Verslag vergadering Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid
Vraag om uitleg over een toezichthouder voor de agrovoedingsketen
Verslag
Het antwoord wordt gegeven door minister Schauvliege.
De heer Sintobin heeft het woord.
Voorzitter, ik zal op uw verzoek proberen om het kort te houden. We voeren dit debat over een toezichthouder naar Brits model trouwens al een tijdje.
We deden een aantal vaststellingen. De afgelopen maanden werd duidelijk in deze commissie dat het familiale inkomen van de landbouw steeds verder daalt.
En het lijkt erop dat het zogeheten ketenoverleg tussen partners van de agrovoedingsketen een lege doos dreigt te worden. Er werden wel een aantal afspraken gemaakt en er is een gedragscode voor faire relaties, maar verder dan dit gaat het niet. Bovendien werd de gedragscode enkele maanden geleden door een paar supermarkten geschonden. De gedragscode is niet bindend, dat weten we allemaal.
We stellen ook vast dat de prijsvorming het grootste probleem is. Die heeft natuurlijk invloed op het inkomen van de landbouwer. Er is absoluut geen transparantie over de weg die een product aflegt doorheen de agrovoedingsketen en over hoe de prijzen precies worden bereikt. De consument heeft er absoluut geen zicht op. Het is natuurlijk zo – dat moeten we erkennen – dat het grootste deel van de consumenten bij de aankoop van een product vooral naar de prijs kijkt. Dat is niet altijd de juiste keuze.
Vorige week noemde ik de minister-president al schertsend al de nieuwe minister van Landbouw. Hij profileert zich de laatste tijd nogal op het beleidsdomein Landbouw. We hebben vandaag al gehoord dat we eigenlijk nog niet wisten hoeveel rode bedrijven er waren. Minister-president Bourgeois wist een paar weken geleden wel al te vertellen dat hun aantal met de helft zou verminderen. Wat die helft dan is, weet ik nog steeds niet. Op mijn vraag van vorige week om de lijst te krijgen, kreeg ik het antwoord dat dit niet kan wegens de wet op de privacy. Ik heb daar nog steeds mijn twijfels over, maar soit.
We hadden dus al de uitspraken van minister-president Bourgeois over de instandhoudingsdoelstellingen (IHD). Nu ging het over een toezichthouder in het ketenoverleg. Ik denk, minister, dat u daar in het verleden ook al verschillende keren over hebt gesproken. Ik meen dat het mevrouw Rombouts was die er voor de eerste keer mee op de proppen kwam en verwees naar het Britse model.
Minister, deelt u de mening van de minister-president dat er een toezichthouder moet worden geïnstalleerd in het ketenoverleg? Hoe moeten we dat decretaal aanpakken? Ik weet ook dat de prijzenproblematiek voor een groot stuk federaal is. Kunnen wij dat? Hoe moet dit worden afgedwongen? Moeten we even over de grens piepen en kijken hoe een en ander in elkaar steekt in Groot-Brittannië?
Ik heb nog een vraag die ik al heb gesteld aan de voorgaande ministers van Landbouw Leterme en Peeters: hoe zit het met het overleg van de federale minister van Economie over het Prijzenobservatorium? Ik kreeg telkens weer het antwoord dat er in overleg zal worden getreden, maar verder heb ik daar niets meer over vernomen. Derde keer goede keer? Minister, zult u overleggen of hebt u overlegd met de federale minister van Economie over de prijzenproblematiek en het Prijzenobservatorium?
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, we vragen al langer dan vandaag eerlijke prijzen voor de kwaliteitsvolle, duurzame producten uit onze eigen land- en tuinbouw. Die vraag zou iedereen bekend in de oren moeten klinken. In een vorige vraag hebben het er trouwens ook al even over gehad. Het is geen nieuw element.
Ongeveer twee jaar geleden heb ik naar aanleiding van de komst van Albert Heijn op de Vlaamse markt een actuele vraag gesteld. Ik merkte toen op dat alle partners in onze keten zich proberen te houden aan de afspraken, aan de code voor goede praktijken. Op dat moment was dat voor Albert Heijn niet het geval. Enkele weken later heeft ook die supermarkt zich geëngageerd om de code voor goede praktijken te eerbiedigen. We kunnen daar alleen maar blij mee zijn. Dit onderstreept natuurlijk het belang van het ketenoverleg, van kort op de bal spelen, van erbovenop zitten. Zo zullen alle partners op een positieve manier meewerken aan een positieve prijzenbepaling.
