Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer De Ro heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, gisteren hadden we het er in de regeling van de werkzaamheden nog over dat er heel wat vragen om uitleg in wacht staan. Deze vraag dateert al van 4 februari. Ondertussen hebben door de werkzaamheden in de commissie Radicalisering en het plan van aanpak van de Vlaamse Regering al een aantal ideeën de pers gehaald. Mijn vraag is daardoor misschien al een beetje achterhaald.
Ik heb de vraag destijds ook niet willen stellen om de betrokken school, die toen in de belangstelling stond, niet te viseren. Ik kom zelf uit een stad waar ik heb gezien dat scholen, leerkrachten, leerlingen en ouders de afgelopen 2,5 jaar hebben gezocht naar een manier om om te gaan met de materie van radicalisering en de grens van leerlingen volgen/screenen. Het is zeker niet de bedoeling om de school nu opnieuw in de schijnwerpers te plaatsen of met de vinger te wijzen.
We kunnen er echter niet naast dat er toen heel wat commotie is ontstaan naar aanleiding van het feit dat een school haar leerlingen actief zou hebben gescreend op radicalisme op de sociale media Facebook en Twitter, en met een aantal vaststellingen naar de politie is gestapt.
We weten ook dat er in het recente verleden een protocol werd afgesloten tussen het departement Onderwijs, de politie en de staatsveiligheid om mogelijke radicaliserende jongeren te melden of op te volgen. Dat is natuurlijk iets anders dan het zelf actief screenen. Scholen hebben een meldingstaak, maar het debat moet breder worden gevoerd. Het gaat niet enkel over het monitoren van wat jongeren doen en over het eventueel rechtstreeks aan de politie doorgeven van onraad, maar we moeten vooral de leerkrachten en de directies versterken in hun rol in de opvoeding van jongeren tot verantwoordelijke burgers van onze samenleving. Wat zijn we ermee om jongeren op een dusdanige manier te controleren, als er nadien geen mogelijkheid is om erover te spreken? Volgens ons moet er veel meer inhoudelijk met deze jongeren worden gewerkt rond de oorzaken waarom ze de nood voelen om die radicale content te verspreiden.
Ik vond het dan ook heel goed dat een aantal directies op een positieve manier in de media hebben gereageerd. Zo zei de directeur van KTA Campus De Brug in mijn eigen thuisstad dat hij Facebook niet actief hoeft te screenen, omdat de school al van bij de inschrijving heel actief in gesprek gaat met de jongeren. De school kent de familieleden en weet ook waarmee de jongeren buiten de school bezig zijn. Die betrokkenheid zorgt er niet voor dat de school altijd de hand in het vuur kan steken, dat er nooit accidenten zullen zijn, maar wel dat niet tot dergelijke drastische maatregelen moet worden overgegaan.
Minister, ik kom tot mijn vragen. Nogmaals mijn excuses omdat dit wat gedateerd is. Wat is uw standpunt over het uitvoerig screenen van leerlingen door scholen? Vindt u dat een goed idee of niet? Zult u de scholen wijzen op hun rol in het proces van radicaliserende jongeren, met name het melden ervan, maar dan op zo’n manier dat ze ook de vertrouwensband met de leerling niet verbreken, zoals ook is bepaald in het protocol? Zult u initiatieven nemen om leerkrachten te versterken in het omgaan met radicalisering en radicalisme, zodat scholen, directies en leerkrachten in gesprek kunnen gaan met deze leerlingen op terreinen waar ze zich niet altijd heel sterk of zeker voelen?
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Voorzitter, ik sluit me voor een deel zeker wel aan bij de heer De Ro, maar we moeten ter zake natuurlijk ook wel waken over de planlast. We willen toch zeker niet overreageren, waarbij de leerkracht inderdaad echt moet screenen. Collega De Ro heeft dat echter ook al een beetje genuanceerd. We hebben natuurlijk wel gehoord, ook in de commissie Radicalisering, dat het onderwijs een heel belangrijke rol heeft, maar dan gaat het vooral over de signaalfunctie van de leerkracht. Het screenen van de sociale media wordt federaal opgenomen, door minister van Binnenlandse Zaken Jambon. Federaal screent men dat, volgt men dat, bekijkt men wat daar gebeurt en lanceert men eventueel tegenberichten. Als leerkracht moeten we inderdaad volgen waarmee onze leerlingen bezig zijn, maar we moeten daarom nog niet gaan screenen wat ze op sociale media doen. We willen hier wel de signaalfunctie van de leerkracht benadrukken, maar we willen dit toch ook een klein beetje nuanceren.
