Verslag vergadering Commissie voor Buitenlands Beleid, Europese Aangelegenheden, Internationale Samenwerking, Toerisme en Onroerend Erfgoed
Verslag
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister-president, begin deze maand kregen wij een mooie mededeling van de UNESCO. Het unieke beukenwoud van het Brusselse Zoniënwoud, ook wel het kathedraalwoud genoemd, prijkt op een shortlist met 33 ongerepte Europese beukenwouden die kans maken op een erkenning als werelderfgoed. Deze shortlist kwam er op aangeven van de UNESCO zelf, dat in 2007 en 2011 al beukenwouden in de Karpaten en Duitsland erkende, en graag een netwerk wil opbouwen van alle types van ongerepte beukenwouden in Europa. Als Brusselse ben ik daar heel erg voor.
In oktober stelden het Vlaamse, Waalse en Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, mooi op tijd, het beukenwoud kandidaat. U weet dat dit gezamenlijk moest gebeuren, aangezien het Zoniënwoud zich over de drie gewesten uitspreidt: 38 procent wordt beheerd door het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, 56 procent door het Vlaamse Gewest, 6 procent door het Waalse Gewest.
In januari 2016 moeten de definitieve nominatiedossiers worden ingediend. In 2017 valt het verdict en weten we of België met het beukenwoud van het Zoniënwoud een eerste natuurlijke UNESCO-erkenning in de wacht sleept. Op dit ogenblik bestaat het Belgische UNESCO-lijstje immers alleen uit culturele trekpleisters als de begijnhoven, de Brusselse Grote Markt en het historische centrum van Brugge. De uitnodiging met betrekking tot beukenwouden van de UNESCO was welkom, want de erkenning van het Zoniënwoud ligt al erg lang op tafel in dit parlement. Nu blijkt dat alles best vlot vooruit kan gaan als er een deadline wordt gesteld, ook als er een samenwerking tussen drie gewesten nodig is. Politieke wil heeft soms een duwtje in de rug nodig.
De erkenning van het beukenwoud zou een bijzonder goede zaak zijn, want de beuk wordt bedreigd. Leefmilieu Brussel stelt dat de beuk zich in onze contreien in de loop van de eenentwintigste eeuw alsmaar moeilijker zal aanpassen aan de stijging van de gemiddelde temperatuur van onze planeet. Het Intergovernmental Panel on Climate Change voorspelt voor de toekomst een klimaatstijging, krachtigere stormen en hogere frequentie van extreme weersomstandigheden: allemaal factoren waaraan de beuken in het Zoniënwoud gevoelig zijn.
Een van de mandaten van de UNESCO is om aandacht te besteden aan dreigingen zoals deze en erop toe te zien dat monumenten en landschappen worden bewaard. Een erkenning kan dus een manier zijn om aandacht te creëren voor de beschermingsbehoeften van dit unieke kathedraalwoud. Er moet weliswaar een onderscheid worden gemaakt tussen het dossier voor de erkenning van het beukenwoud als natuurlijk erfgoed, waarin nu de eerste horde is genomen, en de erkenning van het volledige Zoniënwoud als cultureel-natuurlijk erfgoed.
Wie zich door het Zoniënwoud laat gidsen, ontdekt immers dat niet alleen de natuur er een troef is. De wereldvermaarde mysticus Jan van Ruusbroec schreef er in de 14e eeuw zijn mooiste teksten, in de priorij die nu is omgetoverd tot het Bosmuseum. Bovendien bevinden er zich tal van historische en archeologische sites: grafheuvels, het prehistorische kamp van Bosvoorde, het kasteel van Drij-Borren, het Rood Klooster enzovoort. Nabij de hippodroom van Groenendaal werd tijdens de Eerste Wereldoorlog een ontmijningssite geïnstalleerd waar krijgsgevangenen munitie controleerden en tot ontploffing brachten.