In de plenaire vergadering heb ik toen ook gevraagd of het Britse model met een toezichthouder interessant kan zijn. Iedereen die deze zaak politiek opvolgt, heeft al kunnen vaststellen dat er voor- en nadelen aan verbonden zijn, maar dat het ketenoverleg in dezen heel belangrijk is. Er moet goed bekeken worden hoe de partners in het overleg ertegenover staan.
Minister, enkele maanden geleden hebben we deze thematiek in deze commissie Landbouw besproken naar aanleiding van een vraag – ik weet niet meer van wie. Het verbaasde me des te meer dat de minister-president hierover een uitspraak heeft gedaan. Ik heb hem die niet zelf horen doen. Ik heb erover gelezen en ik ga ervan uit dat hij de uitspraak gedaan heeft. Als dat niet zo is, zou ik dat graag horen. Ik had deze vraag gericht tot de minister-president zelf. Ik las dat hij tijdens de landbouwraad in Ieper de uitspraak heeft gedaan dat hij voor een toezichthouder zou zorgen om erop toe te zien dat de prijsbepaling correcter gebeurt. Dat was inderdaad de aanleiding van mijn vraag aan de minister-president. Ik veronderstel dat u met hem over de antwoorden in overleg bent gegaan.
Ik wilde hem het volgende vragen. Mijn eerste vraag is of er reeds stappen zijn gezet om een toezichthouder aan te stellen? Zo ja, welke stappen en in welke timing wordt dan voorzien? Zo neen, hoe concreet is het idee al om te werken met een toezichthouder? De pers liet uitschijnen dat dit al een voldongen feit was.
Moet er regelgeving aangepast worden om een toezichthouder te laten werken? Zo ja, welke regelgeving?
Ik wilde de minister-president ook vragen of hij heeft overlegd met de bevoegde minister. Ik kan de vraag ook rechtstreeks aan u stellen. Ik dacht althans dat u de minister was die hiervoor bevoegd is. Zo ja, wat zijn de conclusies ter zake? Zo neen, is er overleg gepland? Wanneer? Hebt u hierover overlegd met de sector? Dat is immers een heel belangrijke partner. Ik heb ook al gesproken over het ketenoverleg. Zo ja, wat is de mening van specifiek de landbouwsector en het ketenoverleg hierover? Zo neen, is er hierover overleg gepland, en wanneer en met wie? Hebt u weet van de ervaringen in het Verenigd Koninkrijk met dat model? Waren die positief of negatief? Welke knelpunten worden daar ervaren? Hoe staan de consumenten en producenten tegenover de toezichthouder aldaar?
De heer De Croo heeft het woord.
Ik meen te hebben begrepen dat de klachten van de producenten dikwijls gerechtvaardigd zijn. Ze wijzen erop dat ze een bepaalde prijs krijgen voor hun producten, maar dat die in het grootwarenhuis of de winkel met zoveel is gemultipliceerd. Daar moet aandacht voor zijn, maar dit is toch een vrije markt, een open markt. Ik begrijp niet goed wat die Vlaamse waakhond, blaffend, kijkend, kwispelend, gaat doen ter zake. Minister, ik zie dat niet goed zitten, maar ik zal naar u luisteren.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Ik wil me hier ook bij aansluiten. Mijn vraag op het einde van de agenda sluit daar enigszins bij aan. Dit gaat natuurlijk over de machtsverhoudingen in de keten. Het gaat erover dat de landbouwer de risico’s neemt, maar daar niet financieel voor wordt beloond. Los van de toezichthouder heb ik vooral de vraag hoe we de fair trade met eigen producten kunnen ondersteunen, en de consument daartoe stimuleren. Dat wil ik absoluut mee ondersteunen.
De heer Dochy heeft het woord.
Ik sluit me aan bij de heer De Croo: de opdracht is misschien duidelijk, maar welke macht, welke middelen kan men geven aan een dergelijke toezichthouder wanneer dit zou worden overwogen? Dit moet toch meer zijn dan gewoon de krant halen. Het zou toch iemand moeten zijn die iets kan doen in de praktijk.
Mevrouw Joosen heeft het woord.
Minister, ons ketenoverleg kent duidelijk zijn grenzen, en er moet dus worden gezocht naar een versterking van dat overleg. Het Britse model is inderdaad al ter sprake gekomen. Kunt u bekijken of dat misschien toch een inspiratie kan zijn, met een afweging van de voor- en de nadelen?
Mevrouw Rombouts, uw vraag was uiteraard gericht aan de minister-president. Het is niet de voorzitter van de commissie die beslist wie antwoordt. De regering spreekt onderling af wie het antwoord geeft.
