Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Segers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, ik heb mijn vraag gebaseerd op een specifieke situatie, meer bepaald de gemeentelijke basisschool van Wemmel, maar het is een perfect vergelijkbare situatie voor heel wat andere gemeenten.
Men zit in Wemmel met zo’n 1200 leerlingen. Jaarlijks moet er 5 à 10 procent leerlingen worden geweigerd. Enkele containerklassen bieden een tijdelijke oplossing, maar de gemeente wil de school uitbreiden.
De gemeente zou echter mogelijke subsidies verliezen als ze zelf reeds start met bouwen voordat de subsidies effectief zijn toegewezen en ze zelf de prefinanciering doet. Daarom pleit de burgemeester van Wemmel voor een soepelere subsidieregeling. Gezien de noodzakelijke capaciteitsuitbreiding is dat een terechte vraag.
Wemmel is niet de enige gemeente in die situatie. Er zijn nog heel wat andere Vlaamse gemeenten die over voldoende cashflow beschikken om scholenbouw te prefinancieren, maar die dit niet doen om geen subsidies te verliezen.
Uit het rapport van het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGIOn) over een realistische evaluatie van het scholenbeleid, geef ik nog twee citaten weer. “Momenteel worden subsidies voor scholenbouw berekend op het leerlingenaantal op het moment van de aanvraag. Inrichtende machten pleiten ervoor dat er meer rekening wordt gehouden met mogelijke evoluties in het leerlingenaantal. Zo zou je kunnen bouwen voor verwachte groei en zou je in staat moeten worden gesteld om bij een eventuele krimp vrijgekomen lokalen te verhuren aan derden.” En nog: “Binnen de subsidiërende overheid pleiten sommigen voor een volledige herziening van de bestaande subsidieprocedures, aangezien die momenteel een te complex kluwen vormen en de scholenbouwproblematiek in een vicieuze cirkel brengen.”
Minister, hoe staat u tegenover de oproep om de subsidieregeling te versoepelen in functie van een snellere capaciteitsuitbreiding? Hebt u al gelijkaardige vragen ontvangen van schoolbesturen, zoals het voorbeeld van Wemmel aangaf?
De heer De Ro heeft het woord.
Ik onderschrijf de vragen van de heer Segers. Wij zien daarvan dagelijks voorbeelden.
Ik wil daar toch nog één aspect aan toevoegen. Wemmel ligt vlak naast Brussel. Minister, bij de begrotingsbespreking zei u zelf over de 5 miljoen euro in Brussel – waarover ik toen enige hoop koesterde – dat het raar was dat die niet werd gebruikt. Sindsdien heb ik, samen met mevrouw Brusseel, gesproken met heel wat inrichtende machten in Brussel.
Wat mij opvalt, is dat er niet alleen de wetgeving is die Vlaanderen over scholenbouw heeft en waarvan Wemmel hier als voorbeeld dient. De lokale schoolbesturen en lokale inrichtende machten in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest worden niet alleen met de Vlaamse wetgeving van de Vlaamse Gemeenschap geconfronteerd, maar ook met bouwvergunningsmaterie en milieuvergunningsmaterie die in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest niet alleen anders is, maar vaak ook strenger dan in Vlaanderen.
Ik onderschrijf dat we bij onze werkzaamheden rond infrastructuur de komende maanden moeten nadenken over een andere, vlottere en betere reglementering ten voordele van snelle scholenbouw. Verder moeten we ook bijzondere aandacht hebben voor alle inrichtende machten die hun werkzaamheden moeten ontplooien in de negentien gemeenten in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, waar er een aantal regels anders zijn. Ik getuig van wat mij is gezegd, ik heb het niet kunnen verifiëren bij de administratie, maar zowel bij AGIOn als bij het GO! zou er onvoldoende wetenschap, capaciteit en inzichten zijn om met die andere omstandigheden om te gaan. Ze voelen dat aan als problematisch om snel te kunnen bouwen en snel capaciteit te kunnen uitbreiden.
Naast de vragen van de heer Segers, moeten we op die bijzondere situatie van alle lokale inrichtende machten in Brussel die de komende jaren willen bouwen en waarvoor hopelijk genoeg middelen voorhanden zijn, zowel binnen Vlaanderen als binnen de VGC, kunnen reageren. Het zal niet zo zijn dat wij de wetten kunnen veranderen in Brussel, maar misschien wel dat we onze administratie zo kunnen uitbouwen dat ze daar ook degelijke en betere hulp krijgen dan nu.
De heer De Meyer heeft het woord.
