Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën en Begroting
Verslag
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Voorzitter, minister, mijn vraag gaat over een eenvoudiger probleem dan ik in mijn vorige vraag aankaartte. De vraag is vanuit de praktijk naar voren gekomen en ze gaat enkel en alleen over een aangifteformulier dat momenteel op de website van VLABEL kan worden geraadpleegd en moet worden ingevuld. Dat online contactformulier voor de aangifte van een nalatenschap is louter een fiscaal formulier. De enige bedoeling van de aangifte is te achterhalen hoeveel successierechten moeten worden betaald. Alle vragen wijzen ook in die richting.
Het aangifteformulier bevat echter een zeer gevaarlijke passage. Op pagina 6 moet de belastingplichtige aanklikken of de inkorting gevraagd werd of niet. Alle vragen op het formulier hebben een fiscaal gevolg; de inkorting vragen of niet heeft echter geen enkel fiscaal gevolg. Het is niet omdat inkorting wordt gevraagd dat minder of meer successierechten moeten worden betaald. Bepaalde rechtspraak stelt dat elk formulier dat wordt ingevuld met betrekking tot successierechten burgerrechtelijke gevolgen met zich kan brengen. Ik kan me perfect voorstellen dat mensen die met een overlijden worden geconfronteerd en binnen vier maanden de aangifte van nalatenschap moeten doen via dat onlineformulier, op dat ogenblik nog niet weten wat inkorting is of misschien wel weten wat het is, maar nog niet weten of ze die inkorting moeten inroepen of niet.
Het aanvinken van die vraag heeft echter burgerrechtelijke gevolgen. Wie aanvinkt dat hij geen inkorting vraagt, kan later op basis van dat antwoord in zijn rechten worden beknot.
Momenteel wordt vanuit de rechtspraktijk de oproep gelanceerd om die vraag niet in te vullen. Sommige mensen zullen dan ook niet op die gevaarlijke vraag antwoorden omdat ze hun rechten willen vrijwaren. Andere mensen zijn misschien nog geëmotioneerd of weten niet wat ze moeten doen; ze kunnen dan eventueel een verkeerd antwoord geven.
Minister, gaat u akkoord dat de vraag met betrekking tot de inkorting een louter juridische, en geen fiscale betekenis heeft? Bent u het ermee eens dat die vraag eigenlijk geen enkel gevolg heeft voor de berekening van de successierechten?
Indien u van oordeel bent dat er geen fiscale repercussies zijn, kunt u er dan mee instemmen dat die passage wordt verwijderd? Of zijn er redenen waarom u de betrokken vraag toch op het aangifteformulier wilt behouden?
Indien u meent dat de vraag niet kan worden geschrapt of gewijzigd, kunt u dan akkoord gaan met de toevoeging dat de genoemde vraag met betrekking tot de inkorting niet inhoudt dat de inkorting later niet meer kan worden gevraagd en dat het invullen van de keuzemogelijkheid geen rechtsgevolgen met zich brengt? Om welke redenen zou u de toevoeging eventueel niet opnemen?
Minister Turtelboom heeft het woord.
De inkorting die door de reservataire erfgenamen wordt gevraagd kan betrekking hebben op twee soorten giften: schenkingen onder levenden en legaten. De inkorting van legaten heeft wel degelijk een invloed op de berekening van de erfbelasting. Indien de inkorting werd gevraagd, worden de legatarissen bij die berekening immers belast op hun ingekorte legaat. Het ingekorte gedeelte wordt bij het belastbare aandeel van de betrokken reservataire erfgenaam geteld.
Het klopt dat de inkorting van schenkingen onder levenden geen invloed heeft op de berekening van de erfbelasting. Er moet echter uitzondering worden gemaakt voor schenkingen die op grond van een fictiebepaling van de fiscale wet als legaat worden beschouwd. Als dergelijke schenkingen worden ingekort, worden de fiscaal fictieve legatarissen belast over het ingekorte bedrag van het legaat en wordt het ingekorte gedeelte bij het belastbare aandeel van de betrokken reservataire erfgenaam geteld.
De vraag op het formulier met betrekking tot de inkorting is dus wel degelijk relevant voor de correcte berekening van de erfbelasting. De inkorting van legaten die het beschikbare deel overschrijden vindt niet van rechtswege plaats en moet door de reservataire erfgenamen worden gevraagd. De administratie kan de inkorting dus niet ambtshalve toepassen. De aangevers moeten dus in de aangifte vermelden of ze al dan niet inkorting van de legaten vragen. Indien de inkorting op het ogenblik van de indiening van de aangifte niet of nog niet werd aangevraagd, dan wordt de erfbelasting berekend zonder rekening te houden met de mogelijke inkorting. Dat belet niet dat de inkorting later nog kan worden aangevraagd. Gaat het om de inkorting van legaten of van schenkingen die fiscaal-fictief als een legaat worden beschouwd, dan heeft die latere inkorting repercussies op de berekening van de erfbelasting. De latere aanvraag van de inkorting wordt beschouwd als een nieuwe gebeurtenis, namelijk een verandering in de devolutie, die aanleiding geeft tot de indiening van een nieuwe aangifte en tot de herberekening van de erfbelasting, rekening houdend met de inkorting.
