Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Minister, het is evident dat de federale OCMW-wet gewijzigd zal moeten worden om de integratie van de OCMW’s in de gemeenten mogelijk te maken. Een bijkomende vraag is of de Bijzondere Wet van 8 augustus 1980 aangepast moet worden om die integratie van OCMW’s in stad of gemeente mogelijk te maken. Op die vraag antwoordde de heer Borsus, federaal minister van Maatschappelijke Integratie, in de Kamer dat een juridisch advies wordt ingewonnen. Dat antwoord dateert ondertussen al van enkele maanden geleden, en dus is iedereen vrij ongeduldig om dat advies te kennen.
Hebt u al contact gehad met uw federale collega omtrent deze problematiek? Hebt u zelf zicht op de juridische consequenties die deze integratie met zich zal meebrengen?
De heer Van Eyken heeft het woord.
Minister, ik sluit me aan bij de vraag van de heer De Meulemeester. Tijdens een eerdere discussie in deze commissie ging het ook over het bijzondere statuut van de faciliteitengemeenten, met de rechtstreekse verkiezing van het OCMW. U had toen gezegd dat ook daaromtrent de wet veranderd zal moeten worden. Wat is de stand van zaken bij uw federale collega’s omtrent de eventuele wijziging van de federale wetgeving met betrekking tot de faciliteitengemeenten?
Mevrouw Sminate heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, iedereen hier zal zeggen dat het belangrijk is om in overleg te treden met de federale overheid. Zij zijn het uiteindelijk die de opdracht aan de OCMW’s geven om in maatschappelijke integratie te voorzien, en dus spreekt het voor zich dat het project van de integratie van de OCMW’s in de gemeenten niet kan plaatsvinden zonder dat er een aantal wetswijzigingen gebeuren.
U hebt ongetwijfeld gelezen, collega De Meulemeester, dat de minister zowel in haar beleidsnota als in de conceptnota zelf aangeeft dat zij in overleg zal treden met haar federale collega’s. Het is zeker interessant om te weten wat de opvolging daaromtrent is, zodat de timing van dit project zeker niet in het gedrang komt.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Als er een bijzondere meerderheid nodig is om de bijzondere wet te wijzigen, en u haalt die niet, bent u dan van plan om door te gaan met de inkanteling van de OCMW’s in de gemeenten? Of zult u dan een ander soort rechtspersoon mogelijk maken, in plaats van de OCMW’s nu, bijvoorbeeld een extern verzelfstandigd agentschap?
De heer De Loor heeft het woord.
Ik wil mij daarbij aansluiten, vanuit de bekommernis om rechtszekerheid, zowel voor de lokale besturen als voor de OCMW-cliënten. We moeten ons niet op glad ijs begeven met de oefening die momenteel ter tafel ligt. Onze cliënten mogen zeker niet in de kou blijven staan.
Overleg met het federale niveau is meer dan noodzakelijk. Niet alleen de Bijzondere Wet tot Hervorming der Instellingen moet daar gewijzigd worden, maar ook de OCMW-wet zelf, de Leefloonwet, plus nog een aantal andere wetten, waarin specifieke opdrachten en taken aan de OCMW’s worden toegewezen. Ik had graag van u vernomen wat de stand van zaken op dat punt is. Ik hoop dat er geen enkel risico wordt genomen en dat we opteren voor juridische zekerheid en voor zekerheid voor de cliënten, zodat die niet in de kou blijven staan na deze oefening.
De heer Doomst heeft het woord.
Het feit dat de vraag zo breed wordt gesteld, betekent dat ze echt cruciaal is. Ik weet, minister, dat uw vertrouwen in het federale niveau minstens even groot als het onze, maar toch wil ik u vragen of u het jawoord van minister Borsus hebt, en of dat een inspannings-, of toch een resultaatsverbintenis is.
Minister Homans heeft het woord.
