Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Turan heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, bedankt om mij mijn vraag eerst te laten stellen, maar ik denk dat het ook interessant zal zijn. Het gaat over ondernemingszin: goesting geven om te ondernemen aan jongeren. Dat staat uitgebreid in de beleidsnota van minister Muyters; ik neem aan ook in die van u, minister.
De aanleiding voor mijn vraag is dat de Europese Commissie recent een plan publiceerde, het Entrepreneurship 2020 Action Plan, met als doel het Europese ondernemerspotentieel te helpen ontwikkelen. Het onderzoek ‘Entrepreneurship Education: A road to success’, dat onlangs werd gepubliceerd, toont wederom aan dat het onderwijs hier een belangrijke rol in kan spelen. Zo stampen studenten die reeds op de schoolbanken in contact komen met ondernemerschap, vaker innovatieve bedrijfjes uit de grond, hebben ze minder kans op werkloosheid en meer kans op een beter salaris.
Het rapport toont aan dat ondernemerschapsonderwijs positieve effecten heeft op studenten, maar ook op de onderwijsinstellingen zelf, op de economie en op de maatschappij. Het rapport gaat ook kort in op aspecten die het effect van ondernemerschapsonderwijs vergroten. Voorbeelden hiervan zijn het afstemmen van nationale, regionale en institutionele strategieën, het starten van projecten binnen het basisonderwijs en het betrekken van docenten bij de beleidsontwikkeling.
In uw beleidsnota kondigt u aan werk te zullen maken van een “geactualiseerd actieplan voor het stimuleren van ondernemingszin en ondernemerschap via het onderwijs”. Ook staat zowel in uw beleidsnota als in die van minister Muyters, zoals gezegd, dat u samen een “leerlijn van kleuter- tot hoger onderwijs” wilt uitwerken om jongeren ondernemingszin bij te brengen. U zult ook inzetten op ondernemende studenten, waarbij uw aandacht uitgaat naar onder andere een “eigen statuut”.
Minister, hoever staat u met de ontwikkeling van het actieplan? Welke actoren zijn hierbij betrokken? Wanneer verwacht u dat het actieplan klaar is en wanneer zal het van start gaan? Welke zijn de beleids- en operationele doelstellingen die u in dit plan naar voren wenst te schuiven? In het plan zullen ongetwijfeld reeds lopende, waardevolle initiatieven worden opgenomen, bijvoorbeeld de brugprojecten onderwijs-bedrijfsleven, de activiteiten van vzw Vlaamse Jonge Ondernemingen (Vlajo) en de Stichting Onderwijs en Ondernemen. Zijn er ook nieuwe initiatieven of maatregelen die u wenst te ontplooien? Hebt u reeds actie ondernomen en overleg gepleegd met uw federale collega’s, om werk te maken van een eigen statuut voor student-ondernemers? Dat is een resolutie die we in de commissie Economie hebben besproken. Ook federaal moesten daarvoor regelingen worden getroffen. Wanneer verwacht u dat dit aangepaste statuut er zal zijn?
Minister, gisteren had ik twee jongedames uit de humane wetenschappen uit Antwerpen-Brasschaat op bezoek. Zij zijn erg geïnteresseerd in ondernemerschap; ze hadden enkele vragen voor mij. Zij vinden het echt spijtig dat ze in de humane wetenschappen niets leren over ondernemen. In economische richtingen krijg je die informatie wel. Charlotte en Charlotte – ja, toevallig – kijken nu waarschijnlijk, want ik heb verteld dat er streaming is. Ze vroegen zich af of het niet mogelijk was om algemeen in het secundair onderwijs iedereen toch enkele noties van ondernemerschap mee te geven. Ze hadden goesting, maar ze wisten nog van niets. Daarom maken ze een eindwerk over ondernemerschap. Zo zijn ze tot bij ons geraakt. Minister, dat is een vraag vers van de pers. Dank u wel.
