Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
Minister, ik wil het hebben over een artikel dat verschenen is in Humo van vorige week, onder de zeer veelzeggende titel ‘Elektronisch toezicht werkt niet.’ Er stonden bepaalde zaken in die ik u graag voorschotel om uw repliek en uw visie te kennen.
Eerst en vooral was er onderzoeksrechter Filip Van Linthout die zich verzette tegen het principe van het automatisch omzetten van celstraffen van minder dan drie jaar. Hij zei dat je de beslissing van de rechter beheert. “Als de minister zegt dat het elektronisch toezicht opsluiting in de gevangenis vervangt, dan zeg ik: dit kan niet.”
Het is straf voor een onderzoeksrechter om zoiets te zeggen. Dat is een principieel bezwaar. Er zijn ook een aantal praktische problemen. In het artikel zei iemand dat er een probleem is – dat hebben we met kerst en nieuwjaar mogen vernemen in de media – met wie er bevoegd is om een verdachte met een enkelband achterna te gaan en te arresteren nadat hij door de raadkamer naar de strafrechter is verwezen, maar uiteraard nog niet is veroordeeld. Dat is dus een eerste, eerder praktische vraag.
Mijn tweede eerder praktische vraag houdt verband met de getuigenis in het artikel van een werknemer van het Nationaal Centrum voor Elektronisch Toezicht (NCET). Hij zegt dat de controleverbinding gebrekkig is en geregeld uitvalt omdat ‘het materiaal niet deugt’. Daarbij kwamen ook nog eens de technische problemen in oktober vorig jaar, met als gevolg dat de enkelbanden maar liefst vier uur niet werden gecontroleerd. Ook de recente technieken met stemherkenning functioneren niet naar behoren volgens iemand die bij het NCET werkt, en die getuigt in het artikel.
Een derde praktisch probleem is de bewering van de vakbondsman dat het systeem om de enkelbanden correct te gebruiken niet is aangeschaft bij de aankoop van de enkelbanden zelf. Dat vond ik ook wel een heel straffe uitspraak.
En ten slotte is het zo dat de opvolging van straffen onder de drie jaar, zoals de directrice van het justitiehuis in Dendermonde al eerder verklaarde, minimaal is. Er worden geen voorwaarden opgelegd en er is geen begeleiding. Zoals eerder al beslist op federaal niveau, zijn de maatschappelijke enquêtes in deze gevallen afgeschaft, wat ervoor zorgt dat je daar een aantal problemen krijgt.
Minister, wat is uw standpunt met betrekking tot de uitlatingen van onderzoeksrechter Van Linthout dat gevangenisstraffen tot drie jaar uitgehold worden door het systeem van het elektronisch toezicht?
Wie heeft het recht om een verdachte met een enkelband achterna te gaan en te arresteren als hij of zij voortvluchtig is, nadat hij door de raadkamer naar de strafrechter werd verwezen maar voordat hij definitief werd veroordeeld?
Bent u op de hoogte van de gebrekkige staat van het materiaal zoals aangegeven door een werknemer van het NCET? Wat plant u te doen om de gebrekkige controleverbinding te remediëren? Ook de spraakherkenning functioneert niet voldoende, maar wordt toch gebruikt. Hoe kan het dat dit systeem nog steeds gebruikt wordt als aangetoond is dat het niet functioneert? Klopt de bewering dat ‘het systeem om de enkelbanden correct te gebruiken’ niet is aangeschaft?
Bent u van plan om de maatschappelijke enquêtes opnieuw in te voeren bij elektronisch toezicht voor straffen onder de drie jaar? Juist in die categorie zitten veel primo-delinquenten, die gemakkelijker naar het rechte pad kunnen terugkeren dan mensen die tot straffen van meer dan drie jaar werden veroordeeld en die veelplegers zijn of zwaardere feiten hebben gepleegd en wel begeleiding krijgen. We moeten kafkaiaanse toestanden proberen te vermijden. Zo gaat het niet op om iemand die veroordeeld is voor huiselijk geweld zijn straf thuis te laten uitzitten, of iemand die zich schuldig maakte aan cybercrime verder thuis achter zijn computer te laten plaatsnemen. Daarom lijkt het mij belangrijk de maatschappelijke enquêtes opnieuw een rol te laten spelen, ook bij straffen van minder dan drie jaar.
