Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik ben een trouwe lezer van een uitgave van een departement waar minister Weyts voor bevoegd is, namelijk het departement Mobiliteit en Openbare Werken. De uitgave is ‘Mobiliteitsbrief’, waarin allerlei tips staan voor lokale besturen. Op 26 juni 2014 las ik een artikel ‘Autodelen stimuleren door het gemeentelijk wagenpark te delen’. Daarin wordt uitgelegd hoe je op eenvoudige wijze als lokaal bestuur je wagenpark geheel of gedeeltelijk, bijvoorbeeld gedurende het weekend, kunt laten gebruiken door lokale inwoners. Dat levert winst langs twee kanten op, namelijk enerzijds bij de lokale overheid die een deel van haar investeringskosten van haar wagenpark kan recupereren, en anderzijds wordt een vorm van duurzame mobiliteit bij gezinnen gestimuleerd die ook bijzonder kostenbesparend is. Als je weet dat een gemiddeld gezin in Vlaanderen jaarlijks ongeveer 4930 euro spendeert aan de wagen en die wagen 95 procent van de tijd stilstaat, dan zie je dat je door wagens te delen, je heel wat op je gezinsbudget kunt besparen zonder aan mobiliteit in te boeten.
Tot mijn grote vreugde zijn er effectief al een achttal gemeentebesturen die op die kar zijn gesprongen. Ik ga ze toch even noemen: Deinze, Schoten, Bilzen, Wevelgem, Borsbeek, Diksmuide, De Panne en Brasschaat. (Opmerkingen van minister Liesbeth Homans)
Doet Antwerpen dat ook? Dat wist ik niet. Het zijn dus negen gemeentebesturen, collega’s. Het is ongelooflijk. Nu Antwerpen meedoet, neem ik aan dat in het zog van Antwerpen nog vele zullen volgen.
Een aantal van die besturen laten zich daarvoor begeleiden door Autopia. Dat is zowat de koepel van de autodeelsector. Ik vind het een zeer positief verhaal. Het is geen toeval dat autodelen in Vlaanderen en in België een zeer hoge vlucht heeft gekend de afgelopen jaren. In 2008 waren er nog 5000 autodelers, nu zijn het er al meer dan 20.000. Zoals ik al gezegd heb, is dat niet onlogisch, gelet op het feit dat hiermee een van de belangrijkste kosten die zwaar wegen op het gezinsbudget, kan worden gedeeld.
Een deelauto vervangt vier tot zes privéwagens, wat dan weer heel wat publieke ruimte laat vrijkomen. Uit onderzoek blijkt ook dat wie aan autodelen doet, op een meer overwogen manier zijn mobiliteitskeuzes maakt en dat het mensen zijn die zich vaker te voet, per fiets of met het openbaar vervoer verplaatsen. Dat leidt dan weer tot minder autokilometers, minder uitstoot, minder lawaaioverlast, minder filedruk. Met andere woorden: delen is het nieuwe hebben en werkelijk iedereen is mee. Zelfs de voorzitter van FEDERAUTO, de organisatie die de verkopers van auto’s in ons land vertegenwoordigt, heeft op zijn eigen ledencongres laten optekenen dat de nieuwe generatie niet meer geïnteresseerd is in autobezit maar vooral de beschikbaarheid van een wagen belangrijk vindt.
Wat geldt voor de lokale besturen, kan misschien ook opgaan voor de Vlaamse overheid. Ik heb u een schriftelijke vraag gesteld. Ik ben even gaan kijken op de website bestuurszaken.be. Minister, ik heb vastgesteld dat Vlaanderen maar liefst 3915 voertuigen heeft. Natuurlijk zijn die niet allemaal geschikt om op te nemen in een autodeelproject. Er zijn vrachtwagens en zeer technische voertuigen bij. Ik heb toch vastgesteld dat van die 3915 voertuigen er 1217 stads-, middenklasse- en stationwagens bij zijn en 1200 bestelwagens. Grosso modo de helft van het Vlaamse voertuigenpark bestaat uit voertuigen die ook door gezinnen of bijvoorbeeld verenigingen zouden kunnen worden gebruikt.
