Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Minister, aangezien het onderwerp ondertussen al uitvoerig in de pers aan bod is gekomen, kan ik eigenlijk kort zijn. Het zal u niet ontgaan zijn dat gisteren heel wat pers heeft bericht over het feit dat het bij de overheveling van de woonbonus hier en daar wat mank is gelopen.
Vorige week of twee weken geleden heb ik in deze commissie aangekaart dat er eigenlijk een belangrijke onrechtvaardigheid bestaat ten aanzien van eenoudergezinnen en alleenstaanden voor wat betreft de woonbonus. Nu blijkt ook dat de fiscale aftrek voor een eerste en eigen woning heel wat lager komt te liggen door de hervorming van de woonbonus dan het geval is voor een tweede woning.
Nu, u hebt de berichten gezien. Het komt er eigenlijk op neer dat iemand die leent om een tweede huis te kopen en vervolgens te verhuren, een groter voordeel heeft dan iemand, een jonge starter of jong koppel, die leent om zijn eigen huis te kopen of te bouwen.
Minister, er wordt zelfs een citaat gebruikt van een belastingcontroleur die zegt: “Ik zie geregeld belastingplichtigen die vijf huizen verhuren en amper belast worden op de huurinkomsten omdat ze hun kadastrale inkomen voor een groot stuk neutraliseren met de intrest die ze betalen op hun leningen, terwijl het voor een werknemer die amper iets overhoudt van 100 euro loonsverhoging toch niet normaal is dat, als die verhuurder zijn huur optrekt met 100 euro, hij dat bedrag zo goed als netto ontvangt.”
Minister, het is eigenlijk een heel simpele vraag. Vindt u het normaal dat die fiscale aftrek voor de tweede woning groter is dan voor een jong koppel of starters die lenen voor een eerste woning? Minister, het lijkt een mantra te worden dat wie het al moeilijk heeft, het nog moeilijker wordt gemaakt door deze regering en dat wie al heeft, nog meer krijgt. Minister, ik denk dat het een nieuw voorbeeld is van dat mantra.
Minister, bent u er zich van bewust dat er een belangrijke discrepantie is ontstaan met de overdracht en de hervorming van die bonus? Vindt u het normaal dat dat op die manier gebeurt?
Ik heb in uw beleidsnota gelezen dat u de bestaande ondersteuningssystemen maximaal zult integreren zodat de inspanningen die gebeuren, de tegemoetkomingen niet alleen eenduidiger en transparanter, maar ook heel wat efficiënter worden. Beschouwt u dit als efficiënt beleid? Beschouwt u dit als goed beleid? Bent u met andere woorden, minister, van plan om stappen te ondernemen om deze onrechtvaardigheid – de tweede die op korte termijn de kop op steekt – recht te zetten?
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Ik wil graag beginnen – als men dan toch verwijst naar de pers – met wat gezegd is namens onze fractie: wij vragen om een gelijkschakeling tussen de fiscaliteit van het een en het ander. De eerlijkheid gebiedt mij echter om het woord te voeren over enkele punten die werden aangehaald. Nadien heb ik ook nog een vraag voor u, minister.
Mijn eerste opmerking heeft betrekking op deze vraag. In de commissie van vorige week of de week voordien hebben we een discussie gevoerd in verband met de eenoudergezinnen en alleenstaanden. Wij hebben u toen uitdrukkelijk gezegd – en ik dacht dat u dezelfde mening was toegedaan – dat de woonfiscaliteit zich niet beperkt tot de woonbonus, maar ook slaat op het langetermijnsparen en andere fiscale stimulansen die er zijn om tot een herverdeling te komen. Ik vind het dus kortzichtig om alleen te vergelijken met de woonbonus en niet met de andere punten.
Men komt hier aandraven met een opmerking dat iemand die vijf huizen heeft en 100 euro meer huur vraagt, die 100 euro netto heeft. Ik vind dat een zeer populistische uitspraak. We weten allemaal dat de kosten en het risico van die verhuurder niet in rekening worden gebracht. Elk geval moet afzonderlijk worden bekeken. Het is zeer eenvoudig om te zeggen dat een verhuurder die zijn huis verhuurt voor 500 euro, 500 euro in zijn zak steekt. Die man draagt risico en heeft dat risico te dragen. Die man heeft kosten. We moeten elk geval apart bekijken.
Ik wil hiermee vandaag niet de lans breken voor de verhuurder. Dat wil ik helemaal niet.
We komen tot de kern van deze vraag. Het is niet zo, zoals sp.a tracht te zeggen, dat er fouten zijn gebeurd door de overdracht van de woonbonus. Niet de overdracht van de woonbonus is het probleem, maar wel de zesde staatshervorming. Wanneer de zesde staatshervorming er alleen voor zorgt dat Vlaanderen bevoegd wordt voor de enige eigen woning en er niet voor zorgt dat de fiscaliteit van de tweede woning bij Vlaanderen terechtkomt, dan is niet de overheveling van de woonbonus een krakkemikkige ingreep, maar wel het feit dat we niet de bevoegdheid hebben gekregen om de volledige fiscaliteit van alle woningen te bekijken.
U weet – want we hebben daarover tijdens de begrotingsbesprekingen een hele discussie gevoerd – dat wanneer er een bestaande reglementering is, Vlaanderen heeft ingegrepen op de woonbonus. Vlaanderen kon niet ingrijpen op de fiscaliteit van de tweede woning – slechts voor een heel klein gedeelte wel, daar kom ik straks op terug. U moest met kennis van zaken oordelen over de financiële gevolgen. De woonbonus kostte ons 75 miljoen euro in 2005. Bij ongewijzigd beleid zou dat in 2014 1,7 miljard euro zijn. In 2020 zou de woonbonus Vlaanderen 3 miljard euro kosten.
