Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Minister, zowel in de Vlaamse als in de federale beleidsnota Armoedebestrijding wordt het belang van samenwerking tussen alle beleidsniveaus benadrukt. Ik citeer graag even uit beide beleidsnota’s. In de federale beleidsnota staat: “Een echt armoedebestrijdingsbeleid vergt een multidimensionale aanpak. Daarom is de samenwerking met de regio’s cruciaal. Deze wordt geconcretiseerd in de Interministeriële Conferentie Integratie in de Maatschappij.” In uw beleidsnota staat meermaals te lezen: “Ik zal ook afstemmen met andere bestuursniveaus. Elk niveau beschikt over specifieke bevoegdheden en mogelijkheden om bij te dragen aan een structurele vermindering van armoede. Een doeltreffende aanpak vraagt daarbij een geïntegreerde aanpak, op Europees, Vlaams, (inter)federaal én lokaal niveau, zonder de verantwoordelijkheden inzake armoedebestrijding naar elkaar door te schuiven. Acties op verschillende niveaus moeten elkaar aanvullen en versterken.”
Een van de instrumenten tot samenwerking is de Interministeriële Conferentie Integratie in de Maatschappij. Dat is een permanente samenwerkingsstructuur tussen de federale staat en de gemeenschappen en gewesten, die tot doel heeft de coherentie van de maatregelen inzake armoedebestrijding te waarborgen. Zonder afbreuk te doen aan de bevoegdheden van de diverse overheden, wil men via deze samenwerkingsstructuur tot een globale, geïntegreerde en gecoördineerde benadering komen van een beleid dat bestaansonzekerheid voorkomt, armoede bestrijdt en mensen integreert in de samenleving. En dat is goed. In het kader van het Europees jaar van de strijd tegen armoede in 2010 hebben wij ook duidelijk met alle regeringen gesteld dat armoedebestrijding een zaak van iedereen is en in nauw overleg en samenwerking moet gebeuren.
Om dit overleg tussen de verschillende regeringen te waarborgen, moet deze interministeriële conferentie minstens tweemaal per jaar samenkomen. Dit staat duidelijk in artikel 9 van het samenwerkingsakkoord.
De Vlaamse Regering heeft op 6 februari 2015 kennis genomen van de aanzetnota inzake het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding (VAPA). Het VAPA tekent de krijtlijnen uit voor het armoedebestrijdingsbeleid in Vlaanderen voor de komende vijf jaar. Wil men tot een meer coherent armoedebestrijdingsbeleid komen over de beleidsniveaus heen, lijkt het mij evident dat u nog voor het VAPA wordt gefinaliseerd, op regelmatige basis in overleg gaat met uw federale collega en niet enkel op het einde van het proces, en een definitief VAPA ter kennisgeving meedeelt op de interministeriële conferentie, temeer omdat u herhaaldelijk wijst op de gemeenschappelijke visie om proactief een effectief armoedebestrijdingsbeleid te voeren.
Ondertussen is de naam Interministeriële Conferentie Integratie in de Maatschappij gewijzigd. Op het Overlegcomité van 28 januari 2015 werd er een nieuwe clustering gemaakt van de achttien interministeriële conferenties. Deze zou nu wellicht Grootstedenbeleid, Integratie en Huisvesting worden. Dat zal daar vermoedelijk worden in ondergebracht. Waarom is deze interministeriële conferentie nog niet samengekomen?
U verwijst in een antwoord op mijn schriftelijke vraag naar de afstemming op administratief niveau via het Interfederaal Steunpunt Armoedebestrijding. Wat is de inbreng van uw vertegenwoordiger van de Vlaamse administratie en van uw kabinet in het interfederaal steunpunt? Welke stappen hebt u reeds ondernomen om de aanzetnota van het VAPA, de krachtlijnen en de gemeenschappelijke visie af te toetsen en te bespreken met het Vlaams Netwerk Tegen Armoede, het middenveld en de aandachtsambtenaren, alsook met het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité (VESOC)?
