Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
De heer Van Malderen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik heb deze interpellatie om een aantal redenen ingediend. Eerst en vooral omdat toch wel – en als u het mij vraagt crescendo – de ongerustheid in de sector begint te groeien.
U had dit weekend op zich goed nieuws: het persoonlijkeassistentiebudget werd gelauwerd. Maar er zijn ook ouders die naar de rechtbank stappen. Er was ook het persbericht van het Vlaams Welzijnsverbond dat op zijn beurt een noodkreet uitte en een reeks waarschuwingen aan uw adres formuleerde. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat een andere sectororganisatie, de federatie van sociale ondernemingen (SOM), dit in december ook deed. Als je er het Vlaams Welzijnsverbond bijtelt, is er een heel breed gamma van voorzieningen die zeggen dat de bestaande besparingsmaatregelen voor de sector nefast dreigen te worden en dat zij een kwaliteitsvolle hulpverlening hypothekeren. Iedereen ziet het zwaard van Damocles hangen. We weten dat het besparingspad na een jaar niet is afgelopen, maar dat er volgend jaar een vervolg komt. En intussen is er ook nog eens de begrotingscontrole waar de regering, en misschien ook de welzijnssector, vreest dat er bijkomend zal moeten worden bespaard.
De brief dateert al van december. Het is zo dat alle instellingen waar personen met een handicap terechtkunnen samen 13,5 miljoen euro moeten besparen. Voor het personeel betekent dit een vermindering met 1,07 procent. Aangezien de besparing structureel en recurrent is, zal ze doorlopen en dus ook van toepassing zijn op het uitbreidingsbeleid.
Het eerste wat me opviel, was dat voor bepaalde instellingen de besparingen zouden oplopen tot 9,2 procent. Je hanteert dan geen kaasschaaf meer. 9 procent van je werkingsmiddelen inleveren, doe je niet op een pijnloze wijze. Ik vrees zelfs dat het vrij dramatisch zou kunnen zijn.
Minister, bevestigt u de genoemde grootte van de besparingen? Kunt u het tijdspad en de grootte van de geplande besparingen toelichten? Hoe verantwoordt u de ongelijke spreiding tussen voorzieningen? In het totaal gaat het om 13,5 miljoen euro waarvan 1,07 procent voor personeel, maar er zijn wel voorzieningen die tot 9,2 procent moeten inleveren.
Instellingen zeggen dus dat men personeel niet zal vervangen. Ik denk niet dat er vandaag al te veel mensen rondlopen. Het niet-vervangen van personeel heeft een impact op de dienstverlening, op de zorg die mensen met een handicap ontvangen.
U verwijst ook naar sociaal ondernemerschap en flexibiliteit en creativiteit. Ik denk dat iedereen die doelstellingen onderschrijft, maar men moet er wel de limieten van onderkennen. Met name de federatie van sociale ondernemingen zegt dat die limieten zijn bereikt en dat het draagvlak om in vormen van een meer flexibel sociaal ondernemerschap te stappen, onderuit worden gehaald.
Wat mij zo mogelijk nog meer zorgen baart, is dat men meer wil doorrekenen aan de gebruikers. Eens te meer schuift de Vlaamse Regering een factuur door die finaal bij de gezinnen belandt – en dan moet de begrotingscontrole nog komen.
Minister, kunt u bevestigen dat de factuur kan worden doorgerekend aan de gebruiker? Hoe garandeert u dat dit niet tot vormen van sociale uitsluiting leidt van mensen die zorg nodig hebben maar wier factuur zo hoog is geworden dat ze besluiten om geen zorg meer te vragen? Zult u voorzieningen richtlijnen geven?
Minister, u pakt graag en breed uit met de 330 miljoen euro extra voor uitbreidingsbeleid en de uitrol van het decreet Persoonsvolgende Financiering waartegen intussen een klacht loopt bij het Grondwettelijk Hof. Uit eerdere debatten bleek al dat dit bedrag onvoldoende is – u hebt dat trouwens ridderlijk toegeven – om de wachtlijsten concreet aan te pakken. Hoe ziet u de impact van deze besparingen in dat geheel? Welke garanties kunt u geven aan deze sector? De sector luidt ook op een tactisch moment immers de alarmklok, met name aan de vooravond van de begrotingscontrole. Zal de sector – wat men vraagt – bij een volgende begrotingscontrole buiten schot blijven en zal er dus niet verder ingeleverd worden op de kwaliteit en de omvang van de zorgverstrekking aan personen met een handicap?
