Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
Mevrouw Hostekint heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, de huurovereenkomst voor een sociale huurwoning in Vlaanderen is momenteel van onbepaalde duur. De opzegtermijn voor de huurder is normaliter drie maanden, tenzij het gaat om een bewoner die zou worden opgenomen in een woonzorgcentrum of in een voorziening met residentiële opvang voor personen met een handicap. In die gevallen geldt een opzegtermijn van een maand. Dat is een goede zaak en het is in de vorige legislatuur gewijzigd om ervoor te zorgen dat mensen die vaak heel lang op een wachtlijst staan voor een woonzorgcentrum, snel kunnen vertrekken zonder een dubbele kost te hebben.
Het probleem is dat de sociale huisvestingsmaatschappij (SHM) die woning opnieuw zo snel mogelijk wenst te verhuren aan iemand anders en het probleem zich eigenlijk een beetje verlegt. Iemand die op de private huurmarkt huurt en naar zo’n sociale woning kan gaan, moet vaak snel beslissen en krijgt dan dubbele huur te betalen. Voor die persoon is dat vaak niet evident, gelet op het inkomensprofiel dat vaak op die private huurmarkt aanwezig is.
Minister, deze vraag wordt eigenlijk op het terrein gesteld. Ik merk dat de SHM’s hier allemaal een beetje op een eigen manier mee omgaan. Ik begrijp dat de SHM’s de leegstaande woningen zo snel mogelijk opnieuw willen laten betrekken. De private huurder moet echter snel beslissen. Indien hij de woning niet aanvaardt, geldt dit immers als een weigering en dreigt hij opnieuw aan het einde van de wachtlijst terecht te komen.
Bestaat er een of andere richtlijn? Bent u zich bewust van het probleem van de dubbele huurlast? Hoe kunnen we hiermee omgaan? Bestaat er een richtlijn voor de SHM’s of bent u bereid een dergelijke richtlijn uit te vaardigen? We zouden, bijvoorbeeld, kunnen werken met een vorm van afbetaling om de lasten voor de huurder wat te verlichten.
Mevrouw Christiaens heeft het woord.
Voorzitter, de problematiek werkt, zoals daarnet is geschetst, in twee richtingen. Enerzijds wil de SHM het pand zo snel mogelijk opnieuw verhuren. Dat is logisch. De SHM wil het pand verhuren aan de eerstvolgende op de lijst. Als dat een private huurder is die aan een privaat huurcontract is gebonden, zitten we natuurlijk met een probleem. Anderzijds wil de verhuurder dat zijn contract wordt gerespecteerd en dat de wet wordt nageleefd. Hij wil immers geen inkomstenverlies lijden.
We bevinden ons hier in een patstelling. De SHM moet misschien op de huur wachten en de private verhuurder komt in onzekerheid terecht. Als de huurder naar een sociale woning kan verhuizen, stelt hij zich vragen over de opzegvergoeding en de opzegtermijn. In het net geschetste geval gaat het voor de huurder dan weer om een dubbele uitgave.
Minister, ik vraag me af hoe vaak dit eigenlijk gebeurt. Dit blijkt een vraag van het werkveld te zijn. Bestaan daar cijfergegevens over? Het lijkt me niet dadelijk een situatie waarmee we dagelijks worden geconfronteerd. Ik wil het probleem zeker niet minimaliseren.
Als er een regelgeving met betrekking tot de soepelheid van de SHM’s zou zijn, zou ik dat zeker kunnen ondersteunen. We moeten echter nagaan of de situatie zich in de praktijk effectief zo vaak stelt dat er nood aan bijkomende richtlijnen of regelgeving is. We moeten zeker naar de soepelheid van de SHM’s kijken. We mogen dit niet opnieuw in de richting van de private huurders schuiven. Zij hebben ook nood aan zekerheid in verband met de uitvoering van hun rechten.
Minister Homans heeft het woord.
Voorzitter, ik zal eerst op de bijkomende vraag antwoorden. Het gebeurt niet zo vaak. Dit betekent niet dat het niet gebeurt. Het is echter geen gigantisch groot probleem.
Mevrouw Hostekint, u hebt terecht vermeld dat deze maatregel tijdens de vorige legislatuur is genomen. U hebt dit zelf geschetst. Iemand die vanuit een sociale woning naar een woonzorgcentrum of een gehandicaptenvoorziening kan verhuizen, heeft slechts een opzegtermijn van een maand.
Tijdens het debat in de commissie is toenmalig minister Van den Bossche op het ontbreken van begeleidende maatregelen gewezen. Toen is gesteld dat de invoering van de maatregel impliceert dat een SHM onmiddellijk of zeer snel iemand in de woning zou moeten plaatsen om geen inkomstenverlies te lijden. Ik sta absoluut achter de maatregel die toenmalig minister Van den Bossche heeft genomen, maar ik heb toen ook terecht aangekaart dat er geen flankerend beleid was. Die begeleidende maatregelen moesten de door u net geschetste problemen voorkomen. Los daarvan, vind ik dat het allemaal een klein beetje wordt overdreven. Het gebeurt niet zo vaak. Elk geval is natuurlijk een geval te veel.