Minister-president, met al die elementen kan toch een behoorlijk dossier worden opgesteld, maar ik lees dat het studiewerk voor dit type erkenning nog moet beginnen. In uw beleidsnota stelt u dat de inventarisatie van het Zoniënwoud past binnen het plan om extra aandacht te besteden aan de projecten met een hoge erfgoedwaarde en waar maximaal effect kan worden bereikt in het vrijwaren van erfgoedwaarden. Het Zoniënwoud is al sinds 1959 beschermd door een koninklijk besluit, dat u wilt actualiseren.
In uw nota stelt u vervolgens dat u het inventariseren van houtige beplanting met erfgoedwaarde wilt integreren met de beschrijving van historische tuinen en parken binnen deze projecten. Ik vind echter geen specifieke referentie aan de historische en archeologische kwaliteiten van het Zoniënwoud. Nochtans is reeds op 28 april 2011 in dit parlement een resolutie aangenomen waarin aan de Vlaamse Regering wordt gevraagd om het Zoniënwoud voor te dragen vanwege zowel de cultuurhistorische, ecologische als belevingswaarde ervan. Zo kunnen al deze facetten voor het grote publiek worden bewaard.
Minister-president, hoe ziet u het traject voor de erkenning van het beukenbos van het Zoniënwoud als natuurlijk erfgoed? Is het haalbaar om tegen januari 2016 met de drie gewesten tot een definitief nominatiedossier te komen? Wordt er ondertussen ook werk gemaakt van de erkenning van het volledige Zoniënwoud als cultureel-natuurlijk erfgoed? Zo ja, is hiervoor een tijdstraject opgesteld?
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister-president, we zijn allemaal overtuigd van de waarde van het prachtige Zoniënwoud. Mevrouw Idrissi verwees naar de resolutie die hier in 2011 is aangenomen, waarin werd gevraagd om het Zoniënwoud voor te dragen door zijn unieke karakter inzake natuur- en cultuurhistorische waarde.
Er zijn inderdaad twee dingen. In eerste instantie heeft collega Idrissi het over de kandidatuurstelling van delen van het Zoniënwoud als natuurlijk erfgoed. Ik kijk uit naar uw antwoord op die vraag, minister-president. Maar in onze ogen veel belangrijker, is het dossier voor de erkenning van het totale woud als cultureel natuurlijk erfgoed. Als het Zoniënwoud een dergelijke erkenning zou halen, wordt het de twaalfde Belgische vermelding op de UNESCO Werelderfgoedlijst, bij onder andere de Vlaamse begijnhoven, de belforten, de beiaarden enzovoort.
Blijkbaar staat het dossier nog in zijn kinderschoenen. Minister Schauvliege zei eind oktober dat daarover nog niets beslist is en dat er alleen sprake is van een intentieverklaring, eerder dan van een kandidatuur. Volgens de minister moet de Vlaamse Regering in de komende jaren eerst alle aspecten bestuderen. Het lijkt dus een beetje dat alles weer op de lange baan wordt geschoven. Vandaar dan ook mijn bijkomende vragen. Welke stappen zijn er al gezet voor de kandidatuurstelling van het volledige Zoniënwoud als werelderfgoed? Heeft de Vlaamse Regering al beslist om het dossier in te dienen? Klopt het, zoals minister Schauvliege zegt, dat het nog jaren zal aanslepen voor er een dossier ingediend kan worden?
Het Zoniënwoud krijgt ook een aantal vermeldingen in de landschapsatlas. Er zijn bijvoorbeeld twee ankerplaatsen aangeduid: het Zoniënwoud tussen Hoeilaart en Sint-Genesius-Rode en het Zoniënwoud noordoost, het Kapucijnenbos, het Bos van Marnix en het Arboretum van Tervuren. Overweegt u de aanduiding van het volledige Zoniënwoud of van delen ervan als erfgoedlandschap door de opmaak van een gewestelijk RUP?
De heer Poschet heeft het woord.