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, enerzijds kan men inderdaad zeggen dat dit cijfer bekend was. Dat stond ook in de begroting. Anderzijds is er een moment waarop dat wordt geïmplementeerd en dat je ziet op welke manier dat wordt geïmplementeerd. Het lijkt me belangrijk dat we toch nog eens terugkomen op die 13,5 miljoen euro. Voor Kerstmis, begin december, is er een omzendbrief geweest en is er aan de directies van diverse centra meegedeeld op welke manier de besparing van toepassing zou zijn. Ze zullen die sterk voelen. Dat was duidelijk. De reacties die erop komen, zijn niet enthousiast of begripvol. Het is ook duidelijk dat die sector momenteel niet overgefinancierd is. Ze wijzen erop dat ze die besparing ergens moeten gaan toepassen, ofwel in het personeelsbestand van de instellingen – lees: minder mensen moeten hetzelfde werk doen, of minder worden vergoed – ofwel door de besparing door te rekenen in de factuur voor de gebruikers. Ook dat laatste is geen aangenaam scenario, want dan krijg je, zoals in de media wordt gezegd, mensen die hun rekening zien stijgen, en dat is niet de eerste keer. We merken dat het hier steeds duurder wordt om adequate zorg voor onze kinderen of onze naasten te hebben.
In de omzendbrief is er ook sprake van 1,07 procent of 9,2 procent, een verschil in functie van het soort instelling waarover het gaat. De heer Van Malderen maakte daar ook gewag van. In de omzendbrief wordt ook gezegd dat die organisaties die willen overstappen naar een flexibel aanbod voor meerderjarigen (FAM), alsnog op die 1,07 procent kunnen rekenen. Voor hen is het niet 9,2 procent. Men zal dus 9,2 procent moeten besparen, tenzij men nu nog ingaat om het gedane aanbod. Dan zal men minder moeten besparen. Dat staat er zo letterlijk in. Dat is een veeleer bizarre manier van werken. Ik meen dat de beide processen, de besparing en de vraag of men al dan niet onder de 1,07 procent of de 9,2 procent valt, op een redelijke manier moeten gebeuren.
Minister, vanwaar het onderscheid tussen 9,2 en 1,07 procent? Waarom worden instellingen die versneld instappen in een FAM, alsnog gevrijwaard van de zwaarste besparing? Wat is de gemiddelde toename van de dagprijs de jongste vijf jaar? Ouders zeggen dat die rekeningen al zoveel jaar stijgen. Hebt u een zicht op de mate waarin de dagprijs de jongste jaren al dan niet is gestegen? Hebt u bepaalde instrumenten om die dagprijzen op te volgen, om te zien of die billijk zijn? Mensen betalen een tarief. In scholen is er een maximumfactuur. Ik ga ervan uit dat wordt bekeken of dat nu een redelijke prijs is die gebruikers betalen voor de zorg die ze krijgen. Ook is er de leefbaarheid van de instellingen. Wordt er bekeken wat een haalbare personeelsbezetting is voor bepaalde zorg? Hebt u instrumenten om dat te monitoren en te evalueren, om te zien of besparen via het personeel of besparen door het doorrekenen in de factuur geen perverse effecten heeft?
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, bij de begrotingsbespreking hebben we gehoord dat er beslist was om te besparen op het eigen apparaat: 2 procent op de lonen en 10 procent op de werkingsmiddelen. Na overleg met de sector is die besparing dan teruggebracht van 10 procent naar 5 procent. De sectoren kregen de mogelijkheid om een alternatief voor die besparingen uit te werken. Bij de begrotingsbespreking kwam dan aan bod dat de sectoren van personen met een beperking er na overleg voor opteerden om meer te besparen dan opgelegd, en zo andere besparingen op te vangen. In principe staan wij wel achter het principe van besparen op het apparaat, om zo nieuw beleid te kunnen voeren voor de persoon met een beperking zelf. Wij zijn op zich nog altijd zeer blij dat er dit jaar 40 miljoen euro komt, en nadien die 330 miljoen euro. Mocht er immers minder worden bespaard op de structuur, dan zou er natuurlijk ook minder uitbreidingsbeleid kunnen worden vrijgemaakt. Daarom ben ik wel een voorstander van deze manier van werken.
