Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, we moeten teruggaan naar september 2014, op een moment dat een aantal clubs aan de alarmbel trokken, gesteund door een studie van het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid (ISB) die aangaf dat zeven op de tien gemeenten zouden besparen op sport. U hebt dan onmiddellijk gereageerd en gesteld dat u in overleg zou gaan met Bloso en de Vlaamse Sportfederatie om te onderzoeken of de lidgelden effectief zijn gestegen, ofwel dat het eerder een vaststelling was die niet onderbouwd was en gesteund werd door een heel aantal andere clubs.
U hebt ook gezegd dat u er alles aan zult doen om sporten in Vlaanderen laagdrempelig te houden. U hebt in uw beleidsnota gezegd dat het een flankerend beleid verdient zodat elke minister die een opdracht heeft om de betaalbaarheid en de laagdrempeligheid van vrije tijd en sport mee te bepalen, daar zijn verantwoordelijkheid in zou nemen.
Deze week heeft het ISB opnieuw aan de alarmbel getrokken en gezegd dat de grens van besparen op sport nu echt wel bereikt is. We zitten nu ook in de aanloop naar het volgende sportseizoen in september. Het is het ideale moment om eens terug te kijken wat er is gebeurd sinds uw aankondigingen in de media. Daarom heb ik vier concrete vragen.
Minister, hebt u effectief een zicht op de evolutie van de lidgelden van sportclubs in Vlaanderen van de voorbije jaren? Hebt u effectief kunnen vaststellen of er een probleem is of niet? Hebt u een overleg gehad met Bloso en de Vlaamse Sportfederatie ter zake? Zo ja, wanneer heeft dat plaatsgevonden en kunt u daar een kort verslag over geven? Als dit niet het geval is, vraag ik me af waarom u het aangekondigde overleg niet hebt laten plaatsvinden. Zijn er conclusies getrokken na dit overleg? Hebt u bepaalde acties gepland om sporten laagdrempelig te houden?
De heer Wynants heeft het woord.
Voorzitter, ik vind het een beetje kort door de bocht dat men de schuld op de minister schuift in deze materie. De heer Beenders haalt Bloso aan. Ik ga Bloso citeren, en mevrouw Sonia Vanden Broeck, die letterlijk zegt: “Het lidgeld is verhoogd omdat de gemeentelijke sportdiensten door de crisis verplicht zijn hun prijzen voor het verhuren van de sportaccomodaties op te trekken. (...) De gemeenten hadden de laatste jaren enorme financiële uitdagingen.” Het regeerakkoord van de nieuwe Vlaamse Regering heeft volgens haar niets te maken met het feit dat de prijzen zijn gestegen omdat de subsidies vanuit Vlaanderen, gekoppeld aan het decreet Lokaal Sportbeleid, nagenoeg stabiel gebleven zijn.
Ook onze Vlaamse Regering heeft zich volledig ingezet voor de laagdrempelige sporten. Op de website van de Vlaamse Sportfederatie kan men inlichtingen krijgen. Daar worden tools en tips gegeven in verband met laagdrempeligheid. Ik moet spijtig genoeg de fractieleider van de heer Beenders aanhalen, de heer Crombez. Hij zegt dat men in de voetbalfederatie Vlaanderen in 2011 in heel Vlaanderen samen met de FOD Financiën, met wijlen de heer Six, voor alle Vlaamse ploegen informatie heeft gegeven. In 240 slides stond hoe men een club moest aansturen en dirigeren, met de voorwaarde van de FOD Financiën, dat als je in 2011 in orde bent, je dan geen tegencontrole meer krijgt voor de jaren ervoor. Maar wat heeft men integendeel gedaan? Men is teruggegaan tot 2008 bij die sportclubs. Alleen in Antwerpen al zijn ongeveer 15 clubs failliet gegaan. Degenen die zijn overgebleven, hebben zelf hun lidgelden moeten verhogen, want ze hadden anders geen bestaansmogelijkheid meer. Dat was hun argumentatie. Er waren clubs die 10.000, 15.000, 20.000, 30.000 tot 50.000 euro boete hebben gekregen, allemaal clubjes van provinciaal niveau. Ik denk dat daar meer de oorzaak ligt dan in al de rest.