Wanneer de regering dan ingrijpt op de woonbonus om een financiële catastrofe te voorkomen, kan aan u of de regering toch niet worden verweten dat het een asociale maatregel is. De federale regeling is nog altijd zo dat er wel nog ernstige voordelen zijn op langetermijnsparen. Die hebben inderdaad tot gevolg dat er een betere fiscaliteit zou kunnen zijn voor de tweede en de derde woning. Er dreigde niet alleen een gat van 3 miljard euro, maar u moest ook nog 1,5 miljard euro dichtfietsen door het feit dat Vlaanderen niet alle middelen kreeg, maar wel de bevoegdheden.
We moesten dus wel ingrijpen, het is niet de overheveling van de woonbonus die de oorzaak was.
Nu blijkt inderdaad dat onze woonbonus minder interessant is dan het langetermijnsparen dat op federale niveau wordt georganiseerd. Dat is inderdaad zo. We vragen dat het federaal niveau – maar dan kloppen we hier dus aan de verkeerde deur – daarover opmerkingen zou maken. Maar we zitten dan niet alleen met Vlaanderen. Ook Brussel en Wallonië zijn daar bevoegd. Als ik vaststel dat de kost van de woonbonus voor Wallonië in plaats van 3 miljard euro maar 730 miljoen euro bedraagt en dat Brussel amper 140 miljoen euro kosten heeft wat dat betreft, ben ik inderdaad bang dat men op dat vlak niet zal willen meedenken.
De partij die hier vandaag roept dat het oneerlijk en asociaal is, is dezelfde partij die deze bevoegdheden aan ons heeft gegeven zonder dat er andere bevoegdheden bij kwamen.
Wat de woonbonus betreft, wil ik toch enkele nadrukken leggen namens onze fractie. Het kan niet zijn dat er zeer eenvoudige oplossingen worden gegeven voor dit probleem, maar dat er wel wordt gevraagd om een gelijkschakeling te krijgen van fiscaliteit. Voor alle duidelijkheid: we vragen de gelijkschakeling van de fiscaliteit zonder dat we populistisch zeggen dat alle maatregelen dezelfde moeten blijven of dat de woonbonus en het langetermijnsparen moeten worden gelijkgeschakeld. Er is namelijk ook een verschil in fiscaliteit. De eigen woning is vrijgesteld van belastingen. De inkomsten van de tweede woning zijn niet vrijgesteld. Daarop worden er wel belastingen geheven.
Er moet met enige nuance worden gesproken in deze zaak. Woonfiscaliteit is zeer belangrijk. Langetermijnsparen is zeer belangrijk om bepaalde doelstellingen te bereiken. Men doet alsof de tweede woning enkel en alleen in het voordeel van de verhuurder is, terwijl dit evenzeer in het voordeel van de huurder is. Wanneer we de beleidsnota van minister Homans erop naslaan, zien we dat ze rekent op de private verhuurder om een sociaal klimaat te creëren in verband met de gewone huurmarkt. En dan zegt men dat het de verhuurder is die het geld optrekt en dat we aan het geld van de verhuurder moeten zitten. Want dat is wat men vraagt: dat een bestaande maatregel wordt teruggeschroefd en dat er minder fiscale voordelen bestaan voor diegenen die op dit ogenblik lenen of zullen lenen voor hun tweede woning die eventueel kan worden verhuurd.
Nu wil ik twee specifieke gevallen in verband met de fiscaliteit onder de aandacht brengen.
Voor een verwijt dat men u maakt, baseert men zich op een tekst van Jef Wellens van drie weken geleden in Trends. Niemand heeft hem toen blijkbaar gelezen. Ik heb hem goed gelezen. Ik dacht toen dat het stil bleef in het land. Toen diezelfde tekst op een andere plaats kwam te staan, is men erop ingegaan. Maar men moet die tekst eens helemaal fatsoenlijk lezen. In die tekst staat dat u heel weinig bevoegdheid hebt. U zou een bepaalde bevoegdheid kunnen krijgen wanneer iemand zijn enige eigen woning bewoont, en daarbuiten een tweede woning verwerft. Doordat het een Belg is, ontstaat er door het fiscale gevolg een ongelijkheid. Daar heeft men een punt. Wij vragen dat daarin een gelijkheid zou komen. Niet wat betreft de cijfers, maar wel in het totaal.
Wat is het probleem? Als men verhuist van de eerste woning naar de tweede woning, zegt men dat de fiscaliteit op de eerste woning moet veranderen. Ik vind dat we op bestaande contracten niet kunnen inbreken. Maar dat is wat men vraagt. We hebben dat niet gedaan met de woonbonus. We gaan dit nu ook het best niet doen, want dit land heeft al een naam als het gaat om betrouwbaarheid of onbetrouwbaarheid op fiscaal vlak.
Minister, ik roep u op om ervoor te zorgen dat er gelijkheid komt. Maar ik sta hier voor de verkeerde deur te roepen. Of misschien voor een klein gedeelte want u kunt inbreken op de 40 procent van de intresten die wij geven voor het langetermijnsparen.
Ik wil u nog een andere vraag stellen, en als u zegt dat ik van deze vraag een andere vraag om uitleg moet maken, zal ik dat doen. Door de Bijzondere Financieringswet is bij een verhuizing van de eerste naar de tweede woning het principe van de eigen woning beperkt tot één eigen woning. Vroeger kon men nog een tweede eigen woning hebben. De Bijzondere Financieringswet komt tot stand met een absolute meerderheid en kunnen we niet zomaar veranderen. Nu is er maar één eigen woning. Het gevolg is dat bij een verhuizing van de eerste naar de tweede eigen woning, de tweede eigen woning de eerste en enige eigen woning is. Daar is Vlaanderen wel bevoegd voor. Maar als daar een lening op zit, verandert de federale fiscaliteit naar regionale fiscaliteit. Voor de eerste eigen woning, die men verlaat, wordt de Vlaamse fiscaliteit federale fiscaliteit.