Ik neem aan dat vele van die voertuigen vaak stilstaan, zeker in het weekend. Dat blijkt ook uit uw antwoord op mijn schriftelijke vraag. Gemiddeld leggen de voertuigen in eigendom van de Vlaamse overheid 18.422 kilometer per jaar af. Dat is bijzonder weinig. Je moet ook de afschrijving van die wagens over langere tijd spreiden. Met andere woorden: aan de voorwaarden waaraan lokale besturen voldoen om autodelen interessant te maken, lijkt mij de Vlaamse overheid zelf ook te voldoen.
Minister, u hebt al in de krant gereageerd op mijn idee. U hebt ook gereageerd op mijn schriftelijke vraag. U laat optekenen dat het delen van het Vlaamse voertuigenpark of een gedeelte ervan, te complex zou zijn. U werpt ook allerlei praktische bezwaren op in dat antwoord. Maar dat zijn volgens mij allemaal praktische bezwaren die perfect kunnen worden overwonnen, gelet op het feit dat de Vlaamse overheid zelf aandeelhouder is van de grootste autodeelaanbieder van dit land, namelijk cambio. Cambio kan u met raad en daad bijstaan om die praktische bezwaren te overwinnen. Meer nog, ik heb gelezen in de krant dat cambio staat te popelen om u daarbij te ondersteunen. Ik neem aan dat dat ook voor Autopia geldt.
Minister, zelfs al zou je het maar met een beperkt gedeelte van het wagenpark doen, gedurende een beperkte tijd, het zou toch een zeer krachtig signaal zijn mocht de Vlaamse overheid ook haar voertuigenpark geheel of gedeeltelijk ter beschikking stellen van een autodeelproject. Ik zou het bijzonder eigenaardig vinden dat wat de Vlaamse overheid in haar eigen publicaties aanraadt aan lokale besturen, zelf niet in staat zou zijn te doen.
Minister, u die met uw blote handen de provincies gaat afschaffen, u die de OCMW’s gaat integreren in de gemeenten, u die bijna dagelijks de kranten domineert met grote hervormingsplannen, u gaat zich toch niet door een paar praktische bezwaren laten tegenhouden om het goede voorbeeld te geven en zelf te doen wat u de lokale besturen aanraadt? (Gelach)
Minister, waarom zou het geheel of gedeeltelijk delen van het Vlaamse voertuigenpark te complex zijn? Hebt u dat grondig onderzocht? Hebt u daarvoor al advies ingewonnen bij cambio of een andere organisatie met expertise rond autodelen, zoals Autopia? Indien u dat nog niet hebt gedaan, gaat u in op het enthousiaste aanbod van cambio om hierover rond de tafel te zitten?
Kunt u wat meer toelichting geven over de timing, werkwijze en grootteorde van uw doelstelling om het wagenpark van de Vlaamse overheid te reduceren en efficiënter te gebruiken? In uw antwoord op mijn schriftelijke vraag hebt u immers gezegd dat we, los van de praktische bezwaren rond autodelen, ernaar zouden moeten streven om het wagenpark wat te beperken en efficiënter te gebruiken, wat op zich al een verheugend gegeven is.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, tussen droom en daad staan wetten in de weg en praktische bezwaren, zoals Willem Elsschot in ‘Het Huwelijk’ schreef.
Het zal u misschien verbazen, maar ik wil de collega steunen in een progressief en open discours omtrent het gemeenschappelijke autobezit. Delen is het nieuwe hebben. Ik ben vooral voor het efficiënt inzetten van overheidsmiddelen. Ik heb nog in de raad van bestuur van De Lijn gezeten, en daardoor ben ik ook wel voorstander van openbaar vervoer, zeker als we zien met hoeveel we dagelijks in de file staan.
Ik heb daar ook geleerd dat de reclame op bussen een grote bron van inkomsten is. Men stelde de bussen ter beschikking voor reclame, en via een aparte vennootschap werden daar dan middelen uit gehaald. Ik heb dat dan getransponeerd naar Brugge en heb voorgesteld om onze auto’s in Brugge, die blanco zijn, in te zetten voor campagnes voor het cultuurgebeuren, grote tentoonstellingen en zo meer. En men is daarop ingegaan.