De vragen naar meer soepelheid in de AGIOn-procedures qua prefinanciering zijn uiteraard niet nieuw. Ze komen hoofdzakelijk vanuit het bestuur van het gesubsidieerd officieel onderwijs en veel minder of helemaal niet vanuit de besturen van het vrij gesubsidieerd onderwijs. Dat is vrij logisch, want men moet natuurlijk voldoende cashflow hebben om te kunnen prefinancieren.
Mijns inziens zou het billijk zijn indien de minister op die vraag zou ingaan. Uiteraard heb ik daar geen probleem mee. Maar de gemeenten die dat wensen te prefinancieren, zouden dit moeten doen voor alle gesubsidieerde scholen op hun grondgebied, zodat alle scholen op een correcte en gelijke manier worden behandeld.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, dit is opnieuw een zeer interessante vraag.
Ik zal starten met een bevestiging. Het is inderdaad juist dat een aantal gemeenten zelf over voldoende middelen beschikken om capaciteitsuitbreidingen in het onderwijs tijdelijk zelf te financieren in afwachting van subsidiëring. Voor AGIOn is het niet mogelijk om sowieso sluitende garanties te geven met betrekking tot toekomstige subsidiëring. Op het moment dat een bepaald engagement wordt opgenomen door AGIOn, moet die subsidie daadwerkelijk boekhoudkundig worden vastgelegd onder de vorm van een machtiging. Dat valt te verklaren vanuit het feit dat Vlaanderen zich niet onbeperkt kan engageren voor de toekomst. Het is sowieso moeilijk om het verder dan één begrotingsjaar te doen.
Bouwwerken kunnen pas effectief starten na het schriftelijke akkoord van AGIOn. Ook vanuit beleidsmatig oogpunt is het een beetje moeilijk om nu al een hypotheek te leggen op beleidskredieten inzake reguliere financiering in de verdere toekomst. Het gaat om een ‘tricky’ evenwicht.
Bij AGIOn bestaat er wel een procedure die, zonder engagement, toelaat om te bouwen in afwachting van subsidiëring, namelijk de promotiebouwprocedure. Die procedure wordt toegelicht op de website www.agion.be. Het komt hierop neer: het schoolbestuur zoekt een promotor die instaat voor de bouw en financiering van de school. Na het doorlopen van de wachttijd kan AGIOn dan in de nodige subsidies voorzien, na een schatting van de gerealiseerde infrastructuur door de dienst Vastgoedtransacties.
Het engagement tot subsidiëring wordt pas verleend na het doorlopen van de wachttijd. Op dat moment heeft het schoolbestuur inderdaad recht op een subsidie die gebaseerd is op het geschatte bedrag door de dienst Vastgoedtransacties. Ik vind die piste best wel interessant om te bekijken. Het is raar. Er is een enorm probleem rond bouwen, maar ik zie dat AGIOn in het verleden al vrij creatief heeft geprobeerd om een aantal zaken te bekijken. Via die procedure van promotiebouw kunnen schoolbesturen die de mogelijkheid hebben van prefinanciering versneld beschikken over nieuwe of vernieuwde schoolinfrastructuur.
AGIOn zegt mij dat dit in het officieel gesubsidieerd onderwijs een procedure is die vrij frequent gehanteerd wordt en die een piek kende op het einde van de vorige gemeentelijke legislatuur. In een aantal gemeenten worden constructies opgezet om dat via een autonoom gemeentebedrijf uit te voeren.
Wat Wemmel betreft, kan ik de volgende stand van zaken meedelen. De gemeente Wemmel heeft op 6 november 2013 een nieuwbouwdossier ingediend ten bedrage van een geraamde kostprijs van iets meer dan 4 miljoen euro. Op 4 augustus 2014 werd op hun vraag door AGIOn het akkoord verleend, na akkoord van het Onderwijssecretariaat van de Steden en Gemeenten van de Vlaamse Gemeenschap (OVSG), om dat bouwdossier verder te behandelen via de procedure van promotiebouw. Men maakt er nu gebruik van. Het dossier kan dan ook verder worden uitgewerkt met het oog op het opstarten van een open gunningsprocedure voor de aanduiding van een bouwpromotor. Men werkt nu via die piste.
Er waren nog gelijkaardige vragen. Af en toe worden zulke vragen inderdaad gesteld. Het is een beetje moeilijk. Ik heb u de problemen geschetst waarom we er moeilijk mee kunnen omgaan. Maar die promotiebouw is een alternatief dat we misschien wat breder kenbaar moeten maken aan de gemeenten. We zijn nu zeer intens op zoek naar alternatieve financieringen in het kader van het masterplan scholenbouw. Die huursubsidie blijft voor mij een piste die we verder kunnen ontwikkelen. Ook bij de aannemers zijn er die perfect willen bouwen en dan ter beschikking stellen via huur. Zo kun je natuurlijk weer meer doen. Ik zoek manieren om middelen los te maken. Maar het is niet zo evident. We zoeken. Als u alternatieve pistes kent binnen het bestaande budgettaire kader, reik ze mij dan aan.