Door het kluwen van de zesde staatshervorming is het een onwaarschijnlijke janboel geworden om fiscale aangiften te doen. Men moet in ik weet niet hoeveel vakken voorzien op het aangifteformulier. Men moet de fiscaliteit verrekenen van dag tot dag. Als ik op 31 maart verhuis, zit ik in de federale materie tot 31 maart en daarna in de Vlaamse. Wat zegt de federale overheid, minister? De federale overheid zegt: “U verhuist weliswaar van uw eerste naar uw tweede woning. Eigenlijk is uw eerste woning federale materie, maar vul maar op uw belasting in dat dat ook een eigen woning is.” En, minister, wie betaalt daar de gevolgen van? Wij, Vlaanderen. Terwijl eigenlijk de Federale Regering daarvan de kosten moet dragen.
Als we vandaag discussiëren over de tweede woning, wil ik u toch vragen om daar de nodige aandacht aan te besteden. De belastingplichtige zal daarvoor niet procederen want het is in zijn nadeel. Maar u zou moeten procederen en zeggen dat men van het Vlaamse geld moet afblijven. Minister, ik wil u vragen daar de nodige aandacht aan te besteden. Als dit past in het kader van de discussie van vandaag, dan is dat goed. Als u zegt dat ik daar een andere vraag om uitleg over moet stellen, zal ik dat met plezier doen om de gelijkheid te creëren.
Ik wil afsluiten met te zeggen dat wij voorstanders zijn van een gelijke fiscale behandeling. Maar dan moeten we alles in rekening brengen. Vlaanderen kan hierin geen verandering aanbrengen, wel de federale overheid.
De heer Rzoska heeft het woord.
Collega’s, deze uitgebreide exposé van de heer Lantmeeters komt erop neer dat alle schuld bij de zesde staatshervorming ligt, maar gezien de fractie waartoe hij behoort, is het voor mij geen verrassing dat de zesde staatshervorming voor hem een probleem is.
Als ik de communicatie van de laatste dagen lees, denk ik dat we het er over alle partijgrenzen heen over eens zijn dat dit een anomalie is die moet worden weggewerkt.
Minister, ik besef ook wel dat de bevoegdheid niet helemaal bij u ligt maar wel aan de overkant van de straat.
Mijnheer Lantmeeters, ik zou het enigszins kunnen omdraaien. Ik dacht dat, op het moment dat we mooie parallelle regeringen hadden, een en ander vlot zou worden uitgevoerd. Maar dat blijkt steeds meer niet het geval te zijn. Ik zou kunnen verwachten dat, op het moment dat je dezelfde regeringen hebt en je langs deze kant – wat was aangekondigd en waar ook wij vragende partij voor waren – de woonbonus voor een deel aanpakt, meteen op het federale niveau alles in de juiste omstandigheden zou zijn gezet om een en ander te laten sporen. Dat blijkt nu niet het geval te zijn.
Ook mijn fractie vindt dat dit een anomalie is die moet worden weggewerkt. Wij hebben daar duidelijk over gecommuniceerd. Wij willen met die fiscaliteit van de tweede woning een heel stuk verder gaan. Maar nog eens, de discussie wordt aan de overkant van de straat gevoerd.
Minister, ik heb maar één vraag voor u. Ik vermoed dat u dit toch enigszins gaat aankaarten bij uw federale collega aan de overkant van de straat. Welke stappen hebt u al gezet? Hoe gaat u het probleem aanpakken? Ik denk dat niemand in dit halfrond ervoor gaat pleiten dat starters, jonge koppels of een jonge alleenstaande die een woning wil verwerven fiscaal minder goed af zijn en minder goed gestimuleerd worden dan iemand die al een woning heeft en die een tweede woning verwerft.
De heer Diependaele heeft het woord.
Ik zal heel kort zijn want er valt weinig toe te voegen aan wat de heer Lantmeeters heeft gezegd.
Mijnheer Rzoska, wij zijn het inderdaad eens. Wij hebben gisteren zelf ook een oproep gelanceerd om hier iets aan te doen.
Ik wou het enkel even hebben over die symmetrische regeringen. I like the way you think. Het zou inderdaad heel plezant zijn om de numerieke meerderheid van de Vlamingen altijd te laten doorwegen. Maar het is niet omdat een partij op het Vlaamse en federale niveau zit, dat dat aan de andere kant van de taalgrens ook zo is. Daar is de samenstelling iets anders. Door het bric-à-bracsysteem van de zesde staatshervorming is er toch wel enig overleg nodig, zoals ook de heer Lantmeeters zei. Maar ik heb zeer graag de manier waarop u denkt. Laat ons meteen de numerieke meerderheid van de Vlamingen op alle niveaus doorduwen. Als wij het zo willen, zal dat gebeuren en dan moeten ze in het zuiden maar volgen. Dat is de consequentie van uw woorden. (Opmerkingen van de heer Björn Rzoska)
U zult mij vergeven dat ik uw communautaire discussie even onderbreek. Vergeef mij dat ik van klak verwissel. Als u erop staat, wil ik altijd op die banken gaan zitten maar dat lijkt mij een beetje absurd. Ik zal nu spreken niet als commissievoorzitter maar als christendemocraat of CD&V’er.
Ik denk dat alle partijen, ook al zijn ze hier niet allemaal vertegenwoordigd, het erover eens zijn dat wij een anomalie vaststellen, een fiscale onrechtvaardigheid die niet de intentie was. En dit los van alle discussies of dit nu de schuld is van de zesde staatshervorming of van een al dan niet symmetrische regering of van de Mouvement Réformateur (MR), daar ga ik mij niet mee bezighouden, dat interesseert mij niet en daar heeft de burger geen enkele boodschap aan.