Ik denk dat u misschien iets opener moet staan tegenover die praktische bezwaren, minister. Al kunnen er van die 3915 auto’s maar 1000 worden ingezet om aan autodelen te doen, het is toch een manier om de overheidsmiddelen efficiënt in te zetten. Niet dat ik per se vind dat iedereen moet delen, iedereen is daar wat mij betreft vrij in.
Er zijn nog andere voorbeelden. In Knokke bijvoorbeeld heeft niemand van het schepencollege een chauffeur. Zij hebben één Audi A4, die gedeeld wordt door het hele schepencollege, de OCMW-voorzitter en zelfs de burgemeester. Dat heeft niets met ideologie te maken, het gaat er gewoon om hoe we onze middelen efficiënt inzetten. Ook in Brugge deden we dat: er waren drie wagens voor tien of elf schepenen. In uw stad, mijnheer Vandenbroucke, gebeurt dat veel minder. Daar heeft, denk ik, iedere schepen nog een persoonlijke chauffeur. Misschien die van Groen niet, maar de rest wel. Dat is dus toch niet zo progressief.
Minister, ik vind het een interessante vraag en een interessante oefening. Ik ben zeer benieuwd naar uw antwoord. Ik hoop dat u tussen uw communicatie in de krant en vandaag de praktische bezwaren al wat hebt kunnen milderen.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Vandenbroucke, uw schriftelijke vraag dateert van eind december. Ik heb in mijn antwoord toen inderdaad een aantal praktische bezwaren geuit. U hebt er zelf al een aantal opgesomd. Ik zal ze niet herhalen.
Het is belangrijk om een onderscheid te maken tussen enerzijds het delen van de auto’s van de Vlaamse overheid met en door burgers en anderzijds het laten delen van die auto’s door alle entiteiten van de Vlaamse overheid.
Wat het delen met burgers betreft, wil ik toch nog een aantal praktische bezwaren aanhalen. Het gaat dan niet zozeer over het type wagen, daar hebt u zelf al naar verwezen. Niet elke van de 3915 wagens is daarvoor geschikt. U hebt zelf een aantal berekeningen gemaakt. Er zijn er in elk geval genoeg om iets te doen. Maar er zijn er bijvoorbeeld ook een aantal die een permanentiefunctie uitoefenen. Die kun je ook niet uitlenen.
Een ander praktisch bezwaar – maar er is niet gezegd dat je dat niet kunt oplossen – is dat de provinciehoofdgebouwen daar ook niet voor uitgerust zijn. Er is geen permanentie, er zijn alarmsystemen en dergelijke meer. Maar dat is geen uitvlucht, mijnheer Vandenbroucke.
Ik ben niet te beroerd om toe te geven dat ik uw suggestie zeer waardevol vind. Naar aanleiding van uw pertinente schriftelijke vraag hebben we op vrijdag 13 februari een overleg gehad met cambio. Daar waren, behalve cambio en mijn kabinet, ook afgevaardigden van het Facilitair Bedrijf aanwezig, die zeker ook belangrijk zijn in dezen. Maar dat valt ook onder mijn bevoegdheid, dus dat valt goed mee.
Er werden tijdens dat overleg allerlei mogelijkheden besproken, en ook het kostenplaatje, dat niet onderschat mag worden, werd bekeken. Er zijn ook praktische bezwaren en dergelijke meer besproken, maar we hebben beslist om in de provinciehoofdsteden te gaan kijken of er een kandidaat is die het pilootproject, dat wij met de Vlaamse overheid mee willen starten, wil uitrollen. Het gaat dan ook over het uitlenen van parkings en dergelijke meer, want dat is ook belangrijk.
We gaan dus in eerste instantie op zoek naar een gebouw van de Vlaamse overheid waar buitenparkings zijn. Dat lijkt mij het gemakkelijkste om mee te starten, maar ik wil natuurlijk de toekomst niet hypothekeren. In ieder geval hebben we een vraag uitgestuurd wie het pilootproject wil doen. 13 februari is nog niet zo lang geleden. We hebben tot vandaag nog geen antwoorden gekregen, maar ik verwacht wel degelijk spontane kandidaturen.