Collega’s, ik heb nooit onder stoelen of banken gestoken dat we een federale wijziging aan de OCMW-wet nodig hadden. Daarin wordt immers vermeld dat een OCMW een rechtspersoonlijkheid moet zijn en dergelijke meer. Er zijn ook nog andere zaken die moeten worden aangepast. Collega De Loor heeft er al naar verwezen.
Ik heb in het verleden al verschillende keren gezegd dat dat engagement is opgenomen in het federale regeerakkoord. Ik kan u ook melden dat de bevoegde minister op federaal niveau, de heer Borsus, op dinsdag 3 februari in de Kamercommissie heeft aangegeven dat hij van plan is om de beleidsintentie en de timing van de Vlaamse Regering te respecteren. Hij heeft toen ook gezegd – en dat is heel bemoedigend – dat de federale overheid de grendels zal wegwerken die een integratie van het OCMW in de gemeente op dit ogenblik onmogelijk maken. Het blijft dus niet beperkt tot een inspanningsverbintenis, mijnheer Doomst. Ik denk dat dit wel degelijk een resultaat zal opleveren.
Uiteraard zijn er al voor de uitspraken van de heer Borsus in de federale Kamercommissie verschillende contacten geweest tussen mijn kabinet en het kabinet-Borsus. We hebben ook onze conceptnota overgemaakt en gevraagd om die eens te bekijken. Ondertussen hebben we de conceptnota ook aan andere organisaties en diensten overgemaakt. We wachten nu op allerlei adviezen. Ik ben het namelijk eens met de collega’s die stellen dat we moeten opletten dat we geen juridische fouten maken.
Ik ben dus zeer blij, mijnheer De Meulemeester, met wat daarover in het federale regeerakkoord staat en zeker ook met het engagement dat de bevoegde minister op federaal niveau in dezen heeft opgenomen en dat hij begin maart nog eens herhaald heeft in de Kamercommissie.
Mijnheer Van Eyken, u weet dat de faciliteitengemeenten in een soort bestuurlijke diepvries zitten sinds de Pacificatiewet van 1988. Daar is het dus net iets gecompliceerder dan in andere Vlaamse gemeenten. We zullen dat mee bekijken, maar ik denk dat het niet zo simpel zal zijn, net vanwege die Pacificatiewet.
Mevrouw Pira, ik heb, in tegenstelling tot u, geen enkele aanwijzing dat voor de wijziging van de OCMW-wet een bijzondere meerderheid nodig is. Ik maak me daar dan ook geen zorgen over. Ik kan u wel zeggen dat ook onze Waalse collega’s plannen hebben voor een integratie van het OCMW in de gemeente, weliswaar op vrijwillige basis, en niet verplicht, zoals bij ons. Maar voor een vrijwillige fusie moeten die federale OCMW-wetten natuurlijk ook worden aangepast.
Mocht het dus toch zo zijn dat we een bijzondere meerderheid nodig hebben – maar ik heb allerlei indicaties dat dat niet zo is – dan denk ik dat we onze Waalse broeders aan onze kant hebben, want zij willen net dezelfde oefening doen.
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord. Het is belangrijk dat er al contacten geweest zijn tussen u en het federale niveau om een oplossing te proberen vinden. Laat ons in elk geval hopen dat het geen juridisch steekspel wordt tussen juristen en grondwetspecialisten die hier verschillende versies op hebben, waardoor het maanden aansleept vooraleer we op een degelijk juridisch advies kunnen rekenen.
In dit stadium is het enorm belangrijk dat er spoedig juridische duidelijkheid komt, zeker voor de rechtszekerheid van zowel de gemeente als het OCMW. Veel gemeenten zijn nu al geruime tijd bezig met de oefening van een zeer nauwe samenwerking tussen gemeente en OCMW, wat zeer positief is. Maar ik hoor allerlei stemmen over het feit dat de Bijzondere Wet gewijzigd moet worden, dat het allemaal nog niet zeker is en zo meer. Er wordt veel verteld en er worden veel versies verspreid, maar het is belangrijk, ook voor de motivatie van alle ambtenaren van gemeenten en OCMW’s, dat er spoedig duidelijkheid komt, zodat die nauwe samenwerking kan worden voortgezet en we over vier jaar daadwerkelijk tot een integratie en een inkanteling kunnen komen van het OCMW in de gemeente en de stad.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, ik wil u in de eerste plaats danken voor uw antwoord. Ik vind wel dat u redelijk licht over de eventuele aanpassing van de Bijzondere Wet gaat. Ik hoor daar ook verschillende geluiden over. Ik zou er in elk geval niet zo gerust op zijn dat dat allemaal kan zonder een aanpassing van die wet.
