Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de selectie van scholen om type 9-onderwijs te organiseren
Verslag
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, het nieuwe M-decreet introduceert een nieuw type 9 in het buitengewoon onderwijs, voor kinderen met een autismespectrumstoornis met een normale begaafdheid. Op dit moment zitten kinderen met autisme een beetje overal verspreid, dus het is een goede zaak dat die kinderen vanaf september 2015 samen in een type 9-klas kunnen terechtkomen.
Minister, recent maakte u bekend dat dit type 9 in 166 scholen in Vlaanderen en Brussel zal worden georganiseerd. In totaal zou het gaan om een 8000-tal kinderen. De scholen die zijn geselecteerd, zijn scholen die veel expertise en professioneel opgeleid personeel hebben, zodat de leerlingen de beste zorgen krijgen. Dat is uiteraard belangrijk. Er zijn ook al heel wat scholen die heel wat expertise hebben uitgebouwd met betrekking tot autisme, en ook een aparte autismewerking hadden, binnen andere types. Die expertise zou het best worden gehonoreerd. Een ander belangrijk punt is dat er een aanbod is voor alle kinderen, op een redelijke afstand van hun woonplaats. Zeker voor kinderen met een autismespectrumstoornis is het belangrijk dat ze geen uren op de bus zitten.
Los van dit type 9 heeft het M-decreet natuurlijk als voornaamste bedoeling zo veel mogelijk inclusief onderwijs mogelijk te maken, ook voor kinderen met autisme. Scholen uit het buitengewoon onderwijs die zich hierop richten, en een eventuele samenwerking met het gewoon onderwijs onderhouden, zouden hiervoor ook met de goedkeuring van hun kandidatuur kunnen worden beloond, en dat kan ook andere scholen inspireren hier werk van te maken.
Minister, is het aantal goedgekeurde kandidaturen van scholen afgestemd op het aantal leerlingen dat behoefte heeft aan type 9? Hoeveel leerlingen zijn dat dan? Of zijn de dossiers apart bekeken, onafhankelijk van de noden? Van hoeveel scholen is de kandidatuur geweigerd voor de inrichting van type 9? Scholen zouden grondig zijn gescreend. Waarop werden ze gescreend? Welke redenen voor weigering komen voor? Zijn alle kandidaturen van scholen die nu al een autiwerking en expertise ter zake hebben, goedgekeurd? Zo niet, wat met de leerlingen en het personeel in die scholen waarvan de aanvraag werd geweigerd? Hoe zit het met de regionale spreiding van de scholen die groen licht hebben gekregen? Heeft dat criterium ook meegespeeld in de screeningronde? Welke zijn de gemiddelde en maximale afstanden die leerlingen moeten afleggen om terecht te kunnen in een school met type 9-aanbod? Hoeveel leerlingen zullen in de toekomst langer op de bus moeten zitten dan nu het geval is, doordat aanvragen in bepaalde regio’s niet werden goedgekeurd? Heeft men bij de screening van de scholen ook rekening gehouden met de inspanningen van de school of de scholengemeenschap om werk te maken van inclusief onderwijs, met het feit dat ze samenwerking tussen gewoon en buitengewoon onderwijs realiseert?
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, u maakte inderdaad een tijdje geleden bekend dat normaalbegaafde kinderen met autisme vanaf volgend schooljaar terechtkunnen in 166 scholen in het buitengewoon basisonderwijs en het buitengewoon secundair onderwijs. Die 166 scholen hebben van de Vlaamse Regering dus groen licht gekregen om te starten met het nieuwe type 9-onderwijs. In totaal zouden zo’n 8000 kinderen met autisme in het nieuwe type 9-onderwijs terechtkunnen.
Die scholen die kandidaat waren, mochten voor 1 juni van vorig jaar hun kandidatuur indienen bij het ministerie, bij het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AgODi), en kregen dan ook een advies van AgODi, de onderwijsinspectie en de Vlaamse Onderwijsraad (Vlor). Na een grondige screening kregen dus 96 scholen in het buitengewoon basisonderwijs en 70 scholen in het buitengewoon secundair onderwijs een gunstig advies om vanaf september 2015 type 9 in te richten.
Minister, over de selectieprocedure en het nieuwe landschap dat daardoor ontstaat, heb ik de volgende vragen. Hoe verliep de selectie van die scholen? Hoeveel aanvragen werden er geweigerd? Welke feedback krijgen de scholen die niet werden geselecteerd? Ik had deze week nog een gesprek met een directie die geen gunstig antwoord had gekregen. Ze bleef toch wel op haar honger over de vraag wat ze verkeerd had gedaan, waaraan het lag.