Toch wil ik enkele vragen stellen met betrekking tot deze besparingen. Zoals de heer Van Malderen ook al heeft aangehaald, is bepaald dat de factuur uiteindelijk niet wordt doorgerekend aan de gebruiker, dat er wel degelijk op de structuur wordt bespaard. Dat is toch wel heel belangrijk. Zijn de voorzieningen zelf betrokken geweest bij de manier waarop de besparingen zouden gebeuren? Er is inderdaad sprake van dat dit zou oplopen tot een besparing van 9,2 procent. Is daar een reden voor? Wordt er dan op andere gebieden meer uitgegeven? Of zullen we zien dat de totale besparing op die werkingsmiddelen dan toch gemiddeld op 5 procent zal blijven, zoals bij de begrotingsbespreking werd gesteld?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Voorzitter, minister, geachte leden, namens onze fractie wil ook ik graag het woord nemen, omdat dit een thema is dat we natuurlijk met veel aandacht volgen. We hebben dat ook kunnen bespreken bij de begrotingsbesprekingen. Toen zijn deze cijfers bekendgemaakt. Dat was een tijdje geleden. Dat een dergelijke besparing niet evident is, dat willen wij ook erkennen. Dat is algemeen geweten, lijkt me. Dat ligt zeker niet voor de hand, maar dat ligt ook niet voor de hand in andere sectoren. Dan denk ik aan de ouderenzorg, aan de geestelijke gezondheidszorg, aan de eerstelijnswelzijnszorg, om er nu maar enkele te noemen. Besparen moeten we immers overal, natuurlijk. Ook in andere sectoren moet er worden bespaard op personeel en op de werking. Ook in andere sectoren werkt men met kwetsbare mensen, net als in deze sector. Ook daar is er vaak weinig of geen marge. Ook daar is de vraag mogelijkerwijze groter dan het aanbod. Dan is het inderdaad zo dat daar in de sector van de personen met een handicap een zeer grote uitbreiding tegenover staat, en in de andere sectoren jammer genoeg niet.
Ik wil dat ook wel wat verruimen, maar ik begrijp dat de interpellatie zeer specifiek met betrekking tot het begrotingscijfer voor de sector van de personen met een handicap is ingediend, waar er dus een uitbreidingsbeleid is.
Een aantal elementen zijn van belang in dit debat. Zo is er de hervorming die we volgende week zullen bespreken in de commissie. Die hervorming zal redelijk wat kosten en een hele ommezwaai bewerkstelligen. Het is belangrijk om daarin de nodige doorzettingskracht aan de dag te leggen. Het uitgangspunt is dat er door het doorvoeren van die hervorming efficiëntiewinsten kunnen worden geboekt en meer mensen met een handicap kunnen worden geholpen. Het is ook belangrijk dat er, wat betreft personen met een handicap, een nieuw beleid tegenover staat.
Minister, ik wil een nieuw element aanbrengen in de discussie: het verhaal van het sociaal ondernemerschap. Dat wordt, zeker in dit onderdeel van ons beleid, erg gestimuleerd. Misschien kunt u al zeggen welke initiatieven u hebt genomen of zult nemen om dat sociaal ondernemerschap in de sector personen met een handicap wat aan te wakkeren?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Bij de bespreking van de begroting hebben we het gehad over deze besparingsinspanning. We hebben gevraagd of daar maatregelen tegenover zouden staan in verband met de regelluwte, waardoor voorzieningen zaken efficiënter kunnen managen en zo misschien de besparing beter kunnen verteren. Ik denk bijvoorbeeld aan het uitbesteden van bepaalde taken die goedkoper kunnen gebeuren door derden. Ik denk ook aan de administratieve vereenvoudiging waarover de administrateur-generaal het had.
Ik stel vast dat de voorzieningen daarvoor vragende partij zijn. De minister heeft zich daartoe geëngageerd. Het lijkt mij belangrijk dat we ons daarop kunnen concentreren.
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega’s, het klopt dat ook de sector personen met een handicap gevat is door de besparingen die binnen de Vlaamse Regering zijn afgesproken. Zoals mevrouw Van den Brandt zei, is dat tijdens de bespreking van de begroting uitvoerig aan bod gekomen. Het is volgens mij ook wel duidelijk dat die besparingen niet aangenaam zijn, integendeel, en dat ze de instellingen en voorzieningen voor uitdagingen stellen.
