Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over de voorstellen van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) in het kader van de bijdrage aan de visienota Kunsten
Verslag
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie keurde onlangs in een collegebesluit de elementen voor de visienota goed in uitvoering van het Vlaams decreet houdende de ondersteuning van de professionele kunsten.
Vorige week is daar in de Vlaams-Brusselse media wat consternatie over geweest omdat het als een vorm van hertekening van het cultuurbeleid in Brussel werd voorgesteld. Als we de Vlaams-Brusselse media mogen geloven, had men het idee dat er een verschuiving zou zijn van het niveau van de Vlaamse Gemeenschap naar het niveau van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie stelde wel degelijk in die bijdrage aan die visienota dat kunstenaars en culturele initiatieven zich niet laten binden door institutionele bevoegdheidsverdelingen. De Vlaams-Brusselse media beschreven dit als een Brusselse realiteit op cultureel gebied die de verdeling volgens taal of gemeenschappen overstijgt.
Wat we dan wel degelijk in de nota hebben kunnen lezen, is dat de VGC wel voorstellen doet om de federale culturele instellingen, zoals De Munt, BOZAR en het Nationaal Orkest, en de federale wetenschappelijke instellingen te laten opnemen in een juridische koepelstructuur, waarin ook het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest een rol zou moeten spelen. Daarin zouden onder meer met de twee gemeenschappen bepaalde afspraken moeten worden gemaakt, onder meer over het beheer van de gebouwen en de federale musea.
Opnieuw lijkt hiermee toch een stapje gezet om de bevoegdheid inzake cultuur te onttrekken, om die te laten beheren of mee laten beheren door het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, terwijl ik soms de indruk heb dat de dynamiek die hier in Brussel is ontstaan, toch wel ook een gevolg zou kunnen zijn van de culturele autonomie die de twee gemeenschappen in Brussel ongeveer dertig jaar geleden hebben gekregen.
Minister, kunt u reeds een standpunt innemen over deze voorstellen van het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, waarvan u als waarnemend lid toch ook deel uitmaakt? Wat is volgens u eigenlijk de daadwerkelijke rol van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest in deze gemeenschapsmaterie? Is het uw bedoeling om met uw voorstellen ook bepaalde bevoegdheden te delegeren aan de VGC aangaande het cultuurbeleid hier in Brussel? Zo ja, welke taken zou u dan delegeren?
De heer Meremans heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, twee vragen over hetzelfde thema en dan nog uit dezelfde fractie: het toont aan welk belang deze fractie hecht aan Brussel, onze hoofdstad, en aan het cultuurbeleid in Brussel. Minister, dat moet u en de rest van deze commissie zeker en vast met vreugde overladen.
Zoals mijn collega zei, zijn we inderdaad via de Vlaams-Brusselse media in kennis gesteld van de bijdrage van de VGC aan de visienota Kunsten. Toen ik de vraag opstelde, had ik dat document nog niet, ondertussen dus wel. Ik heb me toen dus moeten beroepen op de door de media aangeleverde informatie. In die bijdrage pleit de VGC inderdaad openlijk voor een gedeeltelijke verschuiving van het cultuurbeleid van het federale niveau en de gemeenschappen naar het Brusselse gewestelijke niveau. In dat kader stelt de VGC wat de federale culturele instellingen en de federale wetenschappelijke instellingen betreft, de oprichting voor van een juridische koepelstructuur, waarin het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest met de twee gemeenschappen afspraken zou maken over het beheer van de gebouwen en het conserveren en ontsluiten van de collecties van de federale musea.
Een ander opvallend voorstel is om instellingen zoals de Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS), het Kaaitheater en het Vlaams Radio Orkest (VRO) op hetzelfde niveau te subsidiëren als de Ancienne Belgique (AB), dus als een instelling van de Vlaamse overheid. Ik citeer: “Wij vinden dat de KVS, het Kaaitheater en het VROK evenzeer ambassadeurs zijn van de Vlaamse cultuur in Brussel. Daarom verdienen ze een gelijkwaardiger subsidiëring.”
