Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, op 18 maart 2015 was er een nogal fel debat in de plenaire vergadering over de BOB-campagne. U was in elk geval zeer affirmatief toen u zei: “BOB blijft.” Er was ongerustheid ontstaan, niet alleen in de oppositie maar ook en vooral in de meerderheid, met sterke uitspraken als gevolg.
BOB zou kunnen blijven bestaan. De wet op de openbare aanbestedingen moest gevolgd worden. Maar als er een bureau uit zou komen dat niet het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV) is, dan zou u het gebruiksrecht vragen, enzovoort.
Wij hebben het juridisch advies opgevraagd waarnaar u tijdens de plenaire vergadering verwees. Daarin vallen mij twee dingen op. Ten eerste dat er een uitzondering is op de wet op de openbare aanbestedingen. Dan heb ik het over artikel 26, §1, 1°, f, dat zegt “dat de aanbestedende overheid rechtstreeks een opdracht kan gunnen indien de diensten om technische of artistieke redenen of omwille van de bescherming van alleenrechten, slechts aan één dienstverlener kunnen worden toevertrouwd”. Op dat artikel zou u zich kunnen beroepen om uitzondering te verlenen en het rechtstreeks te geven aan het BIVV, dat het alleenrecht op BOB heeft. Maar het juridisch advies zegt dat dit niet gaat “omdat er perfect sensibiliseringscampagnes kunnen worden opgezet zonder dat deze aan het BOB-concept worden opgehangen”. Uw juridisch advies vertrekt dus niet van de intentie om BOB voort te zetten. Ik vond dat een kronkel. Het juridisch advies zet eigenlijk de deur open naar andere sensibiliseringscampagnes rond alcohol buiten BOB, terwijl u alles in het werk wilt stellen om BOB te behouden.
Minister, waarom hebt u geen beroep gedaan op de uitzondering die het rechtstreeks gunnen inhoudt voor diensten of dienstverleners die op een alleenrecht kunnen bogen? Waarom hebt u – wat mij zo voor de hand leek te liggen – de sensibiliseringscampagnes rond alcohol niet afgesplitst van de andere, en waarom bent u niet met die andere de markt opgegaan, om er zeker van te zijn dat je het kunt behouden, rechtstreeks gegund aan het BIVV? Waarom is die oplossing niet overwogen? Wat als het BIVV niet uit de bus komt, en u dus het gebruiksrecht niet krijgt?
De heer Keulen heeft het woord.
Wij hebben daarover inderdaad een debatje gehad. Ik heb toen ook vragen gesteld. Minister, u was toen nogal affirmatief over het feit dat er opnieuw moest worden aanbesteed. U zult wel goede redenen hebben om dat te zeggen. Vanuit mijn jarenlange ervaring in de politiek weet ik dat als een termijn van een contract is verstreken, er opnieuw moet worden aanbesteed. Dat staat als een paal boven water, daarover kan geen discussie zijn. Het feit dat er een nieuwe overheid bevoegd wordt, zie ik niet als grond voor het organiseren van een aanbesteding.
Ik geef een voorbeeld. Toen de politie nog bij de gemeenten zat, werd zij autonoom gemaakt en kwam zij terecht in aparte entiteiten binnen aparte rechtspersonen, de zogenaamde politiezones. Toen zijn de contracten van de gemeenten spontaan naar de politiezones overgegaan. Men heeft daarvoor binnen de nieuwe politiezone geen aanbesteding georganiseerd. Als dat wel gebeurt, dan is het omdat lopende contracten einde termijn zijn.
Op het niveau van de gemeenten maken we heel vaak mee dat we voor ICT vaak bij een vaste leverancier zitten omwille van de uniciteit: het feit dat de leverancier intellectueel en materieel over het materiaal beschikt dat nodig is om de dienst te moderniseren en verder te optimaliseren. Een nieuwe marktbevraging maakt dat je bij manier van spreken je hele organisatie door de mangel moet draaien. Middel en doel staan niet meer in verhouding. Omwille van de unieke positie van de leverancier en zijn capaciteiten om aan de noden en uitdagingen te voldoen waarmee je als overheid wordt geconfronteerd, mag hij beschikken over een feitelijk monopolie. “Glaasje op, laat je rijden.” In de campagnes tegen drankmisbruik en om duidelijk te maken dat het plaatsnemen achter het stuur dan niet kan, heeft BOB zoiets unieks.