Maar de cijfers die u aanhaalt, moeten in een juist perspectief worden geplaatst. In het totaal gaat er ongeveer 1,25 miljard euro naar de zorgaanbieders in de sector voor personen met een handicap. Op dat bedrag voeren we een besparing door van 13,5 miljoen euro.
Er is voor gekozen om die besparing niet ondoordacht, maar zeer gericht door te voeren. Zo wordt er niet ingegrepen op budgetten of budgetposten die rechtstreeks ten goede komen aan personen met een handicap zoals het persoonlijkeassistentiebudget (PAB) of de hulpmiddelen, en vrijwaren we het uitbreidingsbeleid.
Initieel werd de doelstelling gelegd op een besparing van 10 procent op de werkingsmiddelen van de voorzieningen. Voor mij was dat echter uit den boze. Daarom zijn we op zoek gegaan naar alternatieven. Die alternatieven zijn gevonden in een aantal punctuele maatregelen, zoals ingrepen op budgetten van projecten, structuren en steunpunten. Daarnaast beslisten we om het resterende gezocht bedrag als een besparing door te voeren op de totale enveloppe en niet enkel op het deel van de werkingsmiddelen.
Uiteindelijk resulteerde dit in de beslissing om 1,07 procent af te houden van de jaarlijkse dotatie van elke VAPH- zorgaanbieder. De 9,2 procent besparing op de werkingsmiddelen die u vermeldt, mijnheer Van Malderen, geldt enkel voor zorgaanbieders die niet zijn overgeschakeld naar het multifunctioneel centrum (MFC) of het flexibel aanbod meerderjarigen. Dit komt overeen met de 1,07 procent op de totale enveloppe. Het bleek technisch niet mogelijk om de besparing door te voeren op de globale enveloppe van voorzieningen die niet in FAM of MFC zitten.
Bij het versturen van de omzendbrief ging dit nog over vier organisaties. Ondertussen weten we dat ook die organisaties dit jaar instappen in het regelluw kader dat MFC en FAM bieden, waardoor geen enkele organisatie vandaag nog gevat is door deze 9,2 procent.
Zoals aangegeven, gaat deze besparing gepaard met de verdere uitrol van MFC en FAM. Het zijn twee initiatieven die de voorzieningen regelluwte bieden, het sociaal ondernemerschap stimuleren en een meer vraaggestuurde inzet van zorg en ondersteuning mogelijk maken. Deze lijn zullen we, in overleg met de betrokken actoren en zoals met hen afgesproken, verder doorzetten in de operationalisering van de persoonsvolgende financiering zoals bepaald in het decreet. Daarbij nemen we effectief ook de impact van de besparingsmaatregel, die we niet onderschatten, mee in rekening.
Tot op vandaag hanteren we in de sector cliëntbijdrages, die reglementair bepaald zijn. Een voorziening kan dus niet zelf beslissen om de cliëntbijdrage voor bijvoorbeeld dagopvang te verhogen. Zorgaanbieders kunnen wel supplementen aanrekenen, zoals voor daguitstappen, internet op de kamer, persoonlijke uitgaven enzovoort.
De cliëntbijdrage, met andere woorden wat een cliënt per dag ondersteuning betaalt, is de laatste vijf jaar niet gestegen. Er is ondertussen wel een andere manier van voorstellen afgesproken. Ik wil daarover een klein detail meegeven. De voorzieningen evolueren natuurlijk naar sociaal ondernemers. Die opdracht moet het hun mogelijk maken om meer zorg op maat aan te bieden, meer vraaggestuurd te werken. Daarom is er ook ingezet op het creëren van die MFC’s en FAM’s. We spreken dan van modules in plaats van zorgvormen, van een moduleverblijf in plaats van een tehuis of internaat en van een formule dagbesteding in plaats van semi-internaat of dagcentrum. Wat dat betreft, zijn er dan ook andere concepten om de prijzen te formuleren. Een cliëntbijdrage voor een mobiele begeleiding bedraagt 5 euro, een cliëntbijdrage voor een overnachting is 16,66 euro voor een min 21-jarige, 33,35 euro voor een plus 21-jarige enzovoort. De terminologie is dus anders, maar het concept van de cliëntbijdrage is de laatste vijf jaar als dusdanig niet verhoogd.
Er is geen regelgeving die bepaalt wat als supplement mag worden aangerekend en hoeveel. In het kader van het kwaliteitsbeleid wordt aan voorzieningen wel gevraagd om volledige transparantie na te streven voor de gebruikers. De gebruikersraad binnen een voorziening is het forum waarop dit moet worden besproken.