Minister Muyters heeft het woord.
Ik wil eerst en vooral zeggen dat de indruk soms wordt gewekt dat de verhoging van de lidgelden het gevolg is van het feit dat wij onze subsidies, bijvoorbeeld voor de gemeenten, hebben verlaagd. Ik wil er u toch op wijzen dat die verlaging pas voor volgend jaar is. Het is dus moeilijk hard te maken dat dat tot gevolg heeft dat de lidgelden dit jaar verhogen. Ik wil daar toch even op wijzen. Ik denk dat er andere elementen zijn. Collega Wynants haalt er een aantal aan.
Ik wil opnieuw zeggen wat ik ook in september heb gezegd, dat het toen ging over geruchten en over een paar telefoongesprekken die waren gevoerd en die aangaven dat er blijkbaar een verhoging van lidgelden was.
Ik heb toen op korte termijn samengezeten met Bloso en de federaties. Uit de gesprekken is gebleken dat de uitspraken over een stijging van 10 tot 15 procent uit de context waren getrokken. Er kon geen enkel objectief te veralgemenen trend worden vastgesteld. Het erge is dat we relatief weinig zicht hebben op en zeker geen wetenschappelijk onderbouwde gegevens over de evolutie van lidgelden.
Inzake wetenschappelijke gegevens kan ik mij baseren op twee studies. In een eerste studie van de KU Leuven ‘Sportclubs in beeld’ wordt de financiële situatie van sportclubs voor het jaar 2012 besproken en vergeleken met 2009. Daaruit blijkt dat het aandeel van het lidgeld, als inkomstenbron voor de sportclub, 41 procent bedraagt en licht is gedaald tegenover 2009 met 41,4 procent. Dat is min of meer gelijk gebleven.
Een tweede studie is ‘Vlaanderen Sport’ van de professoren Scheerder en Vos uit 2013. Daaruit blijkt dat lid- en toegangsgelden veruit de hoogste gezinsuitgavenpost zijn met betrekking tot sportbeoefening. Op basis van deze studies worden aan de KU Leuven intussen verdere analyses voorbereid die zullen toelaten ook uitspraken te doen inzake individueel lidgeld.
In 2003-2004 en 2011-2012 werd door Bloso tweemaal een grote sportclubenquête uitgevoerd. De evolutie van lidgelden voor 2003-2004 en 2011-2012 is anders dan toen werd voorgesteld. Voor 2003-2004 bedroeg de prijs voor een jeugdlid 60,33 euro. Voor 2011-2012 is dat gestegen naar 85,89 euro. Voor een volwassene bedroeg het lidgeld 84,50 euro en dat is gestegen naar 91,33 euro. Die laatste stijging bedraagt nog geen 1 procent per jaar. Als ik daar de inflatie vanaf trek, dan is het lidgeld voor volwassenen gedaald in koopkracht voor volwassenen. Het zou nuttig kunnen zijn om nog eens een nieuwe sportclubenquête te houden om nog een beter zicht te krijgen. Ik neem dit in overweging.
Zoals ik in mijn antwoord op uw vraag in september 2014 reeds stelde, dient de discussie over de grootte van het lidgeld in een breder maatschappelijk perspectief van vrijetijdsbesteding bekeken te worden. Er zijn ook ziekenfondsen die een deel van het lidgeld op zich nemen. Als je wat je tien jaar geleden bij een sportclub kon krijgen qua kwaliteit, omkadering enzovoort vergelijkt met wat je nu krijgt, dan is dat heel erg verschillend. Dat moeten we mee in ogenschouw nemen.
Ik heb met Bloso en de sportfederaties overlegd op 30 september. Tijdens dat overleg was een van de vaststellingen het gebrek aan goede cijfers. We hebben toen beslist om het overlegplatform Sport voor Allen waarin alle partners uit het werkveld vertegenwoordigd zijn, verder te zetten tijdens deze legislatuur. Ze mogen zelf prioritaire thema’s naar voren schuiven. Aandacht voor de sportclubondersteuning is daar zeker een onderwerp voor.
