Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Meremans heeft het woord.
Minister, in het regeerakkoord werd vastgelegd dat de provincies verder zullen worden afgeslankt. Persoonlijk zou ik daarin nog iets verder gaan, maar goed. In dat kader zullen de persoonsgebonden bevoegdheden, zoals weergegeven in het regeerakkoord bladzijde 12, worden overgeheveld.
In uw beleidsnota wordt er verder gestalte gegeven aan dat proces. Ik citeer: “Voor de cultuursector zal ik erop toezien dat de huidige provinciale taken en bevoegdheden worden overgeheveld naar het meest geschikte overheidsniveau, dit vanuit het principe van subsidiariteit. In een eerste fase zal ik een inventarisatie maken van de te overhevelen bevoegdheden en taken. Bij de discussie over de overheveling staan nauwgezet maatwerk en trilateraal overleg tussen de Vlaamse overheid, de provincies en de steden en gemeenten voorop. Ook de culturele sector zal nauw betrokken worden bij de overheveling”. En: “De overheveling van deze taken en bevoegdheden gebeurt steeds met bijhorende budgettaire middelen, patrimonium, personeelsleden en rechten en verplichtingen. De timing is afhankelijk van de voortgang van de projectwerking. Streefdatum voor de overdracht van de taken en bevoegdheden is 1 januari 2017.”
Naar aanleiding daarvan heeft het Forum voor Amateurkunsten zelf een nota ontwikkeld met betrekking tot de heroriëntatie van de middelen en ondersteuningsmechanismen naar aanleiding van de afslanking van de provincies. In die nota worden de uitdagingen weergegeven naar aanleiding van hun eigen inventaris in de vijf Vlaamse provincies. De nota brengt in kaart op welke wijze de provincies nu actief zijn wat betreft amateurkunsten. Ze hebben een onderverdeling gemaakt met negen functies die in de provincies aanwezig zijn. Het Forum voor Amateurkunsten vraagt expliciet aandacht voor het vrijwaren van deze bovenlokale functies die nu door de Vlaamse provincies worden ingevuld, zoals detectie van talent, uitgebreid netwerk van contacten, presentatie- en festivalkansen, promotionele ondersteuning en informatie.
Daarnaast brengt die nota een aantal aandachtspunten aan. Het eerste handelt over de inventaris zelf. Het Forum voor Amateurkunsten zegt dat volgens henzelf 2014 het best als referentiejaar wordt gebruikt. Ten tweede duidt men op het feit dat er grote verschillen zijn qua beleid in de verschillende provincies. Niet alle provincies zetten even sterk in op amateurkunsten. Elke provincie legt eveneens andere klemtonen. De ene gaat wat meer naar amateurtoneel, de andere naar fanfares en harmonieën. Ten derde heeft men vragen bij de impact van de provinciale ontvoogding van grootsteden op de amateurkunstenverenigingen.
Als algemeen besluit zegt men dat de waarde van amateurkunsten niet mag worden onderschat. Dat doen we ook niet in deze commissie. De overheveling van taken enzovoort moet met grote omzichtigheid gebeuren. Daar kunnen wij ons achter scharen.
Volgens de eerste raming zal er voor amateurkunsten 1.515.865 euro op een doordachte manier moeten worden toegekend aan de meest geschikte speler op het veld. Finaal zegt de nota dat de bestaande amateurkunstenorganisaties de aangewezen actor zijn om de veelheid te stimuleren en om kwaliteit en innovatie te propageren.
Minister, op welke manier zullen die amateurkunstenorganisaties worden betrokken bij het transitieproces van de provinciale taken, functies, middelen, patrimonium, rechten en verplichtingen? Welke rol ziet u in de toekomst weggelegd voor de negen amateurkunstenorganisaties? Wat zal de impact zijn van de ontvoogding van de grootsteden op de amateurkunstenverenigingen? Op welke manier zult u rekening houden met de provinciale verschillen?
Minister Gatz heeft het woord.
Mijnheer Meremans, zoals u in uw inleiding aanhaalt, geef ik in de beleidsnota al aan dat overheveling van de bevoegdheden wordt uitgewerkt in overleg met de provincies en gemeenten en met de culturele sector. Dat lijkt me, gezien het belang van de operatie voor de sector, vanzelfsprekend. Het is ook noodzakelijk. Zeker voor de amateurkunstensector zit er nog een uitgebreid scala van impulsen aan lokale en bovenlokale amateurkunstgroepen bij de provincies. Dat heeft een grote financiële impact.
De concrete overheveling van bevoegdheden gebeurt in verschillende stappen. Ik zal in elk van die fasen overleg voeren met de sector.
Ik zal de verschillende fasen voor Cultuur en Jeugd even overlopen. We zitten nu in de inventarisatiefase. Tegen het einde van maart willen wij graag een zo goed mogelijk zicht krijgen op wat er over te dragen is. Het is boeiend om in de tango die we nu met de provincies aan het dansen zijn, te zien wat er in die inventaris allemaal aan bod komt, niet aan bod komt of aan bod zou moeten komen. Dat is een boeiende fase. In die zin zijn nota’s zoals die over het forum, waarnaar u verwijst, interessant, omdat ze ook vanop het terrein tot bij u en bij ons komen. Op die manier krijgen we daar een goed zicht op.
De inventarisatiefase gaat over de taken, bevoegdheden en instellingen – en dan druk ik het zeer generalistisch uit, want het is veel gedetailleerder en complexer dan we zouden denken – die de provincies vandaag uitoefenen. Die worden dan in kaart gebracht met de middelen, het personeel en de infrastructuur.
Het is op mijn vraag dat het Forum voor Amateurkunsten belangrijke input heeft geleverd, en dit onder andere via de nota waaruit u citeerde in uw inleiding. Ook mijn administratie heeft al gesprekken gevoerd met het Forum voor Amateurkunsten.
