Verslag vergadering Commissie voor Bestuurszaken, Binnenlands Bestuur, Inburgering en Stedenbeleid
Verslag
De heer Doomst heeft het woord.
Minister, bij de huidige erkenning als centrumstad gaat het vooral om de kwalitatieve inschatting, meer dan om de kwantiteit. Het gaat vooral om de aantrekkende functie van de stad ten aanzien van de omgeving op het vlak van werk, onderwijs, cultuur en ontspanning. De kwalificering is tot nu toe vooral ook gebaseerd op het ruimtelijk structuurplan (RVS), op een studie van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) van 1995 en op een socio-economische typologie, ook van de vorige eeuw.
Maar op dit moment zijn er belangrijke bevolkingsbewegingen aan de gang. Zo krijg je voor Vlaams-Brabant serieuze bevolkingsprognoses voor de komende jaren, met een sterk groeiende druk die we daar zeker vanuit Brussel zullen ervaren, en met Halle en Vilvoorde die nu al de problemen kennen die we op een centrumstad kleven. Uit gegevens van de studiedienst blijkt dat de geïnternationaliseerde bevolking in de toekomst nog zal toenemen. Het wordt dus steeds moeilijker om Halle en Vilvoorde buiten die ranking te houden. De classificatie is dus meer en meer voorbijgestreefd.
Minister, welke conclusies trekt u uit de recente bevolkingsprognoses, met het oog op een mogelijke actualisering? Hebt u daarover al bijkomende vragen gekregen? Die zullen wel op tijd en stond bij u terechtkomen. Welke perspectieven kunnen wij de betrokken steden geven?
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik sluit mij aan bij de terechte vraag van de heer Doomst. Alles is in beweging. De vorige studies over centrumsteden zijn voor een deel toch wel achterhaald, als we zien welke bevolkingsbewegingen zich de laatste jaren hebben voorgedaan.
We kennen het begrip ‘centrumsteden’. Ondertussen weet u dat er zich binnen de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG) een groep van regionale steden heeft aangediend. Zij vallen een beetje onder de centrumsteden, maar ze hebben veelal gelijklopende problemen als de centrumsteden. Ik denk onder meer aan Dendermonde. Maar er zijn er nog andere.
Het is inderdaad nodig om dat globaal te herbekijken, zodat we tot een nieuw begrip van ‘centrumsteden’ kunnen komen. We moeten ook eens bekijken in hoeverre een aantal regionale steden daar bij kunnen horen. Ofwel moeten we het begrip ‘regionale steden’ herbekijken. We kennen de vijf grote steden in Vlaanderen, en dan die dertien centrumsteden, en dan is er eigenlijk niets meer. Ik heb het niet alleen over subsidiëring maar ook over de ondersteuning van tal van zaken. De regionale steden hebben vaak dezelfde problemen. Het is dus wel nodig om daar even over na te denken, zeker als het gaat over de regionale steden. Misschien moeten wij met deze regionale steden rekening houden als het gaat over de definitie van een centrumstad en over de problemen waar een centrumstad de dag van vandaag mee geconfronteerd wordt.
De heer Wouters heeft het woord.
Minister, we mogen niet vergeten dat de verschillende steden een andere demografie hebben en met andere problemen worden geconfronteerd. Antwerpen en Brussel zijn anders ingedeeld en hebben een andere aanpak nodig dan bijvoorbeeld Hasselt of Oostende. Ik kijk dan ook uit naar de Stadsmonitor, waarvan ik hoop dat hij duidelijk de problemen die samenhangen met de bevolkingsgroei aan het licht brengt, zodat er gerichte maatregelen kunnen worden genomen. Ik ben er dan ook van overtuigd dat we ons daar meer op moeten focussen dan op de benaming ‘centrumstad’.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Doomst, dank u voor de vraag, en mijnheer De Meulemeester en mijnheer Wouters, voor het feit dat u zich aansluit bij deze problematiek, die toch wel leeft. Ik herken dat, ook al ben ik afkomstig uit een stad die wel erkend is als centrumstad. Mijnheer Doomst, ik ben toch zeer gevoelig voor de problematiek. Zeer gevoelig. (Opmerkingen van de heer Michel Doomst)
Dank u wel. U kaart deze problematiek terecht aan. U hebt het zelf al aangegeven, maar het is toch goed om, bij de aanvang van mijn antwoord, nog eens duidelijk te stellen dat het begrip ‘centrumstad’ bij de opmaak van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen geen aanduiding is geweest voor de steden met de meeste inwoners. U hebt zelf gezegd dat het niet zozeer gaat over het kwantitatieve maar wel over het kwalitatieve aspect. Daar hebt u groot gelijk in. Men heeft rekening gehouden met centrale functies die bepaalde steden al dan niet uitoefenen. Het gaat over werkgelegenheid, verzorging, onderwijs, cultuur, ontspanning en dergelijke meer. Ik heb, net zoals u wellicht, met veel interesse akte genomen van de nieuwe actualisering van de studiedienst.