Dank u wel, collega Idrissi, voor deze vraag. Als inwoner van Watermaal-Bosvoorde, waarvan de naam al veel zegt en waarvan twee derde wordt bedekt door het prachtige kathedraalwoud, vind ik dit een belangrijke vraag. Uiteraard ligt de essentie in een goed beheer en een bescherming door de drie gewesten zelf. De erkenning door UNESCO als erfgoed, zal daar enkel een extra glanslaagje op leggen, maar de fond ligt bij de erkenning door de drie gewesten en de bescherming van het woud in zijn geheel.
Het Vlaams Parlement heeft op voorstel van mijn voorganger Paul Delva in juni 2011 hierrond al een voorstel van resolutie goedgekeurd. Het Brusselse Hoofdstedelijke Parlement is gevolgd en wat later is ook Wallonië mee op de trein gesprongen. Mijn vraag is wat de stand van zaken en de timing is inzake de aanvraag tot opname op de UNESCO-lijst.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, er zijn twee sporen. Er is het Europese spoor, het spoor van de natuur, en het intra-Belgische spoor, vooralsnog uitsluitend een spoor van erfgoed. Eventueel wordt dat ook een gemengd spoor. Het is belangrijk dat u dat onderscheid maakt.
Mevrouw Idrissi, januari 2016 is inderdaad niet meer zo ver af, maar ik heb er vertrouwen in dat dit dossier tijdig ingediend kan worden. Voor het Europese dossier, dus het natuurdossier, dat geen intra-Belgisch dossier is, gaat het over een participatie aan een nominatie met elf Europese landen. Daar is de coördinator Oostenrijk. Het is op dit ogenblik wachten op de concrete aanvulling van dat gezamenlijke Europese nominatiedossier en wachten op de instructies van de Oostenrijkse coördinator. Dat is een beetje jammer, ik kom daar straks op terug. Wij proberen daarin vooruitgang te krijgen. In afwachting van die instructies uit Oostenrijk, is er dan langs Vlaamse, Waalse en Brusselse zijde al gestart met het bij elkaar brengen van alle beschikbare informatie. Voor kennis die ontbreekt, is er ondertussen minstens door mijn administratie een onderzoekstraject opgestart. Ik kom hier ook nog op terug.
Over de bijdrage aan dat Europese nominatiedossier zijn tussen de drie gewesten goede afspraken gemaakt. Het zou dus geen probleem mogen zijn om begin 2016 een nominatiedossier af te ronden. Dat is ook het engagement dat ik samen met mijn vijf collega-ministers genomen heb in de intentieverklaring van 25 oktober 2014. Deze intentieverklaring bevat twee onderdelen: het traject voor deelname aan het eerste Europese, natuurlijke spoor en de krijtlijnen voor een tweede culturele en louter intra-Belgische werelderfgoednominatie.
Ik begin met het tweede spoor, omdat dit het spoor is dat het langste leeft binnen dit huis en op het Vlaamse niveau. U hebt het al gezegd: het Vlaams Parlement heeft op 22 juni 2011 een resolutie aangenomen betreffende het voorstellen aan de UNESCO om het Zoniënwoud in te schrijven op de lijst van het Werelderfgoed van de Mens. Ook het Brusselse Hoofdstedelijke en het Waalse Parlement namen respectievelijk in 2010 en 2013 gelijkaardige resoluties aan.
Naar aanleiding van die resoluties is vanaf 2013 een overleg opgestart op het niveau van de kabinetten van de bevoegde ministers voorgezeten door het kabinet-Picqué, later het kabinet-Vervoort. Op dat overleg werd afgesproken dat er eerst een haalbaarheidsstudie uitgevoerd zou worden. Op ambtelijk niveau werd in de loop van 2013 een bestek voor een dergelijke opdracht uitgewerkt, maar nooit uitgestuurd. Het bleek immers moeilijk om tussen de drie gewesten concrete afspraken te maken over de financiering van de studie. Het Brusselse Gewest wilde financieel niet participeren.
