Verslag vergadering Commissie voor Wonen, Armoedebeleid en Gelijke Kansen
Verslag
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik heb mijn vraag gesteld in tempore non suspecto en dus voor de discussie over discriminatie bij de dienstenchequebedrijven.
In de commissie hebben we het al vaak gehad over het recht op wonen, wat op sommige vlakken toch wel een beetje bedreigd schijnt te zijn. We hebben het ook gehad over de moeilijke situatie op de huurmarkt waar er een verstoorde vraag en aanbod is. Dat maakt dat er keuzemogelijkheden zijn voor de aanbieder van een woning wat een voedingsbodem kan zijn voor negatieve selectie en eventueel zelfs discriminatie.
De diversiteitsbarometer 2014 van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding (CGKR) geeft aan dat er aanwijzingen zijn voor die twee mechanismen. De studie kwam er op initiatief van de federale minister van Gelijke Kansen en de drie regionale ministers van Wonen. Zowel discriminatie naar vermogen, leeftijd, handicap, geslacht en raciale criteria komen aan bod. Discriminatie kan op elk moment van het verhuurproces aan bod komen: bij het plaatsen van een advertentie, bij de contactname door een kandidaat-huurder, bij het huisbezoek door de kandidaat-huurder, en bij het tekenen en uitvoeren of verbreken van het huurcontract. De verhuurder of makelaar bepaalt zijn strategie van discriminatie verschillend naargelang de fase van het proces en de uit te sluiten doelgroep. De studie wijst uit dat men weet dat discriminatie oneerlijk is en bovendien onwettelijk. Doorheen het hele proces zijn er echter mogelijkheden genoeg om bepaalde groepen te weren of anderszins ongelijk te behandelen. De studie wijst uit dat meer dan 30 procent van de advertenties voor huur reeds in de advertentie direct of indirect discrimineren. Wanneer er direct contact genomen wordt met de eigenaar, stelt men vast dat vrouwen die een uitkering genieten, Marokkaanse en Turkse mannen en in mindere mate, mindervaliden en alleenstaande moeders gediscrimineerd worden. De studie geeft ook enkele aanbevelingen. Een concreet voorbeeld zijn steekproeven maar er worden ook veel andere suggesties gedaan.
Minister, hoe wilt u de in deze studie aangehaalde discriminatie op de huurmarkt aanpakken? In welke mate zult u de aanbevelingen in dit rapport gebruiken om discriminatie op de huurmarkt tegen te gaan? Welke concrete maatregelen stelt u voor? Kan een gedragscode opgesteld voor en in samenspraak met de sector een eerste stap zijn?
De heer Engelbosch heeft het woord.
Voorzitter, ik sluit me graag aan bij de vraag van de collega, want ook wij zijn bezorgd over de resultaten van verschillende studies over discriminatie op de woninghuurmarkt. Er is trouwens ook een Europese studie over de discriminatie van holebi’s. Ook het steunpunt Wonen heeft voor alleenstaande moeders en vreemdelingen ook bepaalde bezorgdheden geuit.
Discriminatie kan niet, ook niet voor onze fractie. We willen het probleem absoluut niet minimaliseren, maar toch wel nuanceren. De lijn tussen selectie en discriminatie is vrij dun en blijkbaar soms te dun. Ik ben vastgoedmakelaar, ik ben homo en ik heb al heel vaak homokoppels geweigerd en men kan mij heel moeilijk verdenken van discriminatie van holebi’s. Ik haal dit als voorbeeld aan om te zeggen dat er vaak heel andere redenen zijn dan dat de persoon in kwestie denkt. In die zin moeten we opletten met te snel te spreken over discriminatie.
Ik wil ook wijzen op de inspanningen die de vastgoedsector de laatste jaren heeft gedaan. Er zijn heel wat informatiecampagnes geweest voor vastgoedmakelaars. Heel wat particulieren die bij een kantoor terechtkomen, zijn zelf vragende partij, vaak uit onwetendheid en negatieve vooroordelen die eigenlijk altijd te maken hebben met de angst dat een huurder niet zal kunnen betalen en niet zozeer met discriminatie op basis van de huidskleur. Niemand gaat een alleenstaande vrouw discrimineren omdat ze een alleenstaande vrouw is. De discriminatie is vooral gebaseerd op de angst dat die mevrouw haar huur niet kan betalen. Dat is het probleem.