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, de vragen van mevrouw Franssen zijn bijzonder terecht. Armoedebestrijding is per definitie multidisciplinair en vraagt multilevel government. Als dat in de praktijk dan moeilijk blijkt te lopen, vragen we naar de reden waarom die interministeriële conferentie nog niet is samengekomen en lijkt het ons interessant de status quaestionis te kennen rond het VAPA. We kijken er allemaal naar uit. U kunt ondertussen ook bijzonder vrijuit spreken. We zijn hier in zeer intieme kring. Ik vermoed dat het spektakel van daarnet achter de rug is. Ik kijk uit naar uw antwoord.
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Franssen, waarom is de interministeriële conferentie nog niet samengekomen? Laten we een kat een kat noemen. 2014 was een verkiezingsjaar. Toen is de conferentie niet één keer bijeengekomen, terwijl het verplicht is om dat twee keer per jaar te doen. Ik wil mijn verantwoordelijkheid niet ontlopen, maar ik heb hierin zelf maar een heel kleine verantwoordelijkheid omdat het de premier is die die conferentie samenroept. Vanaf het moment dat er een samenstelling is gebeurd, wordt er een roterend voorzitterschap bepaald en alles wat daarmee te maken heeft.
IMC’s moeten altijd opnieuw worden samengesteld wanneer er nieuwe regeringen zijn – daar is wel een beetje vertraging op – met dien verstande dat er in 2014 geen enkele heeft plaatsgevonden, ook niet in de eerste helft van 2014. Ik kan u wel meegeven dat op het Overlegcomité van 28 januari 2015, waar de Vlaamse Regering vertegenwoordigd is door minister-president Bourgeois en minister Crevits, de IMC’s zijn vastgelegd. Dat is al een stap in de goede richting lijkt mij. Er is een alternerend voorzitterschap, zoals ik al zei. Na de beslissing over het voorzitterschap kan de IMC bij elkaar worden geroepen.
Ik wil u wel meegeven dat we het dus zullen aankaarten op het volgende Overlegcomité, maar dat het niet zo is, omdat er nog geen officieel IMC is, dat er geen afstemming gebeurt. Er gebeurt voldoende afstemming met mijn eigen kabinet, mijn eigen administratie en de mensen op federaal niveau. Het toeval wil dat ik mijn federale collega voor Armoedebestrijding goed ken en er goede contacten mee heb. Dat heeft altijd zijn voordeel, nietwaar mevrouw Franssen?
We hebben een samenwerkingsakkoord tussen de federale staat, de gemeenschappen en de gewesten betreffende de bestendiging van het armoedebeleid. In het kader hiervan werd iemand vanuit de administratie en iemand vanuit mijn kabinet afgevaardigd in de bestuursorganen van het steunpunt, zowel het beheerscomité als de begeleidingscommissie. Vanuit de administratie is dat Marijke Enghien, en vanuit mijn kabinet is dat de persoon die aan mijn rechterzijde zit, Greet Valck.
Een eerste overleg in de nieuwe samenstelling moet nog plaatsvinden. De opdrachten van deze bestuursorganen zijn terug te vinden in de samenwerkingsovereenkomst. Als u dat wilt, kan ik die overmaken, dat is geen enkel probleem. Dan kunt u zich de moeite besparen om dat allemaal op te zoeken. Daarnaast is er nog een afvaardiging van het interfederaal steunpunt armoedebestrijding in het horizontaal permanent armoedeoverleg. Dit steunpunt wordt actief betrokken bij de opmaak van de Vlaamse maatregelen rond armoedebestrijding. Recent overleg in dit horizontaal permanent armoedeoverleg was op 8 september 2014. We hadden een volgende bijeenkomst gepland op 18 december 2014, maar op die dag zelf hebben de sociale partners laten weten dat ze mee zouden staken en niet naar het overleg konden komen. We hebben het verplaatst naar 30 januari 2015. Daarna was er nog 13 februari 2015.
Mevrouw Franssen, we weten allemaal dat het VAPA in orde moet zijn een jaar na het aantreden van de nieuwe regering. Tijdens de bespreking van de beleidsnota heb ik daar al over uitgeweid. Ik wil dat hier nog wel eens kort overdoen, vooral voor de twee parlementsleden die de moeite doen om naar deze problematiek te komen luisteren, waarvoor dank.