Er zijn een aantal projecties die heel duidelijk een bevolkingsgroei aantonen tussen 2014 en 2024. Ik geef een aantal voorbeelden, vooral in de regio die u na aan het hart ligt, maar ook mij, namelijk een cluster van gemeenten in de Noordrand van Brussel, waaronder Vilvoorde. Vilvoorde kent een bevolkingstoename van 15 procent. De bevolking zal tussen 2014 en 2024 stijgen van 41.000 naar 48.000 inwoners. Machelen zal een bevolkingstoename kennen van 13 procent, van 14.200 naar 16.000 inwoners. Dan heb je nog de stad Antwerpen die een bevolkingstoename van 10 procent zal kennen op die tien jaar. Dat wil concreet zeggen van 510.000 naar 563.000 inwoners. Ten slotte is er Gent dat een bevolkingstoename zal kennen van 6 procent, van 251.000 naar 265.000 inwoners. Ik heb vier steden genoemd als voorbeeld, maar er zijn er nog andere uiteraard.
Ik hoop dat we het er allemaal over eens zijn dat deze bevolkingstoename voor een aantal bijkomende uitdagingen zorgt voor de steden in kwestie, op vlak van kinderopvang, onderwijs, wonen, werk, mobiliteit, zorg en dergelijke meer. Het is belangrijk om dat nu te onderstrepen.
Mijnheer Doomst, ik ben het ermee eens dat de bevolkingsprognoses voor verschillende categorieën van steden extra druk kunnen meebrengen. Ik zeg u nu gewoon heel eerlijk en open dat een herziening van de classificatie van centrumsteden door de huidige budgettaire context jammer genoeg niet aan de orde is. Het is belangrijk om dit te stellen omdat we een zekere rechtszekerheid hebben gegeven aan de lokale besturen wat betreft de middelen uit het Stedenfonds en het Gemeentefonds die cruciaal zijn voor een goede uitvoering van de strategische meerjarenplannen van de desbetreffende dertien erkende centrumsteden. Ook zonder extra budgettaire ruimte zou een herclassificatie leiden tot een ontegensprekelijke vermindering van de middelen voor de huidige centrumsteden of andere gemeenten. Ik denk dat het in de context van de meerjarenplanning die is uitgetekend, niet wenselijk zou zijn. Mocht er budgettaire ruimte komen, wat in de gegeven omstandigheden heel hypothetisch is, dan kan wel worden bekeken hoe gemeenten met een heel sterke bevolkingsgroei en bevolkingsprojecties extra ondersteund kunnen worden.
Halle en Vilvoorde zijn de twee steden die me concreet de vraag hebben gesteld om erkend te worden als centrumstad. Kan ik de desbetreffende steden een perspectief geven? Ik heb u daarnet gezegd dat een herclassificatie eigenlijk niet aan de orde is, maar ik ben me wel degelijk bewust van de problematiek.
Tijdens de bespreking van onder andere de beleidsnota Stedenbeleid ben ik daar ook op ingegaan. Ik vind het zeer goed dat Binnenlands Bestuur nu samen zit in het pakket van Stedenbeleid en dat het in één hand zit. Ik heb toen heel duidelijk aangegeven dat ik wil afstappen van de traditionele benadering vanuit Stedenbeleid. Dat gaat vooral over het Stedenfonds, stadvernieuwingsprojecten en dergelijke meer. We moeten afstappen van louter kijken welke stad er behoort tot de categorie van centrumsteden, we moeten meer uitgaan van het optreden van maatschappelijke problemen. Ik denk dat dat in het voordeel is van de twee steden die u zelf hebt aangehaald, niet het minst Vilvoorde. Ik heb dat ook aangegeven in mijn beleidsnota Stedenbeleid.
Voorzitter, een herclassificatie is momenteel jammer genoeg niet aan de orde omwille van budgettaire redenen en zekerheden die we aan de erkende dertien centrumsteden hebben gegeven. Ik ga absoluut vanuit mijn bevoegdheid Stedenbeleid de nodige aandacht besteden aan de problematieken die zich voordoen, die ik erken en die u hebt geschetst in twee steden die mij nu een erkenning hebben gevraagd. Ik sluit niets uit in de toekomst, maar ik kan u geen garanties geven.
De heer Doomst heeft het woord.