Komt er dit jaar opnieuw een oproep, zodat scholen die het nu niet haalden of die de procedure vorig jaar te snel vonden gaan na de goedkeuring van het M-decreet, zich toch nog kandidaat kunnen stellen? Ik moet zeggen, uit eerste hand, dat wij als lokale inrichtende macht niet hebben ingetekend, omdat we geen antwoord konden geven op een aantal vragen. Met mijn collega’s in de administratie en het schepencollege heb ik, door de snelheid waarmee dit toen moest gaan, geen stap voorwaarts kunnen zetten. Ondertussen is het echter bijna een jaar later. Zijn er regio’s die na de goedkeuring van de 166 scholen niet of onvoldoende door het buitengewoon basisonderwijs en/of het secundair onderwijs worden bediend?
Minister, naar aanleiding van de actuele vragen die mevrouw Krekels en ikzelf gisteren hebben gesteld, wou ik er toch nog even een aspect bijhalen. De heer Van Dijck zal nog weten dat we vorig jaar bij de bespreking in de plenaire vergadering met betrekking tot type 9 een heel scherpe, of in ieder geval toch een lange discussie hebben gehad. Als oppositiepartij hadden wij er toen alle begrip voor dat het moeilijk was om cijfers en prognoses te hebben, maar het Vlaams Secretariaat van het Katholiek Onderwijs (VSKO) had toen zelf een prognose gemaakt. Ik denk dat het toen aan 4000 à 5000 leerlingen zat. Ik denk dat ik ook zo aan die 8000 leerlingen kwam. We hebben toen gezegd dat dat het doel was.
We hebben toen ook gezegd dat de financiering van de leerlingen die in het nieuwe type 9 terecht zouden komen, voor een groot stuk op minder kosten voor Vlaanderen zou neerkomen vergeleken met waar ze tot nu toe hadden gezeten. Dat kon je gewoon afleiden uit die screening van het VSKO. Gisteren hebben we het gehad over de kinderen die niet naar het buitengewoon onderwijs, maar naar het gewoon onderwijs gaan. Dat komt neer op minder kosten voor de Vlaamse overheid. Er is altijd gezegd dat men die middelen zou hergebruiken om hen beter bij te staan, via de waarborgregeling in het gewoon onderwijs, en om het buitengewoon onderwijs niet kapot te laten gaan. Ook voor type 9 geldt dat echter. Minister, vandaar mijn bijkomende vraag, en ik heb er alle begrip voor als u daar niet meteen een antwoord op heeft. Ik denk dat de administratie nu al kan zeggen, toch qua grootteorde, hoeveel middelen er gaan verschuiven of vrijkomen daardoor. Wat zal daarmee gebeuren? Gaat dat ook mee in die waarborgregeling of zal het bijvoorbeeld gaan naar scholen in het gewoon onderwijs die naast type 9 willen werken met normaalbegaafde leerlingen met autismespectrumstoornissen die in het gewoon onderwijs willen instromen, die dus inclusief willen gaan werken?
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik deel een aantal bezorgdheden die onze collega’s hebben geformuleerd. Minister, ik weet dat het toestaan van de programmaties is gebeurd op basis van kwaliteitsafwegingen, maar het klopt dat er na dat toestaan desalniettemin een aantal blinde vlekken in Vlaanderen ontstaan. Ik weet ook dat er tegen 30 november van dit jaar nieuwe aanvragen kunnen gebeuren, maar ik wil toch even de bezorgdheid onderlijnen over het volgende. Voor de scholen die een weigering hebben gekregen en die in de toekomst toch willen intekenen, moet er voor een goede begeleiding worden gezorgd. Daarvoor is natuurlijk noodzakelijk wat de heer De Ro heeft gezegd, namelijk dat ze zeer goed moeten weten waarom ze op dat moment werden geweigerd. Dat is niet altijd even duidelijk. Het is essentieel dat ze weten wat de verbeterpunten zijn om wel in aanmerking te komen. Is dat alleen de verantwoordelijkheid van deze scholen, of moeten de koepels ook instaan voor de nodige begeleiding? Welke rol kan de inspectie hierin spelen?