Minister, ik ben heel bereid om naar uw redenering te luisteren. Ik vind dat dit echt los moet staan van communautaire affiniteiten. Het veiligste lijkt mij dan dat wij dit intergewestelijk doen, met de drie campagnes samen. Dit gebeurde vroeger op federaal niveau, omdat toen daar de bevoegdheid lag om te sensibiliseren rond verkeersveiligheid. Door de zesde staatshervorming en het Vlinderakkoord ligt dat nu bij de regio’s. Door het intergewestelijk te doen, kunnen we de uniformiteit behouden. Langs de taalgrens meanderen belangrijke verkeersaders en autosnelwegen van het ene taalgebied naar het andere, van het ene gewest naar het andere.
Maar over mijn eerste punt wil ik graag uw mening, minister. Moeten wij bij de overgang naar een nieuwe overheid de markt bevragen? Terwijl er zoveel andere domeinen binnen het overheidsbestuur zijn waar de nieuwe overheid de contracten van het vorige opdrachthoudende bestuur overnam. Uitzonderingen kunnen omwille van de unieke positie waarover leveranciers beschikken omdat ze iets hebben wat anderen niet kunnen leveren. Zij hebben nu eenmaal een bepaald bestand opgebouwd van bijvoorbeeld ICT. Als je door die unieke leverancier de dienstverlening verder laat organiseren, kan dat alleen maar goed zijn voor de continuïteit.
De heer Parys heeft het woord.
Voorzitter, ik was een beetje verwonderd over de vraag van mevrouw Pira. Minister Weyts heeft in het plenaire debat duidelijk gemaakt dat hij zich graag wil bedienen van het BOB-concept en dat hij het, als het even kan, zo wil houden. Maar daarnaast wil hij zich uiteraard inschrijven in de rechtsregels van deze staat. Hij baseert zich dus op de juridische adviezen van zijn administratie. Ik vond het dus verwonderlijk dat mevrouw Pira nu aan de minister vraagt om zich te beroepen op een uitzondering, die er trouwens geen is, terwijl Groen altijd vragende partij is om de rechtsregels in andere dossiers zeer nauwgezet te volgen.
De rechtsleer zegt heel duidelijk dat er een dubbele toetsing moet gebeuren vooraleer een administratie of de overheid gebruik kan maken van die monopoliehypothese. Je moet dus niet alleen aantonen dat de dienstverlener over een alleenrecht beschikt over een bepaald concept, maar ook dat er geen enkel valabel alternatief voorhanden is waarvoor de mededinging wel kan spelen. Dat is de tweede toetsing die de minister en in dezen de Vlaamse overheid moet maken. Je kunt niet zeggen dat als de minister een aanbesteding doet om een verkeersveiligheidscampagne op te zetten, er alleen maar met het BOB-concept kan worden gewerkt. Dan ben je juridisch niet juist bezig. We moeten er hier voor zorgen dat de rechtsregels worden gevolgd en we moeten daarna de nodige pragmatiek aan de dag leggen om ervoor te zorgen dat de BOB-campagne nog zou kunnen worden gebruikt.
Minister, waar staat het met die aanbesteding? Wanneer mogen we daarop een antwoord verwachten? Mijn oproep aan de collega’s is om ervoor te zorgen dat we de rechtsregels respecteren en dat we daarna pragmatisch met het resultaat omgaan.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Collega’s, de conclusie van het debatje in de plenaire vergadering was enigszins voluntaristisch: BOB zal blijven bestaan. Maar die zekerheid is er dus absoluut niet. Ik kijk naar wat er in het bestek staat. De tweede campagne juni 2015, alcohol, eventueel BOB-concept. Hetzelfde geldt voor december 2015. Ik citeer de cruciale zin in het bestek: “Het is op dit moment nog niet duidelijk of de gewesten het bestaande BOB-concept van het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV) mogen gebruiken. Dit zal geweten zijn bij de gunning van de opdracht.” De inschrijvers zijn dus nog niet zeker waaraan ze zich kunnen verwachten, weten nog niet welk concept ze kunnen indienen, want de overheid kan hun niet garanderen dat het BOB-concept mag worden gebruikt.