Mevrouw Talpe heeft het woord.
Minister, collega’s, onze fractie heeft het alvast moeilijk met de bewering dat gevangenisstraffen tot drie jaar uitgehold zouden worden door het systeem van elektronisch toezicht. We mogen niet vergeten dat vóór het elektronisch toezicht werd uitgebreid nogal wat veroordeelden hun straf helemaal niet uitzaten of dat ze pas heel lang na hun veroordeling opgesloten konden worden.
Als we aan iedereen die een strafbaar feit begaat een duidelijk signaal willen geven dat strafbaar gedrag niet zonder gevolgen blijft, moet de straf ook effectief volgen, liefst binnen een redelijke termijn. Het systeem van elektronisch toezicht komt hieraan tegemoet.
Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat het opleggen van een enkelband wel degelijk een straf is. Het is uiteraard zo dat een enkelband niet geschikt is voor bepaalde misdrijven die strafbaar zijn met een straf van minder dan drie jaar, zoals intrafamiliaal geweld. Collega Taelman stelde hierover al vragen en het is duidelijk dat dit systeem nog kan worden bijgeschaafd. Overigens is een gevangenisstraf ook niet altijd zaligmakend. Sommige veroordeelden komen slechter de gevangenis uit dan ze er binnengingen.
Wat de maatschappelijke enquêtes betreft, werd er in het verleden voor geopteerd om ze te beperken tot de situaties waarin ze een meerwaarde konden bieden. Alles is vatbaar voor evaluatie en bijsturing, maar daar hangt wel een kostenplaatje aan vast.
In verband met de technische aspecten zijn we het erover eens dat er maximale garanties dienen te worden ingebouwd voor de correcte werking van het materiaal zodat een sluitende controle mogelijk is.
Minister, het artikel in Humo is één gegeven. Ik wou de gelegenheid aangrijpen om een vraag te stellen over een interministeriële conferentie die zou gepland zijn eind februari en waar het de bedoeling was om minister Geens te laten samenzitten met de verschillende gemeenschapsministers die sinds 1 januari bevoegd zijn voor de justitiehuizen. Heeft dat overleg plaatsgevonden? Werden er oplossingen aangereikt met betrekking tot de aangekaarte problematiek en zijn die door minister Geens zelf gecommuniceerd?
De heer Parys verwees naar kafkaiaanse voorbeelden. Ik kan er zo nog wel een paar bedenken, waarbij mensen door de raadkamer naar de rechtbank werden doorverwezen maar niet van hun vrijheid waren beroofd en in principe konden gaan en staan waar ze wilden. Daarnaast zijn er diegenen die nog het voorwerp uitmaken van een gerechtelijk onderzoek maar in het verleden al werden veroordeeld en onder elektronisch toezicht staan. Bekijk eens het parcours dat zo iemand moet doorlopen. Hij wordt opgeroepen, hij moet zich uitbellen, hij gaat dan zonder toezicht naar de raadkamer.
Ik nodig u uit om dat eens in Dendermonde te komen bekijken. Daar belanden ze in een wachtcel tot in de namiddag of de vroege avond, wanneer al dan niet de bevestiging komt dat zo iemand aangehouden blijft, maar wel onder elektronisch toezicht. Dan moet hij zich naar huis begeven. Dat kan in het ene gerechtelijk arrondissement al iets verder zijn dan in het andere. Dan moet hij zich inbellen, om opnieuw onder toezicht te komen.
