij zijn eten. Er zijn echter evenveel symptomen van depressie waarbij geen enkel verschil tussen de twee groepen kon worden vastgesteld.
Het is dus niet omdat een bejaarde aan enkele symptomen van een depressie lijdt, dat hij een pathologische depressie heeft en als dusdanig moet worden gediagnosticeerd en behandeld. Het belangrijkste is om de eenzaamheid aan te pakken. Zo vermijd je de ontwikkeling van een volwaardige depressie, aldus de onderzoekers. Een eenzame, rouwende bejaarde is niet altijd gebaat met antidepressiva, maar komt beter wat meer tussen de mensen. Dat sociaal gedrag moeten artsen en eerstelijnswerkers stimuleren.
Ik wil u daarover enkele vragen voorleggen. Bent u op de hoogte van het hogervermelde onderzoek? Hoe reageert u op de resultaten ervan? Welke maatregelen zult u nemen om eenzaamheid bij bejaarden structureel tegen te gaan? Hoe kunt u extra aandacht opbrengen voor rouwprocessen bij bejaarden? Welke preventiemaatregelen zult u nemen om artsen, hulpverleners en preventiewerkers beter te leren omgaan met signalen van depressie en rouw? Welke maatregelen acht u aangewezen met betrekking tot het gebruik van antidepressiva, wetende dat het gebruik ervan monumentaal hoog is?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het idee leeft dat met een pilletje alle problemen – ook droefenis en het rouwen – die gepaard gaan met het overlijden van een partner, kunnen worden opgelost. Ik denk dat de enige mogelijke preventie erin bestaat dat het rouwproces en het verdriet worden erkend en het besef dat iedereen op zijn manier dat verdriet moet verwerken. Er moet daartoe de nodige ruimte worden gecreëerd in de residentiële sector, de gezins- en bejaardenhulp en natuurlijk ook in de natuurlijke leefomgeving van de ouderen.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, ik heb via de media kennisgenomen van het onderzoek van Eiko Fried. De studie is de eerste die de netwerk-aanpak empirisch evalueert om de relatie tussen het verlies van een partner en depressieve symptomen te analyseren. Het onderzoek gebeurde in samenwerking met de universiteit van Amsterdam en werd gepubliceerd in het Journal of Abnormal Psychology. Wetenschappers onderzochten symptomen van depressie bij bejaarden die recent hun partner verloren. 515 getrouwde mannen en vrouwen van 65 jaar of ouder werden gedurende 3,5 jaar gevolgd. 241 personen verloren hun partner in de loop van het onderzoek.
De kern van het probleem is evenwel universeel: de symptomen van rouw, depressie maar ook van een beginnende dementie liggen heel dicht bij elkaar. Het is dan ook niet verwonderlijk dat rouw bij ouderen door artsen als een depressie kan worden aangezien. Voorts gebeurt het dat kenmerken van rouw, verdriet en depressie helemaal niet worden herkend, erkend en als een normaal verschijnsel worden aangezien dat nu eenmaal bij ouder worden hoort. Hiervoor bestaan al tal van behandelrichtlijnen. Ik wil u eraan herinneren dat toezicht op of onderzoek over het volgen van behandelrichtlijnen niet tot de bevoegdheden van de Vlaamse overheid behoort.
Op de bijeenkomst van de Vlaamse Regering van 6 maart 2015 is het Vlaams ouderenbeleidsplan besproken. Eén van de thema’s die in overleg met de Vlaamse ouderenraad is geselecteerd en die aldus een plaats zal krijgen in het nieuwe plan, handelt over de vermaatschappelijking van de zorg, met een bijzondere aandacht voor isolement, vereenzaming en depressie bij ouderen. Belangrijk hierin is dat bij de uitvoering van het ouderenbeleidsplan de participatie van ouderen vooropstaat. Daarnaast is het ook zo dat tal van lokale besturen, ouderenverenigingen en ouderenadviesraden initiatieven nemen om eenzaamheid bij ouderen tegen te gaan. Het is mijn overtuiging dat het lokale niveau minstens even belangrijk is als het Vlaamse beleidsniveau om deze problematiek effectief te bestrijden.
Een goed voorbeeld zijn de lokale zorgnetwerken en lokale voorzieningen die een aanvullend dienstenaanbod brengen bij kwetsbare mensen. Dat gebeurt in nauwe samenwerking tussen de netwerkcoördinator, vrijwilligers en lokale actoren. Ouderen zijn vaak een doelgroep van deze netwerken. Vorig jaar kreeg Samenlevingsopbouw West-Vlaanderen tijdens de studiedag ‘Zorgnetwerken’ nog het Flanders’ Care-projectpartnerlabel ‘Slimmer zorgen voor morgen’. Het voorkomen en aanpakken van eenzaamheid en sociaal isolement bij ouderen verdient de volle aandacht van iedereen: van beleidsverantwoordelijken op alle niveaus, van professionelen, maar ook van de burgers, die allemaal kind, familielid, kennis of buur zijn van ouderen, en ook zelf een toekomstige oudere zijn. Dat is de ware vermaatschappelijking van de zorg.