Mevrouw Remen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik wil me graag aansluiten bij de vraag van mevrouw Turan. Ook onze partij N-VA vindt het heel belangrijk via gerichte initiatieven in de media en het onderwijs een grotere waardering voor ondernemingszin en ondernemerschap te creëren.
Het scholennetwerk Vlajo en VKW Limburg slaan elk jaar de handen in elkaar, om de brugfunctie tussen het onderwijs en het bedrijfsleven efficiënter te organiseren. Ze doen dat concreet door een bedrijvendag te organiseren voor de leerkrachten. Vorig jaar hebben tweeduizend Vlaamse leraars de stap gezet – weliswaar maar één dag, maar goed, het is al heel wat – om in een bedrijf te komen kijken en het van binnenuit te leren kennen. Honderd bedrijven namen daaraan deel. Het bedrijfsleven is elke dag in evolutie, dus het is voor de leerkrachten toch zeer boeiend om kennis te maken met de diverse aspecten van een onderneming. In hetzelfde project is er de aanpak Ondernemer voor de Klas, waarbij Vlaamse ondernemers met leerlingen spreken over het ondernemerschap en over de werking van een bedrijf.
Vlajo en Deloitte hebben een enquête bij leerlingen gehouden, waaruit ook het opmerkelijke resultaat naar voren kwam dat leerlingen zelf vinden dat het onderwijs te weinig gericht is op het ondernemerschap en dat ze veel te weinig weten over ondernemen. Dat is vreemd. We hebben een lage ondernemingszin in Vlaanderen, hoewel de leerlingen interesse hebben. Het moet worden aangepakt en men moet er zeer vroeg aan beginnen. De school heeft een sleutelrol: het onderwijs moet jongeren meer coachen en minder doceren, zo kunnen zij hun zelfstandigheid en zin voor initiatief aanwakkeren. Er zijn initiatieven genoeg, maar er zou veel meer coherentie moeten zijn in deze projecten allemaal.
Minister, hoe wilt u ondernemingszin en ondernemerschap vanuit het onderwijs stimuleren? Hebt u al een zicht op hoe het meer expliciet zou kunnen worden opgenomen in de eindtermen? Gaat u bijkomende maatregelen nemen om leraren aan te moedigen om op bedrijfsstage te gaan? Of acht u de bestaande initiatieven voldoende?
De heer De Meyer heeft het woord.
Voorzitter, de bezorgdheid van mevrouw Turan is terecht. Anderzijds wil ik eraan toevoegen: niets nieuws onder de zon. Minister, al uw voorgangers hebben, soms met andere woorden, dezelfde bezorgdheid geformuleerd. Is het dan niet zinvol om, voordat u het actieplan opzet, eventjes de in het verleden geleverde inspanningen te evalueren, om te weten waarom ze al of niet geslaagd, minder geslaagd of niet geslaagd zijn? Ik wil u deze suggestie meegeven.
Mevrouw Brusseel heeft het woord.
Ook Open Vld vindt dit een zeer belangrijk thema. Dat is vrij evident, denk ik. Mevrouw Turan, ik zal uw vragen niet herhalen. Ik ben het met u en ook met mevrouw Remen volmondig eens.
Ik wil ook wijzen op het probleem van de attitude. Leidt initiatief nemen tot echt ondernemerschap op latere leeftijd? Gaat het om iemand die sterk gelooft in wat hij zelf kan realiseren? Wij moeten deze attitude bijbrengen in ons onderwijs en misschien worden onze leerlingen op dat punt niet genoeg gepusht of aangespoord om zelf zaken te doen en niet te wachten tot de leerkracht hun zegt wat ze wel of niet moeten doen. Dat vind ik een belangrijke vaardigheid. Misschien kunnen we daarop in ons onderwijs nog wat beter inzetten.
