Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer De Meulemeester heeft het woord.
De Vlaamse Regering besliste op vrijdag 16 januari in een conceptnota over de grote lijnen van de wijze waarop de integratie van de OCMW’s in de gemeenten zal plaatsvinden. Uit de conceptnota valt af te leiden dat de administratie van het OCMW volledig moet worden geïntegreerd in de administratie van de gemeente. Dit betekent ook, volgens de conceptnota, dat de gemeenteraad de keuze zal moeten maken voor één secretaris en één financieel beheerder. Deze integratie kan zorgen voor aanzienlijke efficiëntiewinsten en schaalvoordelen en is dus op zich een goede zaak.
Maar verschillende steden en gemeenten worden op dit moment, of in de zeer nabije toekomst, geconfronteerd met de pensionering van hun OCMW-secretaris. Het OCMW-decreet verplicht OCMW-besturen een secretaris en een financieel beheerder te hebben. De periode waarbinnen een bestuur een waarnemend functionaris kan aanstellen voor een dergelijke functie duurt echter maximaal één jaar, meer bepaald zes maanden plus één maal hernieuwbaar.
Ik weet dat de conceptnota binnenkort in bespreking zal gaan in onze commissie, maar de reden van mijn vraag is dat het op ieder moment kan voorvallen. De vraag is toch wel dringend van aard.
Minister, wat moeten lokale besturen, waar de gemeentesecretaris beide functies niet wenst te combineren of waar het bestuur dit niet wenselijk vindt, in tussentijd, tot 2019, doen? Is er een andere oplossing dan toch nog een secretaris en/of financieel beheerder te moeten benoemen? Welke oplossingen biedt de regelgeving op dit vlak, met het oog op de nakende integratie?
De heer Dochy heeft het woord.
Ik heb een kleine aanvulling. Het element van de inkantelingsprocedure zou misschien hier en daar voor problemen kunnen zorgen. Niet alleen een OCMW-secretaris maar ook een gemeentesecretaris kan bijvoorbeeld op pensioen gaan. Als een van de twee moet worden verkozen en er een met pensioen gaat, zal het erop neerkomen dat er eigenlijk geen keuze meer is en dat per definitie de overblijvende secretaris zal moeten worden aangesteld als gecombineerde secretaris van het geheel. Ik weet niet in welke mate dat aangewezen is. Het is niet omdat iemand een zeer goede secretaris is van ofwel de gemeente ofwel het OCMW, dat hij de ambitie heeft om de combinatie te maken, los van het feit of hij de capaciteit heeft om het geheel van de organisatie te gaan leiden. Ik denk dat daar nog wat bijkomend schaafwerk nodig zal zijn om tot een objectivering van de keuze te kunnen komen, los van de huidige functiehouders.
Minister Homans heeft het woord.
Voorzitter, ik wil eerst antwoorden op de vraag van de heer Dochy omdat ze een beetje afwijkt van de initiële vraag van de heer De Meulemeester. Die vraag gaat over een specifiek geval.
De procedure tijdens het proces van de integratie van het OCMW in de gemeente of in de stad, wie van de twee decretale graden de secretaris of financieel beheerder zal mogen worden, daar zijn we nog mee bezig, daar werken we een hele procedure voor uit. Daar kom ik graag op terug als we er klaar mee zijn. Dus nog even geduld, mijnheer Dochy.
Mijnheer De Meulemeester, als op dit moment – maart 2015 – een van de vier decretale graden in een gemeentebestuur – de financieel beheerder van de gemeente, de financieel beheerder van het OCMW, de secretaris van de gemeente of de secretaris van het OCMW – vacant worden, spoor ik de lokale besturen aan om alles in het werk te stellen om gebruik te maken van de mogelijkheid de zittende secretaris of financieel beheerder ook de taken te laten uitoefenen voor het andere bestuur. Als iemand van het OCMW op pensioen gaat, is het de stedelijke of gemeentelijke verantwoordelijke of decretale graad die de desbetreffende taken overneemt of andersom.
Mijnheer Dochy, u hebt correct opgemerkt dat dit natuurlijk voor beide kanten geldt. Een OCMW-secretaris of -financieel beheerder kan met pensioen gaan, maar dat kan ook bij de stad of gemeente gebeuren. Dat is mijn voorkeurscenario. Dat is het scenario van het gezond verstand. Het is vanzelfsprekend om dit te bepleiten bij de lokale besturen, omdat men bij de integratie van het OCMW in de gemeente of stad met maar twee decretale graden zal werken, en niet met vier. Dat is redelijk logisch. Men weet dat dit eraan komt en dat dit concreet zal worden. Het ligt dan ook voor de hand om geen tweede te installeren. Men zou beter werken met één secretaris of één financieel beheerder.