Ik ga over naar de tweede fase. In eerste instantie wensen wij per provincie twee rondes te houden, waarschijnlijk in april en mei, waarin we zeer gedetailleerd bilateraal de inventaris overlopen. Het is goed dat we de historiek van elk initiatief goed kennen. U verwees naar refertejaren. De nota gaat uit van wat vanuit haar perspectief het beste jaar is, 2014. Wij zouden de provincies er graag toe bewegen om de refertejaren van 2013, 2104 en 2015 transparant te geven, omdat we dan een vereveningsscenario kunnen toepassen. Ik zeg dus niet dat het noodzakelijk het beste jaar zal zijn of het slechtste, maar dan heb je tenminste een dieptezicht over waarover het nu eigenlijk gaat.
Nadien hopen we in de maand juni – u zult merken dat de timing toch wel strakker is dan op het eerste gezicht lijkt – binnen het interprovinciaal niveau, dus het Vlaamse niveau, waarschijnlijk samen met de andere kabinetten, het gemeenschappelijk afwegingskader te bepalen. We moeten dan de historiek van de verschillende provincies kunnen overstijgen en zien wat dat betekent voor die overdracht. Uiteraard zullen we nog meer dan één contact hebben met de coördinerende minister Homans en de andere kabinetten van de persoonsgebonden aangelegenheden. We zouden graag afronden vóór het zomerreces, zodat we de transitietrajecten kunnen uitwerken vanaf het najaar. Om het in mensentaal te zeggen: de onrust die er nu begrijpelijkerwijze bestaat op het terrein, willen wij tegen de zomer hebben weggewerkt zodat iedereen weet waar hij of zij aan toe is en waar de landingspiste is. Het is een strakke timing, maar het is noodzakelijk dat we het niet te lang laten sudderen. Daar heeft niemand baat bij. De transitiefase die we in het najaar zullen aanvatten, loopt nog door in 2016. Maar dan werken we tenminste naar een duidelijk doel toe.
Zoals ik al zei, loopt de overheveling van bevoegdheden en taken in verschillende fases. Uiteraard gebeurt dat in overleg met de sector. We willen daarbij de negen erkende amateurkunstenorganisaties, maar ook het Forum voor Amateurkunsten zelf en de administratie, de lokale besturen en interessante partners die we op het terrein zouden tegenkomen, betrekken. Ik wil nogmaals benadrukken – en ik denk dat dat de doelstelling is van de volledige Vlaamse Regering – dat de overdracht van een aantal bevoegdheden van de provincies in persoonsgebonden materies een bestuurlijke – administratief klinkt misschien wat te pejoratief – operatie is, die een veilige landingspiste verdient voor alle waardevolle initiatieven die er nu op het terrein zijn en die door de provincies worden gesubsidieerd en aangestuurd.
U hebt een vraag gesteld over de ontvoogding van de grootsteden. Het siert u dat u als Vlaams-nationalist het woord ‘ontvoogding’ meer dan eens in de mond neemt. Dat roept oude zaken bij mij op, niet alleen demonen. De ontvoogding van de grootsteden slaat op de grondgebonden bevoegdheden van de provincies. Amateurkunsten is een persoonsgebonden materie, net zoals het cultuurbeleid waar de provincies zich vanaf 2017 in moeten terugtrekken. De provinciale ontvoogding van de grootsteden heeft dus geen invloed op de amateurkunstensector.
U vroeg ten slotte op welke manier ik rekening zal houden met de provinciale verschillen. Dat heb ik eigenlijk al gezegd. Ik ben mij ervan bewust dat de onderlinge provinciale verschillen, van Limburg tot West-Vlaanderen en alles wat daartussen ligt, niet te onderschatten zijn. De inventarisatie, de provinciale rondes en het gemeenschappelijk afwegingskader zullen ons helpen om, rekening houdend met de historiek en de eigenheid van elke provincie, toch tot het algemeen belang te komen. Die vraag kan ik dus nog niet in detail beantwoorden.
De heer Meremans heeft het woord.
Minister, u had het over de eerste en de tweede fase. Het is niet zo lang meer tot juni. De timing is inderdaad stringent, maar ik ben blij dat we die aanhouden. Er kunnen dan ook een aantal zaken worden weggenomen. We zullen afwachten tot de zaken zijn afgerond.
Niettemin blijf ik benadrukken dat de verschillen regionaal zijn, en die moeten we meenemen. Elke regio – ik heb het niet over provincies – heeft zijn eigen specificiteit. Sommige regio’s zijn heel sterk in het muzikale, andere in het amateurtoneel. Daar moeten we rekening mee houden. Ik zal afwachten en we komen er ergens in de maand juni op terug.
Ik hoop dat de middelen voor amateurkunsten via de verevening hun weg kunnen blijven vinden in de amateurkunsten, en dat de landelijke organisaties voor amateurkunsten hun rol kunnen spelen. Het moet niet bij een andere overheid komen. Dit is een gelegenheid om de responsabilisering door te zetten, maar die ook te vergoeden. Het zijn middelen voor organisaties die dicht bij de amateurkunstenaars staan. Ze kunnen wedstrijden organiseren, ze hebben competenties. Misschien moet er wat minder overheid zijn, en wat meer middelen voor het veld. Waarom niet?
Stel je een intergemeentelijk samenwerkingsverband voor dat iets wil doen rond cultuur, erfgoed of jeugd en de expertise voor het organiseren van zaken en het detecteren van talent zit bijvoorbeeld bij een van de organisaties. Zo’n verband zou dat dan kunnen uitbesteden aan die organisatie. Dat zou logisch zijn. Het moet mogelijk zijn om de expertise van die organisaties mee te nemen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.