U hebt ook verwezen naar de Waalse collega’s, die daar een partner in zouden kunnen zijn, al gebeurt de fusie daar wel op vrijwillige basis. Ik stel vast dat de lokale autonomie daar hoger in het vaandel wordt gedragen dan in Vlaanderen.
Ik pleit er in de eerste plaats voor om te streven naar rechtszekerheid, zowel voor de lokale besturen zelf als voor de cliënten, zodat zij zeker niet in de kou blijven staan. Ik heb in het verslag dat is opgemaakt naar aanleiding van de Ronde van Vlaanderen van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), gelezen dat de oefening en uw conceptnota nogal vanuit een bestuurlijke, organisatorische en administratieve inslag bekeken zijn, terwijl we ons in de eerste plaats zouden moeten focussen op de doelgroep, de cliënten zelf. Daarom houd ik een pleidooi om te kiezen voor rechtszekerheid, niet enkel voor de lokale besturen, maar in de eerste plaats voor de cliënten, zodat die niet in de kou blijven staan.
Ik wil er dan ook voor pleiten, minister, dat u samen met uw federale collega zo snel mogelijk een overzicht zou hebben van wat er allemaal dient te worden gewijzigd – de bijzondere wet, de OCMW-wet, de Leefloonwet, andere wetten die specifieke taken aan OCMW’s geven – en dat u de concrete stappen en acties daarbij zou formuleren.
Gisteren hebben we trouwens deels dezelfde discussie gevoerd op de gemeenteraad in Zottegem. Het punt was op de agenda gezet door een partijgenoot van de heer De Meulemeester. Hij heeft daar een interessante piste gelanceerd, collega De Meulemeester. Het ging namelijk over de inkanteling van de gemeente in de OCMW’s. Ik geef het maar mee. Het heeft mij misschien op ideeën gebracht. Dat zullen we nog zien. (Opmerkingen)
Ik heb hier al verschillende keren gezegd dat OCMW-voorzitter de mooiste job ter wereld is. (Opmerkingen. Gelach)
Mevrouw Pira heeft het woord.
Ik sluit me aan bij het pleidooi van de collega om een overzicht te hebben van alle regelgeving die gewijzigd moet worden, ook de regelgeving waarin de OCMW’s als aparte rechtspersoon vermeld staan. Dat is inderdaad een vraag van de VVSG, en een bezorgdheid die uit hun Ronde van Vlaanderen is gekomen.
Minister, u hebt gezegd dat u geen aanwijzingen hebt dat er een bijzondere meerderheid nodig is. Ik heb die aanwijzingen wel. We zullen zien.
Nog een bezorgdheid in het hele debat is het recht van eenieder op maatschappelijke dienstverlening, het befaamde artikel 1 van de OCMW-wet. Een vraag die ook uit die Ronde van Vlaanderen van de VVSG gekomen is, is om in het nieuwe organieke decreet lokaal bestuur, dat u gaat opmaken, dat huidige artikel 1 van de OCMW-wet over te nemen.
De heer De Meulemeester heeft het woord.
We zullen dit dossier nauwgezet opvolgen. Laat ons in elk geval hopen dat er op het federale niveau spoedig duidelijkheid komt, zodat we in volle vaart verder werk kunnen maken van de integratie van het OCMW in de gemeente. En laten we de wereld niet op zijn kop zetten, mijnheer De Loor. (Opmerkingen van de heer Kurt De Loor)
De vraag om uitleg is afgehandeld.