Uiteraard willen we de impact van de besparingen niet minimaliseren. Het is duidelijk dat we met de persoonsvolgende financiering meer zorggarantie willen geven aan de zwaarst zorgbehoevenden. Dit betekent dat we erover moeten waken dat de sector voldoende kwaliteitsvol personeel en voldoende werkingsmiddelen blijft hebben om dit te kunnen waarmaken, ook al komt de financiering nu via de persoon met een handicap zelf of via een voucher. Dat is het uitgangspunt en dat zal het ook blijven in de toekomst.
Het is niet mogelijk om nu al uitspraken te doen over de begrotingscontrole, laat staan over de begroting 2016. De signalen die de voorzieningen geven, moeten we ernstig nemen en we moeten er zorgvuldig mee omgaan. Ik kan nu geen uitspraken doen over een debat dat binnen de regering nog moet worden gevoerd. Alle vakministers zullen er hun vragen en argumenten op de tafel leggen. Iedereen begrijpt dat het niet zou getuigen van grote loyauteit als ik nu al publiekelijk uitspraken zou doen.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Er zouden nochtans veel mensen blij zijn mocht u daar uitspraken over doen. U bevestigt de omvang van de besparingen. Het gaat er niet om of de besparingen aangenaam of onaangenaam zijn. De sector krijgt het signaal dat de besparingen niet gaan over een beetje afromen van het vet dat op de structuur zit, maar om besparingen die wel degelijk interen op de kwaliteit van de geboden zorg. Die noodkreet wordt geuit. U hebt zelf bij de begrotingsbesprekingen gezegd dat de oppositie niet ongerust moet zijn omdat er overleg is geweest met de sector. Ik stel vast dat u ondertussen sectorbreed de wacht wordt aangezegd. Dat is pijnlijk.
Bij de begroting 2015 is er terecht voor gekozen niet te besparen op hulpmiddelen of het PAB. U kunt ons nog geen zicht geven op de totale opdracht van de besparingen in de begrotingscontrole 2015. Kunt u ons bevestigen dat die filosofie zal worden aangehouden? Wordt wat ontzien is, ook ontzien in de begrotingscontrole? Mevrouw van der Vloet, de minister heeft natuurlijk wel gezegd dat door de omvorming van de besparingen op de totale enveloppe is bespaard, en niet enkel op de structuur.
Wat betreft de 9,4 procent besparingen noteer ik dat er vier instellingen worden geviseerd. Zij zouden bereid zijn om in te stappen. Dat betekent natuurlijk ook dat de besparing die u daar hebt gerealiseerd, wordt teruggezet. Hoe gaat u daarmee om? Uiteindelijk zetten we voorzieningen onder het mom van sociaal ondernemerschap voor het blok. Ze moeten kiezen tussen de pest en de cholera. Ofwel besparen ze op personeel door het bijvoorbeeld niet te vervangen. Het gaat wel om personeel dat ten dienste staat van mensen met een handicap. Als gebruiker voel je dat ook. Ofwel rekenen ze de factuur door voor allerlei dingen die vandaag als normaal worden beschouwd, zoals een internetverbinding. Dat lijkt me geen luxe. Het VAPH antwoordt op een parlementaire vraag over het hulpmiddelenbeleid dat een smartphone voor slechtzienden tot de standaarduitrusting behoort. Dat zijn keuzes die moeilijk te verantwoorden zijn in de 21e eeuw.
Minister, u zegt geen uitspraken te kunnen doen over de begrotingscontrole of de begroting 2016. Ik moet u jammerlijk tegenspreken, want er is al een uitspraak gedaan over de begroting 2016, namelijk dat het besparingspad wordt voortgezet, dat er geen besparingen worden teruggezet en dat er integendeel een bijkomende enveloppe van 80 miljoen euro zal moeten worden gevonden. Ik hoop dat de vrees van de sector die we delen, geen bewaarheid wordt maar ik zie heel weinig positieve signalen, tenzij u die hier alsnog kunt geven.
Mevrouw Van den Brandt heeft het woord.
Er wordt in de omzendbrief al een uitspraak over de toekomst gedaan. Het gaat om recurrente besparingen. Het is geen eenmalige operatie. Mocht het financieel beter gaan binnenkort, wordt er geen lichtpuntje gegeven dat iets zal worden herbekeken.