De constatering dat eenzaamheid bij ouderen kan leiden tot klachten over depressie en dat ouderen, vooral mannen, een hoog risico lopen op overlijden door zelfdoding, heeft ons ertoe aangezet om deze groep als risicogroep op te nemen in het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie. Het Vlaams Expertisecentrum Suïcidepreventie (VLESP) zal in 2016 een pilootproject lanceren rond netwerkgroepen voor ouderen. Het doel is het sociaal kapitaal – in de betekenis van integratie en betrokkenheid – in de lokale gemeenschap via lokale besturen en OCMW’s en dergelijke te versterken dankzij de creatie van netwerkgroepen rond de oudere als risicopersoon. Hiertoe worden gekwalificeerde vrijwilligers ingezet die werken met de methodiek van persoonlijke toekomstplanning. Kort samengevat is persoonlijke toekomstplanning een planningsproces waarbij een persoon met een ondersteuningsnood samen met enkele mensen uit zijn of haar netwerk regelmatig samenkomt om na te denken, te praten en actie te ondernemen. De thema’s die aan bod kunnen komen, zijn heel divers, maar hebben alle betrekking op het verbeteren van de kwaliteit van leven van de centrale persoon. Uiteraard zal er een onderzoek aan het project worden gekoppeld om na te gaan of deze actie effectief resultaat oplevert.
Voorts bestaan er reeds een aantal initiatieven. Een voorbeeld is de Zilverwijzer. Dit is een groepsmethodiek, gebaseerd op de tien stappen van ‘Fit in Je Hoofd’, dat tot doel heeft ouderen bij elkaar te brengen om te werken aan de geestelijke gezondheid. Uit de evaluatie van de eerste toepassingen weten we dat ouderen vooral de sociale interactie waarderen. Ook het ouderenteam van het centrum voor geestelijke gezondheidszorg van Brussel ontwikkelde de cursus ‘Tien tips voor een gezonde oude dag’. De cursus is bedoeld voor ouderenbegeleiders en is vergelijkbaar met de Zilverwijzer. Beide methodieken besteden in het bijzonder aandacht aan verlieservaringen. Binnen Flanders’ Care hebben projectindieners Thomas More Kempen en Vormingplus Kempen een toolbox ontwikkeld om de praktijken gericht op het aanpakken en het voorkomen van eenzaamheid bij ouderen te evalueren. Dit is verder uitgegroeid tot onder meer de website www.oudeneenzaam.be en de praktijkgids ‘Oud en eenzaam, een gids door de mythe’.
De nodige handvaten worden aangereikt om professionelen en vrijwilligers op een duurzame manier te laten werken rond de aanpak en preventie van eenzaamheid bij ouderen. Ook hier wordt aandacht besteed aan omgaan met verlies.
Deze voorbeelden tonen aan dat in Vlaanderen, zowel beleidsmatig, door de gezondheids- en welzijnsactoren, als door de academische wereld initiatieven zijn genomen inzake het effectief inzetten op geestelijk gezond ouder worden.
Recent werd in het kader van de week van de valpreventie het verantwoord gebruik van psychofarmaca algoritmisch uitgewerkt. Ook de behandelrichtlijn van Domus Medica verwijst hier naar. Daarnaast geeft Domus Medica richtlijnen rond geneesmiddelenverslaving en depressie bij volwassenen. Ook hierin wordt alertheid voor correct medicatiegebruik gevraagd.
Het toezicht op de juistheid van de richtlijnen en op de toepassing ervan behoort evenwel niet tot de Vlaamse bevoegdheid. De beste preventie voor overmatig gebruik van antidepressiva is het voorkomen van depressie. Het project psychofarmaca van het woonzorgcentrum Leiehome is gericht op een efficiënter en effectiever gebruik van psychofarmaca bij bewoners in woon- en zorgcentra. Er wordt onder meer extra aandacht besteed aan betekenisvolle dagactiviteiten als alternatief voor slaapmedicatie en medicatie tegen angst en depressieve symptomen. Er is ook een wetenschappelijk onderzoeksluik aan gekoppeld.
Dat is een van de pilootprojecten uit het verslavingsfonds dat is overgekomen met de zesde staatshervorming. Al die projecten worden geëvalueerd en afhankelijk van die evaluatie al dan niet structureel ingebed in het Vlaamse beleid. We kijken alvast uit naar de evaluatie en de onderzoeksresultaten van dit project.