Bovendien was er langs Brusselse zijde – onafhankelijk van de vraag om een werelderfgoederkenning te overwegen – een landschapsstudie voor hun deel van het Zoniënwoud besteld. Men wilde deze studie afwachten omdat ze aanknopingspunten en zinvolle informatie zou aanleveren voor een eventueel UNESCO-dossier, wat ook het geval was. Aan Vlaamse zijde werd geoordeeld dat een gelijkaardige studie best ook voor het Vlaamse deel van het Zoniënwoud opgemaakt zou worden.
Op deze stand van zaken is dit tweede, louter Belgische spoor in de eerste helft van 2014 blijven steken. Er bereikten ons toen berichten over een mogelijke Europese werelderfgoednominatie rond beukenwouden, waarin het Zoniënwoud genoemd werd.
Het eerste spoor, zijnde het Europese spoor voor de werelderfgoednominatie van de beukenwouden, is recenter. Pas begin 2014 werden het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) en zijn Waalse tegenhanger gecontacteerd door Duitse onderzoekers. Zij waren aangesteld door de Duitse overheid om na te gaan met welke Europese beukenbossen en -wouden het reeds door de UNESCO erkende werelderfgoed ‘Ongerepte beukenwouden in Duitsland en de Karpaten’ zou kunnen worden uitgebreid.
Het onderzoek naar de verdere uitbreiding werd door Duitsland gefinancierd. Methodologisch werd Europa onderverdeeld in verschillende klimaatzones, met overeenkomstige verschillende beukenbostypologieën. In elk van deze zones gingen de onderzoekers op zoek naar representatieve of meest bijzondere vertegenwoordigers. Voor de Atlantische zone werden na een uitgebreide inventarisatie twee beukenwouden in overweging genomen, met name het Zoniënwoud in België en New Forest in het Verenigd Koninkrijk.
Toen bleek dat het Zoniënwoud aan het eind van het Duitse onderzoek nog altijd deel uitmaakte van de shortlist, hebben de Duitse onderzoekers aan het eind van vorige zomer gepolst naar de interesse voor deelname aan een Europese uitbreiding van het erkende natuurlijke werelderfgoed ‘Ongerepte beukenwouden in Duitsland en de Karpaten’.
Naar aanleiding van deze vraag werd overleg gepleegd met de betrokken administraties bosbeheer en onroerend erfgoed in de drie gewesten en de bevoegde ministers. Vrij snel bleek dat er wel degelijk bereidheid was om met de meest gave delen van het woud mee te stappen in een Europese natuurlijke werelderfgoednominatie.
Dat gezamenlijke engagement werd verankerd in een intentieverklaring, die op 25 oktober 2014 werd ondertekend door de drie ministers bevoegd voor bosbeheer en de drie ministers bevoegd voor onroerend erfgoed. In deze intentieverklaring zijn afspraken opgenomen rond coördinatie door het Agentschap voor Natuur en Bos, over de verdeelsleutel bij eventuele kosten enzovoort.
De intentieverklaring zet ook de krijtlijnen uit om het tweede culturele en louter Belgische spoor aan te vatten. Ik ga hier zo dadelijk dieper op in. Ik merk hier graag ook nog op dat onze Britse collega’s beslist hebben om niet deel te nemen aan de gezamenlijke Europese nominatie van beukenwouden.
Ik kom nu terug op uw vraag over het traject en de haalbaarheid. Het traject om het Zoniënwoud, samen met 32 andere bossen, te laten erkennen als natuurlijk werelderfgoed, omvat uiteraard in de eerste plaats de opmaak van het nominatiedossier. Hiervoor moet het geijkte sjabloon gebruikt worden dat binnen de Werelderfgoedconventie wordt gehanteerd. Dit sjabloon omvat negen vaste hoofdstukken. Voor een aantal van deze hoofdstukken kan rechtstreeks worden geput uit de reeds ingediende dossiers voor de beukenwouden in Duitsland en de Karpaten. Andere elementen zijn inderdaad site-specifiek, en zullen moeten worden uitgeschreven voor het Zoniënwoud.