Wat is er allemaal gebeurd? Bijvoorbeeld in maart en april 2014 was er een voorbereiding met het stakeholdersforum, de administratie in samenwerking met het Netwerk tegen Armoede en ook vzw De Link. In juli 2014 was er opnieuw een stakeholdersforum met input vanuit het zeer brede middenveld en van experten ter zake. In het najaar van 2014 is er dan een aanzetnota gekomen. Er was een voorstel vanuit de administratie op basis van input van dat stakeholdersforum en op basis van onderzoek, aanbevelingen en memoranda. Ook het horizontaal permanent armoedeoverleg van 8 september 2014 heeft een belangrijke inbreng gehad in die aanzetnota. Het lijkt me logisch dat ook alle bepalingen die in het regeerakkoord staan en wat in mijn beleidsnota Armoedebestrijding staat, wordt meegenomen in het VAPA.
We hebben op zeer regelmatige basis overleg met de andere kabinetten omdat we allemaal weten dat armoedebestrijding een behoorlijk horizontale bevoegdheid is. De heer Van Malderen zal beamen dat sommige vragen die aan mij worden gesteld, ook een grote link hebben met de bevoegdheid Welzijn. Het is in ieder geval een collectieve verantwoordelijkheid van de hele regering. Ik noem nu Welzijn, maar ik zie ook een verantwoordelijkheid voor de minister van Werk, en voor elke minister in de Vlaamse Regering is er wel een verantwoordelijkheid in het kader van Armoedebestrijding.
Wat zijn we nu aan het doen? We zijn concrete acties aan het uitwerken binnen bepaalde krijtlijnen. De doelstellingen waaraan we met deze Vlaamse Regering willen werken, zijn momenteel geformuleerd binnen de krijtlijnen van het VAPA. Ieder functioneel bevoegd minister is gevraagd om concrete acties in te dienen omtrent zijn of haar bevoegdheid. Deze acties moeten in principe afgestemd zijn met de relevante middenveldactoren. Het is wel degelijk de bevoegdheid van de desbetreffende minister om dat overleg zelf te organiseren.
Het lijkt me beter dat een functioneel bevoegde minister die een bepaalde actie voorstelt, dit zelf eerst bij het betrokken middenveld aftoetst dan dat ik dat allemaal zou moeten doen. Voor we binnen het grote VAPA een actie kunnen aanvaarden, is het goed te weten dat dit op het middenveld is afgestemd. Het is goed te weten wat de reactie of de eventuele bijkomende suggesties van het desbetreffende middenveld zijn geweest.
Dit lijkt me een verbetering ten opzichte van het vorige VAPA. We zullen niet worden geconfronteerd met een lijst van ontelbare acties waarvan iedereen die een beetje intellectuele eerlijkheid aan de dag legt, op voorhand weet dat de helft nooit realiseerbaar zal zijn. Dit betekent absoluut niet dat we niet ambitieus moeten zijn, maar ik denk wel dat het goed is om concrete, realiseerbare acties naar voren te schuiven, in overleg met alle betrokken middenveldorganisaties.
We hebben elke bevoegde minister niet enkel om een concrete lijst met realiseerbare acties gevraagd. We hebben ook om de nodige budgetten gevraagd. Dit lijkt me nogal wiedes. We kunnen dit niet binnen het redelijk beperkt budget voor de armoedebestrijding opvangen. Elke functioneel bevoegde minister zal ook met financiële middelen over de brug moeten komen. Ze weten dat overigens. Als deze boodschap aan de andere ministers van de Vlaamse Regering wordt overgebracht, zullen ze niet van hun stoel vallen. Ze zijn hiervan perfect op de hoogte.