Nu is het inderdaad zo dat het Brusselse Gewest door de zesde staatshervorming in beperkte mate bevoegd is geworden voor een aantal biculturele materies van gewestelijk belang. Nu heeft die staatshervorming godzijdank niet geraakt aan de culturele bevoegdheden zelf van de Vlaamse en de Franse Gemeenschap. Ik vind het op zijn minst opvallend, om niet te zeggen provocerend, dat de VGC in een bijdrage voor de visienota op het Vlaamse kunstenbeleid – want daarover gaat het, over een visienota op het Vlaamse kunstenbeleid – pleit voor de overheveling van federale en Vlaamse bevoegdheden naar het Brusselse Gewest. Ik heb zo de indruk dat de VGC de rol van de Vlaamse overheid en het Vlaams Parlement wil herleiden tot louter en alleen die van geldschieter voor de Brusselse culturele instellingen. Daarenboven moet ik toch afleiden uit het pleidooi van de VGC dat de VGC liever zélf het cultuurbeleid zo veel mogelijk naar zich toe wil trekken, en dat de VGC blijkbaar toch maar weinig vertrouwen heeft in het beleid dat de Vlaamse minister bevoegd voor Brussel en cultuur met betrekking tot cultuur wil gaan voeren in Brussel. Ik zal het plastischer uitdrukken: graag uw centen, en bemoei u niet. Zo komt het enigszins over bij mij.
Het Vlaamse regeerakkoord vermeldt evenwel uitdrukkelijk dat de Vlaamse overheid zal blijven investeren in de culturele instellingen in Brussel. Voor ons is dat belangrijk. Brussel is een wereldvenster voor de Vlaamse Regering, en deze instellingen dragen mee onze identiteit, in samenwerking met anderen. U weet ook wel dat ik helemaal niet rigide ben daarin. Ze zijn zo’n beetje onze ambassadeurs in de eigen hoofdstad ten opzichte van de wereld en de hedendaagse Brusselse samenleving, waarvan ze ook integraal deel uitmaken.
Minister, wat is uw reactie op die beleidsaanbevelingen van de VGC? Deelt u die visie van de VGC? Worden deze standpunten van de VGC geïntegreerd in de visienota Kunsten?
De heer Bajart heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, de heren Vanlouwe en Meremans konden zich destijds, toen ze hun vragen indienden, natuurlijk enkel baseren op de beschikbare berichtgeving. Dat begrijp ik. Inderdaad kopte Brusselnieuws op 26 februari: “VGC wil cultuurbeleid verschuiven naar Brussels niveau”.
Minister, ondertussen bent u langsgegaan in de studio van tvbrussel. Daar hebt u gesteld dat de berichtgeving niet helemaal strookte met wat u las in de nota van de VGC. Er werd ook gesteld dat de nota vrij goed aansluit bij wat u als minister in Brussel wilt doen, en dat die visie complementair is. Verder heb ik ook begrepen dat er, samen met minister Milquet, voort wordt gewerkt om het samenwerkingsakkoord met de Franse Gemeenschap verder te operationaliseren, en dat er ook een interministeriële conferentie komt, waarbij de cultuurkoepel ook op de agenda staat.
Minister, begrijp ik hieruit dat dit nog altijd de weg is die u wilt bewandelen en dat de berichtgeving over overdracht van bevoegdheden niet strookt met de nota van de VGC? Werd in die nota ook gevraagd om de KVS, het Kaaitheater en het Vlaams Radio Orkest te erkennen als Vlaamse kunstinstelling? Zo ja, wat is uw standpunt in het licht van de budgettaire engagementen?
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik was niet van plan om nu al iets te zeggen, maar eerst het standpunt van de minister af te wachten. Ik kan het echter niet laten omdat ik hier een aantal zaken hoor.
We hebben samen beslist in het nieuwe Kunstendecreet dat er input zou komen onder andere van de VGC. Ik heb het gevoel dat men het vergeten is of dat men vergeten is een paragraaf in het Kunstendecreet te zetten, namelijk dat we niet alleen een insteek vragen maar ook dat ze een insteek gaan geven. We vragen een insteek aan de VGC en we hebben die gekregen. Ongeacht wat erin staat, zijn ze vrij om te denken wat ze willen. Nog meer, de insteek komt niet van één collegelid, maar van drie collegeleden. Wat de minister van Cultuur daarmee doet, is een andere zaak. Maar zij zijn vrij om de standpunten in te nemen die ze menen te moeten innemen voor Brussel. Dat is wat we zelf hebben bepaald in het nieuwe Kunstendecreet. Ik wil toch even de puntjes op de i zetten.