De heer Lantmeeters heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord, maar ik kan er niet mee akkoord gaan want uw antwoord is tegenstrijdig.
Op het formulier zoals het nu op de website staat, wordt enkel gevraagd of de inkorting werd gevraagd of niet. Er wordt niet gevraagd van wie of voor hoeveel. Uit het invullen van die vraag kan dus geen eventuele wijziging in de berekening van de successierechten worden afgeleid.
Er is zelfs geen ruimte om toelichting te geven bij het antwoord. Het is dus onmogelijk dat er repercussies zijn voor de successierechten.
Indien later alsnog inkorting wordt gevraagd, dan moet een nieuwe aangifte worden gedaan en dan moet worden aangegeven dat de vorige aangifte niet correct was en nu door een nieuwe, juiste wordt vervangen. Dan blijkt immers dat de inkorting werd gevraagd en eventueel werd verkregen en dan zal de nieuwe legataris zich bekendmaken. Hij of zij zal dan worden gevraagd de successierechten te betalen. Uw antwoord is dus tegenstrijdig.
U zegt dat het antwoord gevolgen heeft met betrekking tot de successierechten. Dat kan niet, want mocht dat zo zijn, dan kan de aangifte later ook niet meer worden gewijzigd. Door het feit dat later een nieuwe aangifte zal worden gedaan, wordt het antwoord op de eerste vraag met betrekking tot de inkorting overruled. Dat is niet nodig. Indien de inkorting later wordt gevraagd, zal een nieuwe aangifte worden gedaan. Het eerste aangifteformulier heeft dan geen rechtsgevolgen.
U antwoordt dus eigenlijk dat u de vraag behoudt. Ik vraag dat aan het aangifteformulier wordt toegevoegd dat het beantwoorden van de desbetreffende vraag geen juridische gevolgen met zich zal brengen en dat in de toekomst steeds de inkorting alsnog zal kunnen worden gevraagd. Er zijn mensen die een fout maken door die vraag in te vullen, omdat ze niet weten wat inkorting is of omdat ze later tot de vaststelling komen dat ze toch nog inkorting moeten vragen, terwijl ze niet wisten dat ze dat konden doen.
In het handboek Successierechten 2012-2013 van Decuyper en Ruysseveldt staat: “Indien de erfenisaangifte geen melding nopens de inkorting bevat, moet de ontvanger hieromtrent het standpunt der erfgenamen vragen.” Dat gaat over uw opmerking dat het formulier een vraag bevat met betrekking tot de inkorting, maar dat hieraan geen bedrag kan worden toegevoegd.
Ik citeer verder: “Indien de erfgenamen in de erfenisaangifte vermelden dat een inkorting gebeurde, zijn ze hierdoor definitief gebonden en een latere wijziging zal als een overdracht onder levenden beschouwd worden waarop in principe registratierechten verschuldigd zijn. Noteren we terloops dat de fiscus geen genoegen kan nemen met inkortingen die niet overeenkomstig de burgerlijke wet zijn verricht”. Dat is ook wel logisch. Dus sowieso moet worden gevraagd of een inkorting is gebeurd of niet en eigenlijk moet de belastingplichtige dat ook meedelen.
Ik wil onderzoeken of het een optie is om het bedrag, of beter gezegd de toevoeging waarnaar u verwijst, op het aangifteformulier te vermelden.
Minister, u verwijst naar professor Ruysseveldt. Hij beweert nu net dat het antwoord rechtsgevolgen met zich brengt. Als de belastingplichtige aangeeft dat geen inkorting werd gevraagd, dan doet hij volgens professor Ruysseveldt definitief afstand van zijn recht om alsnog inkorting aan te vragen, zelfs indien later blijkt dat hij te weinig heeft gekregen uit de nalatenschap. Soms komt het reservataire gedeelte van een nalatenschap pas naderhand vast te staan en blijkt daarbij dat de belastingplichtige inkorting had moeten vragen. Hij heeft zijn aangifteformulier echter reeds onder tijdsdruk ingevuld en die aangifte heeft rechtsgevolgen.
Ik stel voor dat we zeker nagaan of aanpassingen kunnen of moeten gebeuren en of alles in overeenstemming is met de wetgeving.
De vraag om uitleg is afgehandeld.