Ik zal even overlopen wat we in de nabije toekomst nog zullen doen. We zullen de acties verzamelen. We zullen terugkoppelen naar de stakeholders. Er wordt me hier ingefluisterd dat dit op 20 april 2015 zal plaatsvinden. Er zal ook overleg zijn over de doelstellingen en de acties met het horizontaal permanent armoedeoverleg. Een vertegenwoordiging van het Steunpunt Armoedebestrijding zal hierbij aanwezig zijn. De terugkoppeling naar het Vlaams Parlement is eveneens belangrijk. Op die manier creëren we, bijvoorbeeld, een mogelijkheid om eventuele bijsturingen door te voeren. De inspraak van het Vlaams Parlement wordt sterk gewaardeerd en is zeer welkom. Het is de bedoeling om het VAPA uiterlijk op 10 juli 2015 door de Vlaamse Regering te laten goedkeuren.
We hebben voldoende rekening gehouden met de input van het Netwerk tegen Armoede en van het breder middenveld, want er zijn natuurlijk nog andere organisaties die een rol spelen. We hebben eveneens rekening gehouden met de input van de aandachtsambtenaren. Zij zijn behoorlijk op de hoogte en hebben een behoorlijke expertise ter zake.
Mevrouw Franssen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Mijn grootste bekommernis heeft betrekking op de interministeriële conferentie. Ik begrijp dat het een verkiezingsjaar is geweest. De verkiezingen vielen echter samen. Elke regering, inclusief de Federale Regering, dient haar plan uit te werken. Ik zou hierop willen aandringen. U kent uzelf een beperkte rol toe. Volgens mij kunt u hier toch op aandringen. U kent uw federale collega zeer goed. U kunt snel een overleg plannen.
Ik ben bezorgd om de nieuwe omschrijving van de interministeriële conferentie. Die omschrijving wordt steeds uitgebreider. Het gaat om het stedenbeleid, de integratie en de huisvesting. Vroeger ging het enkel om de armoedebestrijding. Ondertussen is dit geëvolueerd tot maatschappelijke integratie en dergelijke. De vraag is dan ook of de agenda niet te zeer zal worden overladen. Ik dring erop aan dat u binnen de interministeriële conferentie de vinger aan de pols houdt. U moet ervoor zorgen dat de armoedebestrijding daar voldoende aan bod komt. Dat is mijn bekommernis.
We zijn bijna een jaar bezig. Het is decretaal bepaald dat de Vlaamse Regering een jaar na haar aantreden het VAPA moet neerleggen. Indien u op 20 april 2015 wilt landen, zou het goed zijn dat er nog interfederaal overleg kan plaatsvinden. Dit kan best wat worden teruggekoppeld.
Minister, u hebt ook verwezen naar de verschillende overlegmomenten in het permanent armoedeoverleg. Kunnen we de resultaten van die bijeenkomsten krijgen? U hoeft dat nu niet allemaal weer te geven. Ik begrijp dat u dit in de marge van deze commissie niet allemaal kunt opsommen. Het is misschien wel mogelijk ons deze informatie te bezorgen. Als we een inbreng in het VAPA willen hebben, kan dat misschien wel interessante achtergrondinformatie zijn.
Wat de budgetten betreft, deel ik uw mening. Elke minister is binnen zijn beleidsdomein bevoegd. Armoede is een mainstreamingthema. Hiervoor moeten de nodige budgetten worden vrijgemaakt. Dat is een goede voortzetting van het vorige VAPA, waar dat punt overigens ook in was opgenomen.
U hebt een vraag nog niet beantwoord. Hoe zit het met de besprekingen van het actieplan in de schoot van het VESOC? Daar heb ik nog geen antwoord op gekregen.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, ik vind het argument dat 2014 een verkiezingsjaar was om meerdere redenen niet meer vol te houden. Ik kan er nog enigszins begrip voor opbrengen dat er een regering van lopende zaken was en dat er gedurende een gedeelte van 2014 regeringsonderhandelingen zijn gevoerd. Ondertussen is het bijna april 2015. Ik zou u dan ook willen vragen om bij ontstentenis van concrete federale initiatieven gewoon de premier bij de kraag te vatten en hem formeel te vragen dit te organiseren. Dat de bevoegdheden verdeeld zijn, betekent niet dat iedereen zijn eigen bevoegdheden en mogelijkheden niet moet uitputten.