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Minister, een van de grote veranderingen door het M-decreet is inderdaad die inrichting van type 9 in het onderwijsaanbod. Vanaf het volgende schooljaar, 2015-2016, kunnen leerlingen met ASS en een normale begaafdheid inderdaad terecht in het nieuwe type 9 in het buitengewoon onderwijs. Het lijkt me belangrijk dat we benadrukken dat het ook echt noodzakelijk is dat die leerlingen verhuizen, want ook gewone scholen blijven echt wel moeite doen om leerlingen met een leerstoornis aan boord te houden. Type 9 is inderdaad een stap voorwaarts voor kinderen met een autismespectrumstoornis. Op basis van de goedgekeurde dossiers komen ongeveer 8000 leerlingen met autisme voor dat type 9 in aanmerking. Zij volgen nu les in diverse types, die vaak onvoldoende toereikend zijn voor hun specifieke behoeften.
Net als collega Meuleman vraag ik me af of er voldoende regionale spreiding bestaat. De fysieke nabijheid van een school is even belangrijk als de tegemoetkomende maatregelen die de school zelf neemt. Het selectieproces van de scholen zorgt er echter voor dat er nog heel wat onduidelijkheid is. Welke criteria werden nu gebruikt? Wie maakte uiteindelijk de selectie? Werden de geschiedenis en de succesratio van de scholen in acht genomen?
Minister, hebt u feedback kregen van de scholen over het screeningsproces? Zijn er scholen die wel een aanvraag hebben ingediend, maar geen toestemming hebben gekregen? Waarschijnlijk wel. Weet u of ze de huidige maatregelen die ze al hadden genomen, voortzetten? Of hebben ze er in die situatie dan voor gekozen om te stoppen met hun inrichtende tegemoetkomende maatregelen? Weet u tevens of er protest bestaat bij de scholen die geen toelating hebben verkregen, en krijgen die nog een nieuwe kans om hun kandidatuur te verdedigen?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Ik had niet zozeer een vraag over type 9 an sich, maar had eigenlijk een aanvullende vraag. Die aanvragen voor type 9 zijn ondertussen goedgekeurd. Ik wil het voorbeeld geven van een school die type 6 inrichtte en die zo stilaan – door de gon-begeleiding (geïntegreerd onderwijs), wat dus eigenlijk positief is – haar aantal leerlingen heeft zien verminderen. Voor een aantal kleinere scholen is dat zo. Nu had die school een aanvraag ingediend om een basisaanbod in te richten. Nu heeft die school het antwoord gekregen dat ze pas een antwoord zou krijgen zodra de aanvragen voor type 9 rond waren, maar tot op heden heeft ze eigenlijk nog geen antwoord gekregen op de vraag of haar aanvraag is goedgekeurd of niet. Nu komt het schooljaar stilaan dichterbij. De inschrijvingen zijn begonnen. Ze wilden eigenlijk gewoon eens informeren in welk stadium die goedkeuringen zitten. Daarom heb ik me aangesloten.
De heer Daniëls heeft het woord.
In het licht van die cijfers wil ik gewoon kort meegeven dat daar in de vorige legislatuur heel wat commotie over is geweest. Zeker als we onze ASS-aantallen internationaal vergelijken, zouden we ons kunnen afvragen of er iets in het water zit. Daarom ook is in het M-decreet opgenomen dat we restrictiever zijn wat ASS betreft. Lees: niet zomaar iedereen kan de diagnose ASS stellen. Dat lijkt me ook belangrijk. Als we de normaliteit in de gausscurve gaan afvlakken en telkens zeggen dat de laatste die dan komt, ook een autismespectrumstoornis heeft, dan komen we immers inderdaad tot zeer grote getallen. Daarmee wil ik niet zeggen dat ik in twijfel trek dat ouders daadwerkelijk een kind met ASS kunnen hebben, maar wel dat we qua aantallen goed moeten bekijken over hoeveel – en vergeef me de bewoordingen, ik kan het niet anders uitleggen – echte ASS-gevallen het gaat. Ik doe geen uitspraak over de andere. Ik meen echter dat we dat toch ook mee in overweging moeten nemen. Dat lijkt me ook een moeilijkheid waarmee we zitten als het gaat over de aantallen. Dat zeg ik louter ter aanvulling van het debat dat hier momenteel wordt gevoerd.
Mijnheer Daniëls, in die zin denk ik dat het een grote stap vooruit kan zijn en is met het M-decreet dat de verslagen tot stand moeten komen binnen een multidisciplinair team.
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, ik dank de leden voor alle vragen en aanvullingen. Ik wil beginnen met de inschatting, ook aanknopend bij de laatste opmerking. Om te kunnen inschatten hoeveel leerlingen met ASS-potentieel in aanmerking komen voor een inschrijving in het buitengewoon onderwijs type 9, is er gekeken naar de prevalentie van ASS in de populatie. Op basis van wetenschappelijk onderzoek wordt aangenomen dat ASS voorkomt bij 0,6 à 1 procent van de totale populatie. In Vlaanderen ligt het werkelijke aantal gediagnosticeerde leerlingen met ASS veel hoger, namelijk 1,88 procent. Er is dus naar gestreefd om in een voldoende groot aanbod in het buitengewoon onderwijs te voorzien voor leerlingen met ASS. Als we het aantal leerlingen berekenen dat we op basis van de wetenschappelijke prevalentie van ASS mogen verwachten, dan gaat het om 4000 leerlingen.