Een andere denkpiste die ik wil lanceren, is de invoering van modulair werken in ons leerplichtonderwijs. We moeten bekijken of dat een mogelijkheid is, en dit in de plaats van op jaarbasis vakken met een volledig leerplan aan te houden als werkwijze. In de plaats van met een veelheid aan gedeeltelijk vakoverschrijdende eindtermen zou je kunnen werken met modules. Dat is iets omvattender dan projecten. Zo zullen alle leerlingen, ongeacht de studierichting die ze volgen, wel een aantal zaken kunnen leren kennen.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, dank u voor deze zeer interessante vraag. Ik maak voorafgaand twee opmerkingen.
In het regeerakkoord staat dat ik, als het kan, de eindtermen moet reduceren en vereenvoudigen. Ik stel na zeven maanden ministerschap vast dat ik enkel vragen krijg om de eindtermen uit te breiden, zeker met de concrete engagementen.
U weet dat er vakoverschrijdende eindtermen zijn die voor heel veel richtingen ruimte bieden om aandacht te besteden aan ondernemerschap. Maar het is natuurlijk wel een aandachtspunt.
In 2011 is er een actieplan gemaakt door minister van Onderwijs en Jeugd Pascal Smet, minister van Werk Philippe Muyters en minister van Economie, Landbouw en Plattelandsbeleid Kris Peeters. Mevrouw Turan, daarin staat, op bladzijde 25: “De evaluatie van dat actieplan is geen eenvoudige opdracht. Enerzijds kunnen heel wat effecten pas op lange termijn gemeten worden. Zo is het bijvoorbeeld niet denkbeeldig dat jongeren die via de acties uit het actieplan de intentie hebben om ondernemer te worden dit niet onmiddellijk doen, maar pas enige tijd later.”
Zo kom ik bij de aanvullende opmerking van de heer De Meyer, die zegt dat we niet opnieuw het warm water moeten uitvinden en dat we moeten beginnen met een evaluatie van het bestaande vooraleer iets nieuws te maken. Daar ben ik het au fond mee eens en ik heb de indruk dat jullie dat ook vinden.
Nog voorafgaand: het was toch Charlotte en Charlotte? (Opmerkingen van mevrouw Güler Turan)
Ik noteer als uitsmijter: “Ze hebben goesting maar ze weten nog van niets.” Au fond vind ik dat niet zo’n groot probleem. Het kan gebeuren dat je nog van niets weet en wel goesting hebt. (Gelach. Opmerkingen)
Voilà. Maar ik wou even weten of iedereen luistert. Speciaal voor hen: ze moeten zich daarover geen grote zorgen maken. Als het gaat over ondernemen, ben ik er wel gevoelig voor. Ik heb ook kinderen die het secundair onderwijs gepasseerd zijn, ik ben er gevoelig voor dat er aandacht is voor ondernemerschap. Er is kennis en er is persoonlijkheid, en dat moet daarin.
Er is een actieplan, dat op dit ogenblik door een beleidsdomeinoverschrijdende werkgroep wordt geactualiseerd. Het voorbereidingstraject is gestart in het begin van deze legislatuur, in het najaar van 2014. Het is daarbij aansluitend belangrijk dat de beleidskeuzes die we maken goed doordacht worden en dat we leren uit wat de voorbije jaren ons hebben gebracht zodat we weten wat er nodig is in de toekomst.
Het beleid moet ook goed afgestemd zijn op het beleid van mijn collega van Werk en Economie en op de andere betrokken beleidsdomeinen en entiteiten. Ook de stakeholders worden zeer actief betrokken. Dat is cruciaal. Ik heb geen goesting in een actualisering van op de zevende verdieping van mijn gebouw en om dan met een collega en met een hoop stakeholders te zitten die zich afvragen wat dat dan voor iets is dat zo ver van hun bed is.