De betrokken administraties beschikken wat dat betreft al over veel informatie. Er is bijvoorbeeld de reeds aangehaalde Brusselse landschapsstudie, langs Vlaamse zijde het bosbeheersplan, er zijn ontelbare historische kaarten en studies van diverse omvang, van bescheiden eindwerken tot hele doctoraten enzovoort.
Al die gegevens, die vaak ook fysiek verspreid zitten bij de verschillende betrokken diensten maar soms ook bij andere instellingen, moeten dus worden samengebracht. Daar zijn zowel het agentschap Onroerend Erfgoed als de beheerder van het Zoniënwoud, namelijk het Agentschap voor Natuur en Bos, vandaag al mee bezig. Ze doen dat trouwens in onderling overleg, ieder vanuit de eigen opdracht en expertise, en in de beste verstandhouding.
Ik kan uiteraard geen uitspraken doen over hoe dit proces in de twee andere gewesten verloopt. Ook mijn administratie heeft daar momenteel weinig zicht op. Het is wat dat betreft, wachten op de eerstvolgende coördinatievergadering.
Ik gaf aan het begin van mijn antwoord al aan dat de timing krap is. Dat klopt, maar we vertrekken zoals aangegeven niet van een wit blad. Ik maak me dus sterk dat de deadline van januari 2016 vlot gehaald zal worden.
Mijn administratie zal er bij de Oostenrijkse coördinator nog eens op aandringen om in september al een predossier klaar te hebben, dat voor technische controle aan de UNESCO kan worden voorgelegd. Uitgaande van de technische controle eind september hebben we op dit moment nog een goede zes maanden om het dossier zelf op te maken. Dat is haalbaar.
Het agentschap Onroerend Erfgoed gaat ervan uit dat de lente gebruikt zal worden om de beschikbare bronnen en informatie in kaart te brengen en specifieke onderzoeksactiviteiten uit te voeren om eventuele lacunes te dichten. De zomer zal vervolgens dienen om de informatie te verwerken, te vertalen en in de door de UNESCO en de Oostenrijkse coördinator ter beschikking gestelde sjablonen te gieten.
Samen met de internationale coördinator zal in de zomer ook worden bepaald of de integrale bosreservaten en zones onder integraal beheer, die momenteel door de drie gewesten worden voorgesteld als mogelijke werelderfgoedzones, daadwerkelijk als dusdanig aan de UNESCO zullen worden voorgesteld. Het lijkt logisch dat er zo veel mogelijk eenduidigheid wordt nagestreefd binnen de serie van 33 bossen, en dat er dus nog bijsturingen zullen volgen.
Dan was er de vraag of er ondertussen ook werk wordt gemaakt van de erkenning van het volledige Zoniënwoud als cultureel-natuurlijk erfgoed en, zo ja, of hiervoor een tijdstraject is opgesteld.
De drie gewesten hebben inderdaad nog steeds het plan om, parallel met het Europese natuurlijke nominatietraject, ook de haalbaarheid van een afzonderlijk cultureel of gemengd (cultureel-natuurlijk) werelderfgoeddossier van het Zoniënwoud te onderzoeken. Dat is uitdrukkelijk aangegeven in de ondertekende intentieverklaring. Artikel 11 van dit document haalt aan dat “in de loop van 2015 en, indien nodig, 2016 het nodige studiewerk wordt verricht om de haalbaarheid te evalueren van een afzonderlijk cultureel of gemengd werelderfgoeddossier met betrekking tot het volledige Zoniënwoud”. De intentieverklaring lijst vervolgens de drie fases in het geplande vooronderzoek op.
Ter info kan ik misschien ook kort meegeven dat de Werelderfgoedconventie drie types Werelderfgoederen kent: culturele werelderfgoederen, namelijk door mensen gemaakt, of mee door menselijke activiteiten vorm gekregen; natuurlijk werelderfgoed, namelijk ongeschonden sites, zonder of met minimale menselijke activiteit; en gemengd werelderfgoed, waarbij je zowel natuurlijke als culturele elementen aantreft.