Minister, u zult dus ook antwoorden namens de minister-president, maar het volgende intrigeert me enigszins: als een minister-president een uitspraak met enig belang doet over een bevoegdheid van een collega, pleegt hij dan vooraf ook eens overleg?
Minister Schauvliege heeft het woord.
Voorzitter, mevrouw Rombouts, uw vragen waren inderdaad gesteld aan de minister-president. Ik heb dan ook een insteek, een reactie op uw vraag gevraagd. Ik heb die meegebracht. De minister-president laat weten dat hij een persoonlijk standpunt had ingenomen, waarover niet vooraf was overlegd, dat het inderdaad zijn persoonlijke overtuiging is dat er zo’n toezichthouder zou moeten komen om te waken over de engagementen uit het ketenoverleg, en dat hij persoonlijk erg bezorgd is over de oneerlijke handelspraktijken in de voedingsketen. Hij erkent ook dat er op dit moment een gedragscode is voor faire relaties tussen aanbieders en kopers in de agrovoedingsketen. Dat is echter vrijwillig en niet in regelgeving gegoten. Hij vindt dat een prima initiatief, maar hij vindt dat ook zijn beperkingen hebben. Daarom is hij voorstander van een gemengde benadering: vrijwillige overeenkomsten aangevuld met geloofwaardige en effectieve afdwingbaarheid. De minister-president beseft dat dit ook grotendeels een federale bevoegdheid is. Dat is de insteek die we hebben ontvangen van de minister-president.
Ik kom tot de vragen die aan mij zijn gericht. Uiteraard ben ik ook begaan met die prijzen en het feit dat men een faire vergoeding moet krijgen. We hebben dat hier trouwens ook al een aantal keren besproken. Ik heb trouwens ook al overlegd met een aantal grote distributieketens, en ook met het ketenoverleg. Binnenkort zitten we trouwens ook opnieuw samen.
Hoe gebeurt het op dit moment als er klachten zijn? Het is zo dat dit een federale bevoegdheid is. Het is de FOD Economie die kan optreden als er klachten zijn. Dat kan gebeuren bij de Algemene Directie Economische Inspectie, maar er is ook de Belgische Mededingingsautoriteit, die bevoegd is voor het bevorderen en verzekeren van effectieve mededinging op ons grondgebied.
We hebben inderdaad een gedragscode. Die is uitgewerkt in het ketenoverleg. Dat gaat ook over faire relaties. U moet weten dat 224 ondernemingen zich ondertussen daarbij hebben aangesloten. In België wordt de code gedragen door alle schakels van de keten en worden klachten binnen het ketenoverleg zelf behandeld.
Het is zeker het geval dat er een probleem is met de prijszetting voor de producent. Het lijkt me echter dat, als men alle heil verwacht van een soort Vlaamse ombudsman, men misschien wel te veel daarvan verwacht. Ik heb dat hier ook al gezegd. Ik ben geen groot believer dat dit dé grote oplossing zal zijn. Vrijwel alle grootwarenhuizen in België hebben in heel België winkels. Die winkels kopen niet specifiek voor Vlaanderen aan. Dat is iets wat ze op Belgisch niveau doen. Ik zie dus niet in hoe die Vlaamse ombudsman of -vrouw specifiek voor Vlaanderen zou kunnen ingrijpen.
Je zou dan kunnen zeggen dat men zo’n ombudsman dan misschien op Belgisch niveau moet installeren. De impact van een Belgische ombudsman zal ook beperkt zijn, omdat er eigenlijk ook geen gelijkaardige regels gelden in het buitenland. Het is mijn overtuiging dat we vooral moeten werken aan een Europese oplossing. Ik heb ook al vernomen dat de bevoegde Europese commissaris, de heer Phil Hogan, daar ook een voorstander van is. Hij heeft dat trouwens ook naar voren gebracht, en hij is aan het onderzoeken hoe hij daar iets aan kan doen. Dat zal natuurlijk ook wel in de Landbouwraad worden besproken.
Vaak wordt er naar het Verenigd Koninkrijk gekeken. Hoe zit dat daar nu? Werkt dat goed? Wat is het dat daar is geïnstalleerd? Sinds 2013 is er in het Verenigd Koninkrijk een ‘supermarktombudsman’. Die is aangesteld om de relatie tussen supermarkten en hun leveranciers te reguleren. Het is een onafhankelijk orgaan binnen het Department for Business, Innovation & Skills. De ombudsman waakt over de gedragscode voor kruidenierswaren in het Verenigd Koninkrijk. Die gedragscode zegt dat supermarkten hun leveranciers fair moeten behandelen, dat handelsovereenkomsten niet retroactief mogen worden aangepast en dat hun leveranciers binnen een redelijke termijn moeten worden betaald.