In de aanvraagdossiers vroegen we een inschatting te maken die gebaseerd is op het huidige aantal normaal begaafde leerlingen met autisme dat in de scholen voor buitengewoon onderwijs schoolloopt. Op basis van die inschatting in de aanvraagdossiers betreft het ruim achtduizend leerlingen. Er zit een enorme kloof tussen de werkelijkheid en wat wetenschappelijk logisch zou zijn. Deze cijfers tonen aan dat het kwaliteitstoezicht op de diagnostiek en de monitoring van de leerlingenaantallen in type 9 zeker aangewezen is. Dat is nodig om op te volgen hoe het verschil tussen de berekende prevalentie en de werkelijke aantallen evolueert. We moeten goed kijken hoe dat evolueert, maar we hebben dus wel de werkelijke aantallen genomen.
Collega’s, ik heb het dossier bij, maar via DORIS kunt u allemaal de nota van de Vlaamse Regering lezen. Bij alle scholen die niet zijn goedgekeurd, staat er een korte beschrijving waarom. Ik ga dat niet school per school overlopen.
Ik geef enkele kerncijfers. In het basisonderwijs hebben 128 scholen of 63 procent een aanvraag ingediend. 96 scholen kregen een gunstig advies. In het buitengewoon secundair onderwijs (buso) deden 84 scholen of 71 procent een aanvraag. 66 scholen kregen een gunstig advies, 4 scholen een gedeeltelijk gunstig advies. De beoordeling van de dossiers gebeurde op basis van de criteria die de vorige Vlaamse Regering heeft vastgelegd in artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet betreffende maatregelen voor leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften wat betreft programmatieaanvragen en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juni 1997.
Het weigeren van een aanvraag is altijd gebeurd op basis van het niet voldoen aan of onvoldoende motiveren van één of meer criteria. Het beschikken over een ongunstig doorlichtingsverslag en een daaraan gekoppeld verbeteringstraject was in een aantal gevallen een reden om een aanvraag te weigeren. De aanvragen van scholen met een bestaande autiwerking en expertise werden, zover dit aangetoond werd in hun aanvraag, grotendeels goedgekeurd, tenzij er andere elementen waren, bijvoorbeeld op het vlak van spreiding, die aanleiding gaven tot een negatieve beslissing.
Ik moet opmerken dat leerlingen met ASS die nu al schoollopen op scholen waarvan de aanvraag niet werd goedgekeurd, daar probleemloos hun schoolloopbaan verder kunnen zetten. Dat is belangrijk. Straks leg ik nog uit dat een school perfect een nieuw dossier kan indienen. Dat is geen probleem. Type 9 geldt voor nieuw ingeschreven leerlingen vanaf het schooljaar 2015-2016.
Scholen met een ongunstige beslissing kregen van AgODi een brief met daarop de motivering, zoals die werd bekrachtigd door de Vlaamse Regering. In de motivering werd verduidelijkt op welke criteria de school onvoldoende had gescoord. Op die manier weet de school hoe ze haar dossier verder kan verfijnen als ze een nieuwe aanvraag indient. Omdat het de eerste keer is, heeft mijn kabinet alle scholen zonder uitzondering persoonlijk gecontacteerd, omdat het een beslissing is van de minister. Bovendien kregen netten en koepels verduidelijking bij de beslissing. Ik weet dat bepaalde scholen een uitgebreide motivering hebben gevraagd, en dat er zelfs al met hen door het dossier is gegaan, om te kijken waarom er een weigering is gekomen. Het is een nieuw type, het is de eerste keer. Je moet wel voldoende aandacht besteden aan de motivatie in het dossier.
Scholen kunnen, in overeenstemming met de programmatieprocedure zoals die beschreven staat in het M-decreet, perfect een nieuwe aanvraag indienen. Die moet uiterlijk 30 november 2015 aan AgODi worden bezorgd. Dat kan dus uiteraard nog, mijnheer De Ro.
Er werd gestreefd naar een redelijke spreiding van het aanbod. Daarbij werd ook rekening gehouden met de vrije schoolkeuze, uiteraard. Er zijn inderdaad, collega’s, een paar regio’s waar er een blinde vlek is, ofwel omdat er geen aanvraag werd ingediend ofwel omdat de aanvraag niet voldoende kwaliteitsvol was.