Ik heb moeite met de redenering dat dit niet rechtstreeks aan de mensen raakt. In theorie klopt dat omdat het gaat om maatregelen bij instellingen. Die zijn er wel ten dienste van mensen. Zij worden misschien niet direct, maar wel indirect geraakt. Ik vind het een loze bewering dat er op structuren en niet op mensen wordt bespaard: het gaat om besparingen in de sector van personen met een handicap en dat raakt hen.
U vond het uit den boze om de 10 procent besparingen op de werkingsmiddelen door te voeren. Dat is geen beslissing die van Mars op aarde is gevallen. Dat is een keuze aan een ministertafel waar u ook deel van uitmaakt. U vindt het uit den boze om dit door te voeren, maar u hebt er wel eerst mee ingestemd om achteraf te beseffen dat het geen goede maatregel is en dat u de meubelen nog moet redden. Dat is een bizarre uitspraak.
Ik wil nog ingaan op een derde punt. U zegt dat er geen organisaties meer zijn die aan de 9,2-norm moeten voldoen. Iedereen is intussen overgestapt en zit op 1,07. Daaruit kan ik een drietal conclusies trekken.
Men was dat van plan en het zat er sowieso aan te komen. Ook hadden een aantal instellingen misschien het gevoel dat hun het mes op de keel werd gezet en dachten ze dat indien ze niet overstapten, ze nog veel meer dan één procent zouden moeten besparen. Dat kan een stimulans zijn om iets te doen waar men niet honderd procent achter staat.
Hoe zit het met de motivatie van die vier organisaties? Is die overstap een financieel-budgettaire keuze of is het een inhoudelijk gemotiveerde keuze om over te stappen naar FAM of MFC? Mocht het een keuze zijn die om budgettaire redenen wordt gedaan, vind ik dat een vreemde manier van werken vanuit de overheid. Als we na de vraag die de heer Van Malderen heeft gesteld, de redenering voortzetten en er geen enkele instelling meer is die aan de 9,2-norm beantwoordt, zal de totale besparingsoefening dus minder zijn. Tenzij heel de oefening rond FAM en MFC neerkomt op een goedkopere manier van werken, en het feit dat deze instellingen daarin stappen, dus een besparing tot gevolg heeft.
Mijn vraag is dus of heel die operatie rond FAM en MFC in werkelijkheid een besparingsoperatie was, dan wel of ik daarmee een foute conclusie trek? In elk geval blijft de vraag van de heer van Malderen overeind en zal het vooropgestelde doel van 13,2 miljoen euro niet bereikt worden.
Tot slot wil ik het nog hebben over de cliëntenbijdrage. U zegt dat die vastligt. Dat is uiteraard zo, maar de factuur omvat meer dan die cliëntenbijdrage. Er kunnen allerlei supplementen worden aangerekend. Wordt bijgehouden waarvoor er al dan niet supplementen zijn en hoe hoog ze zijn? Gaat het om redelijke supplementen waarvan de doorrekening te verantwoorden is, bijvoorbeeld omdat het basisbehoeften betreft? Hebt u zicht op hoe dat over de jaren geëvolueerd is? De te betalen factuur bestaat immers niet enkel uit de cliëntenbijdrage, maar bevat ook alle extra’s. We moeten daar redelijk in zijn. Het maken van een uitstap is vaak geen luxe en maakt deel uit van een kwaliteitsvol leven. Dat is dus niet altijd overdreven. In welke mate volgt u de factuur op in dit verband?
Mevrouw van der Vloet heeft het woord.
Ik wil nog even inpikken op wat mevrouw Van den Brandt op het einde van haar betoog zei.
De kosten die aan de gebruikers worden aangerekend, zijn de laatste jaren wel degelijk gestegen. Hebt u er zicht op of dat nodig is? We vinden wel jammer dat het wordt doorgerekend aan de gebruikers en dat er structureel onvoldoende wordt bespaard. Minister, wordt er een controle uitgevoerd naar de besparingen op de structuur? U zei dat daarrond geen regelgeving is maar dat er wel transparantie heerst. Vaak hoor ik van mensen dat er op de factuur enkel vermeld wordt dat er 50 euro gevraagd wordt voor ontspanning zonder verdere details. Dat vind ik geen transparante en open communicatie. De prijzen voor luiers en voor de wasserij mogen dan wel laag zijn, maar samen met de dagprijs en de extra’s voor ontspanning wegen de kosten voor die mensen zwaar door. Kortom, wordt er voldoende bespaard op de structuur en wordt er niet te veel doorgerekend aan de gebruikers zelf?
