Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid en Gezin
Verslag
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, voorzieningen in de gehandicaptensector en voorzieningen in de Bijzondere Jeugdbijstand zijn voor de vervanging van hun werknemers uit het stelsel werkloosheid met bedrijfstoeslag (SWT) – want zo heet het nu, en niet langer brugpensioen – als enige sector nog onderworpen aan twee verschillende regelgevingen: de federale regelgeving en de Vlaamse.
De federale regelgeving bepaalt dat een werknemer die in het stelsel van werkloosheid met bedrijfstoeslag stapt door de werkgever moet worden vervangen door een uitkeringsgerechtigde volledig werkloze of gelijkgestelde. De vervanger dient drie jaar in dienst te blijven. Er is evenwel geen vervangingsplicht meer voor werknemers van 60 jaar of ouder. Sinds 1 januari 2015 is dat 62 jaar.
In het besluit van de Vlaamse Executieve van 19 juli 1989, artikel 15, wordt bepaald dat de vervangende werknemers bij de indiensttreding slechts aanspraak mogen maken op een subsidieerbare anciënniteit van maximum vijf jaren. Beide regelgevingen dienen cumulatief te worden toegepast. Dit betekent dat voor een vervanger van een SWT’er jonger dan 62 jaar volgende voorwaarden van toepassing zijn: uitkeringsgerechtigde werkloze zijn, minimaal drie jaar in dienst blijven en bij aanvang maximaal vijf jaar anciënniteit kunnen hebben. Bij de vervanging van een SWT’er ouder dan 62 jaar is enkel nog de Vlaamse regelgeving van maximaal vijf jaar anciënniteit van toepassing.
Door de combinatie van de Vlaamse en federale regelgevingen is het voor die voorzieningen extra moeilijk om vervanging te vinden voor de SWT’ers. In het regeerakkoord spraken we thans af dat we extra moeite zouden doen om de doelgroep oudere werknemers tewerk te stellen.
Gisteren vroeg een journalist mij hoe dat precies in zijn werk gaat. Ik heb hem dat uitgelegd. Die journalist heeft naar de vakbond gebeld, die zei dat de regelgeving is afgeschaft. Die journalist heeft dan met het Vlaams Fonds gebeld, waar men bevestigde dat de Vlaamse regelgeving wel nog bestaat en dat men soepel moet omgaan met de invulling van de vervanger.
Minister, vindt u het terecht dat die regelgeving voor die twee sectoren blijft bestaan? Of zou u het zinvoller vinden dat die Vlaamse regelgeving ook voor die twee sectoren wordt afgeschaft zodat ook daar, zoals voor alle andere sectoren, enkel de federale regelgeving nog van toepassing is?
Minister Vandeurzen heeft het woord.
Collega, ingevolge de aangepaste financieringsvormen, met name de inwerkingtrede van de enveloppefinanciering voor de voorzieningen uit de sector Jongerenwelzijn, is de regel in verband met de maximum vijf jaar anciënniteit, bij de vervanging van wat we in de oude terminologie ‘bruggepensioneerde’ noemen, in de regelgeving voor deze sector niet meer van toepassing, en dit gedeeltelijk sinds 2013 en volledig vanaf 2014.
Voor wat de gehandicaptensector betreft, zullen we dit bekijken in het kader van de verdere operationalisering van het decreet Persoonsvolgende Financiering. Dit zal evenwel overleg vragen met de sociale partners, zoals ook de maatregel waarnaar u verwijst tot stand kwam in overleg met de sociale partners.
Uiteraard ben ik van mening dat we het aanwerven van oudere werknemers niet moeten verhinderen.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Minister, ik dank u voor dit duidelijk antwoord. Ik had het antwoord graag op een andere manier gekregen, maar ik ben toch blij dat ik vandaag dit duidelijk antwoord krijg en dat dit verder zal worden meegenomen, zodat die regelgeving kan worden afgeschaft.
De vraag om uitleg is afgehandeld.