De impact op het leerlingenvervoer is op dit moment nog niet echt goed in te schatten. Het leerlingenvervoer wordt net-, niveau- en schooloverstijgend georganiseerd. De afstand en reistijd die elke individuele leerling aflegt, hangt samen met de organisatie van de ritten.
Enerzijds is er de doelstelling dat meer leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften met redelijke aanpassingen binnen gewone scholen onderwijs kunnen blijven volgen. We moeten ook nog eens kijken wat de effecten daarvan zijn. Anderzijds wijzigt het landschap van buitengewoon onderwijs door het type 9 en het type basisaanbod. De effecten op de leerlingenstromen die het gevolg zijn van beide veranderingen zullen in kaart worden gebracht, evenals de effecten op het leerlingenvervoer zelf. Maar daarvoor is het nu nog heel vroeg.
Mevrouw Meuleman, ik weet dat u erg bezorgd bent om de inspanningen van de school of scholengemeenschap om werk te maken van inclusief onderwijs, en terecht. Dit was een criterium voor de oprichting van type 9 binnen Opleidingsvorm 4. Er is een samenwerkingsovereenkomst vereist met een of meer scholen voor gewoon onderwijs met een breed aanbod. Daarnaast werd het reeds organiseren van geïntegreerd onderwijs (gon) ASS beschouwd als een positief element, omdat dat wijst op ervaring en expertise met ASS-leerlingen.
Het is moeilijk voor mij, bij bepaalde vragen weet ik bijna over welke scholen het gaat. Ik vind het moeilijk om hier individuele scholen te bespreken. Maar er zijn al enkele gesprekken geweest, zeker met één of twee scholen die een aanbod hebben in een blinde vlek. Er is gekeken op welke manier het dossier kan worden gecorrigeerd en beter gemotiveerd. Er kan ook met het CLB worden overlegd om normaal begaafde kinderen met een attest type 9 nog een jaar op te vangen met gon-ondersteuning in het gewone onderwijs. Dat zijn we nu ook aan het bekijken.
Het criterium dat telt is het kind, dat heb ik gisteren ook gezegd. We moeten echt proberen om daar op de best mogelijke wijze mee om te gaan.
Voor de waarborgregeling tellen we alle leerlingen in de verschillende types mee in het buitengewoon onderwijs. Elk type heeft een eigen omkadering. Het type basisaanbod is het – tussen aanhalingstekens, want ik vind het vreemd uitgedrukt – ‘goedkoopst’ en type 7 is het ‘duurst’. Als leerlingen naar type 9 gaan, is dat voor het basisonderwijs een duurder type. Dus die tellen zwaarder door. In het secundair onderwijs is dat een minder duur type. Daar tellen ze minder door. Maar alles wordt meegenomen in de waarborgregeling.
Mijn zeer snelle medewerkers melden me in verband met de vraag over het type 4 of het basisaanbod dat het dossier nu bij de Inspectie van Financiën ligt. Dat is verse informatie.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, het zijn inderdaad scholen in die blinde vlekken die een aanvraag hadden ingediend, maar die niet is goedgekeurd, die mij hebben gecontacteerd. Hoewel ze al een werking hadden en ervaring en expertise hadden opgebouwd, was het dossier dat ze hadden ingediend te summier en onvoldoende gemotiveerd, waardoor ze dus die weigering hebben gekregen. Ze zijn daarover een beetje verbolgen, omdat de richtlijnen voor het indienen van het dossier volgens hen toch niet heel duidelijk waren en dat de begeleiding ook niet volstond. Vooral gingen ze ervan uit, en dat was wellicht verkeerd, want dat mag je nooit doen, door de werking die ze al hadden opgebouwd en die in het verleden positief was geëvalueerd, dat het geen probleem zou geven. Dat zorgt dus voor een blinde vlek.
U zegt dat er geen probleem is voor de kinderen die nu al in die scholen zitten. Dat is inderdaad zo. Die kunnen perfect blijven zitten. Maar zij hebben al een zestal nieuwe aanvragen gekregen. Kinderen die normaal in Oudenaarde terechtkunnen, moeten door die blinde vlek naar Deinze, Waregem of Gent. Dat zijn tientallen kilometers extra op de bus, voor kinderen met ASS is dat niet evident. Als het gaat om zes kinderen in die scholengroep, zijn het er misschien ook zoveel bij de andere blinde vlekken. Dat zijn toch kinderen die we langer op de bus zetten, voor minstens een schooljaar, want het dossier is wellicht nog wel recht te trekken. Maar dat zou toch jammer zijn.