Alle partijen van de meerderheid en de oppositie zijn het erover eens dat we hier een anomalie hebben. Ik stel voor dat we er ons in deze commissie en daarbuiten over buigen. Het zal al moeilijk genoeg zijn om deze anomalie uit de wereld te helpen.
Onze analyse is ook dat deze problematiek zich in de eerste plaats op het federale niveau afspeelt en dat we dat daar verder zullen moeten bekijken. Ik ga geen voorafnames doen over een bevoegdheid die niet de onze is. Hoe dat daar op de beste manier kan worden aangekaart en opgelost, weet ik niet.
Alleen heb ik vernomen dat er op Vlaams vlak een aantal aspecten zijn die voor mij nog niet helemaal duidelijk zijn. De heer Lantmeeters is daar al op ingegaan, en dat heeft ook de media gehaald. Hoe zit dat nu precies? Is er ook sprake van een fiscale onrechtvaardigheid op Vlaams vlak? Zo ja, kunnen we daar dan iets aan doen? Dat lijkt me het punt dat we het best in deze commissie kunnen bespreken. De politieke boodschap is echter natuurlijk klaar en duidelijk. Ook onze partij, onze fractie vindt het niet kunnen dat zij die een gezinswoning hebben, minder voordeel zouden genieten dan zij die beschikken over bijkomende woningen en zo aan sparen en vermogensbeheer doen. Dan gaat het niet over louter woonbeleid.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Voorzitter, minister, het is inderdaad zo dat de bevoegdheid in het institutionele akkoord met betrekking tot de vermindering voor de eigen woning exclusief aan de gewesten is toegewezen. De volgende woningen zijn daar niet aan toegevoegd omdat het gaat over vermogensopbouw. Ik ga niets zeggen over de huurindex en het federale wat het vermogen betreft, maar in ieder geval was dat de redenering die toen is toegepast. Ik geef toe dat de N-VA via de heer Jambon inderdaad een amendement heeft ingediend om dat anders te bepalen, om dat te schrappen en het daadwerkelijk aan de gewesten toe te wijzen. Die staatshervorming is nu eenmaal wat ze is.
Ik wil nog even doorvragen met betrekking tot iets wat de heer Van Rompuy en de heer Lantmeeters hebben gezegd. Het gaat over die aftrek voor die tweede eigen woning. Vlaanderen is het enige gewest dat ook daarvoor in een belastingaftrek van 40 procent voorziet, in tegenstelling tot de andere gewesten. Stel dat je je domicilieert in een tweede woning. De eerste woning is dan federaal en de tweede woning wordt Vlaams voor 40 procent bevoordeeld. Ik weet niet in hoeverre dit rechtvaardig of onrechtvaardig is, maar het lijkt me inderdaad toch niet helemaal juist te zijn. Ik meen dat het inderdaad nader onderzoek verdient. Op welke manier zouden we dat beter kunnen doen?
Minister Turtelboom heeft het woord.
Voorzitter, geachte leden, de problematiek is te wijten aan de gecombineerde toepassing van de Vlaamse wetgeving en de federale wetgeving. Belastingplichtigen die een enige eigen woning kopen, vallen onder de Vlaamse regelgeving voor de eigen woning. Indien deze belastingplichtigen later nog een opbrengsteigendom kopen, zal de opbrengsteigendom vallen onder de federale regelgeving voor de niet-eigen woning. Ik wil hierbij wel benadrukken dat de beide voorbeelden natuurlijk niet onbeperkt te cumuleren zijn.
Wat de Vlaamse regelgeving voor de eigen woning betreft, is, zoals al eerder geantwoord, in eerste instantie de hervorming grotendeels beperkt gebleven tot de verlaging van de omvang van het toegekende voordeel inzake de woonbonus, dit omdat deze regering wordt geconfronteerd met moeilijke budgettaire omstandigheden. Deze aanpassing aan de Vlaamse belastingverminderingen voor het verwerven van de eigen woning is de uitvoering van het Vlaamse regeerakkoord. Dat werd dus overgekomen door de regeringspartners, zoals toegelicht, om het mooie principe van de woonbonus ook in de toekomst betaalbaar te houden.
Het voorgelegde probleem doet zich bijgevolg enkel voor met betrekking tot de woning waarin men woont. Dan valt men onder de nieuwe verlaagde woonbonus, indien de hypothecaire lening daarvoor werd afgesloten vanaf 2015. Deze categorie is op dit ogenblik nog beperkt. Uit berekeningen blijkt ook dat het maximale verschil op jaarbasis 70 euro zou bedragen ten voordele van de tweede woning. Uiteraard strookt dit – weliswaar beperkte – voordeel voor de tweede woning niet geheel met de logica van een rechtvaardig belastingstelsel. Gezien deze tweede woning onder de federale regelgeving valt, moet worden onderzocht op welke manier we de coherentie van het systeem kunnen hervormen.
De FOD Financiën is reeds op de hoogte van de specifieke situatie. Er zijn daarover ook contacten geweest tussen onze kabinetten. Ik ben het ermee eens dat we door de zesde staatshervorming toch wel vaak moeten overleggen. We hebben dit bij eerdere vragen ook al gezien. Door de zesde staatshervorming zijn er immers nieuwe situaties ontstaan, die toch nader inzicht behoeven.