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, mijnheer De Ro, ik ben blij dat u de vraag ook goed in een kader hebt geplaatst. Ik had ze ook zo begrepen. Hier is ook in de media al op gereageerd. U weet dat de school in kwestie achteraf ook duidelijk heeft meegedeeld dat ze wellicht wel een beetje snel geweest is. Laten we daar dus niet op terugkomen.
Ik ben het au fond wel eens met de basisbezorgdheid die er is. Wat dat screenen betreft, hebben we scholen opgeroepen om zo goed mogelijk signalen van radicalisering op te vangen. Ik heb dat ook in het parlement gezegd: voor mij hebben scholen een detectiefunctie. Zij moeten geen hulpverlener spelen, maar ze moeten wel via de geëigende kanalen kunnen doorverwijzen, om eventueel jongeren zo goed mogelijk te helpen.
We hebben ook alle scholen geïnformeerd via Schooldirect over waar ze terechtkunnen met vragen. U weet dat ik ook een meldpunt heb opgericht. We stellen echter vast dat er heel weinig meldingen binnenkomen. Dat is dus vrij beperkt. Dat is eigenlijk een goede zaak, want au fond betekent dit dat de bestaande kanalen goed zijn. Ik ben er ook echt wel van overtuigd dat onze scholen goed werk leveren, dat ze zeer zorgvuldig omgaan met de jongeren die bij hen schoollopen. Ik heb altijd gezegd dat het belangrijk is om een goede dialoog te hebben en ook in te zetten op preventie, maar het systematisch screenen van wat leerlingen op sociale media posten, hoort daar wat mij betreft niet bij. Ik vind dat eigenlijk niet echt de taak van de school. De school in kwestie had echter ook niet de bedoeling om haar leerlingen systematisch te screenen. Ze heeft uiteindelijk ook de voorkeur gegeven aan de dialoog.
Als scholen signalen van een veiligheidsrisico hebben, dan kunnen ze een beroep doen op het aanspreekpunt bij de lokale politie, in het kader van de gemeenschapsgerichte politiezorg, om de ernst van het veiligheidsrisico nog beter te kunnen inschatten. Dat bestaat dus. Dat is perfect mogelijk. Naar aanleiding van de dramatische gebeurtenissen in Parijs hebben mijn diensten op 19 januari 2015 de samenwerking met de lokale politie nog eens benadrukt in een nieuwsbrief aan de scholen. Hierin werd onder meer verwezen naar de fiches van Klasse over het herkennen en voorkomen van radicalisering. Er werden ook tips gegeven over de aanpak op lokaal niveau, met onder meer de verwijzing naar de omzendbrief PLP 41 van het ministerie van Binnenlandse Zaken en de tegenhanger, de omzendbrief NO/2013/03 van het Ministerie van Onderwijs en Vorming betreffende de krijtlijnen inzake de verhouding met het vast aanspreekpunt van de lokale politie.
De nieuwsbrief waarnaar ik zopas heb verwezen, was volledig gewijd aan het topic radicalisering. Erin werd een overzicht gegeven van alle lokale en bovenlokale initiatieven die er bestaan, ook het aanspreekpunt. Op 21 januari is er een zeer interessante #klasselive, integraal gewijd aan het thema. U weet dat Klasse moet besparen. Ze hebben een heel nieuw actieplan opgemaakt. Die live-uitzending was uiteraard al langer gepland, maar past perfect in de manier waarop ze nu ook digitaal willen werken, ook in de toekomst. Op dit ogenblik werkt Klasse ook aan een eerstelijnsbrochure over het thema, met als doel het aanbieden van handvatten aan leerkrachten en directies. Daarnaast werden er ook vanuit de inspectie Islamitische Godsdienst al verscheidene vormingsdagen georganiseerd over godsdienst en interculturele dialoog voor leerkrachten levensbeschouwing, en zijn er ook nog een aantal vormingsinitiatieven gepland.
Ik meen dus niet dat het nodig is om ter zake bijkomende, nieuwe lijnen in te voegen. Er zijn zeer veel mogelijkheden voor de scholen. Men kan een beroep doen op de politie: daarin is echt voorzien. Het lijkt me echter belangrijk dat alle scholen, als ze dingen opmerken, in eerste instantie de weg van de dialoog bewandelen, met ouders, met de leerling zelf. Ik denk dat we het er allemaal over eens zijn dat het een zeer slecht idee zou zijn om systematisch alle sociale media te gaan screenen bij jongeren. Ik denk dat niemand daar vragende partij voor is, en dat dit ook een signaal is dat we niet kunnen geven.