Gelet op de financiële situatie van de lokale besturen, kan dit een soort van efficiëntieoefening zijn. We weten allemaal, zeker degenen die enige verantwoordelijkheid opnemen in een lokaal bestuur, dat een decretale graad niet altijd het goedkoopste personeelslid is. Als je een van de twee de gezamenlijke taken kunt laten uitvoeren – wat in 2019 sowieso zal moeten – dan wordt dit zo meegenomen. Het financiële kan hier absoluut niet de doorslag geven. Ik ga uit van het gezonde verstand van de desbetreffende lokale besturen.
Wat als dat niet gebeurt? Je kunt dit wel vooropstellen als voorkeurscenario, maar dat wil niet zeggen dat iedereen dat ook zal doen. Dan moeten we terugvallen op de bestaande organieke regelgeving. Dit wil zeggen dat we een nieuwe selectieprocedure voor een secretaris of een financieel beheerder voor de decretale graad moeten initiëren. Ondertussen zullen we een waarnemend secretaris of financieel beheerder moeten aanstellen. Niet wij, maar het lokaal bestuur doet dat. In beginsel kan men een waarnemend secretaris of financieel beheerder aanstellen voor zes maanden, maar dat is verlengbaar tot één jaar. Dat is zo bepaald. Bij een tijdige opstart van selectie of bij een selectie die geen kandidaat oplevert, kan dit worden verlengd.
De waarnemingstermijnen zijn termijnen van orde, en zijn niet afdwingbaar. Het laat dus enige ruimte, waarmee ik niet gezegd wil hebben dat ik ervoor pleit dat veel lokale besturen voor deze optie kiezen. Integendeel. We houden dit wel achter de hand. We hebben die termijnen bewust niet dwingend gemaakt. Dat is geen beslissing van mij geweest. Momenteel is dat ook niet zo, die termijnen zijn niet dwingend en er is dus ook geen sanctie verbonden aan de overschrijding van de termijn, wat redelijk logisch is als het een termijn van orde is.
Mijnheer De Meulemeester, misschien hebt u een concreet voorbeeld in gedachten. Ik heb geen weet van een concrete casus. Wellicht zal dat gebeuren in de komende jaren. Momenteel hebben we al 35 lokale besturen met één secretaris, zowel voor het OCMW als voor de gemeente of stad, en 80 met één financieel beheerder. Dat is een goede evolutie. Het is een natuurlijk proces dat veel lokale besturen zelf al aan het initiëren zijn.
Ik doe een oproep aan het gezond verstand van de lokale besturen en ik hoop dat ze dat in het kader van de integratie van het OCMW in de lokale besturen gaan doen. Eerlijk gezegd twijfel ik daar niet aan.
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Ik kan me hier volledig in vinden. We weten het niet, maar dit probleem kan zich eerlang voordoen. Het is nogal logisch dat als een secretaris zou verdwijnen, die wordt opgevolgd door de secretaris of financieel beheerder van het OCMW of van de gemeente. Het is niet alleen een efficiëntieoefening, maar ook een daad van goed bestuur, als dat zou gebeuren.
De waarnemende aanstelling is inderdaad een voorlopige oplossing en kan misschien wat langer duren dan een jaar, maar dat moet worden bekeken. In elk geval vraag ik, minister, of u het niet aangeraden acht een aanbeveling te doen aan de lokale besturen. We zijn nu toch bezig met de integratie van het OCMW in de gemeente. Zo’n aanbeveling zou goed zijn voor veel gemeentebesturen zodat ze bij voorkeur kunnen kiezen voor de secretaris of financieel beheerder van de gemeente of het OCMW in het kader van een efficiëntiewinst, maar nog meer in het kader van een goed bestuur.
De heer Dochy heeft het woord.
Minister, ik heb inderdaad een afwijkende vraag gesteld. Ik had die nog niet ingediend omdat ik weet dat u hard aan het werken bent aan de invulling van de conceptnota voor de inkanteling van de OCMW’s in de gemeente. Dit is toch een bekommernis.