Er is zelfs een werkgroep sportclubondersteuning opgericht naast werkgroepen voor sportinfrastructuur, sportpromotie en tewerkstelling in de sport. In die werkgroep zetelen afgevaardigden van sportfederaties, lokale besturen, de Vlaamse Sportfederatie (VSF), Dynamo, het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid (ISB), het Vlaams Bureau voor Sportbegeleiding (Vlabus) en mijn administratie. De VSF trekt deze werkgroep. De werkgroep heeft als opdracht een projectfiche op te maken om vanuit de knelpunten en behoeften concrete acties voor te stellen inzake sportclubondersteuning. Ook het debat omtrent lidgelden kan hier worden gevoerd.
De werkgroep sportclubondersteuning kwam een eerste keer samen op 9 februari 2015. Er werden acties besproken met betrekking tot volgende thema’s: ontwikkelen van competenties, kennis en vaardigheden, het uitwerken van een proefproject met lokale sportclubondersteuners, het faciliteren van de tewerkstelling in de sportclubs, het onderzoek naar het verhogen van de ondersteuning van sportclubs via het decreet Sportfederaties en de vermindering van administratieve lasten voor sportclubs. Bedoeling is niet louter te focussen op de rechtstreekse financiële ondersteuning, maar ook in te zetten op het optimaliseren van de randvoorwaarden voor sportclubs zodat ze efficiënter en meer kostenbesparend kunnen werken.
Ik verwijs nog een keer naar september toen ik al aangaf dat een belangrijk actiepunt samenwerking en schaalvergroting is. Dat is ook gebleken uit verschillende studies. Er moet een zekere schaal worden gehaald om een kwalitatieve jeugdwerking uit te bouwen enzovoort. Dat is ondertussen ook beaamd door professor Scheerder. Ik zal dat niet opleggen maar stimuleren. Hoe dit in de praktijk moet gebeuren, wil ik aan de werkgroep voorleggen.
Uit overleg met de sector kwam ook naar voor dat het louter vergelijken van lidgelden tussen diverse sportclubs weinig zin heeft, als men geen zicht heeft op de diverse aspecten die meespelen in de prijsbepaling. Er moet immers ook rekening gehouden worden met wat in die prijs is inbegrepen: kledij of niet, trainingsfrequentie, scheidsrechterskosten, loon van trainers, onderhoudskost of huur van accommodatie enzovoort.
De werkgroepen uit het Overlegplatform zijn nog niet klaar met het uitwerken van hun suggesties voor concrete acties. Normaliter komt het Overlegplatform opnieuw samen in april 2015. Ik hoop dat er dan resultaat van de werkgroepen is om te bespreken en om in overleg met mijn kabinet de toekomstige concrete acties vast te leggen.
De heer Beenders heeft het woord.
Minister, cijfers van 2003, 2005 of 2007 zijn inderdaad niet relevant. We zitten in een andere economische context. Gemeentebesturen hebben het financieel wel degelijk moeilijk. Tal van maatregelen in het Vlaams regeerakkoord zorgen daarvoor. Dat ze daardoor kosten doorrekenen, lijkt me niet meer dan logisch. De sportclubs hebben daar last van. De tarieven voor de huur van accommodatie zijn verhoogd. De clubs bevestigen dat en het ISB heeft dat deze week nogmaals aangekaart. Het is belangrijk om de studie van het ISB op de tafel te leggen en om de barometer te voelen van hoe erg het is gesteld met sportend Vlaanderen en de sportclubs.