Belangrijk lijkt me hier vooral het volgende: hoe kunnen we tot een oplossing komen waarbij er een coherentie is tussen de Vlaamse en de federale fiscaliteit? Ik zal zelf ook het onderzoek volledig doen wat onze Vlaamse fiscaliteit betreft, en bekijken wat daar eventueel aan moet veranderen. Die coherentie is echter echt wel van belang. In die zin ben ik het eens met wat de heer Rzoska zegt. Ook de heer Diependaele heeft echter gelijk. Er is natuurlijk de Brusselse situatie. Wij kijken nu vooral naar de coherentie tussen het Vlaamse en het federale, maar Brussel en Wallonië hebben de woonbonus niet hervormd, zodat de situatie van de drie gewesten ten opzichte van de federale overheid een andere dynamiek heeft. Dat moeten we dus echt bekijken. Ik heb het onderzoek wat ons betreft al deels gedaan, maar ik moet bekijken op welke manier ik de lijn met het federale coherent kan doortrekken, en zien waar we moeten bijsturen.
Door de bijsturing van de Vlaamse woonbonus leidt dit momenteel tot effecten waarvan men zich onvoldoende rekenschap heeft gegeven binnen het bredere kader van de vastgoedfiscaliteit. Misschien sommigen wel, misschien anderen minder. We moeten echter die coherentie van dat systeem nu opnieuw bekijken.
Op dit moment bestaan er ook wel diverse maatregelen ter stimulering van het verhuren van woningen via een sociaal verhuurkantoor. Daarover was schriftelijk ook een specifieke vraag gesteld, maar u hebt die niet opnieuw gesteld. Ik zal er alleszins op antwoorden. In de onroerende voorheffing geldt er een verlaging van het basistarief van 2,5 procent naar 1,6 procent voor de woning die via een sociaal verhuurkantoor wordt verhuurd. In de personenbelasting is er de geregionaliseerde belastingvermindering voor uitgaven gedaan voor de vernieuwing van tegen een redelijke huurprijs in huur gegeven woningen, via dat sociaal verhuurkantoor. De belastingvermindering wordt toegekend voor een periode van negen opeenvolgende belastbare tijdperken, dit tegen 5 procent van de werkelijk gedane uitgaven voor de vernieuwing tijdens elk van de belastbare tijdperken, met een jaarlijks maximum van 1140 euro of maximaal 10.260 euro voor negen jaar. Bij de renovatiepremie van het beleidsdomein Wonen bestaat er ook een aparte premie indien de woning na renovatie wordt verhuurd via een sociaal verhuurkantoor, met een maximale premie van 10.000 euro.
Samengevat, we zijn in elk geval al bezig met een grondige analyse wat de Vlaamse fiscaliteit betreft. We zijn ook al begonnen met het overleg met de federale collega’s om te bekijken hoe we de coherentie in het systeem opnieuw kunnen scherpstellen.
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb hier heel veel uitleg gehoord, vooral van de kant van de N-VA. Mijnheer Lantmeeters, ik heb u heel veel woorden horen gebruiken, wat me enigszins het gevoel geeft dat u moeite hebt om uit te leggen aan de mensen, die dit vandaag zeer abnormaal vinden, dat mensen voor een eerste woning een stuk minder fiscaal worden begunstigd dan voor een tweede en meerdere woningen. U hebt verwezen naar de zesde staatshervorming. U hebt die een janboel genoemd. Blijkbaar geeft dat u het excuus om er bij de overheveling en de hervorming van die woonbonus ook maar meteen een janboel van te maken. Het is immers door die hervorming van de woonbonus dat die anomalie, waarover vandaag iedereen het plots eens is dat ze bestaat en moet worden opgelost, is ontstaan. Als u naar iemand moet kijken, dan moet u dus vooral naar uzelf kijken, want die anomalie is ontstaan op het ogenblik dat u die woonbonus hebt hervormd.
U hebt heel veel woorden gebruikt. U hebt me ook woorden in de mond gelegd die ik niet heb uitgesproken, maar dit terzijde.
U hebt verwezen naar de vele kosten die verhuurders hebben. Ik kan u geruststellen, mijnheer Lantmeeters: ook huurders en jonge koppels die een woning willen verwerven, hebben veel kosten. Het is zelfs zo, mijnheer Lantmeeters, dat men met de maatregelen van deze regering steeds meer kosten heeft. Dat was net mijn punt, dat jonge koppels die vandaag een eerste woning willen verwerven om er zelf in te gaan wonen, het steeds moeilijker hebben om die woning te verwerven. U maakt het hen nog heel wat moeilijker. Voor wie al een woning heeft en een tweede, derde of vierde woning verwerft daarentegen, doet u dat niet. En plots ontdekt u dat daar inderdaad een anomalie zit.
U minimaliseert dat een beetje, minister, en zegt dat het over een verschil van 70 euro zou gaan. Ik denk dat dat niet helemaal klopt. Naast de premie die men kan aftrekken in het kader van langetermijnsparen, is het ook zo dat het ki geneutraliseerd wordt door de interestaftrek. In die zin is het fiscale voordeel dat gedaan wordt voor een tweede woning wel een stuk groter dan die 70 euro.
Maar het gaat niet over de bedragen, het gaat over het principe. Vindt men dat normaal? Hoe legt men het uit aan mensen die vandaag gechoqueerd zijn over het feit dat een eerste woning verwerven voor een jong koppel fiscaal een stuk minder interessant is dan voor een tweede woning? Dat is de essentie van het verhaal. Alle andere woorden die u nodig hebt gehad om het uit te leggen, mijnheer Lantmeeters, zijn excuses, praat voor de vaak, om gewoon uit te leggen dat u het waarschijnlijk ook niet het normaal vindt.
Ik heb een tip voor u, mijnheer Lantmeeters. U hebt nu symmetrische regeringen, u zit zowel in de Vlaamse als in de Federale Regering, u hebt de federale minister van Financiën. Ik zou zeggen: los het op.