We moeten het debat dus nuanceren. Misschien ligt de oplossing in een kader voor selectiecriteria. Op welke basis mogen makelaars of eigenaars huurders selecteren? Die criteria moeten objectief zijn, op basis van het inkomen, en er mag zelfs niet worden nagegaan of het om een vervangingsinkomen of een inkomen uit arbeid gaat. Er moet wel duidelijkheid worden gegeven over wat kan en wat niet.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ook Groen is erg bezorgd over de cijfers uit het grote woononderzoek. Een op vijf huurders van vreemde origine en een op drie mensen met een OCMW-uitkering zouden worden gediscrimineerd. Groen is van mening dat praktijktesten een oplossing zouden kunnen zijn voor die eerste groep. Voor de tweede groep zou een sterkere bemiddeling van het OCMW of van de meldpunten discriminatie belangrijk kunnen zijn.
Mijnheer Engelbosch, het gaat inderdaad vaak over foutieve vooroordelen. De meldpunten discriminatie gaan echt bemiddelen bij de verhuurders met vooroordelen en vragen een kans. De meeste huurders tonen ook aan dat ze die kans hebben verdiend. Een sterke bemiddelingsrol is voor mij een van de quick wins.
Ik denk dat we allemaal deze bezorgdheid delen. De collega’s in de commissie Werk zijn bezig met discriminatie op de arbeidsvloer. Misschien is het zinvol om in onze commissie ook hoorzittingen te organiseren met de vertegenwoordigers uit het middenveld en de huursector.
Collega Moerenhout, de commissiesecretaris maakt me erop attent dat de commissie Economie na het paasreces het thema discriminatie op de arbeidsmarkt zal bespreken. Ook de leden van onze commissie zijn daarop uitgenodigd. We zullen straks, tijdens de regeling van de werkzaamheden, concreet bespreken hoe we dat zullen aanpakken.
Minister Homans heeft het woord.
De heer Engelbosch heeft al een deel van mijn antwoord gegeven, want wat is discriminatie? Voor alle duidelijkheid wil ik vooraf benadrukken dat ik elke vorm van discriminatie verwerpelijk vind. Daar zijn we het allemaal over eens. Maar wanneer een verhuurder de loonbrief van een potentiële huurder opvraagt om te kijken of hij of zij in staat is de huur te betalen, dan is dat geen vorm van discriminatie. We moeten het begrip discriminatie dus duidelijk omschrijven. Uit de resultaten van het groot woononderzoek blijkt dat de cijfers voor discriminatie tussen 2005 en 2013 niet gestegen zijn, maar op hetzelfde peil zijn gebleven. Dat betekent niet dat ik dat goed vind. Elk geval van echte discriminatie is er één te veel, maar gelukkig is het probleem op acht jaar tijd niet toegenomen. Dat we het moeten aanpakken, daarover ben ik het met u eens.
Dan rijst natuurlijk onmiddellijk de vraag hoe we dat gaan doen. Uit het onderzoek van het Minderhedenforum heb ik ook geleerd dat het probleem niet in elke stad en gemeente even groot is. De slechtste leerlingen van de klas zijn Gent en Leuven. Welke middelen heeft Vlaanderen om daar iets aan te doen? We hebben het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid. Dat decreet verbiedt discriminatie binnen alle Vlaamse bevoegdheden, dus ook in de huurwetgeving, die sinds 1 juli 2014 een regionale bevoegdheid is geworden, op grond van volgende beschermende kenmerken: geslacht, genderidentiteit, genderexpressie, leeftijd, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, geboorte, vermogen, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, syndicale overtuiging, taal, gezondheidstoestand, handicap, fysieke of genetische eigenschap, sociale positie, nationaliteit, ras, huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming. Dit hebben we als kader in handen om op bepaalde zaken te kunnen toezien. Ik wil nogmaals herhalen wat ik bij het begin al zei: wat is discriminatie? Een verhuurder die een loonbrief vraagt aan iemand die toevallig alleenstaand is, doet dat niet om hem of haar te discrimineren, maar wel om te weten of hij of zij in staat is de huur te betalen. Dat is een ander debat.
Ik wil er ook op wijzen dat slachtoffers van discriminatie bij het centrum van Jozef De Witte terechtkunnen. We hebben er in het regeerakkoord voor gezorgd dat de evaluatie van het centrum in handen zal komen van het Vlaams Parlement, als ik me niet vergis medio 2017. In het kader van die evaluatie is het goed dat jullie als parlementsleden de nodige aandachtspunten aanbrengen, als jullie vinden dat bepaalde zaken niet goed worden opgevolgd. Dat is jullie volste recht.
De discriminatiewetgeving op zich is een federale bevoegdheid, waarover in het federale parlement al heel veel werd gediscussieerd. Over de praktijktesten is er een zogenaamde federale wet van 2003 waarop nooit een uitvoeringsbesluit is gekomen. Alle zaken over discriminatie op de woonmarkt die voor de rechtbank zijn gekomen, werden door de rechter afgewezen wanneer het ging over praktijktesten als bewijs, omdat een wettelijk kader daarover ontbreekt. Daar zit dus een lacune in de federale wetgeving.