Het is cruciaal om met uw collega-ministers rond de tafel te gaan zitten. Als het gaat over lidgelden, gaat het ook over laagdrempelig sporten en over het feit dat elke doelgroep de kans moet krijgen om te sporten. Er zijn goede instrumenten om de laagdrempeligheid van het sporten te garanderen. Het Fonds Vrijetijdsparticipatie is er zo eentje. Als u cijfers nodig hebt om de problematiek van de lidgelden te bevestigen, moet u gewoon het jaarverslag van het Fonds Vrijetijdsparticipatie erbij nemen. Het uitbetalen van lidgelden voor sport verdubbelt elk jaar bijna. Vorig jaar is er 118.000 euro uitgegeven voor sport waarbij vooral de tussenkomsten voor lidgelden zijn toegenomen. In gemeenten in Limburg zijn er in 2013 in vergelijking met 2012 driemaal zoveel aanvragen gebeurd van mensen die het financieel moeilijk hebben om het lidgeld te betalen. Het fonds heeft niet genoeg middelen om die mensen te kunnen vergoeden. Als u de laagdrempeligheid van sport wilt garanderen, dan moet u met minister Gatz aan tafel gaan zitten en tijdens de begrotingscontrole voorstellen om een beperkt budget vanuit Sport aan dat fonds toe te voegen. Op die manier kan iedereen die wil sporten maar het lidgeld niet kan betalen, genieten van een subsidie.
De heer Wouters heeft het woord.
Hier zitten mensen die bezig zijn met sport op een erg laagdrempelig niveau. In bepaalde clubs geven gediplomeerde trainers 60 uur per jaar opleiding aan kinderen voor 100 euro. Dat is zo goed als gratis. Gratis bestaat niet. Dat is erg laagdrempelig. Ik wil een pluim op de hoed steken van degenen die daarmee bezig zijn. Ik wik mijn woorden, maar het zijn ‘nuttige idioten’. Ik heb enorm veel respect voor die mensen die uit puur altruïsme een club draaiende houden en dag in, dag uit bezig zijn met het vergaren van fondsen. We mogen hen ook wel eens in de spotlights zetten. Het is niet alleen kommer en kwel.
De heer Wynants heeft het woord.
Ik wil nog een suggestie doen, ook al gaat het om een federale bevoegdheid. Als men het beslag voor de btw-verplichting voor verenigingen van 15.000 euro naar 25.000 of 30.000 euro optrekt, dan zijn ze niet meer verplicht om het lidgeld af te dragen. Dat sparen ze dan uit.
De federale materie zal ik bij gelegenheid bespreken met de federale minister.
Mijnheer Beenders, ik ben het er volledig mee eens dat iedereen die wil sporten, die kans moet krijgen. We mogen echter ook rekenen op een sociale rol die sportclubs op zich nemen. Ik denk niet dat alles moet worden gefinancierd vanuit de overheid. We vervullen daarin een belangrijke rol, maar ik ben er ook echt van overtuigd dat sociale inclusie een rol is van elke federatie en elke club.
We zeggen hetzelfde. Er is een heel goed instrument dat mensen bijstaat die het financieel moeilijk hebben en hen 80 procent subsidie geeft om het lidgeld te betalen. 20 procent betalen ze zelf. Op het moment dat mensen het lidgeld moeten betalen, namelijk in september, is het budget op. Als u de sport laagdrempelig wilt houden, zorg er dan voor dat uw instrument over voldoende middelen beschikt om de mensen te ondersteunen. Die mensen betalen uiteindelijk nog 20 procent zelf en moeten alles prefinancieren. Ze hebben de belofte gekregen dat ze dat geld zouden terugkrijgen via het fonds, maar nu krijgen ze het bericht dat dit niet zo is. Het gaat om simpele maatregelen waarbij u er met beperkte middelen voor kunt zorgen dat de laagdrempeligheid wordt gegarandeerd voor iedereen.
Ik ben het niet met u eens en we hebben duidelijk een verschillende visie. Ik ben het eens met de doelstelling, maar de middelen kunnen anders worden ingezet. Mijn ervaring met veel clubs is dat ze er een mouw aan passen. Als er een probleem is om het lidgeld te betalen, strijken de meeste clubs over hun hart. Dat is een veel betere manier van werken dan alles via de overheid te regelen.
Als u een instrument installeert om laagdrempelig sporten te promoten, moet u ervoor zorgen dat er voldoende middelen zijn: anders moet u het instrument afschaffen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.