Onder meer op basis van de gemaakte afspraken zal mijn administratie in de loop van 2015 en 2016 de landschappelijke en archeologische waarden van het Zoniënwoud onderzoeken en de cultuurhistorische relicten van het hele woud en aansluitende omgeving inventariseren. Zo zal onder meer een studie over de houtskoolmeilers worden uitgevoerd. Deze zal naast een analyse van de houtsoorten ook informatie verschaffen over de wijze waarop de mens het woud exploiteerde en ook informatie verschaffen over de metaalproductie.
Dit waarderend onderzoek zal aandacht hebben voor landschappelijke elementen, bouwkundig erfgoed en het archeologisch patrimonium. Het culturele aspect of de interactie tussen de mens en zijn omgeving zal duidelijk aan bod komen bij dit waarderend onderzoek. Hierdoor moet het mogelijk zijn de culturele waarde in beeld te brengen. Dat waarderend onderzoek vormt ten slotte de basis voor fase twee van dit project.
Mijn administratie zal ook de eventuele uitzonderlijke universele waarde van het Zoniënwoud onderzoeken op basis van een of meerdere culturele criteria die binnen het kader van de Werelderfgoedconventie gehanteerd worden. Ze zal ook nagaan of het Zoniënwoud nog voor andere internationale statuten in aanmerking kan komen.
Mijn administratie gaat ervan uit dat dit onderzoek afgerond kan worden tegen 2018. Over de gewestgrensoverschrijdende aspecten van dit onderzoek zal op korte termijn worden afgestemd met de andere gewesten. Als de conclusie van dit onderzoek positief is, zullen nieuwe afspraken moeten worden gemaakt met de andere gewesten over de concrete voorbereiding van een culturele werelderfgoednominatie van ons land. Ongeacht een positieve of negatieve conclusie over de werelderfgoednominatie, zal alle informatie gebruikt worden om de bescherming en het beheer van het Zoniënwoud te verrijken.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister-president, ik dank u voor uw uitgebreide antwoord, dat bij momenten nogal ingewikkeld was, zodat je niet goed weet bij welke procedure je juist zit. Ik heb nog enkele bijkomende vragen. U zei dat men voor het werelderfgoeddossier een nominatiedossier moet invullen, dat er negen hoofdstukken zijn, en daar geeft u een hele uitleg bij. U zegt dat u over de timing van de andere gewesten weinig kunt zeggen omdat dat dat afhangt van de volgende coördinatievergadering. U geeft zelf toe dat het een krappe timing is. Wanneer is de volgende coördinatievergadering? Dan zal het al duidelijk zijn of de twee andere gewesten mee zijn en of de kans bestaat dat het nominatiedossier op tijd klaar is.
Minister-president, helemaal in het begin van uw antwoord zei u dat er een overleg is geweest met de drie gewesten over de culturele nominatie en dat het kabinet van de minister-president in Brussel de coördinatie doet, dat er een bestek is uitgeschreven voor een haalbaarheidsstudie en dat dat mank is gelopen door de betaling. Bestaat dat probleem nog altijd? Hoe denkt u daaruit te geraken? Als er een gewest niet wil betalen, dan zul je maar een zeer manke haalbaarheidsstudie hebben.
Mijnheer Poschet, het is toch wel erg dat een Dansaertvlaming de vraag moet stellen voor iemand die het woud als tuin heeft.
De heer Poschet heeft het woord.
Ik sta er elke dag mee op. Ik zie het Zoniënwoud vanop mijn terras.
Minister-president, ik ben wat verwonderd over de timing. In het parlement hebben we vier jaar geleden kamerbreed een resolutie goedgekeurd. Het intra-Belgisch overleg – spoor 2 – is vastgelopen in 2014, waarbij is besloten een landschapsstudie te laten doen door het ANB. Uw diensten zijn nog altijd niet begonnen aan de studie. Nu wordt een start gepland voor 2015-2016, maar het zou pas worden opgeleverd in 2018. Dan zijn we zeven jaar bezig om een landschapsstudie te maken, en dat is toch wel bijzonder lang.