Uit uw antwoord blijkt dat er tussen de aanzetnota, die blijkbaar van september 2014 dateert, en de bepaling van de aanzetnota in februari 2015 nogal wat tijd zit. Ik ga ervan uit dat we de geformuleerde doelstellingen binnenkort zullen kennen. U hebt het traject geschetst en toegelicht wanneer u wilt landen.
Ik apprecieer dat u deze commissie bij de opmaak van het VAPA wilt betrekken. Het zou goed zijn de finale versie te kunnen beoordelen. De laatste vergadering van de Vlaamse Regering vindt plaats op 10 juli 2015. (Opmerkingen van minister Liesbeth Homans)
Het Vlaams Parlement sluit op 10 juli 2015. (Opmerkingen)
Los van het schuiven met concrete data, lijkt het me een goede zaak het Vlaams Parlement op voorhand hierbij te betrekken. Het controlerecht heeft natuurlijk in eerste instantie betrekking op de finale documenten die hier worden neergelegd. Ik zou u dan ook willen vragen hiermee rekening te houden.
U hebt verklaard dat u de taakstelling voor de organisatie van het overleg bij de individueel verantwoordelijke ministers zult leggen. Ik neem akte van deze verhelderende mededeling.
Ik heb begrip voor uw beslissing om voor gedragen en becijferde acties te kiezen. Het zou bijzonder raar zijn het omgekeerde te beweren. Ik wil er u echter aan herinneren, voor zover dat nodig zou zijn, dat u ook de coördinerende minister bent. Dit betekent dat we ervan uitgaan dat u uw verantwoordelijkheid op dat vlak zult nemen. Als ministers om budgettaire, inhoudelijke, ideologische, politieke of andere redenen aan bepaalde zaken zouden verzaken, moet u die ministers niet enkel de taak geven een aanbod te doen. U moet hen, bij wijze van spreken, tot een aanbod provoceren. Dit lijkt me evident, maar ik heb het u niet horen zeggen.
Minister Homans heeft het woord.
Ik zal de premier een brief schrijven. Dat lijkt me de snelste manier om de samenroeping van de interministeriële conferentie tot stand te brengen. Ik zal dat doen. Op dat ogenblik kan het redelijk snel gaan. Het komt er dan op aan te kiezen wie alternerend het voorzitterschap en dergelijke op zich zal nemen. De premier moet de eerste vergadering echter bijeenroepen. Ik zal hem vragen dat redelijk snel te doen.
Mevrouw Franssen, ik zal de relevante informatie en documenten oplijsten die we de commissieleden op voorhand kunnen overmaken. We zullen die informatie dan ook overmaken.
Het overleg in het VESOC verloopt traditioneel steeds na de goedkeuring door de Vlaamse Regering. Dat zal dan ook na 10 juli 2015 gebeuren. Het kan ook een andere datum worden.
Mijnheer Van Malderen, ik wil rekening houden met uw bekommernis. Wij zijn nog in het land. Ik ben perfect bereid de week nadien een bijkomende commissievergadering te houden om het VAPA te bespreken. Dat mag zelfs meer dan een commissievergadering worden. Dat maakt me niet uit.
We moeten echter zien dat we het halen. We mogen niet overhaast te werk gaan door alles met twee weken te vervroegen. U vindt misschien dat twee weken niets voorstelt, maar in verband met een dergelijk huzarenstukje scheelt dat veel in de timing. We zullen dit nagaan. Ik heb immers oren naar uw argument in verband met het controlerecht.
We zijn het er blijkbaar allemaal over eens dat functioneel bevoegde ministers verantwoordelijk zijn voor het overleg over hun acties. Dat lijkt me logisch. Ik ben het echter ook eens met uw opmerking. Ik ben de coördinerende minister. Ik zal binnen mijn eigen bevoegdheden ook een aantal concrete acties ondernemen, maar daarnaast ben ik ook de coördinerende minister. Ik zal u enigszins geruststellen. Als een andere minister van de Vlaamse Regering aan zijn plicht verzaakt, zal ik daadkrachtig optreden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.