Minister, zou het niet mogelijk zijn om een of andere beroepsprocedure mogelijk te maken om dat jaar te overbruggen, voor de dossiers waarbij er een werking in de scholen was, maar die te summier waren, en waarbij via een goede motivering zou kunnen worden aangetoond dat het uiteindelijk wel in orde zou kunnen komen? Misschien is zoiets mogelijk, om die kinderen toch de lange busritten te besparen.
De heer De Ro heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor het antwoord. Ik pik in op wat mevrouw Meuleman zegt over blinde vlekken. Zij heeft signalen opgevangen uit Oost-Vlaanderen. Ik heb geen perfect zicht op waar er blinde vlekken zouden zijn in Vlaanderen. U zegt dat er zijn, minister, maar u hebt ze niet benoemd. Als u ze kunt situeren, wilt u dat dan doen? Ik vermoed dat er twee soorten blinde vlekken zijn: plekken waar er geen scholen zijn erkend binnen een redelijke afstand en plaatsen waar de vrije schoolkeuze niet bestaat, door een blinde vlek aan de kant van het vrije of van het officiële aanbod.
Heb ik, in verband met de budgettaire aspecten, goed begrepen dat u vermoedt dat de invoering van type 9 het wat duurder zal maken in het buitengewoon basisonderwijs en in het buitengewoon secundair onderwijs wat goedkoper, ten opzichte van het verleden?
Mevrouw Meuleman verwijst naar de reistijden. Ik bekijk het wat breder dan enkel type 9. Als het M-decreet zorgt voor kortere rijtijden en minder leerlingen in het buitengewoon onderwijs, maakt ook dat een verschil. Ik zeg niet dat alle bussen kunnen wegvallen. Maar trajecten worden misschien korter, of er doen minder kinderen een beroep op het leerlingenvervoer. Daar komen misschien wat middelen vrij, die niet per se in het waarborgfonds moeten, maar toch kunnen worden aangewend om de ritten voor alle kinderen in het buitengewoon onderwijs korter te maken.
U herinnert zich, toen u bij ons in de stad op bezoek was, minister, dat we op een heel grote campus tso en bso waren. De directrice zei toen dat er een dertigtal leerlingen met ASS in het gewone onderwijs zaten, omdat ze een aanbod dierenzorg en plantkunde in tso en bso hebben dat voor die kinderen en ouders zeer aanlokkelijk is, ze een internaat hebben en het een heel groene campus is. Die drie factoren maakten dat nogal wat ouders hun kinderen aan die school toevertrouwden. In het M-decreet stellen we dat er ook middelen moeten gaan van het buitengewoon onderwijs naar ondersteuning van kinderen in het gewone onderwijs. Dan vraagt zo’n school: zullen we worden ondersteund? Zij verwachten niet dat de kinderen met ASS wegstromen, of er nu een aanbod van type 9 in de buurt is of niet. Net omdat die school heel inclusief met die mensen werkt, maar natuurlijk met minder middelen dan andere scholen in het buitengewoon onderwijs. Minister, gaat het over dergelijke situaties? Ik wil oproepen om daarvoor te zorgen.
Er wordt gevraagd naar een beroepsprocedure, als er blinde vlekken zijn, als er scholen zijn die willen bijsturen waar dat kan, al heb ik ook gehoord dat sommige scholen geen dossier meer willen indienen. Als er een negatieve doorlichting van de inspectie is geweest, zal een bijsturing langer duren, dan indien bepaalde criteria minder goed werden omschreven in het dossier. Ik kijk naar de collega’s van de meerderheid, misschien moeten we dan mild zijn, en kan het worden geregeld via een besluit van de Vlaamse Regering of een amendement. Dan moeten we niet twijfelen, denk ik, maar dat zeg ik heel persoonlijk. Ik zie enkele hoofden instemmend knikken.
De heer De Meyer heeft het woord.
In Oost-Vlaanderen zijn er effectief blinde vlekken. De zorg die mevrouw Meuleman uitspreekt is ook de mijne. Maar, minister, als u beroepsmogelijkheden mogelijk maakt, moet u wel zorgen voor zeer stringente criteria, om achteraf geen grote juridische problemen te hebben.
Mevrouw De Meulemeester heeft het woord.
Ik ben gecontacteerd door ouders in West-Vlaanderen, blijkbaar zit daar ook een blinde vlek. Ik schrik wel van de cijfers, het verschil tussen vierduizend en achtduizend kinderen. Scholen hebben zeer goed hun best gedaan, denk ik dan, degene die er door zijn toch, om hun verslagen heel goed te motiveren en ervoor te zorgen dat ze in aanmerking kwamen.