Minister, u verwees in uw antwoord een paar keer naar de bevoegdheid. Het is echter niet omdat een bevoegdheid verspreid is dat de verantwoordelijkheid niet verdeeld is en dat er werk moet worden gemaakt van een ‘multilevel’ aanpak. Als Vlaams minister van Welzijn hebt u de opdracht dit thema blijvend op de agenda te zetten en de andere overheden, zowel de lokale als de federale, te stimuleren om hiermee aan de slag te gaan.
Het is belangrijk, hiermee zit ik op de lijn van mevrouw Saeys, rouw als proces en als uitdaging te erkennen en een plaats te geven, zowel in de residentiële als in de ambulante zorg. De discussie rond animatie en de financiering ervan lijkt me hier cruciaal. Vandaag is er een financieringslijn. In de toekomst is de grootte ervan bediscussieerbaar. Men kan zich de vraag stellen of de animatie niet voor een deel moet worden aangeboden aan personen die niet residentieel zijn, maar wel in de buurt wonen en in het kader van een buurtgerichte aanpak er gebruik van zouden moeten kunnen maken.
Concreet ingaan op de heel hoge consumptie van antidepressiva en psychofarmaca blijft een uitdaging. Het probleem moet dan ook continu aan de agenda van het kwaliteitsbeleid staan en men moet zien waar het moet worden geplaatst. De intenties zijn goed, maar als men kijkt naar het resultaat en de cijfers, dan blijkt er nog altijd een hoge consumptie.
U verwijst naar een aantal projecten. In het laatste stuk van uw betoog hebt u gezegd deze te evalueren en desgevallend uit te rollen. Mijn vraag is: wanneer is die evaluatie gepland? Wat zijn de kritische factoren? Wanneer kunnen we al dan niet een uitrol verwachten?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Het is belangrijk de depressieklachten eruit te filteren. De minister zei het al, het suïcidecijfer bij bejaarden ligt heel hoog en in veel gevallen lukt zelfmoord. Wat antidepressiva betreft, vaak zijn het de bejaarden zelf die om medicatie vragen, zodat ze zich beter voelen; soms gebeurt het onder druk van de familie die merkt dat moeder of vader er niet zo goed aan toe is.
Als mensen dan toch antidepressiva nemen, dan moet dat worden opgevolgd door de huisarts en worden afgebouwd en gestopt. Ook hier is er een probleem.
– Peter Persyn treedt als voorzitter op.
Ik wil zelf ook nog even tussenkomen. Vanuit mijn ervaring wil ik er toch op wijzen dat rouwverwerking tijd vraagt. Ik denk dat de eerstelijnszorgverleners de jongste jaren gesensibiliseerd zijn. 25 jaar geleden was er nog veel promotie voor de fameuze Prozac, maar er is een enorme mentaliteitswijziging, zowel in de thuissetting als in de residentiële setting. Rouwverwerking vraagt nu eenmaal tijd. We zien dat bijvoorbeeld ook bij vijftigers die een hartinfarct hebben gehad, of ze zich nu in een thuissetting of in een residentiële setting bevinden. We zijn al lang afgestapt van de psychofarmaca. De lering is ook vanuit de wetenschappelijke literatuur dat mensen met depressieve tekenen door de psychofarmaca eigenlijk geactiveerd worden, dat ze vaak overmoedig worden en impulsief gedrag vertonen dat hen naar suïcide duwt.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Een aantal vaststellingen zijn inderdaad heel juist. We zijn al een tijd, samen met de federale overheid, aan het werken rond medicatiegebruik in de woonzorgcentra. Dat is trouwens ook een onderdeel van ons kwaliteitsdecreet en kwaliteitsbeleid. Zo loopt er een project om de verpakking van de medicatie in de woonzorgcentra kleiner te maken.
Ik zou alleen nog volgende opmerking willen maken. Als we het hebben over de vermaatschappelijking van de zorg, dan gaat het er ook vaak om dat niet alle problemen of momenten waarbij mensen zich niet goed voelen, een gemedicaliseerde aanpak veronderstellen. Het probleem moet in een ruimer welzijnsverhaal kunnen worden geplaatst. Fenomenen als vereenzaming, depressie, suïciderisico’s veronderstellen niet noodzakelijk een gemedicaliseerde aanpak. Leven met beperkingen in tijd en ruimte en het omgaan met een verliesproces moet worden ingebed in een ruimer verhaal. In die zin ben ik het eens met de beschouwingen die in de replieken naar voren werden gebracht.
De vraag om uitleg is afgehandeld.