Hoe staat het nu met de Waalse zijde? Gaan die dan in 2018 plots zeggen dat ze ook nog een studie willen doen? U hebt gezegd dat u daarop niet kunt antwoorden, maar u kunt uw administratie natuurlijk de opdracht geven om contact op te nemen met hun Waalse collega’s om daar meer helderheid over te krijgen. Graag een heel concreet antwoord op deze twee vragen: wat met Wallonië en waarom moet die studie vier jaar duren?
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
De afspraken om te komen tot een cultureel werelderfgoeddossier, waar nog studiewerk over is, zijn doorkruist door het pan-Europese plan om een natuurlijk dossier in te dienen, dat al vergevorderd was, gelet op de erkenning van Duitse wouden en de Karpaten, en dat er een Europees initiatief kwam met een coördinator. Er is afgesproken prioriteit te geven aan die pan-Europese erkenning als natuurlijk erfgoed, en dat zit in een vergaande fase. Daarvan heb ik gezegd dat de timing 2016 haalbaar moet zijn. Het is wel wachten op de instructies, maar het ANB is daarmee klaar om, als de precieze instructies komen van Oostenrijk, dat coördinator is, het technisch dossier in te dienen. Dat wordt dan voorgelegd aan de UNESCO. En vervolgens zou dat moeten uitmonden in de timing van 2016.
Dat heeft ertoe geleid dat daar prioriteit aan is gegeven, omdat het een pan-Europees dossier is. Dat de inspanningen van het ANB en van erfgoed daarnaartoe zijn gegaan, betekent niet dat er geen werk wordt gemaakt van de erkenning als cultureel erfgoed, maar dat vergt een andere benadering omdat het gaat over erfgoed en niet over pure natuur.
Daarvan is het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest de coördinator. Ik heb u verteld wat de peripetieën zijn geweest na de eerste afspraken die zijn gemaakt. Maar ik heb er vertrouwen in dat de drie gewesten, los van het Europese natuurlijke traject, daar werk van zullen maken. Dat vergt zeer grondige studies. De timing die ik heb gegeven, is de timing die het agentschap opgeeft om dat onderzoek te kunnen afronden. De timing tegen 2018 is een goede timing. Dat is de reden waarom het ene spoor wat vertraging heeft opgelopen, omdat prioriteit is gegeven aan een pan-Europees traject.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Minister-president, ik heb geen antwoord gekregen op mijn concrete vraag. U hebt gezegd dat het dossier moet worden ingediend in 2016. U zegt dat de Vlaamse administratie daar goed mee bezig is en dat het zelfs in september een predossier wil indienen. Maar u zegt dat u geen zicht hebt op de andere gewesten. Daarvoor is het wachten op de volgende coördinatievergadering. Maar ik neem aan dat het dossier moet worden ingediend met de drie gewesten. Als er een gewest niet klaar is of moeilijk doet, dan komt die krappe timing in gevaar.
Ik had u concreet gevraagd wanneer die coördinatievergadering plaatsvindt, en daarop heb ik geen antwoord gekregen.
Minister-president Bourgeois heeft het woord.
Het is wachten op coördinator Oostenrijk, die we nog eens achter de veren zitten. Ik heb geen schrik dat de twee andere gewesten daar geen werk van zullen maken. Ze zijn evenzeer vragende partij, ze zullen er dus evenzeer aan meewerken. Het is nu wachten op de technische instructies van Oostenrijk om ervoor te zorgen dat conform de voorwaarden die vereist zijn om te worden erkend als natuurlijk erfgoed, het technisch dossier kan worden klaargemaakt. We hebben geen enkele indicatie dat de wil om daaraan mee te werken, in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest of in het Waalse Gewest, niet meer zou bestaan, integendeel. De eerstvolgende coördinatie moet opnieuw gebeuren door Oostenrijk. Wij dringen erop aan dat dit zou gebeuren, gelet op de timing die moet worden gehaald. Ik heb aan de administratie gevraagd om opnieuw te vragen dat er snel werk van wordt gemaakt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.