Er klinkt hoop, maar wel op iets verdere termijn. Minister, ik heb het gevoel dat we misschien wat meer uit de strenge classificatie moeten stappen. Behoren tot het lijstje of niet, is misschien wat moeilijker om bepaalde evoluties op te vangen. Ik heb het gevoel dat dat korset iets te streng is. We moeten eens kijken hoe we daar wat meer kunnen van aftstappen. Minister Weyts heeft dat ook gezegd. We moeten het misschien wat meer horizontaal benaderen om dat inclusief stedelijk beleid wat meer gestalte te geven. In Vilvoorde bijvoorbeeld zijn er een aantal fenomenen die om een oplossing schreeuwen. Zelfs Obama ondersteunt de vraag om er iets aan te doen. Het zijn fenomenen waar op dit ogenblik niet naast te kijken is en waar we vanuit alle mogelijke perspectieven een oplossing moeten aan bieden.
Ik ga de volgende maanden de demografische evolutie voorleggen aan de verschillende andere departementen om het te analyseren en te laten bijsturen. Ik denk dat ook dit allemaal wat moet worden overkapt, samen met de andere collega’s. Ik zal dat met uw groeten doen, in de hoop dat dat bij een aantal toch tot groter succes leidt.
De heer De Meulemeester heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik kan me in grote mate aansluiten bij de heer Doomst. Ik zou willen vragen, minister, of er, los van de moeilijke budgettaire context waar we ons momenteel in bevinden en waar ik alle begrip voor heb, toch een soort erkenning kan zijn van de regionale steden in hun totaliteit. Nu donderdag komen die regionale steden samen en dan zal de problematiek opnieuw op tafel worden gelegd.
Ik weet wel dat het budgettair moeilijk is, maar ik wil toch een zekere ondersteuning vragen, eventueel vanuit het Agentschap voor Binnenlands Bestuur, zodat die regionale steden ook aan bod komen. Zij verdienen mijns inziens toch wat meer ondersteuning, in vergelijking met de centrumsteden.
De heer Wouters heeft het woord.
Ik dank de minister voor haar antwoord. Ik pleit er nog eens voor om elke stad te behandelen volgens haar eigen problemen en er geen eenheidsworst van te maken, want dat zou zeker geen goede evolutie zijn.
Minister Homans heeft het woord.
Mijnheer Doomst, ik dacht ik u had kunnen behagen met mijn antwoord, maar dat is blijkbaar toch niet volledig het geval. Ik begrijp dat ook wel, vanuit uw perspectief. Maar u moet begrijpen dat als wij bepaalde steden bepaalde middelen hebben toegezegd, het niet van billijk en eerlijk bestuur zou getuigen om daar nu weer een deel van af te nemen. Mocht de budgettaire context het toelaten, dan zou ik de eerste zijn om mee te gaan in uw vraag en te bekijken hoe we een herclassificatie kunnen doen.
U spreekt over een horizontaal stedenbeleid. Ik ben het daar absoluut mee eens. Als minister bevoegd voor Stedenbeleid ben ik ervan overtuigd dat dit een horizontale bevoegdheid is en dat elke minister daar een bepaalde verantwoordelijkheid in draagt. Ik heb al gezegd welke uitdagingen zich in welke regio’s voordoen, en dat zijn niet alleen uitdagingen en bevoegdheden die tot mijn pakket behoren.
Mijnheer De Meulemeester, u vraagt meer erkenning voor de regionale steden, maar ik denk dat wij dat met deze Vlaamse Regering wel degelijk al gedaan hebben. De regionale steden vormen namelijk een aparte groep binnen het Gemeentefonds. We hebben er, in de krappe budgettaire ruimte en de moeilijke financiële situatie waarin we zitten, toch voor gezorgd dat de groeivoet van 3,5 procent behouden blijft. En de regionale steden vormen daarin een aparte groep.
Ik ben het eens met uw bekommernissen en zal ze meenemen naar de onderhandelingstafel zodra er enige budgettaire ruimte is, maar ik kan u nu al zeggen dat dat niet in 2015 zal zijn. Ik wil u geen blaasjes wijsmaken.
Ik concludeer, collega’s. Ten eerste is het nuttig om bepaalde collega’s aan te spreken op hun verantwoordelijkheden, aangezien Stedenbeleid een horizontale bevoegdheid is. Ten tweede heb ik vanuit mijn bevoegdheid Stedenbeleid al gezegd dat ik het op een andere manier wil aanpakken en niet enkel wil uitgaan van de loutere definitie van een centrumstad, maar wil bekijken welke maatschappelijke problemen zich ergens al dan niet voordoen. En ten derde benadruk ik nogmaals dat ik het een zeer goede prestatie van de voltallige ploeg van deze Vlaamse Regering vind dat we de 3,5 procent groeivoet van het Gemeentefonds hebben kunnen handhaven.
De vraag om uitleg is afgehandeld.