De tijdsoverspanning maakt het mogelijk dat een aantal stappen die je in het onderzoek veronderstelt niet te zetten toch kunnen worden gezet. We moeten dit systeem, dat ongetwijfeld zijn waarde heeft, toch eens bekijken op zijn actualiteit en op zijn praktische toepassingen. In de verhouding tussen wat mensen in de verschillende fases van de procesvoering en het onderzoek moeten en kunnen doen, zitten wel wat leemtes.
Collega’s, sinds 1 juli 2014 is Vlaanderen bevoegd voor de justitiehuizen. De effectieve materiële overheveling is een feit sinds 1 januari 2015. Hieronder valt ook de uitvoering van het elektronisch toezicht.
Collega’s, dat is nu twee maanden geleden. Bij de bespreking van de beleidsnota heb ik gezegd dat onze eerste grote inspanning continuïteit is, nu werken we daar met onze administratie met man en macht aan, met betrekking tot personeelskaders en alle mogelijke toestanden. Ik hoop dat u begrijpt dat ik mij echt niet verantwoordelijk voel voor zaken die operationeel op dat systeem zitten en waarop wij op dit moment proberen greep te krijgen om te begrijpen hoe het in elkaar steekt en hoe het functioneert.
Zoals in de bijzondere wet omschreven, is het evenwel de federale overheid die de opdrachten bepaalt die de justitiehuizen uitoefenen in het kader van de gerechtelijke procedure of de uitvoering van gerechtelijke beslissingen. De beslissing om bepaalde vrijheidsstraffen uit te voeren onder de vorm van elektronisch toezicht, ressorteert dus niet onder de Vlaamse bevoegdheid.
We merken wel op dat het elektronisch toezicht als strafuitvoeringsmodaliteit van de vrijheidsbenemende straf, duidelijke voordelen heeft. Vooreerst wordt hiermee een daadwerkelijk gevolg gegeven aan de uitvoering van de straf en wordt de uitvoering gegarandeerd. De straf wordt uitgevoerd in de maatschappij, waardoor negatieve gevolgen van de opsluiting die de re-integratie bemoeilijken, kunnen worden vermeden. Sociale relaties, tewerkstelling of opleiding kunnen worden gecontinueerd.
De federale wetgever heeft intussen initiatieven genomen om het elektronisch toezicht en de probatie in te voeren als autonome straf, initiatieven die nog niet in werking zijn getreden. Het is op zich een goede zaak dat de rechtelijke macht een ruimer palet aan straffen ter beschikking krijgt. De rechter krijgt ruimere mogelijkheden om steeds de meest gepaste straf, die het gewenste maatschappelijk effect genereert, op te leggen.
We verwelkomen uiteraard ook het initiatief van de minister van Justitie om werk te maken van een grondige modernisering van het strafrecht, waarbij de herijking van de strafmaat en een verdere differentiëring van de straffen worden vooropgesteld zodat een gevangenisstraf het ultimum remedium wordt.
Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de nieuwe autonome straffen elektronisch toezicht en probatie, zullen we hierover verder overleggen met de federale minister van Justitie en met de andere gemeenschappen binnen de Interministeriële Conferentie Justitiehuizen. Die vond nog niet plaats, mijnheer Van Malderen, maar wordt in het vooruitzicht gesteld voor een van de volgende weken. We zijn nu vanuit de diverse kabinetten bezig met het bepalen van de agenda van dit interministerieel overleg.
De invoering van het elektronisch toezicht heeft immers een impact op de uitvoeringscapaciteit, met het beschikbaar aantal vte’s binnen het departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG) dat instaat voor de uitvoering. Het is belangrijk dat de Vlaamse Regering voor de strafuitvoering, waarin zij geen impact heeft op het aantal mandaten dat de rechtbanken opleggen, voldoende middelen ter beschikking kan stellen.