Hebt u al contact gehad met het BIVV, minister, en de vraag gesteld of men bereid is de gebruiksrechten van het BOB-concept over te dragen aan een eventuele andere winnaar van uw openbare aanbesteding?
Minister Weyts heeft het woord.
Het antwoord op vele vragen hebt u al gekregen in de vorm van het juridisch advies dat ik onmiddellijk via de diensten van het Vlaams Parlement heb laten bezorgen. Ik ben geen jurist, dus vraag ik juridisch advies als beleidsverantwoordelijke. Ik heb aan de diensten juridisch advies gevraagd over: één, moet er een aanbesteding komen en twee, hoe en wat? Ik volg dat juridisch advies. In het tegenovergestelde geval zou ik pas in de problemen zitten. Dan zou er misschien een zweem van partijdigheid bestaan. En ik weet uit andere dossiers hoe na dat verschillende collega’s aan het hart ligt. Ik wil vermijden dat zo’n zweem van partijdigheid zou kunnen ontstaan.
Mevrouw Pira, het juridisch advies stelt inderdaad, zoals u hebt gezegd, op basis van artikel 26, paragraaf 1, ten eerste, f, van de wet van 15 juni 2006 dat een aanbestedende overheid rechtstreeks een opdracht kan gunnen “indien de diensten om technische of artistieke redenen of omwille van de bescherming van alleenrechten, slechts aan één bepaalde dienstverlener kunnen worden toevertrouwd”. Nu, het juridisch advies stelt duidelijk dat in de rechtsleer de monopoliehypothese slechts uitzonderlijk kan worden toegepast en dat deze een dubbele toetsing vergt. Er moet niet alleen worden aangetoond dat de dienstverlener over een alleenrecht beschikt, maar ook dat er geen valabele alternatieve oplossing voorhanden is waarvoor de mededinging wel kan spelen. Deze tweede voorwaarde is in voorliggend geval niet vervuld. Er kunnen immers perfect sensibiliseringscampagnes worden opgezet zonder dat deze aan het BOB-concept moeten worden opgehangen.
In dat kader hebben we trouwens ook de zogeheten inhouse-hypothese onderzocht, waarnaar u verwees, mijnheer Keulen. Dat houdt in dat een aanbestedende overheid slechts de private markt dient op te gaan indien ze de opdracht niet in eigen beheer, dus inhouse, kan uitvoeren. Maar het BIVV kan niet worden beschouwd als een rechtspersoon aan wie ik als Vlaamse minister direct bepaalde opdrachten kan toewijzen. Om van de inhouse-hypothese gebruik te kunnen maken, moet aan twee voorwaarden voldaan zijn. En opnieuw volg ik het juridisch advies. Eén, de aanbestedende overheid dient over de betrokken rechtspersoon toezicht uit te oefenen zoals op haar eigen diensten, en twee, deze rechtspersoon dient het merendeel van zijn werkzaamheden te verrichten ten behoeve van het lichaam of de lichamen die hem beheersen. En hieraan wordt niet voldaan, denk ik, en dat stelt ook het juridisch advies. Ik sta niet alleen met die stelling. Via de administraties heb ik contacten gehad met het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en het Waalse Gewest.
Er is bewust gekozen om de alcoholcampagne niet te splitsen van de andere campagnes en toe te wijzen aan het BIVV, aangezien dit niet wettelijk zou zijn. Het gebruik van BOB wordt echter noch in het bestek, noch in enig ander document van de Vlaamse overheid uitgesloten. Ik betwist de waarde van BOB absoluut niet, maar ik volg de wet op de overheidsopdrachten, zoals ik verondersteld word te doen.
De eventuele sluiting van de opdracht met een andere opdrachtnemer dan het BIVV hoeft niet noodzakelijk het einde van BOB te betekenen. Ook de andere gewesten zijn van oordeel dat het gebruiksrecht ter beschikking kan worden gesteld. Ook in een nieuwe vormgeving of in een nieuw concept kan een verwijzing naar BOB worden gemaakt. We hebben dan wel een akkoord nodig van het BIVV, dat over een gebruiksrecht beschikt. Niet alleen, begrijp ik, maar samen met de Unie van de Belgische Brouwers. Dat is ook een relevant gegeven.