We moeten zoeken naar zaken die een duidelijk hefboomeffect qua investeringen kunnen creëren. We onderzoeken nu die huur. Misschien kan er sprake zijn van mini-DBFM’s (Design Build Finance Maintain). We moeten natuurlijk ook rekening houden met de ESR-impact, met de impact op de schuldgraad, en procedures zoeken die ook juridisch voldoende sluitend zijn. Dat alles zal zijn uitgewerkt binnen het masterplan scholenbouw. Mijnheer Segers, die promotiebouw is in uw dossier nu een oplossing, maar misschien kan die nog iets meer bekend worden gemaakt. Dat heb ik vooral geprobeerd duidelijk te maken.
De heer Segers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Of u in het fenomeen van de promotiebouw een mogelijke oplossing ziet, was precies mijn bijkomende vraag. U heb die echter ook in die context beantwoord. We kijken natuurlijk uit naar de eventueel bijkomende maatregelen die u aan het onderzoeken bent.
Ik sluit me natuurlijk aan bij de opmerking van de heer De Ro over de Brusselse kwestie, maar laat ons dat misschien tegelijkertijd uitbreiden naar de faciliteitengemeenten, want precies in Wemmel is gebleken dat men daar onlangs wel de volledige financiering van het Franstalig onderwijs heeft gedaan. Dat is wel dezelfde gemeentekas die dat draagt. Dat is geen probleem met betrekking tot het aantal leerlingen of de verdeling van het aantal leerlingen, maar wel met betrekking tot de vraag hoe men als faciliteitenbestuur zijn middelen verdeelt. Dan stuit je daar toch wel op een aantal merkwaardige dingen. Maar goed, u hebt concreet de wegen aangegeven die ook andere gemeenten kunnen bewandelen in de toekomst. We zullen dat zeer nauwlettend kunnen volgen.
De heer De Ro heeft het woord.
Onze stad heeft zelf aan promotiebouw gedaan. We hebben daar lessen uit geleerd. Voor ons als inrichtende macht is dat duurder gebleken, en nog geen klein beetje duurder. We hebben nu zelf externe juridische hulp ingeroepen om een volgend project voor te bereiden.
Wemmel heeft een bepaalde cashflow. Wij zoeken promotiebouw omdat we die cashflow niet hebben. Niet elke stad, gemeente of inrichtende macht is bij machte om die juridische ondersteuning in te roepen.
De heer De Meyer heeft het terecht gehad over de andere inrichtende machten. Een betere ondersteuning zou erin kunnen bestaan dat die ervaring Vlaams centraal wordt gebundeld, zodat niet elke lokale inrichtende macht, van welk net dan ook, die ervaring moet gaan opbouwen, en meestal eens tegen de muur loopt. Aan de andere zijde is er immers altijd sprake van bedrijven, financiële instellingen of bouwpromotoren, die veel wijzer zijn dan die gemeente, die dat maar een of twee keer in een decennium doet.
De heer De Meyer heeft het woord.
Mijn bemerking sluit aan bij die van de heer De Ro. Het is duidelijk dat promotiebouw een alternatief kan zijn, maar men moet niet twee, maar drie keer nadenken alvorens men die procedure volgt. De ervaringen leren immers dat dit eigenlijk subsidies zijn op basis van een schatting, en dat die schatting in werkelijkheid naderhand veel lager blijkt te zijn dan de reële kostprijs, met alle financiële gevolgen van dien.
Er moet natuurlijk een evenwicht worden gezocht. Het gaat over engagementen loskrijgen van Vlaanderen zonder dat men de reële procedure volgt. Ik begrijp dat wel. Als je kiest voor het gewone circuit, dan heb je natuurlijk niet het probleem van die grote meerkosten. Ik wil ook wel eens bekijken of er realistischer kan worden geschat. Dat kan natuurlijk ook. Het voordeel is wel dat men sneller kan gaan.
Mijnheer De Meyer, ik zal wat u aanvullend hebt gezegd niet tegenspreken. Dat klopt inderdaad. Ik wil dat wel eens bekijken. Zeggen dat men dan achteraf de factuur kan indienen, dat gaat ook niet. Dat is ook moeilijk. We moeten proberen zo goed mogelijk te benaderen wat de daadwerkelijke prijs zal zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.