Ook met de magistratuur zullen we structureel overleggen, onder meer in het kader van de overlegstructuren waarin werd voorzien in het samenwerkingsakkoord over de justitiehuizen, dat hier binnenkort besproken zal worden. Indien nodig, kunnen we via de deelname van de Vlaamse Regering aan de expertisenetwerken van het College van procureurs-generaal dergelijke punten ook agenderen op dit forum. Een aantal elevaties van het proces, de strafprocedure, de manier waarop de procesgang in de praktijk verloopt en de afstemming op het elektronisch toezicht kunnen daar uiteraard ook aan bod komen.
Na het afsluiten van het gerechtelijk vooronderzoek en de verwijzing van de verdachte naar de rechter ten gronde en voor veroordeelden waarvan de straf nog niet definitief is, is de onderzoeksrechter niet meer bevoegd. De heer Parys heeft gelijk dat er een lacune in de wet is, want die is niet sluitend is voor de periode tussen het moment waarop de procedure wordt afgerond en het moment waarop de verdachte zal worden berecht. Mijn federale collega die bevoegd is, minister Geens, is uiteraard ondertussen op de hoogte van deze wettelijke leemte en hij zal ter zake initiatief nemen. Ik heb begrepen dat hij op dit moment bekijkt hoe deze lacune kan opvullen.
We moeten wel benadrukken dat als een persoon onder elektronisch toezicht de regels niet naleeft en zich onttrekt aan het toezicht, het Vlaams Centrum Elektronisch Toezicht de opdrachtgever hiervan onmiddellijk via het snelste communicatiemiddel op de hoogte brengt. Het centrum zal dit onverminderd blijven doen ten aanzien van alle personen die door een beslissing van een onderzoeksrechter of een onderzoeksgerecht onder elektronisch toezicht zijn geplaatst. Het centrum is niet bevoegd om de wettigheid van een dergelijke beslissing te beoordelen.
Beweren dat het materiaal of het systeem van de elektronische enkelband, alsook de controleverbinding, zich in gebrekkige staat zouden bevinden, is volgens onze diensten niet correct. Het systeem is volledig operationeel, zowel wat het materiaal als wat het opvolgsysteem betreft. Wel is het zo dat wanneer nieuwe vormen van elektronisch toezicht worden geïntroduceerd, bijvoorbeeld via gps of stemherkenning, er steeds enkele kinderziektes opduiken van deze nieuwe technologische toepassingen waaraan moet worden geremedieerd. We kunnen hieruit niet concluderen dat het systeem niet functioneert.
Momenteel loopt er een procedure voor een nieuwe overheidsopdracht voor het ter beschikking stellen van een applicatie voor het beheer van het elektronisch toezicht alsook voor de levering van uitrustingen voor het elektronisch toezicht van justitiabelen. Deze overheidsopdracht gebeurt in samenwerking met de andere gemeenschappen, want we beheren dit niet alleen, maar samen met de andere gemeenschappen. In het lastenboek werden verbeterde vereisten opgenomen in functie van het optimaal gebruik van het systeem. In het kader van deze raamovereenkomst kan het systeem verder verfijnd worden en kan worden gezorgd voor een verder optimaliseren van het systeem van de elektronische enkelband.
Het systeem van spraakherkenning functioneert voldoende, maar wordt slechts in een beperkt aantal gevallen gebruikt. Uit de toepassing in de beginfase van het systeem van spraakherkenning, is gebleken dat storingen of onnauwkeurigheden optraden, dikwijls gerelateerd aan de omgevingscontext van de plaats van uitvoering of de persoon van de veroordeelde. Slechts in een aantal uitzonderlijke gevallen wordt nog gekozen voor spraakherkenning, met name wegens medische redenen die geattesteerd zijn, om veiligheidsredenen voor de justitiabele zelf, bijvoorbeeld wegens de werksector waarin de justitiabele is tewerkgesteld en om redenen waarbij het absoluut niet aangewezen is om een klassieke enkelband te gebruiken. In de praktijk betekent dit dus dat iedereen, tenzij de gevallen hierboven vermeld, via een klassieke enkelband wordt gecontroleerd.