Het evaluatietraject startte in het najaar van 2014 met een visiedag, om input te krijgen voor het nieuwe actieplan. Daar waren de aanbieders van initiatieven rond Ondernemend Onderwijs, zoals Vlajo, Stichting Onderwijs & Ondernemen, KlasCement, Competento, enzovoort…, en ook de afnemers: vertegenwoordigers vanuit alle onderwijsniveaus, maar ook vertegenwoordigers uit het jeugdwerk… Het gaat natuurlijk over een algemene attitude die we moeten proberen te stimuleren. Ook de betrokken beleidsdomeinen en entiteiten waren daar. De visiedag had de bedoeling om de deelnemers de ruimte te bieden om nieuwe initiatieven te promoten, maar ook, mijnheer De Meyer, om feedback te formuleren op het lopende Actieplan Ondernemend Onderwijs.
Zo kunnen we vanuit de feedback komen tot een nieuw of vernieuwd actieplan zowel op strategisch als op operationeel niveau. We hebben een plan, het zit in volle evaluatiefase, er komt een nieuw plan, dat niet totaal nieuw is maar zal voortbouwen op wat in de vorige legislatuur is gestart.
Een voorstel van geactualiseerd actieplan wordt op dit ogenblik uitgewerkt. Dit zal als basis dienen voor het vervolgoverleg met de minister bevoegd voor werk, economie, sociale Economie en de minister van Landbouw en Visserij. De bedoeling is om het in september aan de Vlaamse Regering voor te leggen. Dat strookt volledig met wat in de vorige legislatuur is gebeurd. Het was een of zelfs twee jaar na de start van de regering. Nu zouden we ons geactualiseerd plan in september bespreken op de ministerraad.
Mevrouw Turan, er is een plan en er staat van alles in. In het regeerakkoord is afgesproken om via gerichte initiatieven in het onderwijs succesverhalen en goede praktijken uit te dragen en zo een positieve attitude tegenover ondernemingszin en ondernemerschap te creëren. Niet zo lang geleden zijn enkele ondernemers voor de klas gaan staan. Dat was een schitterend initiatief en we kregen er veel positieve feedback over. Het was niet alleen goed voor de klassen, maar ook zeer interessant voor de ondernemers om die confrontatie te hebben.
Ik geloof wel in die confrontaties en praktijkgesprekken. We kunnen dat ook bevorderen met een algemene leerlijn van kleuter- tot hoger onderwijs. Het verdiepen van deze leerlijn zal het onderwerp zijn van het maatschappelijk debat over de eindtermen. De evaluatie van het plan loopt nu. We zullen nagaan hoe we zo’n leerlijn kunnen maken en dan moeten we uitzoeken of we wel of niet meer moeten focussen op de eindtermen die nu vakoverschrijdend zijn. Dat debat komt er nog aan, maar daar kan ik nog geen timing op kleven. We willen eerst ons actieplan doorgewerkt hebben.
– Kathleen Helsen treedt als voorzitter op.
Mevrouw Turan, ik ben blij dat u in uw vraag verwijst naar lopende initiatieven. Er is totaal geen vacuüm in de beleidsvoering. Ik hoop dat u het daarmee eens bent. We hebben een actieplan, het loopt, het wordt geëvalueerd, we zijn volop bezig. Veel van de zaken die mevrouw Remen aanhaalde, worden vandaag financieel ondersteund, bijvoorbeeld door Vlajo. Projectmatig lopen er heel wat goede, succesvolle en iets minder succesvolle verhalen, en dat gaat mee in de evaluatie.
We hebben de website Competento en het lesmateriaal op KlasCement: nuttig om dat eens te bekijken. Er is de werking van Vlajo en de Stichting Onderwijs & Ondernemen, die een concreet aanbod bieden aan het onderwijs. Denk aan de Leeronderneming of Ondernemer voor de Klas. Dan hebben we het project Proleron voor de vervanging van leerkrachten die op bedrijfsstage gaan: ook heel nuttig natuurlijk. Dan is er de ondernemingsplanwedstrijd voor scholen Plan(k)gas en de ervaringsuitwisseling binnen het Forum Ondernemend Hoger Onderwijs.
We doen dus van alles, en via die initiatieven worden er volgens ramingen van het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie (EWI) jaarlijks meer dan 100.000 leerlingen en studenten bereikt met een concreet aanbod.