Wel geruststellend vind ik dat leerlingen met ASS in scholen die nu geen toestemming hebben gekregen, heel hun schoolloopbaan kunnen blijven. Dat is een hele geruststelling voor de ouders, voor de kinderen in se ook. De tussenoplossing van gon-begeleiding in het gewone onderwijs voor die kinderen kan blijven behouden. Dat is een heel belangrijke boodschap, die we zeker moeten doorgeven, zodat de scholen dat goed weten. Daarover bestaat veel bezorgdheid bij ouders en schoolbesturen, naar aanleiding van het M-decreet. Ook al hebben de scholen de goedkeuring niet, ze kunnen blijven voortwerken met de leerlingen die er zijn.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik ben bereid tot veel. Type 9 is een nieuw type. Voor mij is het allereerste criterium de kwaliteit. Daar mogen we geen toegevingen op doen. Zowel mijn inspectie als AgODi hebben adviezen gegeven. Ik dacht dat we nooit door dat dossier zouden geraken: al die aanvragen die zijn binnengekomen, in de overgang tussen twee legislaturen. Ik ga ervan uit dat als een school een aanvraag indient, die dat met heel veel zorg doet. Het gaat om een nieuw type. Daar moet je veel aandacht aan besteden. Het cruciale ijkpunt is voor mij: de kwaliteit moet oké zijn. En bovendien moet je veel zorg besteden aan de manier waarop je een aanvraagdossier indient.
Die beroepsprocedure was mijn eerste reflex. Nu is het de Raad van State. Maar er zijn nog aanvragen voor types. Als we nu holderdebolder een beroepsprocedure maken voor type 9, wat gaan we dan doen met al die andere aanvragen? Je moet het toch globaal bekijken. Je kunt het niet voor de ene wel doen en voor de andere niet. Ik vind het tricky. Ik vind het wel logisch, maar toch ook niet zo.
De tussenoplossing die ik vandaag heb voorgesteld, is dubbel. Sowieso kunnen kinderen die al in het buitengewoon onderwijs zitten met een attest daar blijven. Mijnheer De Ro, u hebt het goed begrepen: het is het M-decreet. Dat betekent zo veel mogelijk inclusief onderwijs. Het betekent dus ook dat kinderen met ASS uiteraard in de gewone scholen kunnen blijven en dat de gon-ondersteuning blijft bestaan.
Ouders met kinderen met bijzondere en specifieke zorgnoden bekijken dat heel anders, los van de geobjectiveerde nood. Sommige ouders willen hun kind zo veel mogelijk in het gewone onderwijs houden, andere niet. Het zal ook met het kind te maken hebben. We hebben de rijkdom in Vlaanderen dat we de keuze hebben, dat we die twee types hebben. De CLB’s gaan daar op de meest verantwoorde wijze mee om.
Mijnheer De Meyer en mevrouw Meuleman, ja, Zuid-Oost-Vlaanderen heeft witte vlekken. Ik hoop dat wij dat zo snel mogelijk kunnen oplossen. Dat is in andere provincies minder uitgesproken. Ik begrijp dat een paar scholen ongelukkig zijn. Wij hebben er anderzijds ook heel veel gelukkig kunnen maken. Er waren zeer veel zeer goed onderbouwde aanvragen. Er zit ook geen rem op. Het is niet zo dat we nu de andere strenger zullen bekijken. De lat blijft gelijk liggen, ook voor de andere scholen van het buitengewoon onderwijs die type 9 willen organiseren.
Het decreet bepaalt niet dat ik dit nu herwerk. Maar ik suggereer u het volgende. Als u wilt nadenken over een procedure, geen probleem. Maar wees dan transparant in de manier waarop u het bekijkt. Doe het niet voor één type, voor type 9. En, mijnheer De Meyer, we zijn nu ook beroepsprocedures aan het wegnemen. Dat zorgt ook voor discussies. Wees daar voorzichtig in en doe het niet holderdebolder.
Mevrouw Meuleman, in de school waarover u het hebt, zijn er vijf kindjes. We zijn samen met die school aan het bekijken hoe we dat kunnen oplossen, zodat die afstand niet moet worden afgelegd en zodat ze nog een jaar in het gewoon onderwijs kunnen blijven met GON-ondersteuning en een nieuwe aanvraag voor het volgend schooljaar indienen. Met mijn administratie proberen we echt op maat van de noden te werken. We doen wat we kunnen in die omstandigheden.