Minister, hoe en wanneer zullen wij de visienota krijgen? Ik hoop toch dat we er eerst in dit parlement inzage van zullen krijgen vooraleer we er in de pers iets over lezen. Dat zou natuurlijk heel fijn zijn.
Minister, collega’s, ik wil ook namens mijn fractie iets zeggen.
Bij momenten is het een bizarre discussie. Ik erken de rol van de VGC en ik erken de rol van de Vlaamse overheid in Brussel. Ik vind het op zich een interessant fenomeen dat verschillende overheden op hetzelfde territorium actief zijn. Dat is trouwens de idee van gemeenschapsvorming, niet territoriaal gebonden maar over territoria heen.
Mijnheer Meremans, ik geef toe dat mijn volgende opmerking enige ironie bevat, maar als we toch zoveel vertrouwen hebben in de lokale besturen als het gaat over lokaal cultuurbeleid, waarom zouden we dan niet evenveel vertrouwen hebben in de VGC als het gaat over het Brusselse lokale cultuurbeleid? Als we bevoegdheden over cultuurcentra en bibliotheken overdragen aan gemeenten en het Vlaamse Gewest, waarom dan ook niet aan de VGC en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest? Waarom moet Vlaanderen het centraal blijven regelen? Ik geef dit maar als doordenker mee omdat de discussie breder is dan over die vier grote instellingen.
Minister Gatz heeft het woord.
Voorzitter, collega’s, het nieuwe Vlaamse Kunstendecreet voorziet in een sterkere samenwerking tussen de verschillende overheden die een kunstenbeleid voeren op de respectievelijke grondgebieden. In een eerste fase werd er een protocol afgesloten door de Vlaamse overheid met de VGC, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) en de Vereniging van Vlaamse Provincies (VVP). In uitvoering van het Kunstendecreet zal ik een visietekst voorleggen als leidraad voor de beleidsuitvoering en de toepassing van het decreet tijdens de huidige legislatuur.
Voor deze visietekst konden de ondertekenaars van het protocol elementen aandragen die de accenten in hun beleidsvisie omschrijven en verduidelijken en gebaseerd zijn op de landschapstekening van het grondgebied. Op deze wijze wordt een afgestemd beleid met inbreng van de deelgebieden, de steden en de provincies verder ontwikkeld. Maandag 2 maart vond, in het kader van het protocol complementair kunstenbeleid, een mondeling overleg plaats met vertegenwoordigers van de VGC over hun bijdrage aan de visienota kunsten. Ook de VVP en de VVSG leverden elk hun insteek.
Het gesprek werd gevoerd op basis van de ingeleverde tekst en dus niet op de analyse in de pers. Ik kan u vertellen dat het document dat ik heb ontvangen van de drie beleidsniveaus zeer genuanceerd was en meer dan bruikbaar. De gesprekken die we daarover hebben gevoerd, waren ook zeer genuanceerd. De VGC, de VVP en de VVSG hebben elk hun beleidsaccenten aangegeven, onder meer ondersteuning van werkplaatsen en kunsteducatie en hebben een aantal directe aanbevelingen geformuleerd aan de Vlaamse Gemeenschap voor de uitvoering van het Vlaams Kunstendecreet en het kunstenbeleid in Brussel.
In de bijdrage van de VGC wordt niet gevraagd om Vlaamse culturele bevoegdheden te delegeren naar de VGC, noch om een overheveling van federale en Vlaamse bevoegdheden naar het Brusselse Gewest. Wel vraagt de VGC om, rekening houdend met de realiteit in Brussel, meer en beter samen te werken tussen de verschillende bestuursniveaus. Deze vraag naar betere samenwerking kan ik volledig onderschrijven. Onder meer via uitwerking van het cultureel akkoord met de Franse Gemeenschap wil ik hier verder werk van maken.
De zesde staatshervorming kende aan het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest bevoegdheden toe wat betreft de biculturele aangelegenheden inzake schone kunsten, het cultureel patrimonium, de musea en de andere wetenschappelijke instellingen bedoeld in artikel 4, 3° en 4° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. Deze bevoegdheden zijn beperkt tot de aangelegenheden van gewestelijk belang: artikel 4 bis van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, zoals gewijzigd. Als legalist onderschrijf ik deze rol die aan het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest is toegewezen.