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Voor 1 juli 2014 bent u het met mij eens dat de woonbonus en de fiscaliteit over de tweede, derde en vierde woning federale materie zijn. U bent het met mij eens dat de woonbonus ontstaan is in 2005. U bent het met mij eens dat de woonbonus 2280 euro was en de fiscaliteit op de tweede woning 2260 euro. U bent het met mij eens dat in 2005, toen ook uw partij in de regering zat, deze fiscaliteit tot stand is gekomen.
We hebben hier geen onrechtvaardigheid in het leven geroepen. In 2005 was de federale overheid bevoegd voor de fiscaliteit. Wat gebeurt er in 2014? Dan krijgt Vlaanderen de bevoegdheid en de verplichting om de fiscale gevolgen van de woonbonus te dragen. We hebben de discussie destijds gevoerd. De woonbonus zou voor ons 3 miljard euro kosten met zich meebrengen die onbetaalbaar waren, en daarenboven moesten we na verloop van tijd anderhalf miljard euro recurrent gaan besparen. We zijn dan tot de verstandige beslissing gekomen om de woonbonus te verlagen.
Bovendien waren er studies die zeiden dat de woonbonus eigenlijk een financiering was voor de eigenaar-verkoper. Die kwam niet ten goede van de koper, maar van de verkoper. We hebben dus een zeer sociale maatregel genomen, in het voordeel van de nieuwe koper, van de jonge gezinnen. Wij kunnen er niets aan doen dat we de bevoegdheid over de tweede, derde en vierde woning niet hebben overgekregen. Ik heb daarstraks gezegd dat we daar op dit niveau helemaal niets aan kunnen veranderen, maar dat we het wel vragen.
Gisteren was er een heel duidelijke communicatie, waarin wij als N-VA vragen dat de ongelijkheid wordt weggewerkt, maar waarin we tegelijk stellen dat we daar op dit ogenblik niet al te veel aan kunnen veranderen. U zegt dat er een parallelle regering is op federaal niveau. Wij willen daar wel gaan veranderen, maar ik ga hier vandaag niet te hard op tafel slaan, want zoals u weet, kost de woonbonus in Wallonië amper 730 miljoen euro, terwijl dat in Vlaanderen 3 miljard euro zou zijn. Misschien is Wallonië niet geneigd om mee te werken. Voor Brussel kost de woonbonus amper 140 miljoen euro. Misschien werken zij ook niet mee.
Wij willen een gelijkheid, maar dan op alle vlakken, rekening houdend met andere fiscaliteit, namelijk: de inkomsten van de tweede woning zijn wel belastbaar en die van de eerste woning zijn vrijgesteld van belastingen. Ik heb u ook gezegd dat hoe meer private verhuurders er zijn, hoe gunstiger dat ook is voor de huurders.
U doet nu uitschijnen, mevrouw Hostekint, alsof wij de fiscaliteit bevoordeligd hebben voor de tweede woning. Neen, die is gewoon hetzelfde gebleven. Wij kunnen daar niets aan veranderen. Straks doet u mij nog zeggen dat ik dat normaal vind. Neen, ik vind dat niet normaal. Wij vragen de afschaffing van de ongelijkheid, maar die ongelijkheid moet in al haar delen bekeken worden. Als we met de zesde staatshervorming de volledige fiscaliteit van alle gebouwen en woningen hadden meegekregen, hadden we vandaag kunnen zeggen dat we dat allemaal zouden veranderen. Maar we kunnen dat helaas niet. Leg me dus alstublieft geen woorden in de mond en bekijk de getallen zoals ze zijn. Bekijk de hele fiscaliteit.
Het gaat inderdaad om 2260 euro woonfiscaliteit, met de interesten die daarin worden verrekend, maar dat is allemaal federale materie. Vlaanderen heeft inderdaad nog een klein gedeelte om fiscaal in te grijpen, namelijk die 40 procent van de interesten. En daarvan hebben we aan de minister gevraagd om te doen wat ze kan, maar om er ook voor te zorgen dat dat in een geheel past, in het voordeel van de jonge gezinnen – want zo hebben we de woonbonus destijds berekend – maar zonder aan paniekvoetbal te doen en heel eenvoudige maatregelen te treffen die voor een blokkering van de huurmarkt en de verkoopmarkt zorgen, want dat willen we ten koste van alles vermijden. We vragen een gelijkheid.
Ik denk dat u niet aan het juiste adres bent om ons die ongelijkheid te verwijten. Die fiscaliteit hebben wij niet in het leven geroepen. Dat is op federaal vlak gebeurd, enige tijd geleden. U moet ons niet verwijten dat wij dat nu niet kunnen veranderen.
De heer Van den Heuvel heeft het woord.
Ik was niet van plan om het woord te nemen, maar sommige mensen zijn zo lang aan het woord, om machteloos door het leven te stappen. Het probleem is relatief eenvoudig. De zwartepiet moet niet altijd doorgeschoven worden van het ene naar het andere niveau. de heer Van Rompuy heeft daarnet wijze woorden gesproken.
De zesde staatshervorming is er gekomen, mijnheer Lantmeeters, omdat uw partij is gaan lopen toen het te heet werd in de keuken. (Opmerkingen)
Dan hadden wij hier nu niet kunnen spreken over de woonbonus op Vlaams niveau. Dan hadden we rond het woonbeleid geen mooi pakket gekregen. Dan hadden we op Vlaams niveau geen pakket over Werk, de doelgroepenkortingen en het arbeidsmarktbeleid gekregen. Dat is de waarheid.