De heer Vandeurzen heeft het woord.
Ik heb die maatregelen natuurlijk met de sector besproken. Ik heb dat niet met zoveel woorden in mijn antwoord vermeld omdat ik het geen excuus vind: het is niet omdat er overleg gepleegd is en er een constructief gesprek gevoerd is over de wijze waarop men de zaken wil aanpakken, dat de sector gelukkig is met besparingsmaatregelen. Ik wil mij evenwel niet achter het overleg met de sector verschuilen. Tijdens de bespreking was de redenering dat als we doorgaan met het flexibel aanbod voor meerderjarigen en met de multifunctionele centra en er een zekere regelluwte kan worden gegeven, het misschien best is dat de besparing wordt doorgevoerd zoals ze uiteindelijk is uitgerold. Het feit dat er nog maar vier instellingen waren die daartoe nog niet gerekend konden worden, zegt ook wel iets over het concept. Ik heb geen kennis van hun redenen om nu te beslissen om in te stappen, maar ik kan mij voorstellen dat het te maken heeft met de aantrekkelijke aspecten van het model FAM of MFC, en het heeft budgettair ook geen consequenties. Inzake werkingsmiddelen stemt het cijfer van 9,2 op het niveau van een instelling overeen met wat 1,07 zou zijn voor het geheel. Qua besparingen zal dat geen grote verschuivingen met zich meebrengen. Dat is volgend mij het punt niet.
Het systeem van de prijzen is geen systeem van deze legislatuur, noch van de vorige. Het wordt al lang gebruikt om de cliëntenbijdrage te berekenen, en de regeling van de supplementen is in al die jaren ook nooit ter discussie gesteld. Nu wordt dat niet gemonitord, maar het is ook niet de bedoeling om daar een monitoringysteem voor op te starten aangezien we met de persoonsgebonden financiering een heel andere financieringswijze zullen moeten hanteren. Aangezien op relatief korte termijn met voorzieningen en gebruikers een gesprek wordt gevoerd over die nieuwe aanpak, lijkt zo’n reglementaire oefening nu niet aan de orde.
De heer Van Malderen heeft het woord.
Minister, u bent nog maar eens niet ingegaan op mijn vraag om de filosofie van niet te besparen op zaken die mensen zeer rechtstreeks raken, met name PAB en hulpmiddelenbeleid, toe te passen bij volgende besparingsrondes. Dat stemt ons zorgelijk omdat er intussen wel een bijzonder problematisch lijstje is ontstaan.
U verwijst naar het overleg met de sector, maar u stelt wel vast dat er een sectorbreed verzet is tegen deze besparingsoperaties. U schermt met 330 miljoen euro uitbreidingsbeleid, maar de vaststelling is dat dit gewoon wordt uitgehold door de besparingen omdat die besparingen ook gelden voor het uitbreidingsbeleid, en dan moet de begrotingscontrole nog komen. Iedereen ziet wel een aantal hakbijlen hangen. U klopt zich op de borst met meer zorggarantie, maar u moet evenzeer toegeven dat wachtlijsten niet zullen worden weggewerkt, en dat mensen die al zorg hebben, vanwege die besparingen, minder zorg zullen krijgen. De personen met een handicap dreigen het kind van de rekening te worden. Dat stemt ons bijzonder zorgelijk.
Ik wil eigenlijk positief eindigen. Iedereen die een betoog heeft gehouden, heeft zijn steun uitgesproken om mensen met een handicap zelf te ontzien. Ik kan me dus voorstellen dat u bij alle partijen steun vindt om bij de begrotingscontrole in PAB en hulpmiddelenbeleid te voorzien. Iedereen heeft hier gezegd dat de kwaliteit moet blijven. Ik kan me dus onmogelijk voorstellen dat men zich zou verzetten tegen een begrotingscontrole waar kwaliteit van zorg wordt gegarandeerd. Ik heb iedereen zijn bezorgdheid horen uiten over het doorschuiven van de factuur naar de gebruiker. Wellicht zult u heel veel bondgenoten hebben. Ik vermoed dus ook dat iedereen van de meerderheid de motie zal steunen.
De interpellatie is afgehandeld.