Het al dan niet invoeren van de maatschappelijke enquête in het kader van elektronisch toezicht voor straffen minder dan drie jaar betreft een opportuniteitskeuze waarbij budgettaire implicaties en een grotere werklast voor de justitieassistenten moeten worden afgewogen tegenover inhoudelijke keuzes die gericht zijn op een begeleiding op maat. Indien een aanpassing van de regelgeving zich opdringt of indien er nieuwe initiatieven nodig zijn, zullen hiertoe de nodige stappen gezet worden. Het samenwerkingsakkoord met betrekking tot de justitiehuizen voorziet erin dat initiatieven die een impact hebben op de capaciteit van de justitiehuizen, op de Interministeriële Conferentie moeten worden besproken. Zoals in mijn beleidsnota werd aangekondigd, zal ik eerst een brede consultatieronde houden over de kerntaken van de afdeling Justitiehuizen, die mede de basis zal vormen voor een vernieuwde regelgeving.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben een beetje bezorgd. Die lacune in de wet is bijna twee maanden bekend en bestaat nog altijd. Ik hoop dat uw federale collega daarvan bijzonder snel werk maakt. Wij zijn uiteraard niet de enigen die Humo lezen of deredactie.be volgen, waar al in de kerstperiode te lezen was dat dit probleem bestond.
Ik begrijp het standpunt van de onderzoeksrechter. We hebben er in Vlaanderen weinig over te vertellen, die beslissingen worden federaal genomen. Maar als het gaat over het materiaal, vind ik het bizar dat in het artikel wordt beweerd dat er serieuze lacunes zijn, ook door iemand van de vakbond. De Justitiehuizen beweren dat dat helemaal niet het geval is. Hoe komt dat? Waarom zeggen die mensen iets dat blijkbaar niet klopt?
Wat de maatschappelijke enquêtes betreft: heb ik het goed gehoord dat u eerst wilt consulteren en afwegingen maken? Wij dringen er graag op aan om dat zeer zorgvuldig te doen, maar daar twijfelen we niet aan, en in overweging te nemen dat het net deze delinquenten zijn waarop we nog veel impact kunnen hebben. De kafkaiaanse toestanden moeten we absoluut wegwerken. Daar kan de maatschappelijke enquête ook een rol in spelen. We vragen om dat zeer gedetailleerd te bekijken.
Op de opmerking van mevrouw Talpe van Open Vld wil ik zeggen: het argument dat het vroeger erger was, snijdt geen hout voor mij. Vroeger werden mensen niet gestraft en nu een beetje. Dat is nog niet oké. Er is nog steeds sprake van een uitholling. We kijken uit naar evoluties in dit voor ons zeer belangrijke dossier.
Wat de toestand van het materiaal betreft, kan ik enkel voortgaan op de informatie die onze administratie geeft. Het hele instrument is in co-beheer met de andere gemeenschappen. Ook wat het lastenboek betreft, zullen we dat met de mensen opnemen.
Over de taken van de Justitiehuizen en de maatschappelijke enquêtes: we zijn het erover eens, heb ik ook begrepen in de media, dat we een oefening gaan doen over de kerntaken, om dan te kijken naar de capaciteit. We kunnen moeilijk aan de mensen nu, die in een hele turbulente transitie zitten, zeggen dat we heel de praktijk in vraag stellen. Dat debat moet er komen nadat we een zicht hebben op de effectieve capaciteit van de personeelsleden. Op het einde van de vorige legislatuur was er een personeelsstop. Ik wil niets insinueren, maar ik pleit ervoor om de mensen die het nu moeten bemeesteren de tijd te geven om het goed in kaart te brengen, te stabiliseren.
Daarna moeten we het debat voeren, dat een legitiem debat is. En dat zal een hele klus zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.