De heer De Ro heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord, dat de toon had die ik had verhoopt en verwacht. U meldde zelf dat het meldpunt eigenlijk weinig meldingen heeft. Recent zijn er jongeren vertrokken van een aantal steden die nog geen vertrekkers hadden, ook schoolgaande jongeren, jongeren van leerplichtleeftijd. Merkt u dat die nieuwe steden en gebieden die met die vertrekkers worden geconfronteerd, dan wel actief contact nemen met het ministerie, met het meldpunt? Een verklaring voor dat lage aantal meldingen zou kunnen zijn dat het goed is, dat we het onder controle hebben. Een andere invalshoek zou kunnen zijn dat men de weg misschien nog onvoldoende kent, of andere wegen probeert te zoeken.
Wij merken in onze stad dat we nog altijd zeer sterk worden bevraagd, onder anderen onze radicaliseringsambtenaar, door individuele scholen en betrokken mensen. Als er ergens nieuwe vertrekkers zijn, zien we nog altijd veel lokale besturen die de weg opnieuw moeten zoeken, de weg die steden als Antwerpen, Mechelen en Vilvoorde al hebben afgelegd. Hoeveel meldingen zijn er? Als nieuwe steden worden geconfronteerd met vertrekkers, bellen die dan wel?
De heer De Meyer heeft het woord.
De bezorgdheid die onze collega heeft geuit over screenen vind ik zeer terecht. Ik sta uiteraard volledig achter uw antwoord, minister.
Maar zowel bij de vorige vraag als bij deze als bij enkele komende vragen, heb ik een algemene bemerking. Er is een spanningsveld bij het verwachtingspatroon ten aanzien van scholen. Uiteraard moeten scholen eigentijds zijn en bevinden ze zich in de veranderende samenleving van de 21e eeuw. Maar we moeten toch opletten dat er niet telkens bij elk nieuw maatschappelijk probleem een nieuwe vraag komt aan het onderwijsveld. Want dan heb je superleerkrachten en superdirecties nodig, als zij voor elk maatschappelijk probleem onmiddellijk vragen krijgen.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer De Meyer, u hebt een punt, maar ik denk niet dat dat de teneur was van de vraag van de heer De Ro. Dinsdag was ik in Parijs op een conferentie van alle ministers van Onderwijs. Daar zijn heel veel zeer relevante dingen gezegd. Op het einde kwam François Hollande langs. Ik vond het wel goed dat hij aan ons ook dezelfde boodschap meegaf. Want in Frankrijk is het niet anders dan in Vlaanderen: elk maatschappelijk probleem dat opduikt, is de schuld van het onderwijs, of het onderwijs heeft niet voldoende gedaan. Dat is een beetje de sfeer van uw opmerking, mijnheer De Meyer.
Maar het is wel zo dat leraars in de klas vaak signalen oppikken. En het is van belang dat ze dan ergens naartoe kunnen, dat ze kunnen doorverwijzen, dat de juiste kanalen kunnen worden aangesproken. Ik heb al vaak gezegd dat een leraar voor mij geen hulpverlener of zorgverstrekker is. Het moet een leraar blijven. Maar zij hebben ogen, ze zien vaak hoe kinderen zich voelen. Ze moeten kunnen doorverwijzen of gepaste hulp inschakelen.
Mijnheer De Ro, voor mij is het van belang: ons meldpunt is niet het eerste aanspreekpunt. Ik heb het ingericht omdat ik vind dat de informatie die we hebben niet altijd even goed ontsloten is. Er zijn nu niet zo veel meldingen binnen, maar er zijn bijvoorbeeld scholen die graag zouden hebben dat een van de inspecteurs islam eens komt praten met de leerlingen, omdat ze plots een andere sfeer merken in de groep. Dan kunnen wij iemand sturen. Er is ook heel veel didactisch materiaal ter beschikking. Dat is de bedoeling van het meldpunt.
We willen zeker niet de andere bestaande zaken vervangen, die op microniveau zeer goed werken. Integendeel, je moet vooral zorgen voor een netwerk heel dicht bij de leraar, en dat is het CLB of in sommige gevallen de politie. Dat is de essentie. Het meldpunt staat erbij voor het geval er extra vragen zijn. We kunnen het meer bekendmaken en zo, maar we mogen geen verkeerde verwachtingen creëren.
De fijnmazige netwerken zijn voor mij het allerbelangrijkst om daarmee op een goede manier om te gaan. Ik verwijs ook naar de inspanningen van de steden. U verwijst terecht naar de problematieken waarmee sommige steden worden geconfronteerd. U weet beter dan ik dat het lokale bestuur vaak veel nauwer betrokken is, ook de scholengemeenschap, de leefgemeenschap, de sportclubs. Het hangt allemaal samen. Ik wil alle kansen geven om lokaal het goede beleid te ontwikkelen. Daaraan toegevoegd vind ik dat we vanuit het Ministerie van Onderwijs alle informatie en alle expertise ter beschikking moeten kunnen stellen. Dat moet de toegevoegde waarde zijn van het meldpunt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.