Misschien is het nuttig om daarbij nog te melden dat een van de goede praktijken en casestudy’s in het rapport van de Europese Commissie JA-YE is: een Europees netwerk van initiatieven die in het onderwijs inhouden over ondernemerschap aanbieden. Vlajo is de Vlaamse partner in dat netwerk, en die organisaties worden ondersteund vanuit Onderwijs en Economie. We zullen trouwens van dit rapport gebruikmaken en nagaan of er specifieke voorbeelden als inspiratie kunnen dienen voor het Vlaams beleid. Ik weet niet of dat rapport jullie bekend is, anders moeten we nagaan hoe we het ter beschikking kunnen stellen.
De belangrijkste nieuwe klemtoon is de problematiek van het statuut van de student-ondernemers. Zoals u weet, omvat dit de omkadering en de faciliteiten die instellingen van het hoger onderwijs kunnen bieden aan ondernemende studenten. Daarnaast betreft het juridische aspecten van het zelfstandig zijn: sociale bijdragen, toegang tot een zelfstandig beroep, het vestigingsattest, de fiscale impact, het ten laste zijn van de ouders, de kinderbijslag. Voor de toegang tot het beroep en ook de kinderbijslag is Vlaanderen sinds de zesde staatshervorming zelf bevoegd. Sociaal statuut en fiscaliteit zijn federale aangelegenheden.
Het is noodzakelijk om hierin een doorbraak te realiseren. Het is weinig productief om studenten aan te zetten om te ondernemen als we tegelijkertijd deze financiële en administratieve drempels niet wegnemen voor hen die effectief een zelfstandige activiteit willen combineren met studeren. Het is ook essentieel voor de ruimere ondernemerscultuur in ons hoger onderwijs. Het is wat vreemd dat het voor studenten aantrekkelijker is om een studentenjob te doen, bijvoorbeeld afwassen in een studentenrestaurant, dan om een eigen bedrijf op te starten. Er is een enorm verschil in drempels die moeten worden overwonnen. Ik kan nog geen resultaatbeloftes doen, maar ik ben voorstander om te kijken op welke manier we daar soelaas aan kunnen bieden.
Mevrouw Turan, ik kan u nog meedelen dat in het kmo-plan dat de Federale Regering op 27 februari 2015 heeft aangenomen, staat dat men de mogelijkheden zal onderzoeken om studenten in staat te stellen te beschikken over een statuut van student-ondernemer om een ondernemerschapsproject op te starten. Je ziet dus hetzelfde engagement op het federale en het Vlaamse niveau. Ik neem het initiatief om in gesprek te gaan met mijn federale collega’s. Er zijn in verband met dat statuut facetten die Vlaams zijn, zoals de toegang tot het beroep. We moeten nagaan hoe we afspraken kunnen maken tussen de twee niveaus om een doorbraak te bereiken zonder dat er misbruiken ontstaan. Dat is een grens die je altijd moet bewaken.
Mevrouw Turan heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitvoerig antwoord.
U hebt inderdaad veel zaken bevestigd die ik al kende. U zegt dat we u vragen om de eindtermen aan te passen en te reduceren. Voor alle duidelijkheid: ik vraag u niet om aan de eindtermen te morrelen. Ik wil graag resultaat zien. U zegt tegen Charlotte en Charlotte dat ze zich geen zorgen moeten maken, dat het wel komt. Maar ik heb liever dat we hen al een notie van ondernemerschap kunnen meegeven. Ik ben het ook eens met de collega’s die gespecialiseerd zijn in onderwijs die zeggen dat we de jongeren niet moeten doceren en hen informatiedoorstroom geven, maar hen de skills moeten aanleren om zelf bepaalde dingen op te zoeken.