Had de fiscaliteit rond de tweede woning beter op het Vlaamse niveau gezeten? Daar kunnen we over discussiëren. Dat was voor onze partij zeker geen probleem geweest, maar dat was in die context blijkbaar niet haalbaar. We kunnen dat allemaal betreuren, maar dat maakt nu de zaak in Vlaanderen niet. Het is een duidelijk probleem. Laat ons dat achterhoedegevecht over de zesde staatshervorming nu achterwege laten. Laten we ermee stoppen om dat vooral te onpas op te voeren als een argument om niets te doen. We hebben gelukkig een wijze regering gehad om die woonbonus aan te passen. Dat is een heel wijze beslissing geweest.
Laten we er nu samen werk van maken, de drie Vlaamse partijen in die Federale Regering, om dat probleem op te lossen. Dat is de enige boodschap die de Vlaming wil. Laat ons daar gezamenlijk aan werken en laat ons ophouden om altijd elkaar te verwijten wat enkele jaren geleden beter had gekund. Laten we het probleem oplossen. U hebt daarvoor de minister in de cockpit zitten. Wij zullen hem als partij ondersteunen in zijn onderneming om die anomalie op te lossen. Laat ons daarin een positief verhaal brengen.
De heer Diependaele heeft het woord.
Ik was niet van plan om het woord te vragen. Maar mijnheer Van den Heuvel, alstublieft, de verzuring is duidelijk van partij veranderd. Ik zal zelfs niet ingaan op uw betoog.
Het probleem was gekend, dat heeft mevrouw Partyka daarnet zeer grootmoedig toegegeven. Er was een amendement van Jan Jambon om het probleem toen al aan te pakken. Er was dus fundamenteel een probleem, een potentiële onrechtvaardigheid in die zesde staatshervorming ingebouwd. Maar eigenlijk gaat de discussie daar niet over. De discussie gaat, zoals mevrouw Hostekint ze wil sturen, over de vraag of de aanpassingen aan de woonbonus die de Vlaamse overheid gedaan heeft, al dan niet terecht waren. We zijn nog maar tweeënhalf maanden verder. We zullen nog zien. We kunnen daar nog niets met zekerheid over zeggen. Maar de signalen die ik zie, is dat de angst en de onzekerheid op de woningmarkt, die jullie hebben aangekondigd, er niet gekomen zijn. Die crisis op de woningmarkt is er niet.
Het feit dat we de woonbonus nu hebben aangepast, was de beste beslissing die de Vlaamse overheid kon nemen. Het was het ideale moment om dat te doen. Ik hoor dat we potentiële luchtbellen hebben vermeden op de woningmarkt. Het probleem met de woonbonus was dat die eigenlijk meer ten goede kwam aan de eigenaars dan aan de jonge gezinnen, waar u van spreekt, mevrouw Hostekint. Studies tonen aan dat de woonbonus doorgesluisd werd naar de eigenaars. Dat wordt bewezen door de gigantische prijsstijging van de laatste tien jaar op de woningmarkt. De woonbonus kwam dus niet terecht bij de mensen waar u het voor wilde doen, en zeer terecht trouwens, want daar willen wij het ook voor doen.
Door de lage rente, de lage olieprijzen, de inflatie en dergelijke meer, was dit het ideale moment om die maatregelen te nemen. We hebben daar een goede keuze mee gemaakt. De crisis op de woningmarkt, die jullie hebben aangekondigd, komt er niet. Dat is de echte discussie.
Over de zesde staatshervorming, wil ik gerust flauw doen, hoor, maar als u nu nog niet inziet dat er een paar problemen inzitten, die voor een deel voorspeld waren, dan bent u ziende blind.
De heer Rzoska heeft het woord.
Voorzitter, u hebt daarnet met uw andere pet op, zeer terecht gezegd dat er een probleem is opgedoken, en dat we dat gewoon moeten oplossen. Dat is in het belang van iedereen. Iedereen is het daarover eens.
Ik ben het ook eens met de heer Van den Heuvel dat het doorschuiven van die zwartepiet, namelijk dat we het hadden moeten weten want er was wel degelijk op gewezen, ons geen stap verder brengt. Er is inderdaad een onrechtvaardigheid. Mijnheer Diependaele, u hebt gelijk, en de heer Lantmeeters heeft ernaar verwezen, dat er onverdachte studies waren, en er nog steeds zijn, die zegden dat die woonbonus vooral ten goede kwam aan de verkoper en veel minder aan de koper. Als iedereen eens terugkijkt naar zijn campagne en zijn campagne-instrument, dan heeft elke partij voorstellen gelanceerd om de woonbonus te hervormen. Dat is ook logisch gezien het feit dat het systeem voor een deel zijn doel voorbijschoot. Daar zijn we het over eens.
Collega’s, in plaats van die zwartepiet rond te sturen, laten we een groot en wijs staatsman als gids nemen: als een probleem zich stelt, los het dan gewoon op.
De heer Crombez heeft het woord.
De heer Diependaele zei daarstraks dat hij niet verder zou ingaan op de zesde staatshervorming, een beetje op uitnodiging van de heer Van den Heuvel, maar hij eindigde er weer mee.
Mijnheer Lantmeeters, ik ben altijd heel blij als collega’s heel lang het woord krijgen. Ik denk dat wij uw uiteenzettingen moeten publiceren. De lange lijst van redenen die worden aangehaald, waarmee de N-VA in Vlaamse materies bevoegdheden krijgt, en waarbij ze het zo jammer vinden dat ze daar niet meer hun best kunnen doen, is echt iets dat moet worden gepubliceerd. U somt dat goed op. U hebt het in 90 procent van uw uiteenzetting over andere dingen gehad dan over de discussie die we hier voeren, terwijl de meeste mensen redelijk positief zijn geweest. Er is een kernprobleem, namelijk dat er op dit moment een onrechtvaardigheid bestaat.