Bij de lokale besturen gaat dit natuurlijk net iets gemakkelijker, omdat het kleinschaliger is, maar dat wil niet zeggen dat wij als Vlaamse overheid ook niet het goede voorbeeld moeten geven. Ik volg u daar dus volledig in en ik hoop dat ik u heb kunnen verblijden met mijn antwoord. We hebben de daad bij het woord gevoegd, nadat u ons uw schriftelijke vraag hebt gesteld.
Uw tweede vraag betrof het delen van voertuigen tussen de entiteiten. Als we zien hoe de verschillende entiteiten en administraties naast elkaar werken, zijn er ook qua wagenpark en dergelijke nog heel wat efficiëntiewinsten te boeken. Dan heb ik het niet over het financiële, maar over efficiëntie qua milieu en dergelijke meer. Dat is zeer belangrijk.
Ik heb gisteren een tool beschikbaar gesteld waarmee de ambtenaren voertuigen zullen kunnen reserveren over de entiteiten heen. Dat lijkt mij goed en belangrijk.
Het gaat in de eerste plaats om een pilootproject dat start met een aantal voertuigen van het facilitair bedrijf om na te gaan wat de gretigheid is van de ambtenaren en welke resultaten we met een pilootproject kunnen boeken.
Alle entiteiten kunnen vrij instappen. Dat is belangrijk. Het is niet beperkt tot een aantal entiteiten. Ze mogen allemaal instappen. Het Facilitair Bedrijf zal dat bekendmaken. Dat is goed. Pas sinds gisteren is die tool beschikbaar. Ik kan er nog maar weinig resultaten over geven.
Mijnheer Vandenbroucke, ik vermoed en hoop dat u hierover een vervolgvraag zult stellen – ik twijfel daar zelfs niet aan – om na te gaan wat dit en ook wat delen van auto’s met de burgers, heeft opgeleverd. Het zijn zeer waardevolle suggesties geweest, die we heel kort op de bal hebben opgevolgd.
De heer Vandenbroucke heeft het woord.
Minister, het verheugt me enorm dat u ingaat op mijn suggestie, dat u rond de tafel hebt gezeten met cambio en dat u de zoektocht naar een pilootproject in een provinciehoofdstad of een andere stad bent opgestart. Het is goed dat u intern maatregelen neemt voor efficiënter autogebruik. Ik kan alleen maar hopen dat er een pilootproject zal worden gestart. U kennende weet ik dat het er van zal komen. U mag er zeker van zijn dat ik hierover een vervolgvraag zal stellen.
Ik apprecieer enorm dat de Vlaamse overheid zelf ter harte neemt wat ze aanraadt aan lokale besturen. Ze geeft zelf het goede voorbeeld. Ik ben er echt van overtuigd dat dat een eerste stap is van vele om naar een duurzame mobiliteit te gaan. Hulde daarvoor en dank u wel.
Mevrouw Van Volcem heeft het woord.
Minister, u verrast me met uw antwoord. Ik vind het zeer positief. Ik was al bang om iets te zeggen, want als ik iemand van sp.a in zijn redenering gelijk geef, is men al wantrouwig. Als er goede ideeën zijn, mogen we die wel ondersteunen. Als ik uw antwoord mag geloven, wordt u de nieuwe miss Uber van het autodelen. (Gelach)
Vlaanderen moet gedrevener zijn, ook met gebouwen. Je hebt bijvoorbeeld al de brede school waar je kunt dansen na de schooluren. Het multifunctioneel gebruik wordt ook aan leegstaande kerken opgelegd. De overheid moet daar een rol in spelen en het moet gebruiksvriendelijk zijn. Ik denk aan een app waarbij je gemakkelijk auto’s kunt reserveren. Je kan kantoorzalen van de Vlaamse overheid gebruiken. In het Kamgebouw heb je hele landschapsbureaus. Studenten studeren graag in bibliotheken. Er zijn nog veel manieren om creatief om te springen met al wat ’s nachts en in de weekends leegstaat. Minister, u hebt me positief verrast.
Minister Homans heeft het woord.
Mevrouw Van Volcem, u suggereert dat het waardevol zou zijn om bijvoorbeeld vergaderzalen in het weekend en ’s avonds ter beschikking te stellen. Wel, dat staat in mijn beleidsnota. Daaraan zijn we aan het werken. Ik hoop dat ik u daar heel tevreden mee heb gestemd.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.