Ik benadruk dat ik geen voorstander ben van praktijktesten. Volgens mij is het niet de taak van de overheid om aan uitlokking te doen. Dat zou een slecht voorbeeld zijn. Wel kan de Vlaamse Wooninspectie een rol spelen in het opsporen van discriminatie op de private huurmarkt. Praktijktesten zijn daarbij uitgesloten, maar in de evaluatie van de huurwetgeving, die volop bezig is, kan de administratie dat aspect wel meenemen. Bij die evaluatie zijn ook allerlei privépartners betrokken. Ik stel dan ook voor dat we de resultaten daarvan afwachten om te beslissen of we in ons nieuw Huurdecreet iets over discriminatie opnemen. Zo is het mogelijk de administratieve sancties, zoals opgenomen in de Wooncode, uit te breiden.
Ik weet dat mijn voorgangster veel heil zag in sociale verhuurkantoren (SVK) als middel om discriminatie op de woonmarkt tegen te gaan. U weet ook dat ik een absolute believer ben van de SVK’s, maar andere initiatieven zijn in het verleden eigenlijk nooit genomen. Het aantal klachten in 2005 zit op hetzelfde peil als vandaag. Er zijn dus niet veel maatregelen genomen. De vraag is natuurlijk of ze ook allemaal kunnen worden genomen.
Het is mijn absolute betrachting om in het kader van de evaluatie van de huurwetgeving die zal uitmonden in een Vlaams Huurdecreet, dit op te nemen. Vanaf 2016 zullen we beginnen met de uitwerking van een Vlaams Huurdecreet. Voorzitter, als de evaluatie klaar is, kunnen we in deze commissie misschien een uitgebreid debat wijden aan de evaluatie van het Vlaams Huurdecreet dat we dan zullen implementeren.
Mevrouw Partyka, u hebt gevraagd hoe ik de aanbevelingen van het rapport zal gebruiken om discriminatie op de huurmarkt tegen te gaan en welke concrete maatregelen ik voorstel. Ik wil niet vooruitlopen op de evaluatie die nu bezig is. Het is niet goed om dat te doen.
U hebt ook nog gevraagd naar een eventuele gedragscode. Ik sluit een gedragscode en gesprekken met de sector niet bij voorbaat uit, maar ook hier wil ik niet vooruitlopen op de evaluatie. Ik heb gezegd dat de sector actief wordt betrokken in de evaluatie van de privatehuurwetgeving. Ik wil er ook op wijzen dat het afspreken van een eventuele gedragscode met de immobiliënsector een bevoegdheid is van de federale overheid en meer bepaald van de minister bevoegd voor de consumentenzaken. Ik ben mij dus bewust van de beperkingen in mijn bevoegdheidsverdeling.
Mevrouw Partyka heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Het is goed dat u een rol ziet voor de Wooninspectie en dat het aspect kan worden betrokken bij de huurwetgeving, onder meer met het oog op eventuele administratieve sancties.
Regelgeving is heel belangrijk, maar het sluit niet uit dat zelfregulering van de sector ook heel belangrijk is. Sensibilisering, er zich van bewust zijn en een sector die zichzelf daarop organiseert, gebeurt ook in andere sectoren.
Het verbaast me dat een gedragscode federale materie is, omdat de huurwetgeving is overgekomen. Met de verzekeringssector is er wel zo’n gedragscode afgesproken. Er zijn misschien andere manieren om iets op Vlaams niveau te doen, want wat we zelf doen, doen we beter.
De heer Engelbosch heeft het woord.
Ik ben blij dat bij de evaluatie van de woninghuurwet en bij het maken van een nieuw Vlaams Woondecreet zal worden nagegaan wat er eventueel mogelijk is om deze problematiek aan te pakken.
We moeten ook realistisch zijn: als men vandaag een woning te huur zet, zijn er morgen twintig kandidaten. Het zullen helaas altijd dezelfden zijn die uit de boot vallen. Een eigenaar heeft de keuze tussen een werkend koppel met een inkomen van 3000 tot 4000 euro dat de waarborg zo op tafel kan leggen en een alleenstaande die de waarborg via het OCMW moet krijgen en van een vervangingsinkomen leeft. Die persoon zal helaas vandaag altijd achter het net vissen en altijd op de tweede plaats komen. Dat is het essentiële probleem op de woninghuurmarkt.
Bij de evaluatie van de woninghuurwet en bij het maken van een nieuwe Vlaams Woondecreet moeten we zorgen voor een betere bescherming voor de eigenaars waardoor de eigenaars veel minder streng in hun selectie zullen zijn. Dat is de tool die we moeten hanteren. Ik wil het debat van gisteren niet opnieuw voeren, maar het is heel belangrijk om in te zetten op de bescherming van eigenaars.
De vraag om uitleg is afgehandeld.