Wat zijn nu de mogelijkheden en de hefbomen die die ombudsman heeft? Hij kan arbitreren in geschillen tussen retail en leveranciers, kan klachten onderzoeken, namen bekendmaken van retailers die de regels overtreden en eventueel ook boetes opleggen. Er zijn echter nogal wat problemen in het Verenigd Koninkrijk, en men heeft zelf ook wel wat bedenkingen. De opdracht en de bevoegdheden zijn nogal vaag. Het is niet altijd duidelijk of hij binnen zijn bevoegdheid blijft. De ombudsman heeft nog niet alle bevoegdheden om op te treden. Hij kan in feite alleen maar aanbevelingen doen over wat de supermarkten in de toekomst zouden moeten doen. De ombudsman kan alleen optreden ten opzichte van tien grote supermarktketens, en niet ten opzichte van allen. Het is dus beperkt. Bijvoorbeeld de slachthuizen, de verwerkers, de tussenhandelaars, de groothandelaars, de exporteurs vallen daar niet onder. De ombudsman heeft een reactieve rol. Hij kan pas nadien reageren, en op basis van de klachten. De machtspositie van de supermarkt blijft ook bestaan, zeker in economisch moeilijke tijden. Het is dus niet zo dat die ombudsman daar echt een grote impact op heeft.
De supermarkten klagen over de creatie van nieuwe en volgens hen onnodige bureaucratie, waardoor de prijzen nog zouden stijgen. Dat is de versie van de supermarkten die ik u meegeef. Anderen zijn er ook bezorgd over dat, als de markt van de supermarkten wordt ingedijkt, sommige multinationale voedingsproducenten een vrijgeleide zouden krijgen om hun prijzen op te drijven.
De ombudsman kan niet optreden bij economische geschillen. De rolverdeling tussen de ombudsman en bestaande diensten zoals mededingingsautoriteiten is vaag omschreven en niet altijd duidelijk. De gedragscode wordt niet gedragen door alle schakels van de keten en de impact op de consument is beperkt, want die is geen doelgroep. Er zijn dus vragen over de toestand in het Verenigd Koninkrijk. De Britse melkveehouderij stuurt signalen uit dat het allemaal niet evident is en dat de prijzen er ook niet hoger zijn. De fairtradecampagne voor Vlaamse land- en tuinbouwproducten is in mijn beleidsnota opgenomen. De campagne is nog niet uitgewerkt, maar we zijn ermee bezig.
Het dossier betreft dus vooral een federale bevoegdheid. De vraag rijst dan of ik al contact heb opgenomen met mijn collega bevoegd voor economie. Wel, dat is het geval. Het federale niveau werkt daaraan. Men werkt aan een studie om meer duidelijkheid te verkrijgen. Die studie zou nog voor de zomer af moeten zijn. Op basis daarvan zal men nagaan wat er bijkomend nog moet gebeuren. Goed overleg met het federale niveau is belangrijk, want vanuit die hoek moet versterking komen. Voorts moet het ketenoverleg worden gevoerd, hopend dat de gedragscode goed wordt gerespecteerd.
Minister, ik overdrijf nu even: het is al de tweede keer dat de minister-president u voor schut zet. Hij verwoordde zogezegd zijn persoonlijke mening, en dat kan niet. Iedereen weet dat. Hij is tijdens werkdagen 24 uur op 24 beschikbaar, zo zegt hij altijd, en hij spreekt dan als minister-president. Stellen dat hij een persoonlijk standpunt verwoordde en dat er een toezichthouder moet komen en dat daarmee de kous af is, kan volgens mij niet. Vorige week hebben we gedebatteerd over de instandhoudingsdoelstellingen, terwijl iedereen zegt dat we het niet weten. Mijn collega merkt hier op dat het voor de gemeenten vervelend is niet te weten welke de rode en welke de oranje bedrijven zijn, want zij worden toch als eerste daarmee geconfronteerd. Vandaag zeggen we dat we niet weten hoeveel rode en oranje bedrijven er zijn. De minister-president zei vorige week dat het aantal met de helft zal worden verminderd. Maar hoeveel zijn het er? Wat is het totale aantal? Ik weet het niet.
Ik begrijp natuurlijk wel waarom hij dat doet. West-Vlaanderen is de landbouwprovincie bij uitstek. Bij de bespreking over de interpellatie is het grote ongenoegen en de grote ongerustheid bij de land- en tuinbouwers uit Vlaanderen, maar misschien in West-Vlaanderen nog meer dan elders, aan bod gekomen. Hij probeert via allerlei kanalen de mensen te sussen. Een federaal volksvertegenwoordiger van de N-VA is landbouwster. Zij neemt hem door heel West-Vlaanderen op sleeptouw, en daar doet hij straffe uitspraken. Dat kan niet.