Bij eventuele gunning aan een andere opdrachtnemer zullen de gesprekken dan ook onmiddellijk worden opgestart. We kunnen daar moeilijk op voorhand aan beginnen. Eerst moet de procedure zijn afgerond. Dat is evident. Ik denk in dit kader aan de BOB-campagnes die gevoerd zijn in andere Europese landen, waarbij andere namen werden gebruikt, maar het is een praxis die bestaat.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, ik ben ook geen jurist. Dat neemt niet weg, als je een juridisch advies leest, en dat doet je spontaan de wenkbrauwen fronsen, dat je daarover niet mag nadenken. Ik moest nadenken bij de tweede toetsing, en de heer Parys heeft er ook naar verwezen, dat er geen valabele alternatieve oplossing voor handen is. Als je het BOB-concept wilt behouden, is daarvoor toch geen alternatief? Het alternatief voor BOB is in dit juridisch advies een campagne zonder BOB.
Als u als minister een briefing had gegeven dat u BOB wou behouden, zou dat juridisch advies hebben verwezen naar een volledig rechtmatige bepaling in artikel 26, paragraaf 1. Ik ben geen jurist, maar ik denk logisch na. Dit is een juridisch advies met kronkels, of uw briefing was er niet op gericht om BOB te behouden. Dat veronderstel ik, waardoor er zo’n advies te voorschijn komt.
Ik heb mij laten vertellen dat het Waalse Gewest wel bereid is om met BOB en het BIVV voort te gaan. Dat heeft in de kranten gestaan. U zit in een moeilijke positie, als het Waalse Gewest of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest in zee gaat met BOB. Als u het gebruiksrecht vraagt voor BOB, zullen de mensen met twee soorten BOB-campagnes worden geconfronteerd. Dat wordt een soep, minister, daar ben ik van overtuigd.
U hebt daarnet gezegd dat het afsplitsen van de alcoholcampagne niet wettelijk zou zijn. Dat moet ik zelf onderzoeken. Dat vind ik eigenaardig. Goed, ik heb veel vernomen in uw antwoord waarop ik kan doorgaan.
De heer Parys heeft het woord.
Ik hoop, mevrouw Pira, dat de briefing van de minister er niet op was gericht om BOB te behouden, want dan zou de minister een ongelofelijke fout hebben begaan. Als de Vlaamse overheid een aanbesteding doet, bijvoorbeeld voor koffie, zegt die toch niet dat ze wil dat Douwe Egberts wint. Dat gaat toch niet? Het is een aanbesteding voor een instituut of een organisatie om de verkeersveiligheidscampagnes te organiseren.
U hebt daarjuist de nota van de minister heel selectief geciteerd. Ik vind het heel verwonderlijk dat wij vanuit de wetgevende macht erop moeten aandringen dat de uitvoerende macht zich alstublieft niet aan de wetten van de wetgevende macht zou houden. Nu vraagt u als wetgever dat de minister als uitvoerende macht zou afwijken van de regels die de wetgever heeft goedgekeurd. Daar kan ik principieel niet mee akkoord gaan.
Ik ondersteun uw visie, minister, om de regels correct te volgen en ervoor te zorgen, wat de uitkomst van die aanbesteding ook is, dat we naar een pragmatische oplossing gaan, zoals we hebben besproken in de plenaire vergadering. Indien mogelijk, en dat zal waarschijnlijk het geval zijn, kan dan het BOB-concept behouden blijven.
Ik begrijp dus eigenlijk niet waar dit over gaat. Minister, ik hoop dat u de aangehouden koers blijft voortzetten, namelijk de aanbestedingsregels respecteren en ervoor zorgen dat er op het einde van de rit een heel pragmatische oplossing komt, en als het even kan, heel graag met BOB.
De heer Keulen heeft het woord.
Ik blijf eigenlijk op mijn honger zitten. U hebt nu uw lijfwacht, Lorin Parys, gehoord. Met alle respect, maar uw antwoord … (Opmerkingen van mevrouw Annick De Ridder)
Iedereen mag zijn zeg doen. Laat het dan door de minister zeggen, mijnheer Parys.