Ik denk terug aan mijn eigen jeugd. Toen ik wetenschappen-wiskunde studeerde, werden er dactylolessen aangeboden tijdens de middagpauze. Ik denk niet dat dat tot de eindtermen behoorde, maar wij namen daar wel aan deel. Ik denk dat ik toen drie à vier lessen heb gevolgd. Sindsdien kan ik blind typen. Misschien moet het niet tot de eindtermen behoren om ondernemerschap te stimuleren. Jongeren hebben interesse, misschien moeten we daarop inspelen door hun een aanbod te doen. Ik spreek als een niet-specialist in onderwijs. Ik vind dat we alle jongeren, in elke studierichting, op weg moeten helpen om een aantal basisbeginselen mee te geven. Zo moeten ze die zin in ondernemerschap niet uitstellen.
Ik ben heel blij dat de neuzen op federaal niveau en op Vlaams niveau in dezelfde richting wijzen wat betreft het statuut ondernemerschap van student-ondernemers. Ik heb dat ook al besproken tijdens de vorige legislatuur, met voormalig minister-president Kris Peeters. Ik heb ook Student Ghentrepreneur mee naar het Vlaams Parlement gehaald. Student Ghentrepreneur is een initiatief waar de Universiteit Gent aan meewerkt. Ook in Antwerpen zijn ze daar mee begonnen. Ik neem aan dat ook andere universiteiten daar mee bezig zijn. Het is een project waarbij jongeren in de veilige omgeving van de universiteit kunnen kennismaken met ondernemen, op initiatief van de jongeren zelf. Het gaat niet om spelen, maar effectief om ondernemen.
Vandaag heerst er een grote discriminatie. Een student die wil afwassen, kan vandaag een aantal uren geld verdienen zonder te moeten afstappen van het statuut ten laste te zijn van de ouders. Een student die als ondernemer wil werken en zich in een bepaalde tijdspanne al meer dan 1000 euro zou durven uitkeren, zou echter al meteen zeer grote problemen krijgen.
Het is misschien eens interessant om met de commissie de Student Ghentrepreneur, waaraan professor De Bosschere van de Universiteit Gent meewerkt, te bezoeken. Het is echt de moeite waard. De jongeren die daarin aan het werk zijn, zijn niet aan het spelen.
Waarom is dat heel belangrijk? Hoe jonger je met ondernemerschap begint, hoe beter. De grote successen van ondernemers komen op jeugdige leeftijd. Collega’s, vandaag heerst er nog een veel te grote taboesfeer rond mislukkingen. Dat is een van de grote pijnpunten. Wij denken vandaag dat 30 procent van de gefailleerden fraudeurs zijn. Het is wetenschappelijk onderzocht, zowel vanuit Europa als vanuit Vlaanderen. Als ik mij niet vergis, is het zo dat 5 à 6 procent – of zeg maar 10 procent – frauduleus is. De rest van de faillissementen worden veroorzaakt door externe factoren. (Opmerkingen van mevrouw Ann Brusseel en de heer Jo De Ro)
Fiscale fraude is iets anders. Ik heb het over mislukkingen en faillissementen. Dat is iets anders. (Opmerkingen van mevrouw Ann Brusseel)
John Crombez is net iemand die dat taboe dat mislukkingen ‘eigen schuld, dikke bult’ zijn wil doorbreken.
Ik ben blij dat jongeren daarvan op jeugdige leeftijd kunnen leren. Ze kunnen fouten maken, uit die fouten leren en terug opstarten of misschien gewoon zien dat ondernemen niets voor hen is.
Minister, er zijn inderdaad verschillende initiatieven. Ik heb als advocaat verschillende keren klassen toegesproken om de jongeren te stimuleren. U bent er mee bezig. Ik ben benieuwd naar wat er geactualiseerd zal worden in september. Het is heel belangrijk dat er een goede evaluatie komt van het plan van 2011. Dat zijn allemaal initiatieven – daarover zijn we het allemaal eens – om de ondernemerszin bij jonge mensen te stimuleren. Dat is de toekomst. Als we onze economie een boost willen geven, moeten we daar verder zwaar op blijven inzetten.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben benieuwd naar wat er verder in september uit de bus komt. Ik zou u vooral willen vragen, zoals u zelf hebt gezegd: maak werk van dat statuut student-ondernemers en ga op zeer korte tijd met uw federale collega Peeters samen zitten. Ik denk dat hij u niet zal tegenwerken.