Twee: ik heb uit uw analyse begrepen van de Britse ombudsman of toezichthouder dat het om een complexe zaak gaat. Het is zaak om alles afdwingbaar te maken, en dat is niet evident. Ik veronderstel dat er veel wettelijke bezwaren zijn om een toezichthouder aan het werk te zetten.
Drie: wat het ketenoverleg met het federale niveau betreft, zet ik een streepje achter uw naam, in de rij van namen waar ook die van Peeters en Leterme staan. Binnen enkele maanden zal ik u vragen hoe het met het overleg staat. Ik hoop dat u dan wat meer kunt zeggen dan dat men ermee bezig is. We zijn inmiddels meer dan tien jaar verder, en men is nog altijd bezig met een plan. De politiek mag wat druk op dat ketenoverleg zetten.
Ik blijf erbij: we moeten trachten de consumenten bewust te maken van het proces waarmee een product in de supermarkt terechtkomt, en wat dat kost. We moeten hen proberen ervan te overtuigen een correcte prijs te willen betalen. Ten slotte nog dit: ik ben blij dat men nu ook pleit voor fairtradeproducten van eigen bodem. Ik stel vast dat de afgelopen jaren gemeenten een ratrace zijn begonnen om zo vlug mogelijk te worden erkend als fairtradegemeente voor buitenlandse producten. Ik ben dus blij.
Wat dat laatste betreft, mijnheer Sintobin: ik kan u meedelen dat vanavond mijn gemeente zelfs een fairtradestraat opent. Mijn gemeente omarmt heel duidelijk zowel de lokale als de buitenlandse fairtradeproducten. Dat lijkt me een goede zaak, want zo komen ook onze producten onder de aandacht van de burgers.
Wat de vraag betreft, begrijp ik uit de beperkte reactie die u mocht ontvangen – en hoewel dat niet zo duidelijk is gezegd – dat er vooraf niet is overlegd en het een persoonlijk standpunt betreft. De minister-president had toch kunnen weten dat prijsbepaling een gevoelig onderwerp is. Dat onderwerp is hier al verschillende keren aan bod gekomen. De hele sector is bezig met de zaak en met dat Prijzenobservatorium. U weet dat dit een porseleinen kast is waarin men zich voorzichtig moet bewegen. Ik verwacht dan ook dat elk regeringslid daar rekening mee houdt.
Er is gesproken van een persoonlijk standpunt. Maar is er nog in verder overleg voorzien? De minister-president heeft op die vraag niet geantwoord. Zal hij in dat verband nog stappen zetten? En zo ja, zult u daarbij worden betrokken? Zijn daarover afspraken gemaakt? Dat is toch interessant om weten. Ik begrijp wat u zei over de Europese aanpak. Ongeveer twee jaar geleden opperde ik in de plenaire vergadering om te werken met een toezichthouder. Toen al kwam uit het ketenoverleg en de sector naar voren dat we moeten beseffen dat men op Europees niveau daarmee bezig is. Het is een moeilijke zaak. De vraag is: hoe houden we het gesprek op Europees niveau gaande? Ik hoop dat u ter zake de nodige initiatieven neemt en het debat goed opvolgt. En dat u, als het enigszins kan, met Vlaanderen snel op de ontwikkelingen inspeelt als die mogelijkheid zich aanbiedt.
Veel collega’s stellen dat al lang een eerlijke prijsbepaling wordt gevraagd. Het is positief dat dit onderwerp in de beleidsnota is opgenomen. Ik hoorde hier wel elf negatieve zaken over de Britse toezichthouder. Maar wat stelt u dan wel voor? Een afwachtende houding is voor mijn fractie geen optie.
Voorzitter, collega’s, we nemen zeker geen afwachtende houding aan. Ik zei al dat we een aantal vertegenwoordigers van supermarktketens hebben gesproken. Ze garanderen ons dat ze de gedragscode zullen naleven. In het ketenoverleg zijn we ook actief. Voorts is ook contact opgenomen met de federale minister bevoegd voor economie. Op basis daarvan laat hij een studie uitvoeren die voor de zomer klaar zal zijn. We zijn dus proactief bezig. Mevrouw Rombouts, de minister-president heeft aangekondigd dat hij met de bevoegde minister zal overleggen en dat we samen stappen zullen zetten naar het federale niveau. Ook dat maakt deel uit van zijn antwoord.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.