Volgens u moet een nieuwe huurder die uit de private markt komt dikwijls een opzegtermijn van drie maanden respecteren. Dit klopt, maar u kunt van mij niet vragen dat ik de private verhuurders vraagt van die opzegtermijn af te zien. Dat kan en zal ik niet doen.
Ik wil er nog op wijzen dat de gemiddelde inhuurperiode voor een SHM zes tot acht weken bedraagt. Pas dan is de woning klaar. Het gaat dan ook niet om drie maanden huur. De betrokkene die naar een woonzorgcentrum of zo verhuist, moet eerst een opzegtermijn van een maand respecteren. Vervolgens heeft de SHM gemiddeld nog zes tot acht weken nodig om de woning wat op te frissen en instapklaar te maken. Dit betekent dat een zwakke huurder uit de private sector die een sociale woning kan betrekken geen drie maanden huur meer moet betalen.
Gezien de huidige financiële situatie, ben ik ervan overtuigd dat de SHM’s het zich niet kunnen permitteren een aantal weken huur te laten vallen. We moeten hier pragmatisch mee omspringen.
Op het lokale vlak zijn er veel mogelijke oplossingen. Ik heb er een kort verleden als voorzitter van de SHM Woonhaven en als voorzitter van een OCMW op zitten. Ik heb daar gemerkt dat we dergelijke gevallen op een heel pragmatische manier konden oplossen. Zo konden we het OCMW aan de SHM de borg laten betalen. Op die manier viel deze financiële last weg voor de huurder die van een private huurwoning naar een sociale woning verhuisde. Er is ook de mogelijkheid bepaalde maanden van de huur in dergelijke gevallen in schijven te laten betalen. Ik wil er trouwens ook op wijzen dat een huurwaarborg in de private sector, maar ook bij de SHM’s, meestal wordt gebruikt om de laatste maanden huur te betalen. Als we de lokale actoren zo veel mogelijk borg kunnen laten staan voor de huurders die van de private huurmarkt naar de sociale huurmarkt gaan, zouden we al een klein probleem kunnen oplossen. Aangezien er een zekere borgstelling is, hoeven ze de borg immers niet opnieuw te betalen.
Verder is er natuurlijk nog de mogelijkheid dat de betrokken huurder zelf een nieuwe huurder zoekt.
Ik weet dat dit niet simpel is. We moeten er ook niet per definitie van uitgaan dat elke private huurder sowieso de opzegtermijn van drie maanden uitdoet en moet uitdoen. Misschien heeft er zich ondertussen wel al een nieuwe huurder aangeboden. Ik zeg niet dat het veel voorkomt, maar dat mogen we in principe niet uitsluiten.
Mevrouw Hostekint, ik ben het ermee eens dat u deze problematiek aankaart. Ik wil het niet te veel uitvergroten, want het is niet zo’n groot probleem. Elk geval is er wel een te veel. Ik zie een grote verantwoordelijkheid bij de lokale besturen die dit ook opnemen. Ik wijs nogmaals op de gemiddelde inhuurperiode van zes tot acht weken, dus geen drie maanden. Tot slot blijf ik het jammer vinden dat tijdens de vorige legislatuur deze maatregel is uitgewerkt zonder dat er begeleidende maatregelen zijn genomen voor de problemen waar toen ook op is gewezen. De maatregel is wel een goede maatregel.
We zijn het daarover eens. De opzegtermijn van een maand voor iemand die naar een woonzorgcentrum gaat, is een maatregel waar we allemaal achter staan. Het is mijn bedoeling dat er op een andere manier wordt omgegaan met de opzegtermijn.
Om een zekere eenvormigheid te krijgen, is het misschien niet slecht om een richtlijn of een advies te geven hoe de SHM’s daar het beste mee omgaan en een zekere soepelheid aan de dag te leggen. Ze kunnen bijvoorbeeld toelaten dat er in schijven wordt betaald. In een van de SHM’s die ik contacteerde, gebeurde dat ook. Het is voor de private huurder niet zo evident. Als iemand de opzegtermijn op de private huurmarkt moet uitdoen en direct moet beslissen, dan is er een zeker risico verbonden als hij niet ingaat op het aanbod van de sociale huisvestingsmaatschappij. Dat is de dubbelheid waarmee sommige huurders worden geconfronteerd. Ik zou een richtlijn of advies niet slecht vinden om SHM’s aan te zetten tot enige soepelheid in dergelijke gevallen.
Ik ben blij te horen dat het niet zo vaak voorkomt, maar elk geval is er een te veel. Het antwoord van de minister is dat dit soepel en pragmatisch moet worden opgelost. Dat is de juiste manier om hiermee om te gaan, ad hoc geval per geval oplossen.
Mevrouw Hostekint, ik ben het eens met uw suggestie. Ik zal aan de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen vragen om een soort eenvormige richtlijn voor alle SHM’s te ontwikkelen. Ik kan me wel niet voorstellen dat een SHM bereid is om weken inkomsten te laten vallen. Ik ben het er wel mee eens dat er uniformiteit moet zijn: elke SHM moet er op dezelfde manier mee omgaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.