U wilt nu de indruk wekken dat we veel bevoegdheden hebben gekregen, en dat er bij iedere staatshervorming nog discussies zijn, maar als we niet het goede kunnen doen en er onrechtvaardigheden zijn, is dat de schuld is van de samenstelling van het federaal parlement. Dat is om te lachen. U krijgt de kinderbijslag, maar u indexeert hem niet, dus u betaalt die niet volledig uit. Dat heeft wellicht iets te maken hebben met de samenstelling van het federaal parlement. Wat hoger onderwijs betreft, hebt u als benchmark Wallonië genomen waar het hoger onderwijs duurder was. U hebt die bevoegdheid en hebt het duurder gemaakt in Vlaanderen. Dat begint op de duur belachelijk te worden.
Stel u eens voor dat iemand van de N-VA de Vlaamse Regering zou leiden. Ik denk dat die met de bevoegdheden die hij heeft, zo veel mogelijk het juiste en het correcte zou doen. Op een dag zal dat ooit wel eens gebeuren. Maar die ellenlange lijst van opsommingen, van alles wat u doet en dat goed loopt, dat zo is dankzij u, en van alles wat fout loopt, en dit loopt fout, ... Natuurlijk is dat onrechtvaardig, niet vanwege al uw andere voorbeelden naast de kwestie die u hebt gegeven. Natuurlijk is dat onrechtvaardig! Bij mijn weten was iedereen het er tot nu toe over eens dat deze situatie onrechtvaardig is. Punt aan de lijn. Put u dan niet uit – ik denk dat u daar zelfs een punt hebt – in het feit dat de huidige federale minister van Financiën redelijk onmachtig is om het juiste te doen. Als ik u was, zou ik me daar niet in uitputten. Wij doen dat niet, maar er is inderdaad iets voor te zeggen. (Opmerkingen van de heer Jos Lantmeeters)
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Ik ben een groot voorstander van de uitspraak: wat we zelf doen, doen we beter. Maar ik vrees dat dat in dit geval niet zo is. We hebben er geen antwoord op gekregen in Vlaanderen. Als men een tweede woning betrekt als hoofdverblijfplaats, dan geldt die aftrek van 40 procent een tweede keer er bovenop. De eerste woning is een andere bevoegdheid. Als men die tweede woning in Vlaanderen betrekt als hoofdverblijfplaats, krijgt men opnieuw een aftrek van 40 procent op de intresten. Dat lijkt me eerlijk gezegd niet juist. Eigenlijk doen we in Vlaanderen hetzelfde voor de tweede woning.
Ik heb in mijn antwoord gezegd dat we alles moeten bekijken in het licht van het debat dat we vandaag hebben, van wat we op Vlaams niveau doen en de coherentie met het federale niveau. Ik heb op dat punt geantwoord met te zeggen dat we de Vlaamse woonbonus hebben en het federale langetermijnsparen. De situatie is inderdaad een gevolg van de zesde staatshervorming, maar daardoor hebben we ook meer bevoegdheden in de woonfiscaliteit. Dat is ook goed. Nu moeten we, op basis van het probleem dat zich stelt, de coherentie bekijken.
De heer Diependaele heeft het woord.
Het punt van mevrouw Partyka begrijp ik niet: een tweede eigen woning.
Als iemand zijn tweede woning betrekt als hoofdverblijfplaats, dan wordt dat de niet eigen woning en dan geldt er een aftrek van 40 procent. Dat is niet rechtvaardig. Gaat u daarmee akkoord? (Opmerkingen van minister Annemie Turtelboom)
Wie wenst er nog een punt te maken in deze materie? Anders zet ik nog één keer mijn pet af.
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Voorzitter, ik dacht dat het laatste woord voor de vraagsteller is.
Ik bevestig wat ik daarstraks al gezegd heb. Men put zich uit in heel veel woorden. Ik vind de heer Van den Heuvel een stuk efficiënter in wat hij heeft gezegd. Mijnheer Lantmeeters en mijnheer Diependaele, het blijft natuurlijk een feit dat de anomalie ontstaan is op het moment dat de woonbonus hier werd hervormd. U hebt de woonbonus hervormd. U hebt dat gedaan op de manier die u het beste leek. U hebt ervoor gekozen om niet de onrechtvaardigheid weg te werken die er bestaat ten opzichte van alleenstaanden en eenoudergezinnen. U hebt ervoor gekozen om dat op die manier te doen dat het vandaag voor een koppel starters fiscaal minder interessant is om een woning te verwerven dan dat het geval is voor een tweede woning.
U kunt daar heel veel woorden aan spenderen, u kunt dat op heel veel manieren proberen uit te leggen, maar het blijft voor mij onuitlegbaar. Ik denk dat dat voor heel veel Vlamingen geldt. U zegt: wij hebben de minister van Financiën, maar wij kunnen dat niet veranderen op dit ogenblik. Dat zal een grote ontgoocheling zijn voor al die Vlamingen die hadden gehoopt dat de grote verandering van jullie zou komen.
Mijnheer Lantmeeters, mijnheer Diependaele, ik denk dat jullie dit niet kunnen uitleggen. Jullie zeggen dat we de private huurmarkt niet mogen verzwakken. Ik ben het daarmee volstrekt eens. Ik ben de grootste pleitbezorger van de versterking van die private huurmarkt. Hoe gaan jullie die private huurmarkt versterken door het loutere feit dat jonge starters bij het verwerven van een eigen woning een kleiner fiscaal voordeel krijgen dan mensen die een tweede of derde woning of meerdere woningen kopen? Dat houdt geen steek.
Ik heb een kamerbreed pleidooi gehoord om het probleem aan te pakken. Iedereen is het erover eens dat het huidige systeem onrechtvaardig is. Mijnheer Lantmeeters, mijnheer Diependaele, jullie staan ook op het federale niveau aan het roer. Welnu, los dit probleem op want de mensen begrijpen dit – terecht – niet.
De vraag om uitleg is afgehandeld.