Van een beroepsprocedure ben ik niet overtuigd. Dan zou dat nog allemaal moeten gebeuren, en het schooljaar begint in september. Wanneer begint een mens zich te organiseren?
Ik ben dus wat bezorgd. Chapeau voor de mensen van de inspectie en de administratie en de diensten, voor de manier waarop ze dit dossier hebben verwerkt. Er is heel veel overleg aan voorafgegaan.
Mevrouw Meuleman, ik ben voorzichtig in mijn bewoordingen en ik veroordeel niet, maar er zijn inderdaad enkele scholen waarbij in de motivatie van het dossier wat fout moet zijn gelopen. We zien dat de anderen het op een excellente wijze doen. Ik vind het spijtig dat het daar fout moet lopen. Maar mijn basiszorg is kwaliteit. Dat is voor mij het enige wat cruciaal is. We hebben een nieuw type en het moet er ‘boenk’ op zijn wat de kwaliteit betreft. Dat moet je uit het dossier kunnen afleiden, er is geen andere oplossing.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, ik pleit absoluut niet voor de ene of de andere school. U zei dat ik in DORIS de motivatie kan bekijken. Ik heb ze gelezen. Ik heb misschien de foute stukken gelezen, maar het is redelijk beperkt. U zegt dat uw kabinet en uw administratie de afgelopen weken inspanningen hebben geleverd om scholen met een negatieve beoordeling te informeren over waar het kalf gebonden ligt in het dossier. Toen ik het las, dacht ik dat er zeker scholen moeten bij zijn waar het echt kantje boord was bij de beoordeling, scholen die er heel dicht bij zaten. Daarom denk ik spontaan aan die beroepsprocedure. U zegt dat u hebt gedelibereerd tot u alle goede scholen overhield en dat de scholen die niet zijn goedgekeurd echt wel fundamentele kwalitatieve tekortkomingen in hun dossier hadden. Dan kan ik begrijpen dat we niet holderdebolder te werk kunnen gaan. Maar zijn er, bijvoorbeeld in de blinde vlekken, geen scholen die heel dicht bij een positieve evaluatie zaten? Als er alleen maar een schriftelijke procedure was, dan was er misschien een mondelinge deliberatie mogelijk. Daar moeten we in de toekomst wel eens over durven na te denken. Het is het engagement van scholen, je merkt dat er daar een ontgoocheling is.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik ben het er absoluut mee eens dat kwaliteit de eerste bezorgdheid moet zijn. Maar de regionale spreiding en het niet hebben van te grote witte vlekken zijn toch ook echt een gerechtvaardigde bezorgdheid. Het is niet opportuun om die kinderen langer op de bus te laten zitten. Daarom vraag ik om te bekijken of er nog oplossingen mogelijk zijn en om die witte vlekken weg te werken.
Ik kan niet in detail ingaan op de dossiers. Mijn diensten hebben deze dossiers geëvalueerd. We hadden inderdaad voor de dossiers op het randje kunnen stellen dat ze nog eens mondeling konden worden toegelicht. Dat interesseert mij wel, maar er zal dit jaar geen oplossing voor zijn. In de plaats van een beroepsprocedure zou je onmiddellijk, bij de eerste aanvraag, een mondelinge toelichting kunnen vragen. Ik zal dit met mijn diensten eens bespreken. Dat zou voor de toekomst al veel zaken kunnen verhelderen. Maar wie een dossier indient, moet weten dat hij het goed moet motiveren. Misschien heeft in dit geval de school het wat onderschat en gedacht er sowieso bij te zullen zijn. Dat zou kunnen. Ik kan niet in het hoofd kruipen van de mensen die het dossier hebben ingediend.
Ik ben gevoelig voor die regionale spreiding. Het is zeker niet de bedoeling die kinderen te ver te laten rijden. Ik sta open voor alle suggesties. Wat we vooral proberen te doen, is: op maat van de scholen, zeker de scholen die een nieuwe aanvraag willen indienen, bekijken hoe we dat jaar op een goede manier kunnen overbruggen, zodat we voor die kinderen en voor hun ouders een oplossing voor volgend jaar kunnen vinden. Ik heb ook gezegd dat de deur blijft openstaan, zeker in regio’s waar er een tekort is. Maar nu zit ik vast. Het is moeilijk om het zomaar te doen. Het moet wel oké zijn, wat we doen.
De mogelijkheid van een mondelinge toelichting in plaats van een procedure is er zeker voor de volgende jaren. Dan is er geen beroepsprocedure, maar dan is er wel al een gesprek mogelijk, niet voor iedereen maar voor sommige. Ik wil dat eens met mijn diensten bekijken.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.