Het Vlaamse Regeerakkoord voorziet niet in een delegatie van Vlaamse culturele bevoegdheden naar de VGC, dat zal ik dus ook niet doen. Wel ben ik de vraag naar meer samenwerking en afstemming tussen de verschillende besturen, zoals eerder gesteld, wel zeer genegen.
Momenteel worden alle ontvangen aanbevelingen, ook die van de VVP en de VVSG, in overweging genomen bij de verdere uitwerking van de visienota. Zoals u weet, zal deze visienota op 1 april worden bezorgd aan het Vlaams Parlement.
Een toekomstscenario voor de federale culturele instellingen, wat overigens niet als aanbeveling werd geformuleerd aan de Vlaamse Gemeenschap, zal niet opgenomen worden in mijn visienota. Dit overstijgt immers mijn bevoegdheid en de scope van de visienota Kunsten. De vraag naar meer samenwerking tussen verschillende besturen ben ik wel zeer genegen.
De heer Vanlouwe heeft het woord.
Minister, u had op tvbrussel al gezegd dat de berichtgeving niet volledig overeenstemde met de bijdrage aan de visienota. Mijn fractie is voorstander van een goede en correcte samenwerking, uiteraard binnen de bevoegdheidsverdeling. De VGC kan en moet wel degelijk een bijdrage leveren aan het debat, maar het gaat er soms wel over of de blik op Vlaanderen open blijft dan wel of men de deur wenst dicht te doen.
Gisteren heb ik in een andere commissievergadering al gezegd dat soms wordt gedacht dat de discussie is of dat er in Brussel Vlaamse culturele instellingen bestaan dan wel of het Brusselse culturele instellingen zijn, gefinancierd door Vlaanderen. Voor ons moet het blijven gaan over Vlaamse culturele instellingen en niet zozeer over Brusselse culturele instellingen.
We hebben er vertrouwen in dat u voor uw visienota uitgaat van de stellingen in het regeerakkoord. Er is een bijdrage van de VGC, en die wordt wel degelijk geapprecieerd. We blijven erbij dat Vlaanderen zijn rol moet blijven vervullen. De Franse Gemeenschap moet dat ook doen. Het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest heeft inzake biculturele aangelegenheden via de zesde staatshervorming een bepaalde bevoegdheid gekregen. Dag na dag blijkt dat die staatshervorming tot meer problemen aanleiding geeft dan dat ze er oplost. Ik hoop dat het met deze bevoegdheid op termijn ook niet het geval zal zijn.
De heer Meremans heeft het woord.
Ik sluit me uiteraard aan bij de heer Vanlouwe. Hij is kenner, woont in Brussel en is een Vlaming. De combinatie kan perfect.
Minister, u hebt erop gewezen dat de berichtgeving niet helemaal correct was, maar die komt niet zomaar uit de lucht vallen. Ik heb de indruk dat sommigen dromen. Dat mag, maar ze vinden dat het Brusselse culturele instellingen moeten zijn, gefinancierd door Vlaanderen. Het gaat om gemeenschapsgeld en gemeenschapsmaterie. Cultuur in Brussel is voor ons erg belangrijk. We zijn het er allemaal over eens dat Brussel internationaal is en een venster op de wereld is. Samenwerking vinden we prima en juichen we toe, maar we zitten hier in het Vlaams Parlement en zijn gemandateerd door een Vlaams kiescollege. We hebben dan ook de opdracht om de belangen van Vlaanderen te verdedigen, ook in Brussel.
We moeten blijven investeren in Brussel, maar we moeten er wel een aanwezigheid hebben op het internationale forum. Kan dat in samenwerking? Uiteraard, maar we mogen niet vergeten wat de achterliggende reden is. Het is onze taak om daar voortdurend op te wijzen. Ik hoop dat sommige geesten in Brussel daarmee behept zijn.
Mevrouw Idrissi heeft het woord.
Het ontgaat blijkbaar sommigen dat er in Brussel een andere realiteit is, getuige de coalitie. De coalitie bestaat er uit CD&V, Open Vld en sp.a, die een mening is toegedaan over cultuur en die ze in een nota heeft gegoten. Die kan u misschien frustreren, maar het is wel een realiteit. Dat is democratie.
Er was een tijd dat sommigen binnen sp.a grote voorstander waren van de Vlaamse identiteit in Brussel. Sommigen vergeten hun geschiedenis iets te snel.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.