Dit is een persoonlijk feit. Ik heb dit antwoord niet doorgepraat met de uitvoerende macht. Ik ben jurist en ik kan daarop antwoorden.
Dan blijf ik toch met de prangende vraag zitten waarom u de markt bevraagt. Wat was de dwingende reden om een juridisch advies in te winnen en om de markt te bevragen? Er is een nieuwe overheid die bevoegd wordt voor de sensibilisering rond verkeerscampagnes. We maken het ook op andere domeinen mee dat andere overheden de bevoegdheid van een vroegere overheid overnemen. We gaan dan toch ook niet de markt bevragen. Waarom nu wel? Waarom dat juridisch advies? Dat is de onduidelijkheid die ik heb. We zullen afwachten wie die marktbevraging wint, maar dan blijft er toch een zekere onzekerheid bestaan of we BOB, als instrument om te sensibiliseren tegen drankgebruik achter het stuur, kunnen behouden.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Mijnheer Parys, u wilt het pragmatisch bekijken, maar ik vraag me af waarom er nog niet simpelweg aan het BIVV en de Unie der Belgische Brouwerijen, die allebei eigenaar zijn van het concept BOB, is gevraagd of zij bereid zijn om het gebruiksrecht over te dragen, als zij niet als de beste uit die aanbesteding zijn. U kunt de vraag toch perfect stellen. Ik zie het probleem niet.
Waar ik wel een probleem zie, is dat in het bestek wordt verwezen naar de BOB-campagne. Er wordt letterlijk gezegd: “Het is nog niet zeker of de gebruiksrechten zullen worden overgedragen.” Met andere woorden: niet alle mogelijke inschrijvers kunnen met gelijke wapens inschrijven. Dat is toch een probleem.
Ik zou niet wachten met gesprekken tot de periode is afgelopen. Men kan de vraag tot bereidheid toch perfect stellen? Dan weten we of het BOB-concept al dan niet kan blijven bestaan.
Minister Weyts heeft het woord.
Collega’s, ik schat al uw juridische en andere inzichten absoluut naar waarde. Ik heb geantwoord op de vraag waarom de aanbesteding en het juridisch advies moeten gebeuren. Ik volg het gewoon op en leef het na. Ik vind BOB een goed principe, maar er is zoiets als de wet op de overheidsopdrachten die dient te worden gerespecteerd. Ik weet zelfs niet of de wet op de overheidsopdrachten ruimte laat om in een lopende aanbestedingsprocedure gesprekken te starten met een van de partijen. Ik weet niet of ik kan vragen aan een van de partijen wat men gaat doen als men het niet haalt. Ik volg gewoon het juridisch advies en ik doe dat niet alleen. Nog eens: de andere gewesten doen dat ook. Het Waalse Gewest volgt een procedure openbare aanbesteding en doet een beperkte offerteaanvraag. Ik weet zelfs niet of het BIVV aan die offerteaanvraag participeert. Ik hoor dat het niet zo zou zijn, maar ik weet het niet zeker.
Ook in Brussel is het bestek klaar maar het werd nog niet in de markt geplaatst. Men wil pas in december een alcoholcampagne voeren, samen met de gewesten. Men bevestigt mij dat men het gebruiksrecht van het BOB-concept wil vragen als er alternatieve bureaus worden aangeduid.
Ik heb dus juridisch advies van mijn eigen administratie dat gelijk spoort met dat van de inzichten van de andere gewesten. Ik zou dus niet weten welke andere houding ik zou kunnen aannemen, welk ander spoor ik zou moeten volgen dan het spoor dat ik tot op heden heb gevolgd.
Mevrouw Pira heeft het woord.
Minister, ik denk dat het verhaal nog niet is gedaan. Uiteraard pleit ik er niet voor om de rechtsregels met voeten te treden, mijnheer Parys. Naar mijn bescheiden inzicht was het artikel 26, dat uitzonderingen toestaat aan hen die het alleenrecht hebben, voldoende. Ik denk dat er nog andere overheden in Vlaanderen zijn die zich op dat artikel beroepen om rechtstreeks aan het BIVV te gunnen. Dit verhaal is zeker nog niet ten einde.
De vraag om uitleg is afgehandeld.