Mevrouw Remen heeft het woord.
Minister, ik sluit mij aan bij mevrouw Turan.
Ondernemen zit in uw genen, in uw DNA, maar het onderwijs speelt hierin een grote rol. Ik kom even terug op wat u daarnet zei. De leerkrachten spelen daarin een zeer cruciale rol. In het project van Vlajo komen ze één keer per jaar naar een bedrijf kijken. Het zijn die mensen die het moeten overbrengen naar de leerlingen. Zouden we dat niet wat breder kunnen maken? Eén dag per jaar lijkt mij veel te weinig. Het zijn die leerkrachten die het moeten onderwijzen aan de jongeren. Kunnen we daar niet wat meer actie in teweegbrengen?
De heer Daniëls heeft het woord.
Voor de volledigheid wil ik iets toevoegen. Er is een wezenlijk verschil tussen ondernemerschap en ondernemerszin. Ik denk dat we die twee debatten niet met elkaar mogen vermengen. Ondernemerszin gaat over eender wie doet wat, neemt verantwoordelijkheid. Het gaat om ‘Mitbestimmung’, zo u wilt. Ondernemerschap daarentegen gaat over het effectief zelf als ondernemer aan de slag gaan. We mogen die twee niet door elkaar halen, maar beide zijn belangrijk.
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Turan, ik heb veel geleerd. Ik vind het spectaculair hoe u hebt leren typen. Ik typ heel snel en blind, maar heb toch iets meer tijd nodig gehad dan u om het te leren. (Opmerkingen)
Je kunt niet in alles even rap zijn. Ik was heel rap, maar niet in typen. (Opmerkingen. Gelach)
Mevrouw Turan, u gaf een aantal goede voorbeelden, onder meer Student Ghentrepreneur. U weet ook dat de Arteveldehogeschool van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) een positieve beoordeling heeft gekregen voor het bijzonder kenmerk ‘ondernemen’ in de professionele bachelor bedrijfsmanagement. U merkt dat men er ook in het hoger onderwijs heel actief mee bezig is.
Mijnheer Daniëls, wat u zegt over ondernemerschap en ondernemerszin is heel terecht. We zijn de twee nu een beetje aan het vermengen. Dat ligt ook aan mij, ik heb het ondernemerschap geïntroduceerd in het statuut van de student.
Ik ben het eens met heel veel opmerkingen die hier werden gemaakt.
Mevrouw Remen, uw laatste pleidooi kan ik wel volgen, maar net dat maakt integraal deel uit van de evaluatie van het actieplan waar alle acties in stonden waar we het als regering over eens waren. Nu zullen we bekijken wat succesvol is en wat we kunnen versterken. Au fond hoeft dat niet tot een aanpassing van de eindtermen te leiden en kan het aanbod ook versterkt worden. Laten we dit nu samen met het veld bekijken. Ik hoop dat we in september met een nieuw actieplan kunnen komen met daarin nieuwe initiatieven, of nog beter met een versterking van de bestaande initiatieven.
De bezorgdheid wordt hier kamerbreed gedeeld dat de goesting om te ondernemen en wat ervoor nodig is, kan worden aangewakkerd door ons onderwijs.
Wat betreft het ‘ondernemer zijn’, het ondernemerschap, weet u dat ik heel graag met collega Kris Peeters overleg, maar het is collega Borsus die als federaal minister verantwoordelijk is voor het sociaal statuut. Dat is ook een vriendelijke mens, ik ben vorige week donderdag en vrijdag twee dagen met hem op stap geweest in verband met leren en werken. Ook daar zijn er heel wat mogelijkheden.
We werken er dus zeker aan voort.
De vraag om uitleg is afgehandeld.