Ik meen te hebben gelezen in de conceptnota dat de keuze beperkt is tot de twee decretale graden. Als je een organisatie opstart, is een secretaris een zware kostprijs, maar iemand die voor vele jaren niet functioneert, is een nog zwaardere kostprijs. Het is belangrijk om een zekere objectivering te stoppen in de aanduiding van de secretaris en de ontvanger van de gemeenschappelijke organisatie. Misschien dat ook de mobiliteit tussen gemeenten van decretale graden over verschillende functies een oplossing kan bieden voor mensen die worden beoordeeld als niet geschikt voor het leiden van een dergelijke organisatie. Vandaag kan de mobiliteit voor decretale graden tussen gemeenten niet, maar voor andere functiehouders wel.
Minister Liesbeth Homans heeft het woord.
Het is wat te vroeg om een algemene aanbeveling te doen omdat er nog geen concrete casus is, en omdat we de provincies in het kader van de integratie en van de decretale graden nog aan het uitwerken zijn. We zullen dit in ieder geval meenemen in alle oefeningen die we doen. Ik ben er net als u van overtuigd dat we tijdens deze legislatuur met een casus zullen worden geconfronteerd. U hebt blijkbaar enige voorkennis. We zullen er wellicht mee worden geconfronteerd.
Mijnheer Dochy, de keuze is beperkt tot een van de twee decretale graden, ofwel de OCMW-secretaris, ofwel de gemeentesecretaris. We willen natuurlijk heel veel verantwoordelijkheid en vertrouwen geven aan de lokale besturen.
Ik heb in bepaalde rapporten gelezen dat bepaalde lokale besturen de evaluatie van de decretale graden aan hun laars lappen. Ik ben het ermee eens dat de decretale graden voor de lokale besturen een redelijk kostenplaatje inhouden. Als ze goed zijn, betekenen ze, voor alle duidelijkheid, ook een grote meerwaarde. De evaluatie van de decretale graden is decretaal verplicht. Als ik zie hoeveel lokale besturen die evaluatie aan hun laars lappen, denk ik dat het het een of het ander is. We kunnen de lokale besturen veel vertrouwen en autonomie geven om hiervoor in te staan of we kunnen dat niet doen.
Er is gesuggereerd dat de lokale besturen verder moeten werken met de mensen die ze nu hebben. Volgens mij is dat aan de lokale besturen zelf. Ze beschikken over voldoende mogelijkheden. Als ze niet tevreden zijn met de decretale graden, hebben ze alle tools in handen om negatieve evaluaties uit te spreken en de betrokken personen te vervangen. Dat is evident.
Over de eventuele overdracht van een secretaris van Ledegem naar Izegem zal ik me niet uitspreken. De lokale besturen moeten dit onderling afspreken. Ik wil geen gemeenten bij naam noemen, maar als een gemeente over twee decretale graden beschikt – de gemeentesecretaris en de secretaris van het OCMW – en beide bijzonder goed vindt, zou het zonde zijn een van beide te moeten laten gaan. Ten gevolge van de integratie blijft er slechts één secretaris over. In dat geval lijkt het me nuttig dat contact met de gemeenten in de nabije omgeving wordt opgenomen. Dan kan worden gevraagd of ze daar iemand hebben, of ze tevreden zijn, of ze die persoon nog lang moeten aanhouden, of de decretale graden zijn geëvalueerd zoals het moet en uiteindelijk of eventueel een uitwisseling kan plaatsvinden. Ik zou het zonde vinden ten gevolge van deze oefening veel kennis en expertise verloren te laten gaan.
Minister, een uitwisseling is in dit verband niet gepland. Voor een overdracht moet waarschijnlijk een examenprocedure worden gevolgd. Dit moet niet indien de niet-decretale graad deel van de mobiliteit uitmaakt. De rechtspositieregeling voorziet in een mobiliteit zonder examens voor de niet-decretale graden, maar niet voor de decretale graden. De vraag is dan ook of het niet zinvol zou zijn dit op termijn ook in de procedure voor de decretale graden op te nemen.
Mijnheer Dochy, we zullen, in overleg met de federaties van secretarissen en financieel beheerders, een heel palet aan maatregelen ontwikkelen. We zullen hier uiteraard rekening mee houden. Een goed secretaris of financieel beheerder zal inderdaad niet zonder examen van de mobiliteit kunnen genieten. Hij zal een examen moeten afleggen. Als hij dan toch zo goed is, ga ik ervan uit dat hij zonder problemen zal slagen. Aangezien u dit punt terecht hebt aangekaart, zullen we hier echter rekening mee houden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.